De slaven van de offshore
De gemartelde ziel
ENKWIJZER
Onze taal
Portugese arbeidskrachten vogelvrij op boorplatforms in Noordzee
eu.
ij-
ui.
oe.
ZATERDAG 23 JUNI 1990
De offshore-industrie staat be
kend als een branche waar
mensen hard moeten werken
onder gevaarlijke omstandig
heden, maar waar ook veel
geld te verdienen valt. Dat
laatste gaat niet op voor de
ruim 800 Portugezen die op de
verschillende boorplatforms in
de Noordzee werkzaam zijn.
Hun arbeidsvoorwaarden zijn
bedroevend slecht, hun loon is
schamel. Ziek worden staat
gelijk met ontslag en bij een on
geluk hoeven de nabestaan
den niet te rekenen op enige
steun. "Deze mensen zijn
overgeleverd aan de willekeur
van bazen die geen greintje
moreel in hun donder hebben".
door Leo van Gelderen
De niet aflatende speurtocht van de
mens naar olie en gas spreekt nog immer
tot de verbeelding. Zo is er het beeld van
de keihard werkende avonturier die op
boortorens gevaarlijk maar uitstekend
betaald werk doet. De werkelijkheid ziet
er echter anders uit. En dan met name
voor de ruim 800 Portugezen die bij de
verschillende maatschappijen op het Ne
derlands Continentaal Plat werkzaam
zijn. De uit Portugal afkomstige werkne
mers zijn vogelvrij. Niet alleen de beta
ling is uiterst schamel, ook de arbeids
voorwaarden zijn bijkans middeleeuws.
Wie ziek wordt, valt af. Krijgt geen ziek-
tegeld, of wordt ontslagen.
"Iedereen is bang", zegt Carlos Perrei-
ra. Niet zijn echte naam overigens, want
ook hij is bang voor zijn positie. "Ik werk
zes jaar in de offshore en nog nooit heb ik
meegemaakt dat een Portugees zijn
mond open durfde te doen. Terwijl er ge
noeg aanleiding toe is. Ja, onderling kla
gen we onze nood. Maar wat lost dat op".
Perreira haalt zijn schouders op. "Ook
ik heb lang'getwijfeld. Durfde niet goed
met mijn verhaal naar buiten te komen.
Maar op een gegeven moment kom je tot
de conclusie dat je je mond open moet
doen'.
Doorwerken
"Het is verschrikkelijk zoals wij worden
behandeld", vertelt Perreira. "Neem al
leen de betaling. Voor twaalf uur werken
per dag verdien ik honderd gulden bru
to. Mensen die ziek worden, vanger) niets
of worden ontslagen. Dus wat gebeurt
er? Ziek of nietje blijft doorwerken. Met
alle risico's van dien. Ga maar na. Ie
mand die eigenlijk in bed behoort te lig
gen, heeft niets op een boorplatform te
zoeken. Daar is het werk veel te gevaar
lijk voor. Maar ja, niemand wil zijn baan
tje kwijt. Dus ga je door. Desnoods tot je
er bij neervalt".
Als een Portugese werknemer wordt
ontslagen, zijn volgens Perreira de gevol
gen voor de man in kwestie niet te over
zien. Op een uitkering in Nederland
hoeft hij niet te rekenen. Maar ook in het
vaderland houdt de overheid de hand op
de uitkeringsknip. "Alle maatschappijen
werken met tussenpersonen. Die zorgen
dat de oliemaatschappijen goedkope
buitenlanders op de werkvloer krijgt. Op
die manier wassen ze zelf hun handen in
onschuld. De maatschappijen praten het
liefst over onderaannemers. In de prak
tijk blijken de meeste lieden die het per
soneel leveren veelal niet meer dan ordi
naire koppelbazen te zijn. Ik weet dat er
in Portugal mensen voor de offshore ge
ronseld worden. Die moeten dan eerst
vijfhonderd gulden aan de tussenper
soon betalen alvorens ze op een loonlijst
worden gezet".
"En van sociale lasten afdragen of het
verzekeren van werknemers hebben ze
natuurlijk nooit gehoord. Maar dat zal de
uiteindelijke maatschappijen waar ze
voor werken worst zijn. Die liggen echt
niet wakker van een Portugeesje dat in
de problemen wordt gebracht door de
nalatigheid van zo'n koppelbaas".
Ongelukken
Ook bij ongelukken blijven de maat
schappijen volgens Perreira ernstig in
gebreke. Van enige uitbetaling aan nabe
staanden is geen sprake. Afboeken en
doordraaien lijkt het motto. "Neem dat
ongeluk in 1988 op het Engelse platform,
de Piper Alpha. Vreselijk. Op televisie
werd door de maatschappij breed uitge
meten dat voor de Engelse nabestaanden
van de slachtoffers goed gezorgd zou
worden. Maar wie weet dat er ook Portu
gezen bij dat ongeluk omkwamen? En
denk je dat de weduwen in Portugal één
cent hebben gevangen?"
Boos verheft Perreira zijn stem. "Nul,
komma niks. En ik weet waar ik over
praat. Ik ken een paar van die vrouwen.
Heb met ze gesproken. Die mensen we
ten bij God niet waar ze hun recht kun
nen halen. Denk niet dat zoiets alleen aan
de Britse kant gebeurt. Zelfs bij de NAM
telt een Portugees niet. Ik weet van een
collega die aan boord van een NAM-plat-
form een hartinfarct kreeg. Op weg naar
de wal overleed hij. De man liet een
vrouw en twee kinderen achter. De maat
schappij betaalde alleen het vervoer van
het stoffelijk overschot. De achterblij-
venden konden barsten".
"Ik word moedeloos van dc hele toe
stand. Ik heb een brief gestuurd naar
Economische Zaken en ze gewezen op
de slechte werkomstandigheden en de
belabberde beloning. Vervolgens krijg je
keurig een brief terug dat de offshore de
aandacht heeft en dat er voorstellen lig
gen ten aanzien van het minimumloon.
Werken in de offshore: 'Niemand wil z'n haantje kwijt. Dus ga je door, tot je erbij neervalt'.
Maar voordat zo'n wet er door is, zijn we
misschien wel weer een paar jaar verder.
Voorlopig leven de oliemaatschappijen
op het Continentaal Plat boven en onder
de wet. Het is daar net wild-west. En
wanneer dat ophoudt mag Joost weten".
Wantoestanden
Martin Neesen, FNV-vertegenwoordiger
voor de offsnore, onderschrijft de wan
toestanden in deze bedrijfstak. Al tien
jaar is Neesen in een verbitterd gevecht
gewikkeld voor betere werkomstandig
heden. "Je praat over hele simpele zaken
die in elke andere bedrijfstak normaal
zijn. Het is toch van de gekke dat er bin
nen de Nederlandse grenzen werkne
mers behandeld worden als tweede
rangs burgers".
"Die Portugezen zijn de slaven van de
offshore. Overgeleverd aan de willekeur
van bazen die geen greintje moreel in
hun donder hebben. Ik ken gevallen van
koppelbazen die de mensen dwingen
duizend gulden te betalen voordat ze aan
het werk kunnen. Voor een hondenfooi
wel te verstaan. En onverzekerd. Je
denkt toch niet dat dergelijke types soci
ale lasten afdragen".
"Gelukkig kan ik een lichtpuntje mel
den. Begin volgend jaar is de fiscale wet
geving ook op de Noordzee van kracht.
Dat betekent dat de maatschappijen so
ciale lasten moet afstaan. Dan krijgen die
mensen in ieder geval ziektegeld en een
uitkering als het mis gaat. Maar daarmee
ben je er natuurlijk nog lang niet. Deze
mensen moeten onder normale arbeids
omstandigheden hun werk kunnen
doen. Het kan niet zo zijn dat ziek wor
den gelijk staat met ontslag".
"Maar kennelijk vindt de overheid het
ook allemaal wel prima zo. Ja, de fiscale
wetgeving, die wordt geregeld. Maar dat
brengt geld in het laatje. Ik heb in okto
ber 1988 al een voorstel bij Sociale Zaken
gedeponeerd. Ze gewezen op het onrecht
in de offshore en wat daar wettelijk tegen
te doen valt. Daar is tot op de dag van
vandaag nog niets mee gedaan. Je kunt
dus rustig stellen dat Den Haag ook een
flink pak boter op het hoofd heeft".
Smoesjes
Het ministerie van economische zaken
weet te melden dat er een wet in de maak
is. Woordvoerster Jolly Kerkstra: "De
wet 'arbeids mijnbouw installaties
Noordzee' wordt voorbereid. Daarin is
een pakket maatregelen opgenomen die
de mensen in de offshore de nodige soci
ale bescherming moet geven. Maar wan
neer de wet van kracht wordt, is moeilijk
te zeggen. Er wordt aan gewerkt, dat be
tekent dus dat de politiek zich wel dege
lijk met deze toestanden bezig houdt".
Bondsman Neesen zegt ook de schrij
nende gevallen te kennen van nabe
staanden van verongelukte Portugezen
in de offshore. Voor de maatschappijen
die net doen of hun neus bloedt, heeft hij
geen goed woord over. "Ik ken alle
smoesjes van de maatschappijen uit
mijn hoofd. Die verwijzen keurig door
naar de onderaannemers. Moreel vol
strekt verwerpelijk. Die mensen werken
uiteindelijk voor hen. Doordat de maat
schappijen zich onttrekken van hun ver
antwoordelijkheid hebben ze direct
schuld aan de wild-west-toestanden in
de offshore".
"En de nabestaanden laten zitten met
al hun ellende, daar zijn natuurlijk he
lemaal geen woorden voor. Om dat af
schuifsysteem te voorkomen, zou je naar
eenzelfde regeling als in de bouw moe
ten. Daar blijft de hoofdaannemer altijd
verantwoordelijk voor dat wat er op de
bouwplek gebeurt. Zo'n regeling zou
ook voor de offshore een uitkomst zijn.
Dan is dat verstoppertje spelen eindelijk
Moedeloos
Volgens Martin Neesen is er geen enkele
maatschappij die zich ten opzichte van
de Portugese werknemers netjes ge
draagt. "Nee, ook onze eigen NAM niet.
Die willen net als al die anderen ook voor
een dubbeltje op de eerste rij. En steeds
weten de oliemaatschappijen
slachtoffers te vinden. Eerder
de Zuidamerikanen die op alle mogelijke
manieren werden uitgebuit. De laatste
jaren zijn de Portugezen de klos. Een
beetje menselijk beleid schijn in deze
bedrijfstak niet mogelijk te zijn. Als vak
bondsman weiger ik me neer te leggen
bij deze situaties. Maar soms word ik er
wel eens moedeloos van. De manier
waarop door oliemaatschappijen met die
mensen wordt omgesprongen is bene
den alle peil, om ziek van te worden".
NAM-voorlichter Frank Duut zegt ver
baasd te zijn over de aantijgingen. "Je
hoort mij niet zeggen dat er in de offsho
re zorgvuldig met mensen wordt omge
sprongen. Het personeelsbeleid is hier
en daar niet altijd even gelukkig. En dan
druk ik me voorzichtig uit. Maar bij ons
zijn de zaken wel goed geregeld. Elke on
deraannemer die zich niet aan de door
ons vastgelegde regels houdt, vliegt er
uit. Werknemers zijn verzekerd en bij
ziekte is er geen sprake van ontslag. Nee,
controleren doen we dat niet. Maar als er
signalen vanaf de platforms komen, grij
pen we in".
Duut zegt dat het tijd wordt dat de
nieuwe wet er komt. "Alleen via de wet
kun je de wantoestanden uit de wereld
helpen. Ja, er gebeuren genoeg dingen
op de Noordzee die niet door de beugel
kunnen. Maar niet bij de NAM. Wij be
handelen onze mensen op een normale
"Waarom zijn brandweerauto's rood?"
Antwoord: "Op een brandweerauto
zitten zes brandweerlieden. Iedere
brandweerman heeft een buik. Een ander
woord voor buik is pens. Op een brand
weerauto zitten dus zes pensen, een six-
pens dus. Een 'sixpence' is een Engelse
munt. Aan de andere kant van de sixpen
ce staat Queen Elisabeth. Queen Elisa
beth is een oceaanstomer. In de oceaan
zitten haaien. Haaien hebben vinnen. De
Finnen wonen naast de Russen. En de
Russen zijn rood. Daarom zijn brand
weerauto's rood".
Deze bizar-verrassende uitleg was
bibberend geschreven op de binnenkant
van de omslag van een Ringers reep voor
suikerzieken. In die tijd ik werkte als
leerling-verpleger in een psychiatrisch
ziekenhuis kreeg ik op die manier bij
na dagelijks schriftelijk onderricht van
een van de patiënten van mijn afdeling,
een zestigjarige man met suikerziekte en
de diagnose paranoïde schizofrenie. Hij
was bepaald niet de enige schizofrenie
patiënt op de afdeling, er waren er nog
minstens 26 anderen. Maar tussen hem en
mij was al direct een bijzondere band
ontstaan. Hoewel hij de patiënt was en ik
de verpleger, ontfermde hij zich vanaj
het begin over mij als een welwillende
kardinaal over een aspirant-priester.
Als ik nachtdienst had, kwam hij vaak
uit zijn bed geslopen en nestelde zich in
een stoel in mijn kantoortje om urenlang
uit te weiden over de zin van het leven,
over zijn ziekte, de ziekmakende samen
leving en over de debiliteit van psychia
trische behandeling. Geregeld onderbrak
hij zichzelf midden in een zin om dan
plotseling over te gaan op het meest god
deloze gevloek dat ik ooit heb aange
hoord. In het begin joeg me dat behoorlijk
angst aan, want ik verwachtte dan dat
hij me elk moment zou kunnen aanvlie
gen. Vooral op de momenten dat hij mij
rechtstreeks begon uit te schelden, bij
voorbeeld voor de antichrist, de duivel oj
ander fraais.
Het kwam ook voor, dat hij mij ervan
beschuldigde met de hele wereld tegen
hem samen te zweren. Ik was dan een
agent, vermomd als een in het wit geklede
engel (om hem zand in de ogen te strooi
en) die gestuurd was om hem te vernieti
gen. Zulke ideeën spuide hij vooral als ik
langere tijd, vanwege verlof of vakantie,
van de afdeling weg was geweest. Het
was vermoedelijk zijn manier van uit
drukken dat hij zich in de steek gelaten,
afgewezen had gevoeld. Op andere mo
menten was hij poeslief, nam een haast
vrouwelijke pose aan en begon me de
meest oneerbare sexuele voorstellen te
doen. Ook die kon hij abrupt afbreken om
vervolgens in een eindeloos zwijgen te
vervallen. Zijn gezicht nam dan een af
wezige, oneindig troosteloze uitdrukking
aan en een enkele keer welden er tranen
in zijn ogen. Op die momenten sloeg de
geweldige geestelijke pijn waaronder hij
leed als een golf op mij over. Hoewel hij
groot en zwaar was, kwam hij me dan
voor als een volstrekt hulpeloos kind, van
een bijna onverdragelijke kwetsbaar
heid. Het waren de momenten waarop de
absolute uitzichtloosheid van zijn situa
tie levenslange opsluiting in een in
richting mij ertoe brachten plannen te
smeden om hem naar buiten te smokke
len. Plannen die ik natuurlijk nooit uit
voerde.
Ondanks zijn onvoorspelbare en soms
angstaanjagende reacties was het niet
hij, maar de 'normale' buitenwereld, die
mij op een bepaald moment werkelijk
heftige angst voor hem aanjoeg.
Op een dag behandelde de psychiater,
die de leerling-verplegers les gaf, het on
derwerp schizofrenie. Hij vertelde dat
een van de dingen waaraan je een schi
zofrenie-patiënt kunt herkennen het zo
genaamde 'praecox-gevoel' is, het gevoel
dat je niet echt contact kunt krijgen met
zo'n patiënt, je niet echt in zo'n patiënt
kunt invoelen. Die uitspraak van ie-
mand-die-het-weten-kon, een expert
tegen wie ik geweldig opkeek, sloeg bij
mij als zeventienjarige in als een bom.
Als je je normaliter niet kunt invoelen in
een schizofrenie-patiënt terwijl ik dat
bij een bepaalde patiënt wel kon, dan
zo redeneerde ik moest er met mij dus
ook iets mis zijn. In de volgende dagen
liep ik verkrampt rond. Uit angst voor
mijn eerste schizofrenie-aanval, mijn
eerste 'schub', 's Avonds zat ik op mijn
kamer verstijfd op mijn stoel te wachten
op het moment 'dat het zou gaan gebeu
ren'. Mijn patiënt—vriend ging ik zoveel
mogelijk uit de weg. Uit een soort van ir
rationele angst dat hij mij werkelijk aan
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
zou steken, dat ik echt zou eindigen zoals
hij.
Voor zover ik weet is die aanval nooit
gekomen. Wat wel is gekomen, is het besej
dat veel van onze alledaagse ideeën en
theorieën over geesteszieke medemensen,
zoals bijvoorbeeld de uitspraken van
mijn psychiater-leraar, als effect heb
ben dat er een wig wordt gedreven tussen
hen en de rest van de ('normale') mens
heid. En dat we daarmee hun toch al
moeilijke bestaan verder ontwrichten. Ik
ben er in de loop der jaren meer en meer
van overtuigd geraakt, dat degene die
aan schizofrenie lijdt zich vaak scherper
dan de 'gemiddelde' burger bewust is
van de geestelijke pijn. Van het verdriet,
de emotionele kwetsingen en van wonden
die het leven kan aanrichten. Als de schi
zofreen verdriet ervaart, veroorzaakt
dat dikwijls veel meer ontreddering dan
verdriet bij de meesten van 'ons' doet.
De reden daarvan ligt in de aard van
de schizofrenie zelf. Onder die term ver
staan we een groep van psychoses, die ge
kenmerkt worden door stoornissen in
denken, waarneming, gedrag en per
soonlijkheid. Daarbij treden wanen en
hallucinaties op, vooral zogenaamde
akoestische hallucinaties (het horen van
stemmen of geluiden die er niet zijn).
Maar de schizofrene patiënt heeft een hel
der bewustzijn en intacte verstandelijke
vermogens. Met andere woorden, hij be
seft op bepaalde momenten maar al te
goed hoe hij er geestelijk aan toe is. Zoals
mijn patiënt-vriend het een keer uit
drukte: "Mijn ziel wordt gemarteld en ik
moet toekijken".
DOOR JOOP VAN DER HORST
Waar komt de cafetaria vandaan' Tot voor
kort had ik daar nooit over nagedacht. Wel
heb ik een hardnekkig idee dat het eigenlijk
een meervoud is. En als het toch enkelvoud
moet zijn. dan liever het cafetaria. Maar ik
weet dat mijn taalgevoel op dit punt heus ver
keerd is. Maar waar komt het woord cafetaria
vandaan?
Naar aanleiding van mijn column van een
paar weken geleden kreeg ik een brief van
de heer B. uit Aerdenhout. Hij schrijft dat hij
aanwezig was bij de geboorte van het woord
cafetaria, omstreeks 1933. Hij moet zich wer
kelijk vergissen, dat heb ik ondertussen uit
gezocht, maar zijn verhaal is veel te aardig
om het meteen in de bureaula op te bergen
Het gaat als volgt.
Louis Weiiers sr., oorspronkelijk eigenaar
van Zomers Buiten in Zandvoort, begon in
1932 in Amsterdam als ijscoventer, vooral
van Italiaans ijs. De verkoop liep goed en
weldra had hij verschillende ijskarretjes in de
stad. Daarnaast dreef hij, ook in Amsterdam,
het restaurant La Petite Marmite in de Kerk
straat. In 1933 begon hij in de Jonge Roeien-
steeg (tussen Nieuwe Zijds Voorburgwal en
Kalverstraat) een zaak in belegde broodjes,
koffie, melk en thee, met als concurrent
Heck's Counter Service. Het was nog voor
de tijd van Broodje-van-Kootje. Hoe moest
de nieuwe zaak in de Jonge Roelensteeg
gaan heten? In de huiselijke kring van de fa
milie Weiiers werd er druk over gesproken.
De oudste zoon van Weiiers was een klasge
noot van B. en zo gebeurde het dat deze ook
aanwezig was bij de familievergaderingen.
De koffie en de thee zorgden voor cafe en
the, mevrouw Weiiers heette Ria en dat bij el
kaar leverde cafethena op. De onderneming
had veel succes en Weiiers opende in de vol
gende jaren nog verschillende andere cafe
taria's. Later is de naam door anderen over
genomen. Om onduidelijke redenen werden
ze toen meestal cafetaria genoemd.
Volgens de etymologische woordenboe
ken echter is het woord cafetaria (eigenlijk
cafeteria) niet in 1933 in Amsterdam be
dacht, maar ontleend aan het Amerikaanse
Engels. Wie heeft er gelijk?
Om dit te kunnen beslissen, moeten we
minstens weten of het woord in het Engels
wellicht al veel eerder in gebruik was Dat is
betrekkelijk snel na te gaan. In de OED, de
Oxford English Dictionary vinden we in deel
2 op bladzijde 764 dat cafeteria voor zover
bekend voor het eerst gebruikt werd in 1839,
en wel in de volgende zin: "Every third shop,
almost being a cafeteria where a parcel of
huge turbanded fellows were at their daily la
bours of smoking pipes and drinking coffee".
De spelling blijkt aanvankelijk niet vast te
liggen. In 1894 en 1895 is sprake van een ca-
fetiria. In de Chicago Tribune van 28 juni
1896: "Gerbach used to be a waiter in a West
Side restaurant subsequent to his employ
ment by the cafetaria company". In een ci
taat uit 1916" "A small restaurant serving or
dinary alcoholic drinks and plain meals";
1923: "Everyone knows by this time that a
cafeteria is a 'help yourself' restaurant".
Ten slotte een citaat uit de Glasgow He
rald van 30 juli 1925: "Cafeterias, although a
commonplan in America, are just beginning
to have a hold in Paris".
Dit laatste citaat is vooral interessant om
dat daaruit blijkt dat cafetaria's kort voor
1930 in Europa bekend werden. Het is dus
heel goed mogelijk dat Weiiers sr. in 1933
wel het (pardon: de) eerste Nederlandse ca
fetaria onder die naam in de Jonge Roelen
steeg geopend heeft. En zo zou de heer B.
uit Aerdenhout toch ten minste een klein
beetje gelijk krijgen. Het woord cafetaria is in
het Amerikaanse Engels dus weliswaar bijna
honderd jaar ouder en Weiiers heeft het stel
lig niet zelf bedacht, maar hij zou het wel in
Nederland geïntroduceerd kunnen hebben.
Bekend is dat Weiiers ook als kok gevaren
heeft en hij zal op zijn reizen deze Ameri
kaanse benaming voor een broodjeszaak
hebben leren kennen.
Dat het woord nog springlevend is. bleek
deze week er stond in de krant dat 56 cafeta
ria's onlangs besloten hebben zich kwalitaria
te gaan noemen, 'een initiatief van de sectie
IJsfrica van de ondernemersorganisatie Ho
reca Nederland. Weiiers sr. lijkt me een man
die zeker lid geweest zou zijn van de sectie
IJsfrica.
Schizofrenie treft overigens meer van
ons dan we zelf wel beseffen. Een op de
honderd mensen loopt kans om ooit in
zijn of haar leven een of meer schizofrene
episoden te moeten doormaken. Naar
schatting zijn er in Nederland op dit mo
ment zo'n 100.000 schizofrenie-patiënten.
Jaarlijks doen zich circa 3500 nieuwe ge
vallen voor.
Hoewel er inmiddels een gigantische
hoeveelheid onderzoek naar de oorzaken
van schizofrenie is verricht, tasten we
nog altijd voor een groot deel in het duis
ter over de oorzaak ervan. Er zijn nogal
wat mensen, ook wetenschappers, die ho
pen dat schizofrenie uiteindelijk een li
chamelijk veroorzaakte stoornis zal blij
ken te zijn, het gevolg van een erfelijke af
wijking. Dat zou in zekere zin wel zo ge
makkelijk of eenvoudig zijn. Maar waar
schijnlijker is, dat de ziekte het gevolg is
van een wisselwerking tussen een erfelijk
bepaalde kwetsbaarheid en omgevings
invloeden.
Aangetoond is bijvoorbeeld dat be
paalde gezinspatronen van grote invloed
kunnen zijn op het beloop van schizofre
nie. Een van die patronen is de mate van
'expressed emotion' (geuite gevoel, EE) in
het gezin. EE is een aanduiding voor
enerzijds de mate van overbezorgdheid
en anderzijds de mate van vijandigheid
en de kritische houding van gezinsleden
jegens de schizofrene patient in hun mid
den. Programma's die gericht zijn op het
verlagen van EE. via steun of voorlich
ting aan gezinsleden of door gezinsthera
pie, blijken een gunstige uitwerking op
de ernst en het verloop van de ziekte te
hebben.
Wat voor het gezin geldt, gaat waar
schijnlijk evenzeer voor de samenleving
in haar geheel op. Als wij in het algemeen
onze vijandige en kritische houding ten
aanzien van schizofrene patiënten zou
den veranderen, neemt de kans dat ze
goed tussen en met ons kunnen leven, toe.
Want het is nog altijd zo dat de kwaliteit
van het leven van de mens voor een groot
deel wordt bepaald door de kwaliteit van
de relaties met de mensen om hem heen.