De pijn van de gestolen Javanen De kwelling van het ongeloof Nakomelingen van contractarbeiders herdenken honderd jaar Vergeten' geschiedenis Incestslachtoffer schrijft in roman jarenlang opgekropte ellende van zich af MAANDAG 23 JULI 1990 Javaanse koelies na de ontscheping op de aanlegsteiger in Paramaribo. werden uitgevoerd onder directe verant woordelijkheid van het koloniale gezag. Bepaald werd dat in het vervolg een geneesheer mee moest reizen en dat ie dere Javaan tijdens de veertigdaagse zeereis over minstens 0,84 vierkante me ter ruimte in het bedompte vrachtruim moest beschikken. Voor kinderen onder de twaalf jaar gold de helft van de voor geschreven ruimte. De Javaanse arbeids krachten werden beschouwd als scheepslading, die zo econmomisch mo gelijk vervoerd diende te worden. Hygië ne was tijdens de reis een vies woord. Zelfmoord en pogingen daartoe waren dagelijkse voorvallen. Zij die Paramari bo levend bereikten, gingen met ge slachtsziekte, schurft of dysenterie naar een hospitaal of meteen naar de planta ges. Het contract dat de niet geschoolde Ja vaanse desabewoner ondertekende met een duimafdruk bepaalde dat hij of zij na vijfjaren plantage-arbeid de vrijmanspa pieren verwierf. Dit papier gaf recht op een door Nederland betaalde terugtocht naar Java. Wie besloot in Suriname te blijven, ontving een premie van honderd gulden. Vrijwel iedereen wilde terug maar slechts 7648 Javanen maakten var de gratis reis naar huis gebruik. Zelden lag er een schip in de haven van Parama ribo dat Indië als reisdoel had. 'Plicht' De 23-jarige Carlo Djaoedji uit Hoo- gezand kwam in 1983 naar Nederland. Hij werd als Javaanse Surinamer gebo ren in Moengo, waar hij als kind met Ronnie Brunswijk knikkerde en waai zijn vader in de bauxietmijnen werkte Carlo volgde in Paramaribo een avond studie maar kwam, na de beruchte de cembermoorden op vijftien vooraan staande Surinamers in 1980, in moeilijk heden: de avondklok werd ingesteld Om zijn studie af te maken besloot hij ze ven jaar geleden naar Nederland te gaan Hij werkt nu als leerling op een notaris kantoor in Hoogezand. Carlo is nauw be trokken bij het organiseren van diverse activiteiten die dit jaar in onder meei Hoogezand worden gehouden om hon derd jaar Javaanse migratie te herden ken. De verhalen van vroeger kent Carlo van zijn opa. "Ik zie het als mijn plicht bekendheid te geven aan onze geschie denis. De afgelopen honderd jaar heb ben een grote rol gespeeld in de Suri naams/Javaanse cultuur. Het zou vrese lijk jammer zijn als die cultuur in de ver getelheid zou raken. Javanen treden niet zo gemakkelijk naar buiten. Dat ligt niet in hun aard. Het idee, vooral bij de oude ren, is nog: Nederland geeft, wij ontvan gen en moeten daarom onze mond dicht houden". Carlo gaat in augustus terug naar Suri name. "Mijn opa kwam uit het Indische Soedan en stichtte na het uitdienen van zijn contracttijd met Iding Soemita (later een bekend politicus in Suriname) en vijf anderen het Surinaamse dorp Taman- redjo". Het dorp werd een van de belang rijkste vestigingsplaatsen van Javanen die hun contracttijd erop hadden zitten. Carlo: "Ik hoop in Suriname in contact te komen met de zoon van Iding Soemi ta, Willy Soemita (nu minister van Socia le Zaken). Ik wil hem vragen of hij mij de weg terug kan wijzen naar Indonesië. Misschien vind ik daar nog familie. Ik wil weten waar mijn voorouders geleefd hebben. Vaak wordt mij gevraagd waar ik vandaan kom. Er wordt vreemd geke ken als ik zeg 'uit Suriname'. Dat zou je niet zeggen, hoor je dan. Je lijkt helemaal niet op een Surinamer, ik dacht datje In disch was. Tja, en ook dat klopt wel een beetje. Ik moet het vaak uitleggen". Een probleem dat Carlo op zijn zoek tocht denkt tegen te komen is dat de naam Djaoedji niet in Indonesië voor komt. "Djaoedji is een contractnaam, die mijn opa bij aankomst in Suriname heeft gekregen van een Nederlandse ambte naar. De contractarbeider noemde zijn of haar naam, de ambtenaar noteerde. Ver stond hij het niet of niet goed, dan verzon hij ter plekke iets dat er op leek. Veel oui dere Javanen kennen hun geboorteda tum niet. Ze weten niet precies hoe oud ze zijn. Daarom is dit jaar vooral voor de ouderen een belangrijk jaar. Voor hen is het een soort veijaardag". Tevreden De Surinaamse plantage-eigenaren, vrij wel allemaal Nederlanders, waren tevre den met de nieuwe arbeidskrachten uit Java. Ze waren rustiger en gewilliger van aard dan de Hindoestanen, zo heette het. De arbeidsomstandigheden waaronder het werk meer dan tien uren per dag, zes dagen per week gedaan moest wor den waren miserabel en zwaar. Boven de velden waar de koffie geplukt en het sui kerriet gekapt werd, brandde altijd de (foto's Koninklijk Instituut voor de Tropen) zon. De geweren van de opzichters moes ten voorkomen dat de contractanten wegliepeh. Op vluchten en kleine ver grijpen stand gevangenisstraf. Een straf die de Javanen niet altijd als onplezierig ervaarden. Vaak waren de omstandighe den in de gevangenis beter dan op de plantages. De Javaanse arbeiders trokken zich weinig aan van de Surinaamse samenle ving, die zij niet als de hunne beschouw den. De gedachten 'waren nog steeds in de desa's op Java. Ze leefden terugge trokken op de plantages, in de schamele woningen die zij kregen toegewezen. Ze werden gediscrimineerd en achterge- stèld, zowel door de Nederlandse rege ring als door de overige bevolkingsgroe pen. Creolen spraken van lau lau Japa- nesi (gekke Javaari), Hindoestanen noemden hen malahi, oliedom. De enige faam die ze bij hun medelanders hadden was dat ze hun beeldschone vrouwen voor een appel en een ei verdobbelden. Na de vijfjarige contracttijd raakten veel Javanen werkloos. Sommigen zochten eep bestaan als marktganger, pindaver koper of wajanghouder. Misleiding De werving van de 32.956 Javanen in de desa's van het toenmalige Indië was wet telijk geregeld in het Koloniale Amal gaam. Hierin stonden zesentwintig bepa lingen en tweeëntachtig voorschriften. Ze moesten het welzijn van de Javaan ga randeren. Alleen mensen met 'goede naam en faam' mochten zich met de wer ving bezighouden. In praktijk waren de werfagenten van het laagste allooi die niets anders dan dwang en misleiding gebruikten om de verarmde desabewo ners over te halen een contract te teke- Dit schreef de assistent-resident van politie in Serrjarang, J.W. Meijer Ran- neft, in 1916 in het Nederlandse 'Tijd schrift voor het Binnenlands Bestuur'. De bepalingen en voorschriften speel den slechts op papier een rol. De planta ge-eigenaren gaven op hoeveel arbeids krachten zij nodig hadden. Het totaal werd door het Surinaams bestuur door gegeven aan het Indisch bestuur, dat een order plaatste bij Soesmans Vendu-han delskantoor, gespecialiseerd in het wer ven van Javanen. Voor elke levend aan gebrachte Javaan ontving de werfagent tachtig gulden. Dr. F.E.R. Derveld uit het Groninger Zuidwolde werkt momenteel aan een boek, waarin hij vooral de rol van de Ne derlandse regering belicht en waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen de Hindoestaanse en Javaanse contractar beid. Derveld is wetenschappelijk mede werker aan de Rijksuniversiteit in Gro ningen. Het belang dat het koloniale ge zag had bij de Javaanse migratie, kent twee belangrijke aspecten, aldus Der veld. "Java kampte sinds het midden van dei vorige eeuw met een enorme overbevol-l king en als gevolg daarvan met grote ar-| moede. De bevolking op Java was van 1800 tot 1900 verzevenvoudigd. Al voor de eerste 94 Javanen naar Suriname wer-, den verscheept, werden Javanen aange-l moedigd naar andere gebieden in Indië te verhuizen. Door het dreigend tekort aan arbeidskrachten, als gevolg van de afschaffing van de slavernij, bleek datl andere stukje Nederland een aardig al-' ternatief. Het loste de overbevolking op Java overigens niet op. Een tweede aspect was dat Nederland! economische belangen had bij het voort-1 bestaan van de plantages. Die leverden immers grote winsten op. In de jaren twintig werd het beleid eerst voorzichtig veranderd. De plantage-economie zakte in elkaar. Een crisis in 1928 betekende1 voor veel plantage-ondernemingen het definitieve einde. Het regeringsbeleid richtte zich nu op de 'bevolkingsaan was', van groot belang om de nieuwe Su-1 rinaamse economie draaiende te hou den: het land stortte zich op de grond- stoffenexploitatie, zoals bauxiet, goud en rubber." Gewijzigd Het beleid van de Nederlandse regering - werd in 1930 helemaal gewijzigd. Daarbij speelde mee dat het gezag in Indië niet echt gelukkig meer was met het vertrek van landgenoten naar Suriname. Ook de ondernemingen in Indië hadden belang j bij voldoende arbeidskrachten. In het belang van de Surinaamse eco nomie werden onder de noemer 'koloni satie' zogenaamde gouvernementsvesti gingsplaatsen gesticht. Dit waren veria- ten plantages, die werden opgekocht door de regering. Javanen kregen een ei gen stukje grond dat zij, naast het werk op de plantages, als zelfstandig landbou wer mochten bewerken. Het uitbreken van de Tweede Wereld oorlog maakte in 1939 een einde aan de Javaanse migratie naar Suriname. Wat bleef was de heimwee naar de ooit verla ten desa's in het geboorteland Indië. Pas in 1949 kregen Javanen politieke rechten in Suriname. De eerste politieke partijen die zij oprichtten, stonden vooral in het teken van een terugkeer naar het geboor teland. Het strijdpunt van Iding Soemi- ta's Kaum Tani Persatuan Indonesia (KTPI), in 1949 opgericht, luidde: Mulih Djawa, terug naar huis, naar Java. Symbool In Paramaribo, op de hoek van de Zwar ten Hovenbrugstraat en de Dokter Sofie Redmonstraat staat het standbeeld van Kwakoe, de weggelopen slaaf. Het beeld onthuld op 1 juli 1963, een eeuw na de afschaffing van de slavernij is het sym bool voor de Creolen en de Bosnegers in Suriname. Op de hoek van Heiligeweg en Knuffelgracht staat het symbool voor de Hindoestanen, Ghandi. De Javanen moeten het vooralsnog zonder stand beeld stellen, hoewel zij hun plaats in de huidige Surinaamse samenleving gevon den hebben. Om 100 jaar Javaanse mi gratie riiet geheel onopgemerkt voorbij te laten gaan, worden dit jaar in Surina me de wereldkampioenschappen Pent- jak-Silat gehouden, een oorspronkelijk Javaanse vechtsport. In de bibliotheek van Hoogezand wordt in de maanden juni en juli een ten toonstelling ingericht over de Javaanse contractarbeid in Suriname. De herden kingsactiviteiten worden op 14 juli afge sloten in het bijzijn van de Surinaamse ambassadeur ir. C. Rankissor. Carlo Djaoedji heeft diverse Groninger bedrij ven aangeschreven met het verzoek de activiteiten met een financiële bijdrage te ondersteunen. Hij heeft speciaal die bedrijven benaderd die veel Javanen in dienst hebben. In het jaar dat de schilder Vincent van Gogh doodging en in Europa voor het eerst 1 mei werd gevierd, richtte de Nederlandse regering de Arbeidsinspectie op. Die moest er op toezien dat het 'Kinderwetje van Van Houten' uit 1874 werd nageleefd. De 1 mei-beweging begon in 1890 haar strijd voor een acht-urige werkdag. Nederland stond aan het einde van de vorige eeuw aan het begin van de hedendaagse sociale wetgeving. Vele duizenden kilometers van huis hiel den de Nederlanders er andere sociale en door de wet gerechtvaardigde ge dachten op na. Honderd jaar geleden werden de eerste 94 Javanen vanuit het toenmalige Nederlands-lndië als contractarbeider naar de plantages van Suriname gezonden. In de daarop volgende 49 jaren 'volgden' nog eens 32.862 bewoners van Java. Zij zetten het werk voort dat eeuwenlang door de negerslaven uit Afrika was gedaan. Een vergeten stukje geschiedenis. "Ik moet het vaak uitleggen," zegt de 23-jarige Carlo Djaoedji uit Hoogezand. Met ruim achthonderd Javaanse ingezetenen heeft Hoogezand de grootste Javaans-Surinaamse gemeenschap in Nederland. Honderd jaar Javaanse migratie. Om de plantage-economie draaiende te houden waren goedkope arbeidskrachten nodig. De Javanen zelf zeggen: "Wij zijn gestolen". door Rob Zijlstra De eerste 94 Javanen die op 9 augustus 1890 in de haven van Paramaribo, Suri name, aankwamen, hadden een land achtergelaten dat werd geteisterd door grote armoede. Java kampte met een enorme overbevolking. Met list en be drog ronselden werfagenten onder de ongeschoolde bevolking arbeidskrach ten die bereid waren voor tachtig cent. per dag, vijf jaar lang, te werken in een ver en vreemd land. De honger van de Ja vaan maakte het de werfagenten extra gemakkelijk. De 19.088 mannen, 12.408 vrouwen en 1.460 kinderen die een con tract met duimafdruk ondertekenden, hoopten na die vijf jaren als een rijke man of vrouw naar hun geboorteland te rug te keren. De werkelijkheid was anders. Nog geen kwart keerde terug naar de desa's in Indië. Straatarm. In het huidige Surina me wonen ongeveer 60.000 Javanen, ruim vijftien procent van de totale Suri naamse bevolking. Toen Suriname in 1975 onafhankelijk werd, kozen 9.000 Su rinaamse Javanen voor Nederland. Ve len opnieuw in de hoop op een betere toekomst. Protest De schoolmeester G.B. Lalleman publi ceerde in 1855 een artikel 'Slavernij in Nederland'. De onderwijzer stelde de ar beid van een paar honderd kinderen in het Zuidhollandse Moordrecht aan de kaak. De jonge kinderen zwoegden van 's morgens vijf tot 's avonds acht in de steenfabriek, in de wolfabriek en op de touwbaan. De publicatie was een van de eerste protesten tegen de veelvoorko mende kinderarbeid in Nederland. Pro testen die in 1874 leidden tot het 'Kinder wetje van Van Houten'. Op 1 juli 1863 schafte de Nederlandse regering de slavernij af in de koloniale gebieden. De Engelsen hadden dit dertig jaar eerder al gedaan, de Fransen in 1848. De 34.000 negerslaven die toen nog op de honderden plantages in Suriname werk ten, herkregen niet direct hun vrijheid. Na de afschaffing moesten zij nog tien jaar lang, onder het zogenoemde 'staatstoezicht', gedwongen werken op de rietsuiker-, koffie-, en cacaoplantages. In 1873, een jaar voor de invoering van het 'Kinderwetje' in Nederland, werden de slaven echt van hun eeuwenlang ge dragen ketenen bevrijd. De slavenhou der ontving van de Nederlandse regering voor elke slaaf driehonderd gulden. Ter compensatie. Het 'staatstoezicht' gold* als de brug naar het systeem van de con tractarbeid; het legale achterneefje van de slavernij. Plantage-kolonie Suriname is als twaalfde provincie van Nederland eeuwenlang een plantage-ko lonie geweest. Vanaf de zeventiende eeuw tot in de negentiende eeuw werden door voornamelijk de West-Indische Compagnie 300.000 tot 350.000 negersla ven van de westkust van Afrika naar de Nieuwe Wereld getransporteerd. De afschaffing van de slavernij bracht de plantage-eigenaren in problemen. Er ontstond een groot tekort aan arbeids krachten bij de ongeveer tweehonderd ondernemingen.Op aandrang van de voormalige, maar nog altijd welgestelde slavenhouders in Suriname sloot de Ne derlandse regering op 8 september 1870 een overeenkomst met Engeland: Neder land mocht uit India, toen een Britse ko lonie, arbeidskrachten aantrekken. In ruil daarvoor kreeg Engeland een Neder landse kolonie aan de goudkust van Gui- Het verdrag tussen Nederland en En geland deed tussen 1873 en 1918 onge veer 34.000 Hindoestanen besluiten con tractarbeid in Suriname te verrichten. Engeland kon het verdrag te allen tijde opzeggen, een situatie die voor de Neder landse regering en de plantage-eigena ren verre van ideaal was. Bovendien was er vanuit India veel verzet. De Nationale Beweging in Brits-Indië onder leiding van Gokhale Ghandi noemde de emigra tie een vernedering en een schande voor het volk. Nederland zag de bui hangen en keek al in een vroeg stadium uit naar an dere oplossingen: de blik werd gericht op Nederlands-lndië. Op Java. Scheepslading De verscheping van de eerste 94 Javanen werd georganiseerd door de Nederland- sche Handels Maatschappij, eigenaar van de grote suikerplantage Mariënburg in Suriname. Het tweede transport vond vier jaar later plaats, in april 1894. Van de 614 Javanen aan boord van het stoom schip De Voorwaarts kwamen 65 men sen om het leven. De regels werden na deze rampzalige reis aangescherpt. Alle volgende transporten, per toerbeurt uit gevoerd door de Rotterdamse Lloyd en de Stoomvaartmaatschappij Nederland, Javaanse vrouw in het Suriname van rond de eeuwwisseling. Elly Danica is er zo een van de geboortegolf. Ze werd in 1947 geboren, in Den Haag. Ruim vijf jaar later, op Bevrijdingsdag - "maar voor mij was het geen bevrijding" - verhuisde ze met haar ouders naar Canada. Dat was kort nadat zij voor de eerste keer seksueel misbruikt was door haarvader. Nu, tientallen jaren later, is ze weer even terug in Holland. Als schrijfster van de roman 'Nietdoen: een vrouwenwoord', verschenen bij uitgeverij An Dekker (f19,50). Het is een schokkend boek, dat meer is dan een pamflet. Het probeert minutieus weer te geven hoe een kind incest ondergaat. door Gertjan van Schoonhoven Uitgerekend op Bevrijdingsdag, en meer bepaald op 5 mei 1952, emigreerde zij met haar ouders uit Nederland naar Ca- -nada. Het waarom staat haar nu niet meer bij. Mogelijk om dezelfde reden als al die andere Nederlanders, mogelijk ook, omdat haar vader "wilde ontkomen aan de controle van de familie van mijn moeder". Het is het begin van een ellendig ver haal, dat door Elly Danica uit de doeken wordt gedaan in Nietdoen: een vrouwen woord. Die roman is het autobiografi sche relaas van jarenlang seksueel mis bruik door de vader en diens relaties. Te gelijk is het 't relaas van een jarenlange verbijstering: waarom gelooft niemand mij? Het boek, dat maakte dat haar ver haal nu eindelijk wel wordt geloofd, was een succes in Canada en werd ook uitge geven in de VS, Engeland, Duitsland en Ierland. Ze schreef het in zes weken tijds, toen ze veertig was. Twaalf jaar 'erom heen schrijven' waren nodig om zover te komen. Herinneringen Elly Danica: "In 1975, toen ik 28 was, ben ik achter de typemachine gaan zitten en ik heb toen twaalf jaar alleen maar over dromen geschreven, over het schrijven zelf, over de boeken die ik las. Ik had geen toegang meer tot mijn herinnerin gen en ik had dat hele proces nodig om sterk te worden. Voor als die herinnerin gen opeens zouden komen. Die kwamen, toen ik heel erg ziek werd, en dacht dat ik dood zou gaan. Op dat moment wist ik dat ik ze moest opschrijven. Ik wilde het niet, maar het moest. Ik heb mezelf zes weken gegeven, zes weken om het boek te schrijven. Daarna moest het afgelopen zijn. And I did it. Via een schrijvers- school voor vrouwen ben ik daarna in contact met m'n uitgever gekomen. Het leek wel een soort lotsbestemming, alsof het voor mij was uitgestippeld". "Ik wilde het niet schrijven, omdat ik wist hoe moeilijk en pijnlijk het zou wor den. Ik moest terug naar die kelder als meisje, met die mannen. Ik werd weer een meisje op al die verschillende leeftij den, ik kan je niet zeggen hoe gruwelijk het was. Fysieke pijnen. Als ik naar'm'n schrijfkamertje ging kreeg ik zo'n pijn in m'n buik, there was a thing eating inside. En dat moest er uitgeperst worden. En ik kon het alleen zelf doen, ik was met opzet middenin de wildernis gaan wonen. Ik wilde niet in de stad zitten; daar had ik geen geld voor en ik was er ook bang voor. Maar ik heb het er, met die harde houding, uitgeperst. Na 12 jaar voorbe reiding". In Nietdoen: een vrouwenwoord be schrijft Danica in een soort verbijsterde meisjestaai wat er zich in die kelder af speelde. Ze was toen elf. Door haar vader was ze al jaren misbruikt, maar vanaf dat moment bleef het daar niet bij. Het zijn bloedstollende passages. Danica: "Mijn vader had in de kelder een fotostudio in gericht en ontving daar een aantal nota belen uit de plaatselijke gemeenschap. Die mensen had hij nodig voor bescher ming, voor status. Ze kwamen, omdat hij hun iets te bieden had. Mij. Drank ook, hij had altijd de lekkerste soorten drank in huis, ook als wij we waren in totaal met tien kinderen niets te eten had den". Trots Haar grote trots is, zegt ze, dat ze toen nooit iets zomaar gegeven heeft. Haar va der heeft het altijd met geweld moeten bevechten. "Ze waren zo vies, die man nen, met hun sigaren". Veel zaken hebben het boek niet ge haald. Zo heeft de lezer de indruk dat El ly Danica de enige van de dochters was die werd misbruikt. Maar ze weet abso luut zeker dat dat niet zo was. "Alleen zit ten mijn zusjes nog in de ontkenningsfa- Wat er ook niet in staat is dat de vader zijn relaties mogelijk chanteerde met de foto's die hij tijdens die sessies in de kel der maakte. Die relaties, zo zegt ze, kwa men met grote schenkingen voor de foto zaak die haar vader op een gegeven mo ment begon. Sinds het boek uit is, zijn haar ouders verhuisd naar een grotere stad in Canada. "Ik heb lezingen gehou den in dat plaatsje waar het allemaal is gebeurd. We dachten dat we aan een zaal tje van 100 mensen genoeg hadden. Maar er kwamen er bijna 500. And boy, were they with me". Tot een proces tegen haar vader is het nog niet gekomen. Van haar moeder, noch van haar zusjes heeft ze enige steun te verwachten. "Bovendien zijn de straf fen in Canada belachelijk laag: 3 tot 5 maanden voor langdurig seksueel mis bruik". In het boek doet ze verslag van het on geloof waarmee ze her en der werd ge confronteerd. Geestelijken, dokters en psychiaters, bij niemand vond ze gehoor. De enige die haar ooit wèl geloofde, was haar grootmoeder in Holland. Vier jaar was Elly Danica toen. "Zij werd mijn symbool. Voor een in- cestslachtoffer is het van levensbelang dat er één iemand is die je gelooft. Een volwassene het liefst, die veel voor je be tekent. Dat maakt de kans dat je het overleeft groter. Mijn oma was aan de an dere kant van de oceaan, maar vanaf het moment dat ik wist dat de maan die ik zag dezelfde was als die bij mijn oma, kon ik met haar praten. Via de maan, als ik weer naar de kelder was geweest". Machtswellust De roman is aan die oma opgedragen, maar ook aan haar moeder en zusjes. Haar vader "incest is machtswellust, maar eigenlijk snap ik niets van hem" heeft ze de laatste jaren niet meer gezien, haar moeder één keer. Ze is, zegt ze, sterk en optimistisch uit het gevecht tevoor schijn gekomen. Ook al zijn er nog zoveel losse eindjes in haar leven. "Die foto's, mijn vader heeft ze laten vernietigen, maar ergens moet er nog iemand zijn die er een paar heeft". Kracht put ze ook uit de lezingen die ze houdt, het geloof dat ze daarbij aan anderen kan schenken. "Bij elke voorleesbeurt komt er wel iemand naar me toe met een gruwelijk verhaal".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 18