De pijn van de gestolen Javanen
De kwelling van het ongeloof
Nakomelingen van contractarbeiders herdenken honderd jaar Vergeten' geschiedenis
Incestslachtoffer schrijft in roman jarenlang opgekropte ellende van zich af
MAANDAG 23 JULI 1990
Javaanse koelies na de ontscheping op de aanlegsteiger in Paramaribo.
werden uitgevoerd onder directe verant
woordelijkheid van het koloniale gezag.
Bepaald werd dat in het vervolg een
geneesheer mee moest reizen en dat ie
dere Javaan tijdens de veertigdaagse
zeereis over minstens 0,84 vierkante me
ter ruimte in het bedompte vrachtruim
moest beschikken. Voor kinderen onder
de twaalf jaar gold de helft van de voor
geschreven ruimte. De Javaanse arbeids
krachten werden beschouwd als
scheepslading, die zo econmomisch mo
gelijk vervoerd diende te worden. Hygië
ne was tijdens de reis een vies woord.
Zelfmoord en pogingen daartoe waren
dagelijkse voorvallen. Zij die Paramari
bo levend bereikten, gingen met ge
slachtsziekte, schurft of dysenterie naar
een hospitaal of meteen naar de planta
ges.
Het contract dat de niet geschoolde Ja
vaanse desabewoner ondertekende met
een duimafdruk bepaalde dat hij of zij na
vijfjaren plantage-arbeid de vrijmanspa
pieren verwierf. Dit papier gaf recht op
een door Nederland betaalde terugtocht
naar Java. Wie besloot in Suriname te
blijven, ontving een premie van honderd
gulden. Vrijwel iedereen wilde terug
maar slechts 7648 Javanen maakten var
de gratis reis naar huis gebruik. Zelden
lag er een schip in de haven van Parama
ribo dat Indië als reisdoel had.
'Plicht'
De 23-jarige Carlo Djaoedji uit Hoo-
gezand kwam in 1983 naar Nederland.
Hij werd als Javaanse Surinamer gebo
ren in Moengo, waar hij als kind met
Ronnie Brunswijk knikkerde en waai
zijn vader in de bauxietmijnen werkte
Carlo volgde in Paramaribo een avond
studie maar kwam, na de beruchte de
cembermoorden op vijftien vooraan
staande Surinamers in 1980, in moeilijk
heden: de avondklok werd ingesteld
Om zijn studie af te maken besloot hij ze
ven jaar geleden naar Nederland te gaan
Hij werkt nu als leerling op een notaris
kantoor in Hoogezand. Carlo is nauw be
trokken bij het organiseren van diverse
activiteiten die dit jaar in onder meei
Hoogezand worden gehouden om hon
derd jaar Javaanse migratie te herden
ken.
De verhalen van vroeger kent Carlo
van zijn opa. "Ik zie het als mijn plicht
bekendheid te geven aan onze geschie
denis. De afgelopen honderd jaar heb
ben een grote rol gespeeld in de Suri
naams/Javaanse cultuur. Het zou vrese
lijk jammer zijn als die cultuur in de ver
getelheid zou raken. Javanen treden niet
zo gemakkelijk naar buiten. Dat ligt niet
in hun aard. Het idee, vooral bij de oude
ren, is nog: Nederland geeft, wij ontvan
gen en moeten daarom onze mond dicht
houden".
Carlo gaat in augustus terug naar Suri
name. "Mijn opa kwam uit het Indische
Soedan en stichtte na het uitdienen van
zijn contracttijd met Iding Soemita (later
een bekend politicus in Suriname) en vijf
anderen het Surinaamse dorp Taman-
redjo". Het dorp werd een van de belang
rijkste vestigingsplaatsen van Javanen
die hun contracttijd erop hadden zitten.
Carlo: "Ik hoop in Suriname in contact
te komen met de zoon van Iding Soemi
ta, Willy Soemita (nu minister van Socia
le Zaken). Ik wil hem vragen of hij mij de
weg terug kan wijzen naar Indonesië.
Misschien vind ik daar nog familie. Ik wil
weten waar mijn voorouders geleefd
hebben. Vaak wordt mij gevraagd waar
ik vandaan kom. Er wordt vreemd geke
ken als ik zeg 'uit Suriname'. Dat zou je
niet zeggen, hoor je dan. Je lijkt helemaal
niet op een Surinamer, ik dacht datje In
disch was. Tja, en ook dat klopt wel een
beetje. Ik moet het vaak uitleggen".
Een probleem dat Carlo op zijn zoek
tocht denkt tegen te komen is dat de
naam Djaoedji niet in Indonesië voor
komt. "Djaoedji is een contractnaam, die
mijn opa bij aankomst in Suriname heeft
gekregen van een Nederlandse ambte
naar. De contractarbeider noemde zijn of
haar naam, de ambtenaar noteerde. Ver
stond hij het niet of niet goed, dan verzon
hij ter plekke iets dat er op leek. Veel oui
dere Javanen kennen hun geboorteda
tum niet. Ze weten niet precies hoe oud
ze zijn. Daarom is dit jaar vooral voor de
ouderen een belangrijk jaar. Voor hen is
het een soort veijaardag".
Tevreden
De Surinaamse plantage-eigenaren, vrij
wel allemaal Nederlanders, waren tevre
den met de nieuwe arbeidskrachten uit
Java. Ze waren rustiger en gewilliger van
aard dan de Hindoestanen, zo heette het.
De arbeidsomstandigheden waaronder
het werk meer dan tien uren per dag,
zes dagen per week gedaan moest wor
den waren miserabel en zwaar. Boven de
velden waar de koffie geplukt en het sui
kerriet gekapt werd, brandde altijd de
(foto's Koninklijk Instituut voor de Tropen)
zon. De geweren van de opzichters moes
ten voorkomen dat de contractanten
wegliepeh. Op vluchten en kleine ver
grijpen stand gevangenisstraf. Een straf
die de Javanen niet altijd als onplezierig
ervaarden. Vaak waren de omstandighe
den in de gevangenis beter dan op de
plantages.
De Javaanse arbeiders trokken zich
weinig aan van de Surinaamse samenle
ving, die zij niet als de hunne beschouw
den. De gedachten 'waren nog steeds in
de desa's op Java. Ze leefden terugge
trokken op de plantages, in de schamele
woningen die zij kregen toegewezen. Ze
werden gediscrimineerd en achterge-
stèld, zowel door de Nederlandse rege
ring als door de overige bevolkingsgroe
pen. Creolen spraken van lau lau Japa-
nesi (gekke Javaari), Hindoestanen
noemden hen malahi, oliedom. De enige
faam die ze bij hun medelanders hadden
was dat ze hun beeldschone vrouwen
voor een appel en een ei verdobbelden.
Na de vijfjarige contracttijd raakten veel
Javanen werkloos. Sommigen zochten
eep bestaan als marktganger, pindaver
koper of wajanghouder.
Misleiding
De werving van de 32.956 Javanen in de
desa's van het toenmalige Indië was wet
telijk geregeld in het Koloniale Amal
gaam. Hierin stonden zesentwintig bepa
lingen en tweeëntachtig voorschriften.
Ze moesten het welzijn van de Javaan ga
randeren. Alleen mensen met 'goede
naam en faam' mochten zich met de wer
ving bezighouden. In praktijk waren de
werfagenten van het laagste allooi die
niets anders dan dwang en misleiding
gebruikten om de verarmde desabewo
ners over te halen een contract te teke-
Dit schreef de assistent-resident van
politie in Serrjarang, J.W. Meijer Ran-
neft, in 1916 in het Nederlandse 'Tijd
schrift voor het Binnenlands Bestuur'.
De bepalingen en voorschriften speel
den slechts op papier een rol. De planta
ge-eigenaren gaven op hoeveel arbeids
krachten zij nodig hadden. Het totaal
werd door het Surinaams bestuur door
gegeven aan het Indisch bestuur, dat een
order plaatste bij Soesmans Vendu-han
delskantoor, gespecialiseerd in het wer
ven van Javanen. Voor elke levend aan
gebrachte Javaan ontving de werfagent
tachtig gulden.
Dr. F.E.R. Derveld uit het Groninger
Zuidwolde werkt momenteel aan een
boek, waarin hij vooral de rol van de Ne
derlandse regering belicht en waarin een
vergelijking wordt gemaakt tussen de
Hindoestaanse en Javaanse contractar
beid. Derveld is wetenschappelijk mede
werker aan de Rijksuniversiteit in Gro
ningen. Het belang dat het koloniale ge
zag had bij de Javaanse migratie, kent
twee belangrijke aspecten, aldus Der
veld.
"Java kampte sinds het midden van dei
vorige eeuw met een enorme overbevol-l
king en als gevolg daarvan met grote ar-|
moede. De bevolking op Java was van
1800 tot 1900 verzevenvoudigd. Al voor
de eerste 94 Javanen naar Suriname wer-,
den verscheept, werden Javanen aange-l
moedigd naar andere gebieden in Indië
te verhuizen. Door het dreigend tekort
aan arbeidskrachten, als gevolg van de
afschaffing van de slavernij, bleek datl
andere stukje Nederland een aardig al-'
ternatief. Het loste de overbevolking op
Java overigens niet op.
Een tweede aspect was dat Nederland!
economische belangen had bij het voort-1
bestaan van de plantages. Die leverden
immers grote winsten op. In de jaren
twintig werd het beleid eerst voorzichtig
veranderd. De plantage-economie zakte
in elkaar. Een crisis in 1928 betekende1
voor veel plantage-ondernemingen het
definitieve einde. Het regeringsbeleid
richtte zich nu op de 'bevolkingsaan
was', van groot belang om de nieuwe Su-1
rinaamse economie draaiende te hou
den: het land stortte zich op de grond-
stoffenexploitatie, zoals bauxiet, goud
en rubber."
Gewijzigd
Het beleid van de Nederlandse regering -
werd in 1930 helemaal gewijzigd. Daarbij
speelde mee dat het gezag in Indië niet
echt gelukkig meer was met het vertrek
van landgenoten naar Suriname. Ook de
ondernemingen in Indië hadden belang j
bij voldoende arbeidskrachten.
In het belang van de Surinaamse eco
nomie werden onder de noemer 'koloni
satie' zogenaamde gouvernementsvesti
gingsplaatsen gesticht. Dit waren veria-
ten plantages, die werden opgekocht
door de regering. Javanen kregen een ei
gen stukje grond dat zij, naast het werk
op de plantages, als zelfstandig landbou
wer mochten bewerken.
Het uitbreken van de Tweede Wereld
oorlog maakte in 1939 een einde aan de
Javaanse migratie naar Suriname. Wat
bleef was de heimwee naar de ooit verla
ten desa's in het geboorteland Indië. Pas
in 1949 kregen Javanen politieke rechten
in Suriname. De eerste politieke partijen
die zij oprichtten, stonden vooral in het
teken van een terugkeer naar het geboor
teland. Het strijdpunt van Iding Soemi-
ta's Kaum Tani Persatuan Indonesia
(KTPI), in 1949 opgericht, luidde: Mulih
Djawa, terug naar huis, naar Java.
Symbool
In Paramaribo, op de hoek van de Zwar
ten Hovenbrugstraat en de Dokter Sofie
Redmonstraat staat het standbeeld van
Kwakoe, de weggelopen slaaf. Het beeld
onthuld op 1 juli 1963, een eeuw na de
afschaffing van de slavernij is het sym
bool voor de Creolen en de Bosnegers in
Suriname. Op de hoek van Heiligeweg
en Knuffelgracht staat het symbool voor
de Hindoestanen, Ghandi. De Javanen
moeten het vooralsnog zonder stand
beeld stellen, hoewel zij hun plaats in de
huidige Surinaamse samenleving gevon
den hebben. Om 100 jaar Javaanse mi
gratie riiet geheel onopgemerkt voorbij
te laten gaan, worden dit jaar in Surina
me de wereldkampioenschappen Pent-
jak-Silat gehouden, een oorspronkelijk
Javaanse vechtsport.
In de bibliotheek van Hoogezand
wordt in de maanden juni en juli een ten
toonstelling ingericht over de Javaanse
contractarbeid in Suriname. De herden
kingsactiviteiten worden op 14 juli afge
sloten in het bijzijn van de Surinaamse
ambassadeur ir. C. Rankissor. Carlo
Djaoedji heeft diverse Groninger bedrij
ven aangeschreven met het verzoek de
activiteiten met een financiële bijdrage
te ondersteunen. Hij heeft speciaal die
bedrijven benaderd die veel Javanen in
dienst hebben.
In het jaar dat de schilder Vincent van Gogh doodging en in Europa voor het
eerst 1 mei werd gevierd, richtte de Nederlandse regering de Arbeidsinspectie
op. Die moest er op toezien dat het 'Kinderwetje van Van Houten' uit 1874 werd
nageleefd. De 1 mei-beweging begon in 1890 haar strijd voor een acht-urige
werkdag. Nederland stond aan het einde van de vorige eeuw aan het begin van
de hedendaagse sociale wetgeving. Vele duizenden kilometers van huis hiel
den de Nederlanders er andere sociale en door de wet gerechtvaardigde ge
dachten op na. Honderd jaar geleden werden de eerste 94 Javanen vanuit het
toenmalige Nederlands-lndië als contractarbeider naar de plantages van
Suriname gezonden. In de daarop volgende 49 jaren 'volgden' nog eens
32.862 bewoners van Java. Zij zetten het werk voort dat eeuwenlang door de
negerslaven uit Afrika was gedaan. Een vergeten stukje geschiedenis. "Ik
moet het vaak uitleggen," zegt de 23-jarige Carlo Djaoedji uit Hoogezand. Met
ruim achthonderd Javaanse ingezetenen heeft Hoogezand de grootste
Javaans-Surinaamse gemeenschap in Nederland. Honderd jaar Javaanse
migratie. Om de plantage-economie draaiende te houden waren goedkope
arbeidskrachten nodig. De Javanen zelf zeggen: "Wij zijn gestolen".
door Rob Zijlstra
De eerste 94 Javanen die op 9 augustus
1890 in de haven van Paramaribo, Suri
name, aankwamen, hadden een land
achtergelaten dat werd geteisterd door
grote armoede. Java kampte met een
enorme overbevolking. Met list en be
drog ronselden werfagenten onder de
ongeschoolde bevolking arbeidskrach
ten die bereid waren voor tachtig cent.
per dag, vijf jaar lang, te werken in een
ver en vreemd land. De honger van de Ja
vaan maakte het de werfagenten extra
gemakkelijk. De 19.088 mannen, 12.408
vrouwen en 1.460 kinderen die een con
tract met duimafdruk ondertekenden,
hoopten na die vijf jaren als een rijke
man of vrouw naar hun geboorteland te
rug te keren.
De werkelijkheid was anders. Nog
geen kwart keerde terug naar de desa's in
Indië. Straatarm. In het huidige Surina
me wonen ongeveer 60.000 Javanen,
ruim vijftien procent van de totale Suri
naamse bevolking. Toen Suriname in
1975 onafhankelijk werd, kozen 9.000 Su
rinaamse Javanen voor Nederland. Ve
len opnieuw in de hoop op een betere
toekomst.
Protest
De schoolmeester G.B. Lalleman publi
ceerde in 1855 een artikel 'Slavernij in
Nederland'. De onderwijzer stelde de ar
beid van een paar honderd kinderen in
het Zuidhollandse Moordrecht aan de
kaak. De jonge kinderen zwoegden van
's morgens vijf tot 's avonds acht in de
steenfabriek, in de wolfabriek en op de
touwbaan. De publicatie was een van de
eerste protesten tegen de veelvoorko
mende kinderarbeid in Nederland. Pro
testen die in 1874 leidden tot het 'Kinder
wetje van Van Houten'.
Op 1 juli 1863 schafte de Nederlandse
regering de slavernij af in de koloniale
gebieden. De Engelsen hadden dit dertig
jaar eerder al gedaan, de Fransen in 1848.
De 34.000 negerslaven die toen nog op de
honderden plantages in Suriname werk
ten, herkregen niet direct hun vrijheid.
Na de afschaffing moesten zij nog tien
jaar lang, onder het zogenoemde
'staatstoezicht', gedwongen werken op
de rietsuiker-, koffie-, en cacaoplantages.
In 1873, een jaar voor de invoering van
het 'Kinderwetje' in Nederland, werden
de slaven echt van hun eeuwenlang ge
dragen ketenen bevrijd. De slavenhou
der ontving van de Nederlandse regering
voor elke slaaf driehonderd gulden. Ter
compensatie. Het 'staatstoezicht' gold*
als de brug naar het systeem van de con
tractarbeid; het legale achterneefje van
de slavernij.
Plantage-kolonie
Suriname is als twaalfde provincie van
Nederland eeuwenlang een plantage-ko
lonie geweest. Vanaf de zeventiende
eeuw tot in de negentiende eeuw werden
door voornamelijk de West-Indische
Compagnie 300.000 tot 350.000 negersla
ven van de westkust van Afrika naar de
Nieuwe Wereld getransporteerd.
De afschaffing van de slavernij bracht
de plantage-eigenaren in problemen. Er
ontstond een groot tekort aan arbeids
krachten bij de ongeveer tweehonderd
ondernemingen.Op aandrang van de
voormalige, maar nog altijd welgestelde
slavenhouders in Suriname sloot de Ne
derlandse regering op 8 september 1870
een overeenkomst met Engeland: Neder
land mocht uit India, toen een Britse ko
lonie, arbeidskrachten aantrekken. In
ruil daarvoor kreeg Engeland een Neder
landse kolonie aan de goudkust van Gui-
Het verdrag tussen Nederland en En
geland deed tussen 1873 en 1918 onge
veer 34.000 Hindoestanen besluiten con
tractarbeid in Suriname te verrichten.
Engeland kon het verdrag te allen tijde
opzeggen, een situatie die voor de Neder
landse regering en de plantage-eigena
ren verre van ideaal was. Bovendien was
er vanuit India veel verzet. De Nationale
Beweging in Brits-Indië onder leiding
van Gokhale Ghandi noemde de emigra
tie een vernedering en een schande voor
het volk. Nederland zag de bui hangen en
keek al in een vroeg stadium uit naar an
dere oplossingen: de blik werd gericht
op Nederlands-lndië. Op Java.
Scheepslading
De verscheping van de eerste 94 Javanen
werd georganiseerd door de Nederland-
sche Handels Maatschappij, eigenaar
van de grote suikerplantage Mariënburg
in Suriname. Het tweede transport vond
vier jaar later plaats, in april 1894. Van de
614 Javanen aan boord van het stoom
schip De Voorwaarts kwamen 65 men
sen om het leven. De regels werden na
deze rampzalige reis aangescherpt. Alle
volgende transporten, per toerbeurt uit
gevoerd door de Rotterdamse Lloyd en
de Stoomvaartmaatschappij Nederland,
Javaanse vrouw in het Suriname van
rond de eeuwwisseling.
Elly Danica is er zo een van de
geboortegolf. Ze werd in 1947
geboren, in Den Haag. Ruim vijf
jaar later, op Bevrijdingsdag -
"maar voor mij was het geen
bevrijding" - verhuisde ze met
haar ouders naar Canada. Dat
was kort nadat zij voor de eerste
keer seksueel misbruikt was door
haarvader. Nu, tientallen jaren
later, is ze weer even terug in
Holland. Als schrijfster van de
roman 'Nietdoen: een
vrouwenwoord', verschenen bij
uitgeverij An Dekker (f19,50). Het
is een schokkend boek, dat meer
is dan een pamflet. Het probeert
minutieus weer te geven hoe een
kind incest ondergaat.
door Gertjan van
Schoonhoven
Uitgerekend op Bevrijdingsdag, en meer
bepaald op 5 mei 1952, emigreerde zij
met haar ouders uit Nederland naar Ca-
-nada. Het waarom staat haar nu niet
meer bij. Mogelijk om dezelfde reden als
al die andere Nederlanders, mogelijk
ook, omdat haar vader "wilde ontkomen
aan de controle van de familie van mijn
moeder".
Het is het begin van een ellendig ver
haal, dat door Elly Danica uit de doeken
wordt gedaan in Nietdoen: een vrouwen
woord. Die roman is het autobiografi
sche relaas van jarenlang seksueel mis
bruik door de vader en diens relaties. Te
gelijk is het 't relaas van een jarenlange
verbijstering: waarom gelooft niemand
mij? Het boek, dat maakte dat haar ver
haal nu eindelijk wel wordt geloofd, was
een succes in Canada en werd ook uitge
geven in de VS, Engeland, Duitsland en
Ierland. Ze schreef het in zes weken tijds,
toen ze veertig was. Twaalf jaar 'erom
heen schrijven' waren nodig om zover te
komen.
Herinneringen
Elly Danica: "In 1975, toen ik 28 was, ben
ik achter de typemachine gaan zitten en
ik heb toen twaalf jaar alleen maar over
dromen geschreven, over het schrijven
zelf, over de boeken die ik las. Ik had
geen toegang meer tot mijn herinnerin
gen en ik had dat hele proces nodig om
sterk te worden. Voor als die herinnerin
gen opeens zouden komen. Die kwamen,
toen ik heel erg ziek werd, en dacht dat ik
dood zou gaan. Op dat moment wist ik
dat ik ze moest opschrijven. Ik wilde het
niet, maar het moest. Ik heb mezelf zes
weken gegeven, zes weken om het boek
te schrijven. Daarna moest het afgelopen
zijn. And I did it. Via een schrijvers-
school voor vrouwen ben ik daarna in
contact met m'n uitgever gekomen. Het
leek wel een soort lotsbestemming, alsof
het voor mij was uitgestippeld".
"Ik wilde het niet schrijven, omdat ik
wist hoe moeilijk en pijnlijk het zou wor
den. Ik moest terug naar die kelder als
meisje, met die mannen. Ik werd weer
een meisje op al die verschillende leeftij
den, ik kan je niet zeggen hoe gruwelijk
het was. Fysieke pijnen. Als ik naar'm'n
schrijfkamertje ging kreeg ik zo'n pijn in
m'n buik, there was a thing eating inside.
En dat moest er uitgeperst worden. En ik
kon het alleen zelf doen, ik was met opzet
middenin de wildernis gaan wonen. Ik
wilde niet in de stad zitten; daar had ik
geen geld voor en ik was er ook bang
voor. Maar ik heb het er, met die harde
houding, uitgeperst. Na 12 jaar voorbe
reiding".
In Nietdoen: een vrouwenwoord be
schrijft Danica in een soort verbijsterde
meisjestaai wat er zich in die kelder af
speelde. Ze was toen elf. Door haar vader
was ze al jaren misbruikt, maar vanaf dat
moment bleef het daar niet bij. Het zijn
bloedstollende passages. Danica: "Mijn
vader had in de kelder een fotostudio in
gericht en ontving daar een aantal nota
belen uit de plaatselijke gemeenschap.
Die mensen had hij nodig voor bescher
ming, voor status. Ze kwamen, omdat hij
hun iets te bieden had. Mij. Drank ook,
hij had altijd de lekkerste soorten drank
in huis, ook als wij we waren in totaal
met tien kinderen niets te eten had
den".
Trots
Haar grote trots is, zegt ze, dat ze toen
nooit iets zomaar gegeven heeft. Haar va
der heeft het altijd met geweld moeten
bevechten. "Ze waren zo vies, die man
nen, met hun sigaren".
Veel zaken hebben het boek niet ge
haald. Zo heeft de lezer de indruk dat El
ly Danica de enige van de dochters was
die werd misbruikt. Maar ze weet abso
luut zeker dat dat niet zo was. "Alleen zit
ten mijn zusjes nog in de ontkenningsfa-
Wat er ook niet in staat is dat de vader
zijn relaties mogelijk chanteerde met de
foto's die hij tijdens die sessies in de kel
der maakte. Die relaties, zo zegt ze, kwa
men met grote schenkingen voor de foto
zaak die haar vader op een gegeven mo
ment begon. Sinds het boek uit is, zijn
haar ouders verhuisd naar een grotere
stad in Canada. "Ik heb lezingen gehou
den in dat plaatsje waar het allemaal is
gebeurd. We dachten dat we aan een zaal
tje van 100 mensen genoeg hadden. Maar
er kwamen er bijna 500. And boy, were
they with me".
Tot een proces tegen haar vader is het
nog niet gekomen. Van haar moeder,
noch van haar zusjes heeft ze enige steun
te verwachten. "Bovendien zijn de straf
fen in Canada belachelijk laag: 3 tot 5
maanden voor langdurig seksueel mis
bruik".
In het boek doet ze verslag van het on
geloof waarmee ze her en der werd ge
confronteerd. Geestelijken, dokters en
psychiaters, bij niemand vond ze gehoor.
De enige die haar ooit wèl geloofde, was
haar grootmoeder in Holland. Vier jaar
was Elly Danica toen.
"Zij werd mijn symbool. Voor een in-
cestslachtoffer is het van levensbelang
dat er één iemand is die je gelooft. Een
volwassene het liefst, die veel voor je be
tekent. Dat maakt de kans dat je het
overleeft groter. Mijn oma was aan de an
dere kant van de oceaan, maar vanaf het
moment dat ik wist dat de maan die ik
zag dezelfde was als die bij mijn oma,
kon ik met haar praten. Via de maan, als
ik weer naar de kelder was geweest".
Machtswellust
De roman is aan die oma opgedragen,
maar ook aan haar moeder en zusjes.
Haar vader "incest is machtswellust,
maar eigenlijk snap ik niets van hem"
heeft ze de laatste jaren niet meer gezien,
haar moeder één keer. Ze is, zegt ze, sterk
en optimistisch uit het gevecht tevoor
schijn gekomen. Ook al zijn er nog zoveel
losse eindjes in haar leven. "Die foto's,
mijn vader heeft ze laten vernietigen,
maar ergens moet er nog iemand zijn die
er een paar heeft". Kracht put ze ook uit
de lezingen die ze houdt, het geloof dat ze
daarbij aan anderen kan schenken. "Bij
elke voorleesbeurt komt er wel iemand
naar me toe met een gruwelijk verhaal".