OEKEN
Onvindbare schelknopjes op gebloemd behang
Levendige 'Badplaats-schetsen' Lodewijk van Deyssel
Paranoïde achterdocht
Vijgenmousse en aids
J ARTUR LUNDKVIST (1906)
Uit tante's knutselhoekje
WOENSDAG 8 AUGUSTUS 1990
De meeste liefhebbers van litera
tuur kennen Lodewijk van Deyssel
zoals ze hem op de middelbare
school hebben ontmoet: als verte
genwoordiger van De Tachtigers,
van zwaar impressionistisch proza
met lange zinnen en veel neologis
men. Een auteur die in 'Een Liefde',
een liefdesroman over de gevoelser
varingen van een jonge vrouw, het
naturalisme bij uitstek heeft beoe
fend. Eerder een vertegenwoordi
ger van een voorbije stroming dan
iemand wiens werk je nog steeds
zou kunnen lezen.
Wie school heeft gegaan bij een
liefhebber van Van Deyssels proza,
heeft wellicht het voorrecht gehad
kennis te maken met zijn onverge
telijke 'Scheldkritieken'. Daarin re
kende Van Deyssel af met de voor
bije gezapige generatie, buffels van
middelmatigheid. "Wij willen Hol
land hoog opstoten midden in de
vaart der volken.... Wij zijn
begrijpt gij dat, suffe broekjes
de vorige generatie, wij zijn
met grote, diepe, heftige aandoenin
gen". Ook zijn telefoonbriefjes,
waarmee hij zijn bedienden op
dracht gaf telefonisch koekjés, siga
ren of bloemen te bestellen, het
liefst op zondagmorgen en wel
meteen, getuigen van een aansteke
lijke wereldvreemdheid of een neu
rotische dwang tot bevrijding en le
vensgenot.
Diezelfde wereldvreemdheid en
drang tot genieten komen tot uiting
in het onlangs opnieuw uitgegeven
'Badplaats-schetsen, fragmenten
uit een Humoreske'. Al moet daar
aan onmiddellijk worden toege
voegd dat genieten, het ideaal van
niets te doen te hebben, in veel ge
vallen tot een ziekelijke verveling
leidt.
De vijf schetsen vormen geen af
gerond geheel. Tussen de eerste en
de vier laatste bevindt zich een dui
delijke scheidslijn. Ze onthullen
wel veel over Van Deyssels visie op
zichzelf én zijn onzekerheden.
Het is meer dan waarschijnlijk -
en dat blijkt ook uit het nawoord
van de bezorger M.G. Kemperink -
dat Van Deyssel de schetsen
schreef op basis van eigen ervarin
gen. In 1892 reisde hij vanwege li
chamelijke kwalen tweemaal naar
het Kurort Kleef om daar een
Kneippkuur te ondergaan.
Hoofdpersoon van de schetsen is
de heer Egbert Onrust, een toepas
selijke naam voor 'den van nature
steeds wat ongerusten Egbert', een
man met 'het voorrecht van een,
naar zijn eigen meening fraaien,
grooten neus te hebben', 'die altijd
gezet was geweest en die nu, op ze
ven-en-twintigjarigen leeftijd, posi
tief een buikje begon te krijgen', met
een hoofd 'dat niet bepaald een
klein vogelkopje kon worden ge
noemd, en dat bestond uit een rond
uit gezegd dik en bleek, geheel ge
schoren, gezicht met, boven de boren
naar voren geplakt 'haar, en een
paar schichtige kleine zwarte oog
jes'. Een beschrijving die vrij aardig
klopt met het ons bekende uiterlijk
van Van Deyssel.
De eerste reis, verreweg het gees
tigst beschreven, is een zeer kom
mervolle. De heer Onrust houdt het
in zijn deftige hotel te Q. nog geen
dag uit. De omgang met het perso
neel, het verwerven van een stukje
zeep, de aanpassing aan de andere
gasten bij het diner, het kost hem al
lemaal teveel moeite en transpira
tie. Dus reist hij - hoewel hij ervan
overtuigd is dat hij het wel zou kun
nen volhouden nog diezelfde dag
terug naar zijn vrouw in Zeeland
waar de altijd verguisde mestgeur
hem als parfum in de grote neus
komt.
Ook Van Deyssels eerste tocht
naar Kleef mislukte. Een en ander
gepersonificeerd in de heer Onrust
levert dat een komisch verhaal op
over mensen die boven hun stand
leven, zich voor moeilijkheden ge
plaatst zien die onnozel en verwar
rend tegelijk zijn en vooral over lij-.
den onder inferioriteitsgevoelpns.
De tweede reis, beschreven in
schets II tot en met V, die de heer
Onrust samen met zijn vrouw
Naatje maakt en die alleen daarom
al beter verloopt, munt uit door ex
cellente beschrijvingskunst. Alle
gasten worden tot in de details van
hun voorkomen en optreden be
schreven. Levendiger dan menig te
levisiebeeld, want we kunnert er
ook nog eens onze fantasie op losla
ten. De beschrijvingskunst lijkt
ontleend aan Beets en diens ironie
in de familie Stastok. Ook bij het
tweede bezoek aan de badplaats
heeft het echtpaar te kampen met
onvindbare schelknopjes op het ge
bloemde behang van de, overigens
evenmin aanlokkelijke, hotelka
mer, met stroeve conversaties, met
het verwisselen van de dokter met
een kamerbediende en vooral met
het steeds maar willen bewijzen dat
de heer Onrust zich niet op zijn kop
laat zitten.
Onthand
Er is ook een verschil in toonzet
ting. De tweede reis is afstandelij
ker beschreven, minder vanuit de
zieleroerselen van de heer Onrust
dan de eerste reis. Voor alle schet
sen geldt dat niemand wordt ont-
zien, de heef Onrust wel in het
minst. Het beschrijven van het
kleinmenselijk gedrag moet Van
Deyssel veel plezier hebben gege
ven. Hij moet er ook een goéd oog
voör ontwikkeld hebben.
De 'Badplaats-schetsen' leveren
niet alleen een genuanceerder beeld
op van de schrijver Lodewijk van
Deyssel, in werkelijkheid Karei Al-
berdingk Thijm, ze vormen ook
voor de vakantieganger van nu een
uiterst vermakelijke spiegel. Want
voor hoevelen is juist de vakantie
niet bij uitstek ontregelend? Een
tijd waarin omwille van de droom
van het avontuur alle zekerheden
wegvallen en veel pogingen tot 'bo
ven je stand leven' worden afge
straft?
De schetsen, die zo'n kleine hon
derd jaar geleden ontstonden in de
aantekeningen van Van Deyssel,
bieden bovendien éen aardige leer
school voor het reisverhaal. Elke ge
beurtenis, elke vreemdigheid, elke
ontmoeting krijgt een plaatsje. Met
elkaar vormen ze een onuitwisbaar
beeld van een vaderlander die zich
onthand voelt in den vreemde.
JOKE LINDERS
Badplaats-schetsen. Fragmenten van
een 'Humoreske', Lodewijk van
Deyssel. Bezorgd en van een nawoord
vodtzien door M.G. Kemperink. Uitg.
De Prom. 22,50.
'Officiële' Stalin-biografie verhelderend
Sinds Michael Gorbatsjov zijn on
derdanen enige jaren geleden ver
telde dat er 'geen witte plekken
meer mogen zijn in de Russische ge
schiedenis', zijn de Sovjets druk be
zig deze lacunes op te vullen. Re
centelijk verscheen een 'officiële'
Sovjetbiografie over dictator Jozef
Stalin, die het land vanaf het mid
den van de jaren '20 tot zijn dood in
1953 in een ijzeren greep hield. In
'Triomf en Tragedie' schrijft Dmitri
Volkogonov 'een politiek portret'
van de partijchef die ^miljoenen
slachtoffers maakte.
Nadat Lenin, de grondlegger van
het Sovjet-imperium, in 1924 over
leed bekleedde Stalin de functie
van secretaris-generaal van de com
munistische partij. In het collectief
leiderschap dat Lenin opvolgde
charin, Zinovjev en Kamenev wer
den uitgeschakeld en vervangen
door hem welgevallige figuren.
Rond 1930 voelde Jozef Vissio-
narovitsj 'Dzoegasjvili - de schuil
naam Stalin ('man van staal') had hij
als activist tegen het Tsaristische ré
gime in het begin van de eeuw aan
genomen - zich sterk genoeg om
over te gaan tot collectivisatie van
de landbouw om daarmee een snel
le industrialisatie van de Sovjetunie
te kunnen doorvoeren. De collecti
visatie ging gepaarcPmet de depor
tatie van miljoenen mensen en het
uitroeien van de 'koelakken', de
klasse van 'welgestelde' boeren.
Door de geforceerd doorgevoerde
maatregelen volgde in 1932-1933
een hongersnood die miljoenen
mensen het leven kostte. Later in de
jaren 30 werden op instigatie van
Stalin grote showprocessen opge
voerd, waarmee hij zijn voormalige
rivalen ook fysiek elimineerde. In
het kielzog van deze processen golf
de 'de grote terreur' over de Sov
jetunie.
Na enkele jaren werden de 'zuive
ringen' op bevel van Stalin sterk af
gezwakt, omdat het naakte bestaan
van de Sovjetstaat in gevaar kwam:
een groot deel van het leidinggeven
de kader in partij, bestuur, leger en
economie was uitgemoord. De gro
te verliezen die het Rode leger enke
le jaren later leed in de Tweede We
reldoorlog zijn een direct gevolg
van deze terreur: het grootste deel
van het leidinggevende kader was
onervaren, omdat hun voorgangers
massaal waren uitgemoord.
Uiteindelijk leverde de Sovjetu
nie een beslissende bijdrage aan het
verslaan van Nazi-Duitsland. In de
door het Rode leger bevrijde Oost-
Europese staten liet Stalin commu
nistische marionettenregimes in
stalleren, die pas vorig jaar werden
opgeruimd. Kort voor de dood van
de partijchef in 1953 zwol de terreur
weer aan, maar zijn opvolgers
maakten daar snel een einde aan.
Mestvaalt
Volkogonov portretteert Stalin als
een meedogenloze tiran, die in zijn
^paranoïde achterdocht' overal sa
menzweringen vermoedde. Het is
opvallend dat een 'officiële' Sovjet-
biograaf Stalin persoonlijk verant
woordelijk stelt voor de terreur. In
zijn poging te verklaren hoe de par
tijchef een vrijwel absolute macht
kon verwerven, komt hij echter niet
veel verder dan de constatering dat
Stalin het socialistische model mis
bruikte door een enorme bureau
cratie op te bouwen van functiona
rissen die van hem afhankelijk wa-
Geen onvertogen woord schrijft
de biograaf over Lenin, de ontwer
per van de socialistische heilstaat.
Het is ook moeilijk te verteren hoe
hij zonder veel plichtplegingen
Trotski,afbrandt, een van de leiden
de figuren uit de beginjaren van de
Het gebeurt ergens midden in het
verhaal. De lichamelijke toestand
van de homoseksuele Hubie Alte
mus gaat snel achteruit. Hij heeft
aids. Hem resten nog hooguit enke
le maanden. Hij poogt zijn moeder -
de ongekroonde vorstin van de Ne-
wyorkse jetset - daarvan op de
hoogte te stellen. Maar ze heeft geen
oor voor zulke zaken.
'Luister, moeder, we moeten
praten'.
'Goed, probeer deze vijgen
mousse eens. Hoe Gertie die
mousse zo licht krijgt, begrijp ik
niet'.
'Je kunt toch wel zien dat ik niet
helemaal in orde ben, moeder'.
'De vijgen moeten wel heel rijp
geweest zijn'.
'Ik heb aids moeder'.
'Je bent alleen wat bleekjes,
lieveling. Wat jij nodig hebt is
versterkend voedsel en gezonde,
frisse berglucht'.
Een triest en treffend, maar voor
al typerend tafereel uit 'Mensen
zoals wij', geschreven door Domi-
nick Dunne, eens journalist en film
producer, nu schrijver van romans
waarin het societyleven een domi
nerende rol speelt. Dit was al zo in
zijn verfilmd succesnummer 'The
two mrs. Grenvilles', maar wellicht
nog meer in dit, zijn jongste verhaal.
De titel 'Mensen zoals wij' zegt
het al, het gaat over een klein kliek
je families die zich door afkomst en
bezit ver verheven voelen boven
welke andere maatschappelijke
groepering dan ook. Zelfs de nieu
we rijken die soms miljarden dol
lars hebben vergaard, krijgen - tot
groot verdriet en ergenis - geen
kans hun exclusieve wereldje bin
nen te dringen. 'Mensen zoals wij'
leven een eigen bekrompen leven,
dat veelal bestaat uit een aaneen
schakeling van feesten, recepties,
bals en diners. Hun gesprekken
houden voornamelijk daarmee ver
band. Of ze een uitnodiging zullen
krijgen, of ze zullen gaan, welke kle
ding ze zullen dragen, wie er nog
meer zullen komen en waar ze aan
tafel zullen worden geplaatst.
Ziekten als aids - zelfs niet als
het je zoon betreft - passen niet in
hun gesprekspatroon. Dat zou het
aanzien kunnen schaden. En dat
zou rampzalige gevolgen kunnen
hebben: bijvoorbeeld niet meer
aanzitten aan de hoofdtafel.
Dominick Dunne geeft een
prachtig portret van dat in wezen
akelig holle bestaan. Eigenlijk ge
beurt er in een groot deel van zijn
boek maar bar weinig. Slechts lang
zaam, heel langzaam, voelen we het
drama naderbij komen. Het kan
niet uitblijven dat dat blinde gèhol
achter uiterlijkheden eens tot een
pijnlijke struikelpartij zal leiden.
Pas in de laatste hoofdstukken ex
plodeert de bom, waarvan men de
schaduwen en contouren reeds
ruim tevoren kon waarnemen. De
gevolgen zijn voor sommige hoofd
personen ruïneus.
Maar dat spectaculaire staartstuk
- hoe levendig gecomponeerd ook
- vormt niet de grootste kracht vjm
Dominick Dunnes 'Mensen zoals
wij'. Die komt vooral voort uit de
frappante en pikante tekening van
de sfeer in de Newyorkse society.
En men heeft het inmiddels wel be
grepen: het is geen stimulerende
sfeer.
KOOS POST
Dominick Dunne.
De bomen
De bomenplanters trekken erop uit in lange gelederen,
verspreiden zich op een vreedzame schutterslijn,
blauw tegen de rode en naakte hoogten.
Ze werken om de brand van de aarde te blussen,
hakken gaten open roodgeel als geopende eieren
en poten plantjes met modderige wortelbosjes.
De zonneschijn fonkelt om hen heen
de wind rukt aan hun hoeden.
Hun werk is een liefde die bossen doet ontstaan,
buigen zich alsof ze mensenplanten pootten.
Zwarte oogspleten kijken in de toekomst
vol bomen, groenbeschaduwd, bladruisend.
Ja, ze trekken reeds door bossen
die het onweer zullen tegenhouden en huizen zullen worden
de dorpen,
zullen worden op de rivieren, tafels voor maa
en stokken waarin men beelden snijdt
mooie bomen.
van de vanzelf-
waarheid, van de in-
ucl.iG oorspronkelijkheid. Vele
dichters zullen 'deze gedichten
met afgunst lezen: ik ben een
Het bovenstaande gedicht,
dat uit het Zweeds is vertaald
door Rudy Bedacht, is afkom
stig uit de bloemlezing 'Tussen
bliksems loop ik' (IS-
BN9023666631, Nijgh en Van
Ditmar. 1978).
Lundkvist schrijft een prach
tige, brede poëzie. Zijn gedach
ten bewegen zich als in vogel
vlucht over de continenten. In
'De bomen' wordt beschreven
hoe de menselijke behoefte aan
comfort leidt tot vernietiging
van de natuur. Erg mooi zijn de
laatste zes regels van dit ge
dicht, met die twee laatste regels
waarin we een soort Droste-ef-
fect zien ontstaan.
De bomen worden door de
toekomstige mensen niet voor
niets gerooid, maar uit nood
zaak. Ze hebben beschermende
huizen nodig, boten waarmee ie
op visvangst kunnen gaan, ta
fels waaraan ze kunnen zitten.
Al hun activiteiten zijn op hen
zelf en hun overleven gericht.
En daarmee is het werk van de
bomenplanters, die met zoveel
liefde aan het werk zijn, al bij
voorbaat tevergeefs. Wat de
hand schept, wordt door de an
dere teniet gedaan. Of nee, toch
niet helemaal. Als de mensen
oud zjjn en zich realiseren hoe
mooi die bomen waren, kerven
ze het beeld ervan in de stok
waarmee ze naar het graf toe
schuifelen. Dan herinneren ze
zich de. volle bladerkronen uit
hun jeugd, het zachte geritsel in
de nacht. Dan is het zorgen voor
morgen niet meer zo belangrijk.
Morgen zijn ze dood en liggen ze
in de aarde, in die aarde waarvan
'de brand' niet meer door de
schaduw van de bomen wordt
'geblust'.
Prozadebuut dichteres Patricia Lasoen
Van herkomst is Patricia Lasoen,
heb ik vernomen, een Vlaams poë-
te. Met dit summiere gegeven, plus
een full-size foto op de achterzijde
van haar proza-debuutje De geur
van rood, is mijn voorraad informa
tie over deze schrijfster helaas uit
geput. Voor de benieuwde lezer
wil ik er nog aan toevoegen dat
mevrouw Lasoen, afgaande op
haar portret, achter in de dertig is,
een beetje mollig, niet onknap,
goedlachs, en moederlijk oogt.
Een gezellige tante, waarop je als
twaalfjarig neefje hartstochtelijk
verliefd kunt worden.
Ooit, in een opstandig verleden,
heb ik het gewaagd het uiterlijk
van een literair critica in verband
te brengen met haar schrijfpres-
taties. Uiteraard in negatieve zin.
Dat was in de hoogtijdagen van
het vaderlands feminisme, en
klauwend en bijtend en scheu
rend hebben de wolvinnen zich op
mij gestort. Voor het eerst in jaren
bekruipt mij de rabiate lust tot
herhaling van de zonde. Zou zo'n
mooie vrouw als Patricia Lasoen
zich niet definitief aan huis en
haard en de liefde moeten wijden
in plaats van haar passie vergeefs
uit te storten in de literatuur?
Een niet ter zake doende, retori
sche vraag, die ik niettemin toch
even kwijt moest. De geur van rood
- u hebt het wellicht vermoed - is
een grotendeels mislukt debuutje.
Kneuterproza. Aan de negentig,
niet steeds vol bedrukte, bladzijden
gaan enkele citaten vooraf. In hun
bombast vormen zij meteen al een
akelige waarschuwing. Neerdruk
kende citaten uit werk van Vergili-
us en Plato wijzen op dood en kne
veling, zodat de neerslachtige lezer
weet welk thema hem te wachten
staat. En jawel, het boekje opent
met een 'Proloog. Een wijze van
sterven', waarin een vertelster een
akelige en vooral pnbegrijpelijke
droom heeft, de zee, een knoop, een
geel pingpongballetje en een gezel
schap in rotan tuinmeubels betref
fende. Het daarop volgende hoofd
stukje I begint met: "Nooit eerder
was de gedachte aan de dood zo
plots bij haar opgekomen als die
septembermiddag in het park".
Ook bij herlezing heb ik niet ten vol
le begrepen wie de ene keer de 'ik' is
en de andere keer de 'zij': de doch
ter afgewisseld met de moeder, bei
den mijmerend in herinneringen?
Al slaat u me dood.
Deze ondoorzichtigheid is ken
merkend voor De geur van rood (de
titel wordt uitputtend verklaard in
het gelijknamige hoofdstukje). On
duidelijke perspectiefwisselingen
gaan gepaard met een uiterst kunst
matige structuur: in hoofdstuk I tot
en met VIII is 'zij' aan het woord, af
standelijk, turend als door matglas,
terwijl de 'ik' spreekt in stukjes
met-titel, levendig, hedendaags en
met belangstelling voor popsongs
(Frankie Lane, Fleetwood Mac). Dat
gekunstelde, dat gebrek aan een
voud, dat verschuilen achter een
onnodig ingewikkelde structuur, is
kenmerkend voor wie onzeker is,
niet durft of maar weinig te vertel
len heeft. Ik speculeer maar.
Vast staat dat mevrouw Lasoens
herinneringen aan haar ouders be
halve voor haarzelf (als we even aan
nemen dat het boekje autobiogra
fisch is en een lijkklacht bevat) ge
ringe waarde bevatten, althans lite
raire. Alleen met gevoel, met harts
tocht, met beeldende vertelkunst
en het vermogen het dode verleden
tot leven te wekken kunnen herin
neringen de vreemde, die de lezer isv
tot enthousiasme bewegen. Opsom
mingen van details kunnen dat niet.
"In haar groene zijden mantelpak,
en niet zoals gewoonlijk in haar wit
te popeline schort, assisteerde moe
der mijn vader terwijl hij de wond
hechtte. Hij was nogal humeurig en
ging haastiger dan anders te werk"
(blz. 73). Van zulke nietige observa
ties wemelt het debuutje, en ze zijn
alle even of nog minder interessant.
Fröbelen
Na ga ik eens Literatuur doen, moet
mevrouw Lasoen hebben gedacht,
waarna zij nijver en wikkend en we
gend en schrappend en knutselend
en knippend en soms een traan
plengend aan de slag ging. Het re
sultaat is er naar, zij het geen Litera
tuur, maar knip- en plakwerk. Dode
silhouetten, verwerkt tot paper-
backje.
En toch is er een lichtpuntje. Er
gloort een beetje hoop, en wel in het
hoofdstukje dat de titel van het
boekje draagt. In het hoofdstuk 'De
geur van rood' is Patricia Lasoen
opeens geheel zichzelf. Een aardige,
levendige vrouw met aandacht voor
erotiek, voor de echtgenoot Philip
pe, voor de kinderen - kortom, voor
de liefde en het gezin. De kramp
achtige stijl verdwijnt, de toon
wordt los, alledaagse zorgelijkhe
den en gevoelens worden moeite
loos - en opeens boeiend - onder
woorden gebracht. Ook de eigen on
zekerheid: "Zou hij morgen lief
zijn of humeurig? Soms had ik de
indruk dat trek in seks goed voor
hem was, maar dat de daad zelf
hem achteraf nijdig maakte, alsof
hij het erg vond om van mij afhan
kelijk te zijn"(blz. 68).
Fragmentjes als deze tonen aan
dat mevrouw Lasoen, als zij niet het
onmogelijke eist en zich beperkt tot
eenvoudig geluk en simpel verlan
gen in het heden, het verleden niet
nodig heeft om best aardige boekjes
te schrijven. Het verleden kan me
vrouw Lasoen maar beter voorgoed
begraven. De dood literair tot leven
roepen, daarvoor is meer nodig dan
fröbelen.
ROB VOOREN
Patricia Lasoen: gezellige tante.
thuishoren. Tenslotte bezondigt hij
zich aan allerlei literaire fratsen,
zoals het denkend opvoeren van
hoofdrolspelers.
Maar ondanks al deze minpunten
is 'Triomf en Tragedie' een belang
rijke bijdrage aan de ge
schiedschrijving van de Sovjetunie.
Het simpele feit dat het boek in
Rusland kon verschijnen, is al op
merkelijk genoeg vanwege de hui
dige discussie over de rol van de
partij en haar door Stalin opge
bouwde bureaucratische stucturen.
Het wachten is nu nog op een Sov
jetbiografie die vader des vader
lands Lenin kritisch doorlicht.
ERIC-JAN WETERINGS
Triomf en tragedie. Een politiek por
tret van Josef Stalin. Dmitri Volkogon
ov. Uitg. De Haan. 69,90.
Stalin met zijn dochter Svetlana in een liefdevol samenzijn.
revolutie. Sinds Stalin zijn1
lige grote rivaal in 1929 dwong de
Sovjetunie te verlaten, is Trotski in
de Sovjetunie gedumpt 'op de mest
vaalt van de geschiedenis'.
Volkogonov, een militair die een
graad in de filosofie behaalde, had
de beschikking over bronnen die
tot nu toe gesloten waren. Zo had
hij onder andere toegang tot de per
soonlijke archieven van Stalin en
diens naaste medewerkers Molotov,
Malenkov en Zjdanov. Daarnaast
stond het archief van de legerlei
ding uit de Tweede Wereldoorlog
voor hem open en sprak hij met di
verse hooggeplaatste figuren uit de
kring jond de dictator.
Hoewel de auteur door uitgebreid
uit deze unieke bronnen te citeren
veel witte vlekjes uit de ge
schiedschrijving weet in te kleuren,
is zijn verhaal in grote lijnen al door
Westerse historici verteld. Zo ver
scheen reeds in 1940 een boek van.
Boris Souvarine, een van de oprich
ters van de Franse communistische
partij, die de grote zuiveringen van
de jaren 30 beschreef. (In Nederland
verscheen dit boek in een vertaling
van E. du Perron). Daar staat tegen
over dat Triomf en Tragedie in de
eerste plaats is geschreven voor het
Russische publiek, dat tot voor kort
van veel zaken uit het Stalinistische
verleden onkundig is gehouden.-
Het, is jammer dat de auteur
hoofd- en bijzaken vaak niet uit el
kaar weet te houden en daardoor
eindeloos uitweidt. Ook permitteert
hij zich langdradige filosofische be
schouwingen over het goede en het
kwade in de mens, beschouwingen
die in een historisch werk niet