De slaven van de offshore De gemartelde ziel ENKWIJZER Onze taal Portugese arbeidskrachten vogelvrij op boorplatforms in Noordzee eu. ij- ui. oe. ZATERDAG 23 JUNI 1990 De offshore-industrie staat be kend als een branche waar mensen hard moeten werken onder gevaarlijke omstandig heden, maar waar ook veel geld te verdienen valt. Dat laatste gaat niet op voor de ruim 800 Portugezen die op de verschillende boorplatforms in de Noordzee werkzaam zijn. Hun arbeidsvoorwaarden zijn bedroevend slecht, hun loon is schamel. Ziek worden staat gelijk met ontslag en bij een on geluk hoeven de nabestaan den niet te rekenen op enige steun. "Deze mensen zijn overgeleverd aan de willekeur van bazen die geen greintje moreel in hun donder hebben". door Leo van Gelderen De niet aflatende speurtocht van de mens naar olie en gas spreekt nog immer tot de verbeelding. Zo is er het beeld van de keihard werkende avonturier die op boortorens gevaarlijk maar uitstekend betaald werk doet. De werkelijkheid ziet er echter anders uit. En dan met name voor de ruim 800 Portugezen die bij de verschillende maatschappijen op het Ne derlands Continentaal Plat werkzaam zijn. De uit Portugal afkomstige werkne mers zijn vogelvrij. Niet alleen de beta ling is uiterst schamel, ook de arbeids voorwaarden zijn bijkans middeleeuws. Wie ziek wordt, valt af. Krijgt geen ziek- tegeld, of wordt ontslagen. "Iedereen is bang", zegt Carlos Perrei- ra. Niet zijn echte naam overigens, want ook hij is bang voor zijn positie. "Ik werk zes jaar in de offshore en nog nooit heb ik meegemaakt dat een Portugees zijn mond open durfde te doen. Terwijl er ge noeg aanleiding toe is. Ja, onderling kla gen we onze nood. Maar wat lost dat op". Perreira haalt zijn schouders op. "Ook ik heb lang'getwijfeld. Durfde niet goed met mijn verhaal naar buiten te komen. Maar op een gegeven moment kom je tot de conclusie dat je je mond open moet doen'. Doorwerken "Het is verschrikkelijk zoals wij worden behandeld", vertelt Perreira. "Neem al leen de betaling. Voor twaalf uur werken per dag verdien ik honderd gulden bru to. Mensen die ziek worden, vanger) niets of worden ontslagen. Dus wat gebeurt er? Ziek of nietje blijft doorwerken. Met alle risico's van dien. Ga maar na. Ie mand die eigenlijk in bed behoort te lig gen, heeft niets op een boorplatform te zoeken. Daar is het werk veel te gevaar lijk voor. Maar ja, niemand wil zijn baan tje kwijt. Dus ga je door. Desnoods tot je er bij neervalt". Als een Portugese werknemer wordt ontslagen, zijn volgens Perreira de gevol gen voor de man in kwestie niet te over zien. Op een uitkering in Nederland hoeft hij niet te rekenen. Maar ook in het vaderland houdt de overheid de hand op de uitkeringsknip. "Alle maatschappijen werken met tussenpersonen. Die zorgen dat de oliemaatschappijen goedkope buitenlanders op de werkvloer krijgt. Op die manier wassen ze zelf hun handen in onschuld. De maatschappijen praten het liefst over onderaannemers. In de prak tijk blijken de meeste lieden die het per soneel leveren veelal niet meer dan ordi naire koppelbazen te zijn. Ik weet dat er in Portugal mensen voor de offshore ge ronseld worden. Die moeten dan eerst vijfhonderd gulden aan de tussenper soon betalen alvorens ze op een loonlijst worden gezet". "En van sociale lasten afdragen of het verzekeren van werknemers hebben ze natuurlijk nooit gehoord. Maar dat zal de uiteindelijke maatschappijen waar ze voor werken worst zijn. Die liggen echt niet wakker van een Portugeesje dat in de problemen wordt gebracht door de nalatigheid van zo'n koppelbaas". Ongelukken Ook bij ongelukken blijven de maat schappijen volgens Perreira ernstig in gebreke. Van enige uitbetaling aan nabe staanden is geen sprake. Afboeken en doordraaien lijkt het motto. "Neem dat ongeluk in 1988 op het Engelse platform, de Piper Alpha. Vreselijk. Op televisie werd door de maatschappij breed uitge meten dat voor de Engelse nabestaanden van de slachtoffers goed gezorgd zou worden. Maar wie weet dat er ook Portu gezen bij dat ongeluk omkwamen? En denk je dat de weduwen in Portugal één cent hebben gevangen?" Boos verheft Perreira zijn stem. "Nul, komma niks. En ik weet waar ik over praat. Ik ken een paar van die vrouwen. Heb met ze gesproken. Die mensen we ten bij God niet waar ze hun recht kun nen halen. Denk niet dat zoiets alleen aan de Britse kant gebeurt. Zelfs bij de NAM telt een Portugees niet. Ik weet van een collega die aan boord van een NAM-plat- form een hartinfarct kreeg. Op weg naar de wal overleed hij. De man liet een vrouw en twee kinderen achter. De maat schappij betaalde alleen het vervoer van het stoffelijk overschot. De achterblij- venden konden barsten". "Ik word moedeloos van dc hele toe stand. Ik heb een brief gestuurd naar Economische Zaken en ze gewezen op de slechte werkomstandigheden en de belabberde beloning. Vervolgens krijg je keurig een brief terug dat de offshore de aandacht heeft en dat er voorstellen lig gen ten aanzien van het minimumloon. Werken in de offshore: 'Niemand wil z'n haantje kwijt. Dus ga je door, tot je erbij neervalt'. Maar voordat zo'n wet er door is, zijn we misschien wel weer een paar jaar verder. Voorlopig leven de oliemaatschappijen op het Continentaal Plat boven en onder de wet. Het is daar net wild-west. En wanneer dat ophoudt mag Joost weten". Wantoestanden Martin Neesen, FNV-vertegenwoordiger voor de offsnore, onderschrijft de wan toestanden in deze bedrijfstak. Al tien jaar is Neesen in een verbitterd gevecht gewikkeld voor betere werkomstandig heden. "Je praat over hele simpele zaken die in elke andere bedrijfstak normaal zijn. Het is toch van de gekke dat er bin nen de Nederlandse grenzen werkne mers behandeld worden als tweede rangs burgers". "Die Portugezen zijn de slaven van de offshore. Overgeleverd aan de willekeur van bazen die geen greintje moreel in hun donder hebben. Ik ken gevallen van koppelbazen die de mensen dwingen duizend gulden te betalen voordat ze aan het werk kunnen. Voor een hondenfooi wel te verstaan. En onverzekerd. Je denkt toch niet dat dergelijke types soci ale lasten afdragen". "Gelukkig kan ik een lichtpuntje mel den. Begin volgend jaar is de fiscale wet geving ook op de Noordzee van kracht. Dat betekent dat de maatschappijen so ciale lasten moet afstaan. Dan krijgen die mensen in ieder geval ziektegeld en een uitkering als het mis gaat. Maar daarmee ben je er natuurlijk nog lang niet. Deze mensen moeten onder normale arbeids omstandigheden hun werk kunnen doen. Het kan niet zo zijn dat ziek wor den gelijk staat met ontslag". "Maar kennelijk vindt de overheid het ook allemaal wel prima zo. Ja, de fiscale wetgeving, die wordt geregeld. Maar dat brengt geld in het laatje. Ik heb in okto ber 1988 al een voorstel bij Sociale Zaken gedeponeerd. Ze gewezen op het onrecht in de offshore en wat daar wettelijk tegen te doen valt. Daar is tot op de dag van vandaag nog niets mee gedaan. Je kunt dus rustig stellen dat Den Haag ook een flink pak boter op het hoofd heeft". Smoesjes Het ministerie van economische zaken weet te melden dat er een wet in de maak is. Woordvoerster Jolly Kerkstra: "De wet 'arbeids mijnbouw installaties Noordzee' wordt voorbereid. Daarin is een pakket maatregelen opgenomen die de mensen in de offshore de nodige soci ale bescherming moet geven. Maar wan neer de wet van kracht wordt, is moeilijk te zeggen. Er wordt aan gewerkt, dat be tekent dus dat de politiek zich wel dege lijk met deze toestanden bezig houdt". Bondsman Neesen zegt ook de schrij nende gevallen te kennen van nabe staanden van verongelukte Portugezen in de offshore. Voor de maatschappijen die net doen of hun neus bloedt, heeft hij geen goed woord over. "Ik ken alle smoesjes van de maatschappijen uit mijn hoofd. Die verwijzen keurig door naar de onderaannemers. Moreel vol strekt verwerpelijk. Die mensen werken uiteindelijk voor hen. Doordat de maat schappijen zich onttrekken van hun ver antwoordelijkheid hebben ze direct schuld aan de wild-west-toestanden in de offshore". "En de nabestaanden laten zitten met al hun ellende, daar zijn natuurlijk he lemaal geen woorden voor. Om dat af schuifsysteem te voorkomen, zou je naar eenzelfde regeling als in de bouw moe ten. Daar blijft de hoofdaannemer altijd verantwoordelijk voor dat wat er op de bouwplek gebeurt. Zo'n regeling zou ook voor de offshore een uitkomst zijn. Dan is dat verstoppertje spelen eindelijk Moedeloos Volgens Martin Neesen is er geen enkele maatschappij die zich ten opzichte van de Portugese werknemers netjes ge draagt. "Nee, ook onze eigen NAM niet. Die willen net als al die anderen ook voor een dubbeltje op de eerste rij. En steeds weten de oliemaatschappijen slachtoffers te vinden. Eerder de Zuidamerikanen die op alle mogelijke manieren werden uitgebuit. De laatste jaren zijn de Portugezen de klos. Een beetje menselijk beleid schijn in deze bedrijfstak niet mogelijk te zijn. Als vak bondsman weiger ik me neer te leggen bij deze situaties. Maar soms word ik er wel eens moedeloos van. De manier waarop door oliemaatschappijen met die mensen wordt omgesprongen is bene den alle peil, om ziek van te worden". NAM-voorlichter Frank Duut zegt ver baasd te zijn over de aantijgingen. "Je hoort mij niet zeggen dat er in de offsho re zorgvuldig met mensen wordt omge sprongen. Het personeelsbeleid is hier en daar niet altijd even gelukkig. En dan druk ik me voorzichtig uit. Maar bij ons zijn de zaken wel goed geregeld. Elke on deraannemer die zich niet aan de door ons vastgelegde regels houdt, vliegt er uit. Werknemers zijn verzekerd en bij ziekte is er geen sprake van ontslag. Nee, controleren doen we dat niet. Maar als er signalen vanaf de platforms komen, grij pen we in". Duut zegt dat het tijd wordt dat de nieuwe wet er komt. "Alleen via de wet kun je de wantoestanden uit de wereld helpen. Ja, er gebeuren genoeg dingen op de Noordzee die niet door de beugel kunnen. Maar niet bij de NAM. Wij be handelen onze mensen op een normale "Waarom zijn brandweerauto's rood?" Antwoord: "Op een brandweerauto zitten zes brandweerlieden. Iedere brandweerman heeft een buik. Een ander woord voor buik is pens. Op een brand weerauto zitten dus zes pensen, een six- pens dus. Een 'sixpence' is een Engelse munt. Aan de andere kant van de sixpen ce staat Queen Elisabeth. Queen Elisa beth is een oceaanstomer. In de oceaan zitten haaien. Haaien hebben vinnen. De Finnen wonen naast de Russen. En de Russen zijn rood. Daarom zijn brand weerauto's rood". Deze bizar-verrassende uitleg was bibberend geschreven op de binnenkant van de omslag van een Ringers reep voor suikerzieken. In die tijd ik werkte als leerling-verpleger in een psychiatrisch ziekenhuis kreeg ik op die manier bij na dagelijks schriftelijk onderricht van een van de patiënten van mijn afdeling, een zestigjarige man met suikerziekte en de diagnose paranoïde schizofrenie. Hij was bepaald niet de enige schizofrenie patiënt op de afdeling, er waren er nog minstens 26 anderen. Maar tussen hem en mij was al direct een bijzondere band ontstaan. Hoewel hij de patiënt was en ik de verpleger, ontfermde hij zich vanaj het begin over mij als een welwillende kardinaal over een aspirant-priester. Als ik nachtdienst had, kwam hij vaak uit zijn bed geslopen en nestelde zich in een stoel in mijn kantoortje om urenlang uit te weiden over de zin van het leven, over zijn ziekte, de ziekmakende samen leving en over de debiliteit van psychia trische behandeling. Geregeld onderbrak hij zichzelf midden in een zin om dan plotseling over te gaan op het meest god deloze gevloek dat ik ooit heb aange hoord. In het begin joeg me dat behoorlijk angst aan, want ik verwachtte dan dat hij me elk moment zou kunnen aanvlie gen. Vooral op de momenten dat hij mij rechtstreeks begon uit te schelden, bij voorbeeld voor de antichrist, de duivel oj ander fraais. Het kwam ook voor, dat hij mij ervan beschuldigde met de hele wereld tegen hem samen te zweren. Ik was dan een agent, vermomd als een in het wit geklede engel (om hem zand in de ogen te strooi en) die gestuurd was om hem te vernieti gen. Zulke ideeën spuide hij vooral als ik langere tijd, vanwege verlof of vakantie, van de afdeling weg was geweest. Het was vermoedelijk zijn manier van uit drukken dat hij zich in de steek gelaten, afgewezen had gevoeld. Op andere mo menten was hij poeslief, nam een haast vrouwelijke pose aan en begon me de meest oneerbare sexuele voorstellen te doen. Ook die kon hij abrupt afbreken om vervolgens in een eindeloos zwijgen te vervallen. Zijn gezicht nam dan een af wezige, oneindig troosteloze uitdrukking aan en een enkele keer welden er tranen in zijn ogen. Op die momenten sloeg de geweldige geestelijke pijn waaronder hij leed als een golf op mij over. Hoewel hij groot en zwaar was, kwam hij me dan voor als een volstrekt hulpeloos kind, van een bijna onverdragelijke kwetsbaar heid. Het waren de momenten waarop de absolute uitzichtloosheid van zijn situa tie levenslange opsluiting in een in richting mij ertoe brachten plannen te smeden om hem naar buiten te smokke len. Plannen die ik natuurlijk nooit uit voerde. Ondanks zijn onvoorspelbare en soms angstaanjagende reacties was het niet hij, maar de 'normale' buitenwereld, die mij op een bepaald moment werkelijk heftige angst voor hem aanjoeg. Op een dag behandelde de psychiater, die de leerling-verplegers les gaf, het on derwerp schizofrenie. Hij vertelde dat een van de dingen waaraan je een schi zofrenie-patiënt kunt herkennen het zo genaamde 'praecox-gevoel' is, het gevoel dat je niet echt contact kunt krijgen met zo'n patiënt, je niet echt in zo'n patiënt kunt invoelen. Die uitspraak van ie- mand-die-het-weten-kon, een expert tegen wie ik geweldig opkeek, sloeg bij mij als zeventienjarige in als een bom. Als je je normaliter niet kunt invoelen in een schizofrenie-patiënt terwijl ik dat bij een bepaalde patiënt wel kon, dan zo redeneerde ik moest er met mij dus ook iets mis zijn. In de volgende dagen liep ik verkrampt rond. Uit angst voor mijn eerste schizofrenie-aanval, mijn eerste 'schub', 's Avonds zat ik op mijn kamer verstijfd op mijn stoel te wachten op het moment 'dat het zou gaan gebeu ren'. Mijn patiënt—vriend ging ik zoveel mogelijk uit de weg. Uit een soort van ir rationele angst dat hij mij werkelijk aan door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden zou steken, dat ik echt zou eindigen zoals hij. Voor zover ik weet is die aanval nooit gekomen. Wat wel is gekomen, is het besej dat veel van onze alledaagse ideeën en theorieën over geesteszieke medemensen, zoals bijvoorbeeld de uitspraken van mijn psychiater-leraar, als effect heb ben dat er een wig wordt gedreven tussen hen en de rest van de ('normale') mens heid. En dat we daarmee hun toch al moeilijke bestaan verder ontwrichten. Ik ben er in de loop der jaren meer en meer van overtuigd geraakt, dat degene die aan schizofrenie lijdt zich vaak scherper dan de 'gemiddelde' burger bewust is van de geestelijke pijn. Van het verdriet, de emotionele kwetsingen en van wonden die het leven kan aanrichten. Als de schi zofreen verdriet ervaart, veroorzaakt dat dikwijls veel meer ontreddering dan verdriet bij de meesten van 'ons' doet. De reden daarvan ligt in de aard van de schizofrenie zelf. Onder die term ver staan we een groep van psychoses, die ge kenmerkt worden door stoornissen in denken, waarneming, gedrag en per soonlijkheid. Daarbij treden wanen en hallucinaties op, vooral zogenaamde akoestische hallucinaties (het horen van stemmen of geluiden die er niet zijn). Maar de schizofrene patiënt heeft een hel der bewustzijn en intacte verstandelijke vermogens. Met andere woorden, hij be seft op bepaalde momenten maar al te goed hoe hij er geestelijk aan toe is. Zoals mijn patiënt-vriend het een keer uit drukte: "Mijn ziel wordt gemarteld en ik moet toekijken". DOOR JOOP VAN DER HORST Waar komt de cafetaria vandaan' Tot voor kort had ik daar nooit over nagedacht. Wel heb ik een hardnekkig idee dat het eigenlijk een meervoud is. En als het toch enkelvoud moet zijn. dan liever het cafetaria. Maar ik weet dat mijn taalgevoel op dit punt heus ver keerd is. Maar waar komt het woord cafetaria vandaan? Naar aanleiding van mijn column van een paar weken geleden kreeg ik een brief van de heer B. uit Aerdenhout. Hij schrijft dat hij aanwezig was bij de geboorte van het woord cafetaria, omstreeks 1933. Hij moet zich wer kelijk vergissen, dat heb ik ondertussen uit gezocht, maar zijn verhaal is veel te aardig om het meteen in de bureaula op te bergen Het gaat als volgt. Louis Weiiers sr., oorspronkelijk eigenaar van Zomers Buiten in Zandvoort, begon in 1932 in Amsterdam als ijscoventer, vooral van Italiaans ijs. De verkoop liep goed en weldra had hij verschillende ijskarretjes in de stad. Daarnaast dreef hij, ook in Amsterdam, het restaurant La Petite Marmite in de Kerk straat. In 1933 begon hij in de Jonge Roeien- steeg (tussen Nieuwe Zijds Voorburgwal en Kalverstraat) een zaak in belegde broodjes, koffie, melk en thee, met als concurrent Heck's Counter Service. Het was nog voor de tijd van Broodje-van-Kootje. Hoe moest de nieuwe zaak in de Jonge Roelensteeg gaan heten? In de huiselijke kring van de fa milie Weiiers werd er druk over gesproken. De oudste zoon van Weiiers was een klasge noot van B. en zo gebeurde het dat deze ook aanwezig was bij de familievergaderingen. De koffie en de thee zorgden voor cafe en the, mevrouw Weiiers heette Ria en dat bij el kaar leverde cafethena op. De onderneming had veel succes en Weiiers opende in de vol gende jaren nog verschillende andere cafe taria's. Later is de naam door anderen over genomen. Om onduidelijke redenen werden ze toen meestal cafetaria genoemd. Volgens de etymologische woordenboe ken echter is het woord cafetaria (eigenlijk cafeteria) niet in 1933 in Amsterdam be dacht, maar ontleend aan het Amerikaanse Engels. Wie heeft er gelijk? Om dit te kunnen beslissen, moeten we minstens weten of het woord in het Engels wellicht al veel eerder in gebruik was Dat is betrekkelijk snel na te gaan. In de OED, de Oxford English Dictionary vinden we in deel 2 op bladzijde 764 dat cafeteria voor zover bekend voor het eerst gebruikt werd in 1839, en wel in de volgende zin: "Every third shop, almost being a cafeteria where a parcel of huge turbanded fellows were at their daily la bours of smoking pipes and drinking coffee". De spelling blijkt aanvankelijk niet vast te liggen. In 1894 en 1895 is sprake van een ca- fetiria. In de Chicago Tribune van 28 juni 1896: "Gerbach used to be a waiter in a West Side restaurant subsequent to his employ ment by the cafetaria company". In een ci taat uit 1916" "A small restaurant serving or dinary alcoholic drinks and plain meals"; 1923: "Everyone knows by this time that a cafeteria is a 'help yourself' restaurant". Ten slotte een citaat uit de Glasgow He rald van 30 juli 1925: "Cafeterias, although a commonplan in America, are just beginning to have a hold in Paris". Dit laatste citaat is vooral interessant om dat daaruit blijkt dat cafetaria's kort voor 1930 in Europa bekend werden. Het is dus heel goed mogelijk dat Weiiers sr. in 1933 wel het (pardon: de) eerste Nederlandse ca fetaria onder die naam in de Jonge Roelen steeg geopend heeft. En zo zou de heer B. uit Aerdenhout toch ten minste een klein beetje gelijk krijgen. Het woord cafetaria is in het Amerikaanse Engels dus weliswaar bijna honderd jaar ouder en Weiiers heeft het stel lig niet zelf bedacht, maar hij zou het wel in Nederland geïntroduceerd kunnen hebben. Bekend is dat Weiiers ook als kok gevaren heeft en hij zal op zijn reizen deze Ameri kaanse benaming voor een broodjeszaak hebben leren kennen. Dat het woord nog springlevend is. bleek deze week er stond in de krant dat 56 cafeta ria's onlangs besloten hebben zich kwalitaria te gaan noemen, 'een initiatief van de sectie IJsfrica van de ondernemersorganisatie Ho reca Nederland. Weiiers sr. lijkt me een man die zeker lid geweest zou zijn van de sectie IJsfrica. Schizofrenie treft overigens meer van ons dan we zelf wel beseffen. Een op de honderd mensen loopt kans om ooit in zijn of haar leven een of meer schizofrene episoden te moeten doormaken. Naar schatting zijn er in Nederland op dit mo ment zo'n 100.000 schizofrenie-patiënten. Jaarlijks doen zich circa 3500 nieuwe ge vallen voor. Hoewel er inmiddels een gigantische hoeveelheid onderzoek naar de oorzaken van schizofrenie is verricht, tasten we nog altijd voor een groot deel in het duis ter over de oorzaak ervan. Er zijn nogal wat mensen, ook wetenschappers, die ho pen dat schizofrenie uiteindelijk een li chamelijk veroorzaakte stoornis zal blij ken te zijn, het gevolg van een erfelijke af wijking. Dat zou in zekere zin wel zo ge makkelijk of eenvoudig zijn. Maar waar schijnlijker is, dat de ziekte het gevolg is van een wisselwerking tussen een erfelijk bepaalde kwetsbaarheid en omgevings invloeden. Aangetoond is bijvoorbeeld dat be paalde gezinspatronen van grote invloed kunnen zijn op het beloop van schizofre nie. Een van die patronen is de mate van 'expressed emotion' (geuite gevoel, EE) in het gezin. EE is een aanduiding voor enerzijds de mate van overbezorgdheid en anderzijds de mate van vijandigheid en de kritische houding van gezinsleden jegens de schizofrene patient in hun mid den. Programma's die gericht zijn op het verlagen van EE. via steun of voorlich ting aan gezinsleden of door gezinsthera pie, blijken een gunstige uitwerking op de ernst en het verloop van de ziekte te hebben. Wat voor het gezin geldt, gaat waar schijnlijk evenzeer voor de samenleving in haar geheel op. Als wij in het algemeen onze vijandige en kritische houding ten aanzien van schizofrene patiënten zou den veranderen, neemt de kans dat ze goed tussen en met ons kunnen leven, toe. Want het is nog altijd zo dat de kwaliteit van het leven van de mens voor een groot deel wordt bepaald door de kwaliteit van de relaties met de mensen om hem heen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 31