'Dit vak is een meester die ons verwerpt'
Eindelijk weer eens
een interessante
Leidse schrijver
Natalia Ginzburg in 'Mensen om mee te praten' over schrijven
Met moeder
naar het
ruige Utah
Besluiteloze krentenwegers
g% Elf CM
%Jr En lm En 9^§
WOENSDAG 29 AUGUSTUS 1990
Literatuur kan inzicht in het leven
verschaffen. Goede schrijvers ge
ven ons dat inzicht soms. Natalia
Ginzburg bijvoorbeeld. Van deze
Italiaanse schrijfster zijn zestien
'schetsen en verhalen' vertaald on
der de titel 'Mensen om mee te pra
ten'.
De uitgever maakt het me dit keer
makkelijk om eerst even te vitten:
een verantwoording van de keuze
ontbreekt in 'Mensen om mee te
praten'. De geselecteerde zestien
verhalen zijn gekozen uit twee bun
dels met 43 verhalen ('Le piccole
virtu'/'De kleine deugden' uit 1962
en 'Mai devi domandarmi'/'Vraag
het me nooit' uit 1970). De laatste ti
tel wordt alleen in een klein nootje
genoemd terwijl 13 van de 16 verha
len er uit afkomstig zijn! Joost mag
weten waarom precies deze verha
len zijn gekozen (geschikt voor Ne
derland. kwaliteit?) en waarom de
oorspronkelijke chronologische
volgorde is doorbroken.
Natalia Ginzburg werd in 1916 in
Palermo geboren als Natalia Levi.
Ze was voor schrijfster in de wieg
gelegd: al op zeventienjarige leef
tijd publiceerde ze haar eerste ver
haal. Ze hield altijd de naam van
haar eerste man Leone Ginzburg,
professor Russisch en overtuigd an
ti-fascist, die in februari 1944 in de
gevangenis Regina Cieli in Rome
vermoord werd. In 1950 trouwde
Natalia met Gabriele Baldini en
ging in Rome wonen. Bijna twintig
jaar later werd ze opnieuw weduwe.
Intussen had ze een uitgebreid en
gevarieerd oeuvre opgebouwd en
werd ze beschouwd als een belang
rijk Italiaans auteur. Die roem be
gint hier nu goed door te dringen.
Veel van haar romans zijn inmid
dels in het Nederlands vertaald ('De
weg naar de stad', 'Zo is het ge
beurd'), net als de vreemde en
mooie kroniek 'Familielexicon'.
De verhalen die in deze bundel
enigszins te vergelijken met de co
lumns van Tamar in Vrij Nederland.
Ginzburg vertelt over haar jeugd en
ouderdom, over het kopen van een
huis in Rome, over haar eigen ont
nuchterende ervaring als ze in psy
cho-analyse is. Het mooie van deze
stukken is de nauwkeurige be
schrijving en Ginzburgs eerlijk
heid.
Het prachtige verhaal 'Winter in
de Abruzzen' begint met een be
schrijving van het gewone landle
ven in deze rustige streek. "In de
Abruzzen bestaan slechts twee jaar
getijden: de zomer en de winter".
Daarna krijgen de inwoners lang
zaam vorm; de timmerman, de gek,
de groenteboer en het dienstmeisje.
De laatste alinea van het verhaal
luidt dan plotseling als volgt. "Mijn
man stierf in Rome in de gevange
nis van Regina Coeli, een paar
maanden nadat we het dorp hadden
verlaten. Bij de verschrikking van
zijn eenzame dood, bij de kwellende
gedwongen keuzen die aan zijn
dood voorafgingen, vraag ik me af
of dit ons overkomen is, aan ons die
sinaasappels kochten bij Giro en
gingen wandelen in
Natalia Ginzburg: "Er zijn in mijn leven eindeloze, droeve en verlaten
zondagen geweest waarin ik vurig verlangde iets te schrijven..." (foto
Stefano BaronO
staan zijn een mengeling van co- haal als 'Mijn vak' uit 1949 en het
lumns en essays. Ginzburg maakt verhaal 'De kritiek' uit 1969. Het ka-
het persoonlijke algemeen. Ze doet rakter van de verhalen wordt ook
dat handig en bijna ongemerkt door bepaald doordat ze werden geschre-
haar onderwerp dicht bij huis te ven voor diverse kranten en tijd-
zoeken en daarna op een knappe schriften, grotendeels voor 'La
stampa'. Dat had best vermeld mo
gen worden.
gemakkelijk en blijde tc/ekomst,
rijk aan vervulde wensen, ervarin
gen en gezamenlijke ondernemin
gen. Maar dat was de beste tijd van
mijn leven en pas nu, nu die me
voor altijd ontsnapt is, pas nu weet
ik het."
Schrijverschap
dat simpele gegeven te a
algemeniseren. Opvallend is de
consistentie van Ginzburgs overtui
gingen. Er is wat dat betreft nauwe
lijks verschil tussen een ouder ver-
Een deel van de verhalen
over persoonlijke ervaringen e
Een ander belangrijk thema in Gin
zburgs verhalen is het schrijver
schap. Bij elkaar gezet vormen deze
verhalen een handleiding voor
schrijvers. Ze beschrijft de verschil
lende stadia die ze als schrijfster
doorloopt en haar opvattingen over
boeken en de literaire kritiek. De
criticus moet in haar visie een soort
strenge, maar rechtvaardige vader
zijn. Ook het titelverhaal gaat over
haar vak. De 'mensen om mee te
praten' zijn de mensen met wie ze
zinnig van gedachten kan wisselen
als ze iets geschreven heeft.
Met het schrijven zelf heeft Ginz
burg zoals elke schrijver een haat
liefde-verhouding. "Er zijn in mijn
leven eindeloze, droevige en verla
ten zondagen geweest waarin ik vu
rig verlangde iets te schrijven ten
einde troost te vinden voor mijn
eenzaamheid en verveling, om be
moedigd en gekoesterd te worden
door zinnen en woorden. Maar het is
me met geen mogelijkheid gelukt
een regel op papier te krijgen. Mijn
vak heeft me toen steeds afgewe
zen, heeft niets van me willen we
ten. Want dit vak is nooit een troost
of een afleiding. Het is geen gezel
schap. Dit vak is een meester, een
meester die ons soms tot bloedens
toe afranselt, een meester die ons
uitscheldt en verwerpt".
Een verhaal als 'Over het wel en
niet geloven in God' is anders dan
de andere verhalen. Het is het beste
pleidooi dat een niet-gelovige kan
geven voor het geloof in God. Ginz
burg keert alle argumenten om in
dit onorthodoxe verhaal, dat begint
met een pleidooi voor verdraag
zaamheid. Daarna draagt ze allerlei
motieven aan die voor of tegen het
geloof pleiten. Ze doet dat op een
soms onverwachte en altijd per
soonlijke manier. Daarin toont Gin
zburg zich elke keer een meester: ze
probeert de complexiteit van de we
reld niet tot simpele voorstellingen
terug te brengen, maar ze laat die in
al haar ingewikkeldheid zien.
Ginzburg is een wijze ervaren
vrouw. Wijze mensen hebben soms
de neiging een beetje' te gaan zeuren
met hun uitgesproken opvattingen.
Ginzburg heeft dat ook. Een zeur?
Een zeur van grote klasse!
JOS DAMEN
Mensen om mee te praten, Natalia Gin
zburg. Vertaling Etta Maris. Uitg. Meu-
Icnhoff. f 34,50
Een profeet wordt in eigen land
nooit geëerd en een debuterende
schrijver uit je woonplaats onder
schat je even gemakkelijk. Zeker in
het geval van Herman Stevens, in
wiens roman 'Mindere Goden' ik
eerst niet verder kwam dan de eer
ste twee pagina's. Je pakt zo'n boek
je op in de boekwinkel en bladert
wat. Dat is niks, denk je. Clichés
('What's in a name', ooit uitgespro
ken door Romeo Montaque, die
hiermee gaarne zijn, door de bemin
de Juliette gehate, achternaam wil
prijsgeven, verliest zijn kracht in
een andere situatie), verkeerde
meervouden voor Griekse woor
den, Joop-Ter-Heul-dialogen en
slechte en rammelende vergelijkin
gen. 'De airconditioning was een
klap in je gezicht'- zo'n zinnetje al
leen al.
Tot mijn verbazing kreeg Ste
vens' romandebuut een aantal lo
vende kritieken. Braaf neem je het
boek weer ter hand en inderdaad
valt het na een aantal pagina's alle
maal wel mee en wordt het verhaal
zowaar nog interessant ook. Een
deel van de informatie in het begin
blijkt verderop functioneel en de
stijl wordt gaandeweg beter.
Het verhaal is eenvoudig, maar
door de manier waarop Stevens het
vertelt, geeft het zich niet zo snel
prijs. Hoofdpersoon Theo Elsenaar
is een beginnend en overwerkt hart-
specialst die op punt van trouwen
staat. Zijn bruid, die letteren stu
deerde, heeft een bewerking van
Shakespeares 'Midzomernachts-
droom' gemaakt, een stuk dat op de
huwelijksdag zal worden gespeeld
door een klein gezelschap: zijzelf,
haar moeder, haar vriendin Esther,
Theo, zijn baas Heericke en zijn
vriend Erik. Er zal geen publiek bij
aanwezig zijn. Het stukje met de
dorpelingen die proberen om Pyra-
mus en Thisbe te spelen, heeft Lu
cia er uit gelaten. Niet toevallig, zo
blijkt. Een man moet nooit te laat op
een afspraak komen. Pyramus
kwam te laat op een afspraak met
Thisbe, waardoor een misverstand
kon ontstaan dat tot de dood van
beide geliefden leidde. Eenzelfde
misverstand had de dood van Ro
meo en Julia tot gevolg. Stevens
noemt dit toneelstuk van Shake
speare niet, maar op de tweede
bladzijde van 'Mindere Goden' ver
wijst hij ernaar via het cliché:
'What's in a name'. Op een herschrij
ving van het stuk van Shakespeare
is Stevens dan ook niet uit, in zijn
verwijzingen gaat het om de sfeer
van diens werk.
Zo is niet Theo Elsenaar degene
die als Hamlet een toneelstuk en
sceneert dat een commentaar op de
werkelijkheid geeft, maar zijn
bruid. Lucia wil door haar enscene
ring van het Shakespeare-stuk laten
zien wat ze in haar relatie met Theo
mist. Maar ook zij is onderhevig aan
de macht van de 'mindere goden',
de schikgodinnen, want het lot wil
dat haar plar. niet wordt uitgevoerd.
Theo werkt te lang door, mist een
afspraak met Lucia en kan haar tele
fonisch niet bereiken. Hierdoor be
landt zij in de armen van Erik. Ze
vernietigt daarmee het beeld dat
Theo van hun relatie had definitie
ver dan zij het in het toneelstuk zou
hebben gedaan. Als zij Theo hier
van later op de, hoogte stelt, is het
voor hem dan ook afgelopen. De
volgende dag slaapt de vertwijfelde
medicus met vriendin Esther. Dit
gelijke spel lost echter niets op.
Theo besluit zijn leven een andere
richting te geven. Om het effect
hiervan niet te bederven, zeg ik niet
welke richting. Stevens' personages
zijn minder schuldeloos dan de ge
liefden van Shakespeare. Zo ver
mengt hij het fatale misverstand uit
Pyramus en Thisbe met de ondeu
gende, gedroomde partnerruil in de
'Midzomernachtsdroom'. Een har
de Griekse tragedie met de elegante
wereld van Shakespeares komedie.
Orde verstoord
Sommige recensenten noemen het
boek een liefdesgeschiedenis. Dat
is echter niet de kern van 'Mindere
Goden'. Die ligt meer in de ver
menging: de elegante wereld van de
droom moet wijken voor de harde
realiteit van het noodlot. Dat geldt
zowel voor Theo als voor Lucia.
Herman Stevens
eigen toon in
Mindere Goden
Wordt in 'Midzomernachtsdroom'
de orde schijnbaar verstoord, in
Stevens' roman gebeurt dat defini
tief. Het duidelijkst illustreert hij
dat aan de persoonlijkheid van
Theo.
Theo Elsenaar is een conformist.
Een beginnend hartspecialist, die in
zijn leven nooit enige keuze-hoefde
te maken. Alles viel in zijn schoot,
zijn studie, zijn baan, zijn vrienden
en zijn toekomstige bruid. Toen hij
Lucia ontmoette, wist hij direct dat
zij 'het' meisje in zijn leven was. Lu
cia is voor hem de perfecte echtge
note die alle beslommeringen van
haar echtgenoot heeft overgeno
men. Typerend is dat hij het huis
waarin zij zullen gaan wonen nooit
heeft gezien, alles is door Lucia ge
regeld.
'Luisteren is mijn vak', zegt Theo
over zichzelf, maar uiteindelijk
blijkt hij de tekenen in zijn omge
ving niet te hebben begrepen. Hij is
immers doof voor de geluiden die
tot een andere wereld behoren dan
de zijne. De wereld van Theo is er
een waar alles verloopt zoals voor
geschreven, een statisch geheel, ge
symboliseerd door het klokje in zijn
auto dat altijd het middernachtelijk
uur aangeeft. Als zijn wereld in dui
gen valt, kan hij niets anders doen
dan vluchten.
Speelruimte
Het contrast tussen twee werelden
laat Stevens op allerlei manieren
zien. Tot de schijnwereld behoort
de Joop-Ter-Heul-achtige manier
waarop het milieu van deze (voor
malige) corpsstudenten wordt ge
schetst. De loyaliteit van een cqrps-
vriendschap wordt bijvoorbeeld ge
schonden. Een andere exponent
van die wereld is de hoogleraar
Hericke. Zijn emeritaat is op han
den, waarmee Stevens benadrukt
dat de wereld van erudiete cultuur-
minnaars als hij wordt overgeno
men door halve analfabeten als
Theo, die niets anders beheerst.dan
het medisch vakjargon, opgedaan
uit fotokopieën van artikelen.
De fatale partnerwisseling spie
gelt Stevens op een wel heel ingeni
euze manier. Theo heeft een patiënt
onderhanden die slechts met een
donorhart kan worden gered. Er
dient zich een donor aan en de jonge
hartspecialist is degene die de voor
waarden voor de transplantatie
moet onderzoeken. De ene man die
het hart van de andere man krijgt.
Van een dode man.
Maar ook op andere manieren laat
Stevens parallellen zien. Esther en
Lucia gebruiken precies dezelfde
formulering ('Onvoorstelbaar. En
nu?') als Theo vertelt dat Lucia en
hij uit elkaar zijn en wanneer hij
meedeelt dat hij met Esther heeft
geslapen.
'Mindere Goden' is dan ook geen
realistisch verhaal over de liefde
tussen twee mensen, maar een spel
met allerlei verhalen en mytholo
gieën. De manier waarop Stevens
dat aanpakt, indirect en associatief,
laat veel meer speelruimte voor de
lezer dan de hoofdfiguren zoals we
die bij schrijvers als Harry Mulisch
en Hella Haasse vinden. Hun ver
wijzingen zijn vaak te duidelijk en
te gesloten: ze kunnen hoogstens
smaakvol gekozen en mooi ver
woord zijn.
Bekende schrijvers worden he
laas nauwkeuriger gelezen dan de
butanten. Zo was er een recensent
die meende dat Theo in een droom
met Esther sliep. Dit is niet alleen
onjuist en bezijden de kern van het
boek, maar de bewuste passage ver
wijst ook heel duidelijk naar een
aantal belangrijke momenten eer
der in het verhaal. Stevens is ten
prooi gevallen aan de Vestdijkia-
nen, de critici die bij debuterende
schrijvers naarstig zoeken naar spo
ren van de Grote Meester. Die ze
dan ook vaak vinden. Bij Stevens
zijn de argumenten daarvoor uiterst
vaag. Je zou net zo goed een ver
wantschap met Arthur van Schen-
del kunnen signaleren, omdat die
precies een halve eeuw geleden met
'Meneer Oberon en mevrouw' even
eens met Shakespeares 'Midzomer
nachtsdroom' aan de slag is ge
weest. Als Stevens' roman aan het
werk van een ander auteur doet
denken, is dat Oek de Jong, met
diens oog voor lyrische details,
maar zonder de hinderlijke verkla
ringen. De sfeer van een zwoele zo
mernacht waarin cruciale gebeurte
nissen de relatie van de hoofdper
soon definitief veranderen, doet
sterk denken aan boeken van Jan
Siebelink. Daarin zien we ook de in
directe en assosiatieve manier van
vertellen terug.
Maar een globale verwantschap is
heel wat anders dan epigonisme.
Stevens is geen epigoon, noch van
Vestdijk, noch van Siebelink. Met
'Mindere Goden' hebben we er ein
delijk weer eens een interessant
Leids auteur bij. 'Mindere Goden' is
ontegenzeggelijk een Leids boek,
hoewel er in Leiden geen Paradijs-
kerk staat en men er niet aan het
Vliet woont maar aan de Vliet. Dat is
nu precies het verschil tussen een
realistisch verhaal en een roman als
'Mindere Goden'.
AUGUST HANS DEN BOEF
Mindere Goden, Herman Stevens.
Uitg. De Arbeiderspers, 29,90.
Het begin is overrompelend. Ge
niaal bijna. "Juist toen moeder en ik
de Continentale Waterscheiding
waren overgestoken raakte onze
auto weer aan de kook. Terwijl we
wachtten tot hij was afgekoeld
hoorden we ergens boven ons het
geloei van een luchthoorn. Het ge
loei werd luider en toen kwam er
een grote vrachtwagen de hoek om
en schoot hij met zwiepende opleg
ger langs ons heen de volgende
bocht in. We staarden hem na. "O
Toby", zei mijn moeder, "hij heeft
geen i
De belofte voor een spannend,
vlotlopend verhaal is gemaakt.
Maar de realistische Amerikaanse
schrijver Tobias Wolff maakt de be
lofte niet waar. De jongen die ik was
is opmerkelijk genoeg een weinig
kleurrijk, zich moeizaam vöortsle-
pend verhaal geworden over een
jongen die volwassen wordt. De eni
ge spanning die na pagina 1 wordt
opgebouwd bestaat uit het feit dat
Wolffs verhaal echt gebeurd is. Net
als in een film 'based on true facts'
maakt dat nieuwsgierig.
De feiten in De jongen die ik was
liegen er trouwens niet om. Wolff is
als jochie samen met z'n rusteloze
moeder op stap door het ruige Ame
rikaanse westen van de jaren vijftig.
Goudzoekers en andere romanti
sche avonturiers van het ruige Utah
bepalen zijn horizon. Een van de
vrijers van zijn moeder schroomt
zelfs niet om de kleine Toby (of
'Jack' zoals hij zich liever noemt)
een heus geweer te schenken. Als
door een wonder schiet hij daarmee
uiteindelijk niemand neer.
Ronduit hels wordt het bestaan
van Toby als zijn moeder op een af
gelegen plek in de bergen bij Seattle
intrekt bij Dwight. De klunzige,
vaak dronken man aarzelt niet om
zijn frustraties over van alles nog al
wat af te reageren door Toby af te
ranselen. Bij voorkeur gebeurt dat
natuurlijk als zijn moeder niet in de
buurt is.
School biedt ook al geen soelaas,
want daar dwingt een louche leraar
de meest recalcitrante pupillen met
elkaar te laten knokken in een
'sportpaleis'. Het is geen verrassing
dat Toby daar z'n enige vriendje
ontmoet en van hem een verschrik
kelijk pak op z'n lazer krijgt. Soms
is het leven net een roman.
Uiteraard doet Toby verwoede
pogingen los te komen van zijn ver
peste leventje. Hij zoekt contacten
met een ver familielid in Frankrijk,
zijn broer aan de universiteit en zijn
duistere vader. Keer op keer lijkt
dat tot een oplossing te kunnen lei
den. En keer op keer gebeurt er toch
niets.
De manier waarop Wolff die con
tacten beschrijft en vooral de hoop
die hij als kleine jongen daaruit
heeft geput, vormen eenzame hoog
tepunten in een verder nogal opper
vlakkige roman. Sommige mensen
beleven niets in hun kindertijd en
schrijven een boeiend verhaal met
een autobiografisch tintje. Wolff
daarentegen heeft in een paar jaar
een heel leven doorlopen maar
slaagt er niet in zijn ervaringen
haarscherp neer te zetten. Jammer.
JEROEN DIRKS
De jongen die ik was, Tobias Wolff.
Uitg. Bert Bakker, ƒ34,90.
WEL, LOFLIED
Hospitaal ik hou niet van jou
en je levenden.
Dat koortsig bloemencorso
op de weg naar nergens.
Veel, velen, ik zeg de meesten
hebben hier een groeizame gast; een blijver
die naar het bezoek loert.
En wie sterft herinnert zich:
dit moet in lang gras zijn of
aan de vijver
waar de maan zeilt.
Maar wat langszeilt is de doktor,
goochem van gouddorst
beenderenloos,
een lezer.
Hospitaal,
nu zal de gouden regen komen in zijn cadillac
en rijden
voor wie moe is van de reis.
De Leidse dichter en zenuwarts
Frank Koenegracht krijgt op 23
november a.s. de Anjerfonds-
Blamanprijs uitgereikt voor zijn
gehele oeuvre. Koenegracht be
dient zich in zijn poëzie van een
zeer eigen idioom en schrijft re
gels die een leven lang bij je blij
ven. Deernis met de in psychia
trische inrichtingen en zieken
huizen verblijvende medemens
is een constante in zijn werk.
Dat is niet zo vreemd natuurlijk
als we weten dat Koenegracht
zelf als zenuwarts werkzaam is.
Zijn gedichten lijken wel wat op
droomnotities, ze hebben die
zelfde verschrikkelijke logica
die een droom kan hebben. Al
tijd hebben Koenegrachts ge
dichten een bijzonder ritme, het
zijn bijna liedjes die iemand
zacht voor zichzelf zingt in een
leeg huis, een huis waarvan de
vloeren kraken en achter elke
deur ineens iemand kan staan
die je komt halen.
Het bovenstaande gedicht
komt uit de verzamelbundel 'De
verdwijning van Leiden' (IS-
BN9023446755, 1989, uitgeverij
De Bezige Bij). Het is een punt
gaaf vers met elkaar versterken
de, coherente be'elden. Koeneg
racht heeft als zovelen enige in
vloed ondervonden van een
Vijftiger als Lucebert. Net als
Lucebert heeft hij van die 'ge
beitelde' regels, maar over het
algemeen is zijn poëzie 'opener'
dan die van zijn collega, meer
toegankelijk.
(foto Henk Bouwman)
'Vuurwerk' is alweer het elfde avon
turenverhaal van de Britse auteur
Colin Forbes dat in het Nederlands
wordt vertaald. Zijn tien vooraf
gaande boeken gingen grif over de
toonbank. Zo'n kleine twintigdui
zend uitverkochte exemplaren per
titel, het kan beroerder. Geen won
der dat de uitgever zo'n schrijver in
ere houdt.
Hij levert nagenoeg elk jaar een
nieuw boek. Dit jaar dus 'Vuur
werk'. In de oorspronkelijke Engel
se versie staat er 'Deadlock' boven.
Dat suggereert wat sterker de wan
hoop waaraan Britten en Russen
ten prooi zijn als uit het geruchten
circuit blijkt dat er ergens iemand
bezig is met ijzige precisie een kapi
tale aanslag in elkaar te zetten,
waarbij op mensenlevens niet zal
worden gekeken.
De geheime diensten weten
weliswaar betrekkelijk snel wie er
achter die plannen zit een verdwe
nen Russische geheimagent) en wat
hij wil, maar dat betekent nog niet
dat zij hem en zijn omvangrijke or
ganisatie kunnen stoppen. Hij en
zijn trawanten sturen zeer doelbe
wust aan op een bloedige ontkno
ping in Europoort.
Ging Colin Forbes in zijn vorig
jaar verschenen boek 'Schaakmat'
opvallend stereotiep te werk en had
hij weinig verrassingen ingebouwd,
ditmaal heeft hij een vrij levendig
verhaal in elkaar kunnen draaien,
met nogal wat actie rondom een
knap geconstrueerd complot.
Maar het heeft wel het nadeel dat
het zich afspeelt op vele fronten. Co
lin Forbes houdt alles nauwgezet
bij. Elk detail van elke plek moeten
wij weten, zodat we af en toe het ge
voel krijgen te verdrinken in die bij-
zonderdheden. Bovendien haalt dat
hier en daar nogal de vaart uit het
verhaal.
Het feit dat het breedvoerig be
schreven slot zich afspeelt op de
drempel van Europoort geeft de au
teur ook de kans zijn mening over
Nederland en de Nederlanders te
geven. Hij heeft ons niet zo hoog
staan. We vormen - in zijn ogen -
toch maar een volkje van fantasielo
ze en besluiteloze krentenwegers.
Soms best aardige mensen, maar
wel verschrikkelijke bureaucraten:
'Wist je dan niet dat Nederlanders er
gek op zijn. om zich tot de letter aan
formaliteiten te houden?'
Colin Forbes is duidelijk wat aan
de chauvinistische kant. Zijn held
Tweed en diens assistente Paula bij
voorbeeld zijn duidelijk uit het bes
te hout gesneden. Forbes tekent
trouwens toch veel in zwart wit: de
boeven en de braven.
Dat moet men maar voor lief ne
men. Het geeft alleen een bijsmaak
je aan het leesvoer dat hij liefheb
bers van het avontuurlijke genre
voorzet. Maór het blijft goed ver
teerbaar.
KOOS POST
Vuurwerk, Colin Forbes. Uitg. De Boe
kerij, 29,90.
Nieuwe uitgaven
Fictie
De stem van de maan, Ermanno Cavazzo-
ni. Surrealistische roman over een half
gekke man die stemmen hoort uit een
/15,-
'en om mee te praten. Verhalen van
uwen over mannen. Samengesteld
door Hannemieke Stamperius. Uitg.
Contact.
Winterse reis, Ronald Frame. Roman
over een beangstigende autorit van
Praag naar Londen.. Een vakantie wordt
een nachtmerrie. Uitg. Wereldbiblio
theek. 29,50.
De huisvriend. Natalie Bates. Wat doet
een vrouw als ze ontdekt dat haar man
van een ander houdt, en die ander blijkt
een man te zijn. Uitg De Prom. ƒ28,50.
Geografie van de lust, roman van Jürg
Federspiel. Uitg. De Prom. 27,50.
De nieuwsbode van Claremont Street,
Elizaberh Jolley. Werkster, bijgenaamd
de Nieuwsbode, doet een boekje open
Non-fictie
Een jaar in de Provence, Peter Mayle. De
Engelse schrijver Peter Mayle geeft een
verslag van zijn belevenissen in de
Provence. Uitg. Het Spectrum, ƒ29,90.
Kinderboeken
De nachtegaal, Hans Christian Anders-
en. Over een nachtegaal die voor de kei
zer moet zingen. Vertaald door Miep
Diekmann, illustraties Josef Palecek.
Uitg. Leopold, ƒ24,90.
De reus, Walter Kreye, illustraties To-
mek Bogacki. Jongetje wil naar de ster
ren vliegen, een reus komt hem te hulp.
Uitg. Leopold, ƒ22.50.
Vlokkies Hondenleven, Marcus Pfister.
Vertaling Willem Wilmink. 'Hier wordt
een mooi verhaal verteld van Vlokkie
van de vuilnisbelt'. Uitg. Leopold, 22,50.
De reis van het drakeschip, C.S. Lewis.
Over een zeeschilderij dat tot leven komt
en enkele kinderen meesleurt naar grote
avonturen. Uitg. Leopold, ƒ26,90.