OEKEÜ
De capsule draaide om haar as
als een kippetje aan het spit
Het buitengewone in gewone taal
Astronauten
werden
hemelse
dichters
E. Du Perron
hokt samen
met biggen
die praten
Meccano voor
'n mooi meisje
De vampier die Roemenië leegzoog
WOENSDAG 15 AUGUSTUS 1990 ®5«Fi m W 1H£» m PAGINA 15
Goedkope poëziebloemlezing bij 10 jaar De Tweede Ronde
De aarde is net een verwend kind:
ze hecht het meest aan wat haar
dreigt te worden afgenomen; de rest
laat haar onverschillig. Vanuit het
kinetisch nulpunt van haar onver
schilligheid grijpt ze onmiddellijk-
efficiënt in, als haar bezit haar
dreigt te worden ontnomen. Dit ver
wende trekje van de aarde kennen
we pas goed sinds 1968, toen de eer
ste (Amerikaanse) astronauten naar
de maan reisden. Aan astronauten
trekt de aarde zo verschrikkelijk
hard dat een raket drieënhalf mil
joen liter brandstof en een snel
heid van 20.000 kilometer per uur
nodig heeft om ze veilig buiten het
bereik van zwaartekracht te
brengen. Terwijl het heelal ze al
leen maar even wil lenen.
Gedurende ongeveer een eeuw
hebben geleerden al hun technisch,
theoretisch en fantastisch genie
aangewend om een mens in de
ruimte te krijgen. In 1947 kwam de
eerste grote triomf toen de legenda
rische Chuck Yaeger de geluidsbar
rière doorbrak. Daarna was de beurt
aan een Rus. Yoeri Gagarin werd op
12 april 1961 de eerste mens die aan
de aantrekkingskracht van de aarde
ontsnapte en in een baan rond de
aarde kwam. Dit alles verdient onze
lof en grootste bewondering, maar
er is één prestatie die met kop en
schouders boven al die technische
en theoretische hoogstandjes uit
steekt, en dat is wat ik zou willen
noemen: het doorbreken van de su
perlatieven-barrière. Wat dat is,
behalve een begrip van eigen make
lij, zal ik hieronder proberen duide
lijk te maken.
Er is een hyper-gevoelige grens
aan de taal, en dat is het zogenaam
de superlativus (de overtreffende
trap). Hoger dan het superlativus
kan men in de taal niet komen. Ho
ger dan hoogst, daar heeft de taal
simpelweg geen oplossing voor.
Voor mystici is dit altijd een groot
probleem geweest. Zie hoe Augusti-
nus God beschrijft: de hoogste, de
beste, de machtigste, de almachtig-
ste, de meest genadevolle, de recht
vaardigste, de diepst verborgene en
toch meest nabije. De eerlijkste en
toch de sterkste: onwrikbaarst en
toch ongrijpbaarst; onveranderlijk
en toch alles veranderend; nimmer
nieuw en toch nimmer oud; altijd
bewegend, altijd in rust...
Je voelt hoe de kerkvader wanho
pig probeert om buiten de taal te ko
men, hoe hij met superlatieven
beukt tegen de superlatieven en hoe
hij tegengestelde uitersten naast el
kaar zet in de hoop op een vonk.
Maar de aantrekkingskracht van de
taal is te groot. Het blijven vruchte
loze pogingen om de barrière te
doorbreken, om te spreken voorbij
de sprakeloosheid.
Dichters
Wat Augustinus niet lukte, dat lukte
de 27 astronauten die naar de maan
gingen wel. Ze doorbraken de su
perlatieven-barrière. Eenmaal in
de ruimte veranderden ze (met een
knal) van aardse macho's in hemels-
rustige dichters. Grootspraak ver
anderde (met een knal) in poëzie.
Luister wat Stu Roosa zegt over het
naderen van de maan: "Je komt
aanzweven, zo goed als klaar, en die
oude maan groeit onvoorstelbaar
snel, vult het hele raam...bleek
bruin, bleek grijs, tegen zwart aan-
...dan drijf je de schaduw in en ga je
op de achterkant toe en al gauw
vliegje in de volstrekte duisternis".
En Mike Collins: "Ze hing daar heel,
heel groot en stil naast ons raam,
muisstil natuurlijk en dat gaf je een
akelig voorgevoel. Ze leek niet erg
vriendelijk en uitnodigend. Je
vroeg je af of we haar domein moes
ten binnendringen of niet".
Kalmte, pure kalmte, ondanks
het akelige voorgevoel. Zo had Au
gustinus graag gesproken over
God.
In deze kalmte voorbij de superla
tieven schuilt de ware magie van de
ruimtereis. Rond Neil Armstrong
zal, net als rond Columbus, gaande
weg een stralenkrans ontstaan die
nog duizenden jaren energie uit
straalt (wat Columbus betreft: zijn
stralenkrans is pas deze eeuw géan
schijnen en neemt in felheid nog
steeds toe. Men leze 'De honden van
het paradijs' van Abel Posse).
Neil Armstrong was een man die
een heel arsenaal superlatieven
meenam naar de maan en ze daar
met onnoemelijke betekenisvol
heid neerlegde zodat onze groot
spraak - in grootspraak en macht is
veel poëzie - nog enkele eeuwen de
vrijheid en de ruimte heeft om te
groeien zonder tot oorlog en onder
gang te leiden. Uiteindelijk is dat
ook wat Columbus deed. Hij redde
Europa van de verstikkingsdood.
Hij was een maker van ruimte.
In het boek 'Naar de maan' van de
Amerikaanse journalist Harry Hurt
zijn de astronauten veelvuldig aan
het woord. Elke fase van de reis
naar de maan wordt door hen be
commentarieerd (dat wil zeggen:
aanschouwelijk gemaakt voor le
ken) en dat laat Hurt ze zo goed
doen dat je als lezer de reis prak
tisch meebeleeft. 'Je eerste erva
ring van gewichtloosheid wan
neer die toeslaat', vertelt Gene
Cernan van de Apollo 17, 'is alsof je
met honderd kilometer per uur
over een landweg rijdt en de wa
gen gaat over een hobbel. Je maag
vliegt omhoog naar je keel, dan
ben je over de hobbel en krijg je
even een lekker gevoel en dan
bam! - ben je weer beneden. Maat
als je in de ruimte bent en ge
wichtloosheid bereikt, ga je ovet
die hobbel heen en niet meer te
rug naar beneden'. Het is de alsof-
vergelijking die maakt dat wij het
kunneT» meebeleven, maar ook dat
de astronauten het psychisch over
leefden. Meer nog dan het radiocon
tact met ground-control lijkt de als-
of-vergelijking hen aan de aarde te
binden: 'De aarde was net een oog;
de maan leek een fijne plek om te
zonnebaden; de capsule draaide
langzaam om zijn as als een kjp
aan het spit'. Dat lijkt me een
mooie conclusie voor een literaire
pagina: zonder beeldspraak (poëzie)
zou geen enkele astronaut zijn reis
naar de maan psychisch hebben
overleefd (wat, god verhoede, niet
wil zeggen dat dichters ideale astro
nauten zijn!).
PETER BEKKERS
AMSTERDAM - "De poëzie in De
Tweede Ronde biedt nu al zo'n tien
jaar lang tegenwicht aan de zoge
naamde hermetische poëzie - die ik
overigens vaak onzinpoëzie vind".
Dichter en vertaler Peter Verste
gen probeert boven het feestge
druis uit te komen. Het literaire tijd
schrift De Tweede Ronde, door Ver
stegen en zijn compaan Marko
Fondse opgericht, bestaat tien jaar
en dat wordt gevierd, samen met
uitgever Bert Bakker en de auteurs
die het driemaandelijks verschij
nende tijdschrift hebben gevuld.
Ter gelegenheid van dit jubileum
verscheen de bloemlezing 'Achter
gewone woorden. De beste poëzie
uit tien jaar De Tweede Ronde', poë
zie 'die verstaanbaar wil zijn en dat
voor iedere goede verstaander ook
is', die streeft naar 'het buitengewo
ne dat wordt opgeroepen met gewo
ne woorden'.
Light verse, nieuwe verhalen en
gedichten van Nederlandse en
Vlaamse auteurs, vertaald proza,
vertaalde Russische poëzie, teke
ningen van schrijvers die zich met
beeldende kunst hebben bezigge
houden, speciale landennummers,
zoals het Arabische nummer, het
Zweedse en het Vlaamse het is
maar een greep uit wat De Tweede
Ronde in al die jaren met onwrikba
re regelmaat heeft geboden.
Eén blik in Mulliners Wijnlokaal,
het Amsterdamse etablissement
waar het jubileum wordt besproeid,
volstaat om te kunnen constateren
hoe groot de verscheidenheid aan
auteurs is die aan het blad hebben
meegewerkt. Dichter Jean Pierre
Ra wie - ooit door Jules Deelder ge
typeerd als 'Bodelaar' - staat aan de
bar van een sapje te nippen. Dichte
res Neeltje Maria Min staat gezus-
terlijk naast nieuwkomer en 'colle
ga' Catharina Blaauwendraad. In
een hoek van het wijnlokaal zitten
de slavisten Maija Wiebes, Yolanda
Bloemen en Anne Pries geani
meerd te praten met hun leermees
ter Karei van het Reve. Van het Re-
ve - wat vindt hij nu eigenlijk van de
naam van het tijdschrift? De Twee
de Ronde, lijkt dat niet een beetje
op 'het tweede garnituur'?
Van het Reve houdt zijn hand
achter zijn oor en laat de vraag her
halen. Na enig nadenken zegt hij:_
"Aan een naam moet je niet zo
zwaar tillen. De Waarheid had toch
ook niets te maken met de waar
heid".
Peter Verstegen, de bedenker van
de naam: "Omdat er veel vertalin
gen in ons tijdschrift verschijnen
vind ik De Tweede Ronde nog niet
zo'n gekke naam. En dat we geen
tweede garnituur brengen is in de
loop der tijd toch wel bewezen. We
hebben veel nieuw talent gebracht,
zoals Frans Pointl ("De Tweede
Ronde heeft voor mij de deur op een
kier gezet"), Renee van Riessen,
Mees Houkind, L.F. Rosen, Max
Niematz en Esther Jansma. En na
tuurlijk ook de helaas zo vroeg ge
storven Nico Slothouwer, wiens
Verzamelde Werk binnenkort
wordt uitgegeven. Maar ook geves
tigde namen zoals Leeflang, Vro-
man, Morriën, noem maar op.
Battus en Renate Rubinstein ver
schillen over bijna alles met elkaar
van mening, maar beiden noemden
De Tweede Ronde in hun columns
een uitstekend blad. Erudiet maar
niet academisch".
Uitgever Bert Bakker, die naast
Verstegen zit, heeft met de naam
van het door hem uitgegeven tijd
schrift ook weinig moeite. "Neem
nou namen als Tirade en Maatstaf -
vooral dat Maatstaf is toch een rare
naam. Dan vind ik een naam als De
Tweede Ronde absoluut intrigeren
der".
Bij de keuze van de poëzie die in De
Tweede Ronde wordt gepubliceerd,
richt Verstegen ?ich vooral op ver
staanbaarheid. "Natuurlijk mag er
in een gedicht meer staan dan wat
er staat, dat moet zelfs. Maar er
moet geen onzin staan. Dichters als
Kouwenaar, Ten Berge en Hame
link hebben een behoorlijke reputa
tie opgebouwd, maar voor De T\vee-
de Ronde zou ik ze weigeren. Kou
wenaar bijvoorbeeld vind ik geen
groot dichter. Kennelijk mis ik voor
de waardering van zijn werk het zin
tuig".
"Als ik tot een plaatsbepaling
moet komen van ons tijdschrift zou
ik zeggen dat we nog het dichtst in
de buurt van Maatstaf staan. Maar
Maatstaf bevat naar mijn mening
behoorlijk wat oninteressant mate
riaal. Vooral het beschouwende ge
deelte, die ellenlange stukken over
De Tachtigers of zo, vind ik niet erg
sterk. Ook van Tirade hadden wij
wel wat weg, maar dan heb ik het
over het Tirade van vier jaar gele
den. Nu is dat tijdschrift vooral een
podium geworden voor dichters die
hermetische poëzie schrijven".
'Achter gewone woorden', de
bloemlezing uit de poëzie die in de
afgelopen tien jaren in De Tweede
Ronde is verschenen, kost maar
vier gulden negentig. Die lage prijs
was mogelijk doordat de dichters
voor deze keer belangeloos hebben
meegewerkt aan de bloemlezing.
Maar ook als dat niet zo was ge
weest, zegt Verstegen, had het boek
nog maar een tientje gekost. "We
wilden gewoon eens bewijzen datje
ook voor een klein bedrag veel goe
de poëzie kunt brengen, dat dat
commercieel gezien mogelijk is.
Door die lage prijs vergroot je het
afzetgebied natuurlijk enorm. Ja,
daar zit misschien wel iets van zen
dingsdrift in. Deze bloemlezing is
zeker ook bedoeld voor al die men
sen die het lezen van poëzie hebben
opgegeven na het verschijnen van
dat onbegrijpelijke, obscure, werk
van dichters als Bloem, Faverey,
Kouwenaar en Ten Berge".
MARKO FONDSE
Hij was een man van echt fatsoen
en erg kieskeurig in zijn doen.
Van wat ik deed, vooral ook liet,
had hij de juiste weet zo niet.
Altijd gespeend van 't aardse slijk
'maakte hij al zijn bazen rijk.
Dat maakte hem niet koud of
Arm geboren stierf hij arm.
Schoon geboren stierf hij schoon.
Besta maar hemel, als zijn loon.
Dit gedicht van Marko Fondse is
ajkomstig uit de bloemlezing 'Ach
ter gewone woorden. De beste poëzie
uit tien jaar De Tweede Ronde'.
Van 13 oktober tot 10 november
1936, om precies te zijn, reisde Eddy
du Perron met zijn vrouw en kind
per stoomboot naar Indië. Het was
vijftien jaar geleden dat hij afscheid
had genomen van zijn land van her
komst.
Een erg opwekkend gezelschap
vormden zijn medepassagiers niet,
maar Du Perron nam wraak met een
boekje, 'Scheepsjournaal van Ar
thur Ducroo', waarin hij zich ver
borg achter hetzelfde alter ego als in
zijn roman 'Het land van herkomst'.
Zelf heeft hij het boekje nooit in
druk gezien. Tijdens de oorlog ver
scheen het in een kleine oplage,
daarna is het opgenomen in het Ver
zameld Werk, maar pas nu, vijftig
jaar na Du Perrons dood, is het her
drukt. Kees Snoek schreef er een in
formatief nawoord bij.
Zo'n reisjournaal is een moeilijk
genre als het de vorm van een ze
denschets aanneemt. De auteur kan
zijn lezers vermaken ten koste van
zijn gezelschap, maar dan moeten
hij en zijn publiek van dezelfde con
venties uitgaan. Gevaarlijk wordt
het als de auteur de indruk wekt dat
hij niet door heeft dat de mensen
die hij bespot nu eenmaal een ande
re sociale conventie hanteren dan
hijzelf. Zeker geldt dit wanneer de
verschillen in conventies samen
hangen met de maatschappelijke
verschillen.
Wat is precies het verschil tussen
bekakt en geaffecteerd? Wat is het
verschil tussen arrogant en zelfbe
wust? Tussen dom en argeloos, tus
sen eenvoudig en primitief? In een
reisverhaal heb je trouwens niet al
leen te maken met karakters die
worden beschreven maar ook met
allerlei ongemakken. Waar ligt de
grens tussen iemand die voor zijn
recht opkomt en een querulant?
Het eigen sociale milieu bepaalt
meestal welke keuze je maakt in je
beoordeling.
Voor de huidige lezer was Du Per
ron een beetje querulant als het om
de ongemakken van het reizen ging.
Zijn vrienden Ter Braak en Gres-
hoff vonden eertijds al dat hij zich
teveel aan zijn positie als buiten
staander vastklampte, dat hij te veel
doorzeurde. Kennelijk hanteerden
zij andere conventies dan Du Per
ron.
Eddy Du Perron in Indië, kort na de bootreis. (foto Letterkundig Museum)
in 1936 - vat zy samen hoe een intel
ligente westerse toerist zich voelt in
de Derde Wereld: 'Ze hebben gelijk
dat zij ons Europeanen willen be
dotten, maar het is toch ook onmo
gelijk om sympathie te hebben voor
mensen die op niets anders uit zijn!'
Dat het 'Scheepsjournaal van Ar
thur Ducroo' de moeite waard is,
ontleent het boekje voor mij dan
ook aan dit soort observaties en niet
aan de zedenschetsjes.
In het begin van het journaal be
schrijft Ducroo zijn laatste periode
in Parijs en de tweestrijd of hij zich
wel of niet bij zijn vriend Héverlé
=Malraux) zou aansluiten om in
Spanje tegen de fascistische rebel
len te vechten. Ducroo vertrekt naar
Indië, ziek geworden van de poli
tiek, maar regelmatig moet hij op
het schip aan de Spanjestryders te
rugdenken. In dezelfde tijd vraagt
hij zich ook af hoe Indië er na al die
jaren zal uitzien. En in dit licht krij
gen de observaties over de gebor
neerde kolonialen er een dimensie
by. We begrypen dan ook beter
waarom Ducroo opkwam voor zyn
Indische boy Rasidi, die volgens
hem op de KPM-boot niet mens
waardig werd behandeld. Deze pas
sages maken het 'Scheepsjournaal'
paradoxaal genoeg een politiek
boek van een schrijver die de poli
tiek vaarwel heeft gezegd. Jammer
dat het zo lang heeft moeten duren
voordat een Nederlandse uitgever
het belang ervan inzag.
AUGUST HANS DEN BOEF
Scheepsjournaal van Arthur Ducroo, E.
Du Perron. Nawoord Kees Snoek. Uitg.
Nijgh Van Ditmar. 24,50.
Het communiceren met
uit een ander sociaal milieu ging Du
Perron/Ducroo slecht af. Scherpe
geesten als Ter Braak waren niet
aan boord, dappere lieden als André
Malraux evenmin. De mensen die
hij op de boot ontmoet, omschrijft
hij als 'witte kaffers' of 'platvoeten',
en het hele verblijf noemt hij 'sa
menhokken met pratende biggen'.
Een oude planter vindt hij wel aar
dig. Niet omdat de man minder dom
is dan de rest, maar omdat de anek
dotes die hij vertelt Ducroo aan zijn
jeugd doen denken.
Natuurlijk vormen de opvaren
den van zo'n stoomboot geen inspi
rerend gezelschap. Maar voor de
huidige lezer is veel van Du Perrons
kritiek gedateerd en daarom ook
niet grappig meer. Dat hy het be
grip 'joodse koopman' zonder meer
als synoniem voor Taf kan hante
ren, vinden wij stereotyp en daarom
ook antisemitisch. Bovendien
maakt Du Perron sterk de indruk
dat zijn afkeer van de rijke, domme
planters op de boot niet geheel los
staat van zijn grote rancune over het
verlies van zijn familievermogen.
Daarom ben ik het niet helemaal
eens met Kees Snoek wanneer hy in
zijn nawoord Du Perron verdedigt
in diens walging van de geld- eh sta-
tuszoekende passagiers. Du Perron
had waarschijnlijk óók een hekel
aan statuszoekers omdat hy zelf bij
zyn geboorte al een hoge maat
schappelijke status had verworven.
Daardoor kon hij het zich permitte
ren zijn ambitie op de literatuur te
richten.
Jane, de vrouw van Ducroo, is
soms interessanter dan haar schrij
vende echtgenoot. Prachtig - en dat
Voor vrouwen opgerichte monu
menten hebben vaak slechts waar
de voor mannen; alleen zy begrij
pen de inspanning die de maker
zich heeft moeten getroosten en het
hoofse doel dat hij nastreefde. H^t
gebeurt wel dat de vrouw in kwes
tie, de inspiratiebron van de kunste
naar, besmuikt lachend aan het mo
nument voorbijgaat en denkt: 'Ik
hoop dat-ie nou eerst het plafond
eens een likje verf geeft'.
Je hoort mensen hier maar zelden
over. Vrouwen niet, uit mededogen
wellicht en mannen evenmin, mis
schien omdat ze de gedachten niet
verkroppen kunnen. Jongens we
ten over dit alles nog niets. Zij moe
ten zelf ervaren hoe hun 'monumen
ten' door de andere sekse worden
afgewezen. Het menselijk tekort in
een notedop.
Al wordt er dan niet over gespro
ken, beschreven wordt deze initia
tie des te meer. Primo Levi doet 't
uiterst beeldend in het onlangs in
vertaling verschenen 'Liefde en
Meccano', een bundeltje met zeven
autobiografische schetsen. In het ti
telverhaal is Primo elf jaar en om
zijn geliefde te verleiden - en zijn ri
vaal Carlo uit te schakelen - besluit
hij om een klok te maken van mee-
cano. Deze 'gecodeerde liefdesver
klaring' wordt echter niet verstaan;
de aanbedene herkent er niet eens
een klok in. Onze Primo ziet de dag
erop het voorwerp van zijn adoratie
op het schoolplein, omringd door
vriendinnen. Ze toont met trots ge
laat een zakje postzegels, gekregen
van Carlo.
De geschiedenis is met milde af
standelijkheid geschreven - een
mildheid die lezers van zijn andere
werk vertrouwd zal voorkomen - en
vol ironie. Datzelfde geldt voor de
andere schetsen. Met een fijn pen
seel schildert Levi zyn grootvaders
stoffenwinkel in het Turyn van ver
voor de oorlog, en zyn eerste erva
ringen met de microscoop. Levi's
verhalen zijn autobiografisch, waar
nemingen van een scherp observa
tor.
Zyn schooltijd komt aan bod in
een sfeervol stukje, zyn inwijding
op het laboratorium - chemici van
zijn generatie schijnen een litteken
in de palm van hun rechterhand te
dragen - en het verband tussen
schrijven en scheikunde: men zy
concreet en beknopt. Levi beheerst
die kunst tot in de perfectie. Geen
woord echter besteedt hij aan de
herinneringen waar hij bekend mee
geworden is: Auschwitz, de absur
de zwerftocht daarvandaan terug
naar huis of de politieke situatie in
zijn kindertijd. Dat is geen gemis;
het geeft veeleer aan hoe goed hij
zyn métier beheerste: scheiden, we
gen en onderscheiden. Het enige
bezwaar dat tegen dit bundeltje kan
worden aangevoerd, is de omvang:
je zou door willen blijven lezen.
PEER VAN'T ZELFDE
Liefde en Meccano, Primo Levi (Verta
ler: Reinicr Speelman). Uitg. Libris.
Prijs ƒ3,95.
Schrijvers van De Tweede Ronde bij het 10-jarig bestaan. Zittend v.l.n.r. Jan Vreeken, Jean Pierre Rawie, uitge
ver Bert Bakker, Heinz Polzer. Staand v.l.n.r. Adriaan Morriën, Wiebe Hoogendoom, Neeltje Maria Min, Cathari
na Blaauwendraad, Margriet Berg, Peter Verstegen, Marja Wiebes, Jos Versteegen en Anna Kapteijns.
GPD/DIjkstra)
De tamelijk onfrisse wijze waarop
in Roemenië nog onlangs protesten
tegen de regering-Iliescu de kop in
werden gedrukt - zwaarbewapende
mijnwerkers die met stilzwijgende
goedkeuring van de regering inhak
ten op alles wat maar revolutionair
oogde -, versterkte andermaal het
gevoel dat echte democratie in dat
land nog een eind weg is. Terecht
krijgt Roemenië op het wereldto
neel nog niet veel meer dan het
voordeel van de twijfel en zijn de
banden met bijvoorbeeld West-Eu
ropa niet zo hecht als met Hongarije
of Tsjechoslowakije.
'Zonder dat dat het geweld recht
vaardigt, geldt voor Roemenië ech
ter als voor geen ander Oostblok
land dat vrijheid er wel heel lang
heel ver weg is geweest. En hoezeer
de Roemenen de sporen van het
tijdperk-Ceausescu ook proberen
uit te wissen, een dergelijke langdu
rige vergiftiging van de geest en de
menselijke moraal is niet met één
gebaar ongedaan te maken. In een
land waar kleineren, indoctrineren,
censureren, martelen en moorden
jarenlang de ingrediënten vari het
leven van alledag waren, kan 'de'
democratie nauwelijks zonder
stuiptrekkingen zijn intrede doen.
het hoogste ter wereld bleek, dank
zij fouten met bloedtransfusie en
het eindeloze hergebruik van de
schaarse medische instrumenten.
Dat de situatie in de uitpuilende
weeshuizen in Roemenië met geen
pen viel (en helaas soms nog valt) te
beschrijven.
Heilstaat? "We voelden ons vaak
net alsof we in Ethiopië waren", zei
een arts, "alleen hadden ze daar
meer medicijnen".
Bekend zijn ook de verhalen over
de wanstaltige luxe waarin de Ceau-
secu's leefden terwijl de bevolking
krepeerde, de verhalen over de
grootheidswaanzin van 'Hem en
Haar', die zich vertaalde in de bouw
van monsterlijke paleizen ten koste
van de halve binnenstad van Buka-
rest. Zoon laat wat dat betreft wei
nig facetten onbeschreven. Of het
nu kunst of sport, godsdienst of
minderheden betreft, er is vrijwel
niets waaraan de harde hand van
Ceausescu voorbij is gegaan. De ge
schiedenis kent niet veel andere lei
ders die hun volk zo intens moeten
hebben gehaat en geminacht.
Het interessante aan de bundel
van Zoon is vooral dat het, hoe be
perkt misschien ook, een totaal
beeld van het Roemeense leven in
die donkere jaren geeft. Veel men
sen komen aan het woord, veel 'aar
dige' details worden gegeven, even
als smeuïge geruchten die over de
Ceausescu's de ronde deden. Hun
erfenis is van zo'n onvoorstelbare
treurigheid en hun zelfverheerlij
king zo extreem, dat het moeilijk
valt om bij lezing daarover niet af en
toe in lachen uit te barsten. Maar,
zoals zeker voor dat oude Roemenië
geldt, niets is soms ongelooflijker
dan de werkelijkheid.
SIMONE VAN DRIEL
Ceausescu tijdens een dansje met president Ford en een onbekende scho- iict laatste bal van de vampier, Cees
te- (foto ANP) Zoon. Uitg. Nijgh Van Ditmar.
Hoe het ook weer was, die
'heilstaat' van Ceausescu die in het
jaar 2000 dertig miljoen dolgelukki
ge 'Nieuwe Socialistische Mensen'
moest tellen, staat scherp en helder
beschreven in 'Het laatste bal van
de vampier' van Cees Zoon. Volks
krant-journalist Zoon reisde na de
december-revolutie door Roemenië
en beschreef in een aantal artikelen
het Roemeense leven zoals dat na
de val van Ceausescu in al zijn on
menselijkheid aan de wereld be
kend werd.
Veel wat Zoon noteerde, is inmid
dels al veelvuldig beschreven. Dat
Ceausescu de Roemeense vrouwen
sinds 1966 tot fokvee had geredu
ceerd, toen hij de bevolking beval
om kinderen te baren en daar ernst
mee maakte met een verbod op
seksuele voorlichting en abortus,
een verplichte driemaandelijkse
zwangerschapscontrole en een ex
tra belasting voor kinderloze echt
paren. Dat het met de gezondheids
zorg en voedselvoorziening derma
te slecht gesteld was dat van elke
duizend kinderen er 83 dood ter we
reld kwamen of vlak na hun geboor
te stierven. Dat in Roemenië het
aantal met aids besmette kinderen