'Vrouwen horen in de keuken' Onze taal De Wortel van het Kwaad ENKWIJZER Emancipatie nog ver te zoeken in de Rotterdamse haven ZATERDAG 26 MEI 1990 PAGINA 25 Havenwerker, het enige verboden beroep voor vrouwen in Nederland. 'Het werk is te zwaar', zo luidt de Stuwadoorswet uit 1914, die vrouwen het laden en lossen van schepen verbiedt. Het sjouwwerk is inmiddels al lang vervangen door machines. Maar op de kade van de Rotterdamse haven is nog geen vrouw te zien. Pas op 1 oktober van dit jaar, als het verbod definitief wordt opgeheven, mogen dames het 'mannenwerk' verrichten. Maar de havenwerkers zien daar niets in. "Vrouwen horen hier niet, vröuwen horen in de keuken'. door Carine Neefjes Hester de Geus, tot dusver de enige vrouw die de ambitie heeft om havenarbeider te worden: "Omdat ik graag i buitenlucht ben". (foto DOOR JOOP VAN DER HORST De familie van onze tafel is nogal groot. Maar] het zijn veelal verre achterneven en oudtan tes, zodat veel mensen niet eens weten dat ze erbij horen. Ik zal mij nader verklaren. Maar eerst moeten we het woord tafel zelf bekijken. Ook al ziet het woord tafel er oer-Hollands uit, van oorsprong is het een Latijns leen woord. Het is de vernederlandsing van het Latijns tabula, dat 'plank' of 'bord' betekende. De overgang van plank naar tafel lijkt erg groot, maar we moeten dan ook denken aan tafels die opgebouwd waren uit een plank op twee schragen. Toen er later tafels gemaakt werden met de poten eraan vast, werd het geheel ook tafel genoemd. Deze ontlening dateert waarschijnlijk al uit het begin van onze jaartelling, toen de Ro meinen hun machtsgebied uitstrekten tot on ze streken. De Germanen, onze voorouders,j hebben hun ogen uitgekeken naar wat de Romeinen allemaal konden en deden. Een van de dingen die de Romeinen goed konden, was schrijven. Ons woord schrijven is zelf trouwens ook een leenwoofd, het is af geleid van het latijnse scribere. Voor het alle daagse schrijfwerk gebruikten de Romeinen wastafeltjes: met was bestreken houten plankjes waar men de woorden op kraste met een griffel. Het was heel gemakkelijk om het geschrevene weer uit te wissen: men be hoefde maar over de was te vegen-of te strij ken of de letters waren uitgewist en er kon weer opnieuw geschreven worden. Bijvoorbeeld boodschappenlijstjes of an dere lijsten. Ook bij de Romeinen betekende tabula al 'lijst', 'tabel'. Het woord tabel zoals wij dat gebruiken is het eerste familielid dat genoemd moet worden. Tabel is een latere ontlening, misschien wel via het Frans bij ons terecht gekomen. Aanvankelijk werd tafel dan ook nog wel gebruikt in de betekenis van 'tabel', wat nog te merken is als we spreken over de tafel van zes. de tafel van tien. In bij-1 beltaal spreekt men van de stenen tafelen, de tafels der wet: de twee stenen platen waarop Mozes de regels van de wet van Is- j rael geschreven had. Het kleine neefje van de tafel oftewel table is de tablet, letterlijk 'tafeltje'. Via rechthoeki ge of ronde 'plak' of 'snede', zoals in een ta blet chocola, kreeg dit woord ook onze bete kenis van 'pilletje'. Soms dubbel verkleind tot tabletje. Duidelijk via het Frans kregen we de vol- gende afstammeling van de latijnse tabula: tableau. Een tableau, of zoals het vroeger luidde: tabelleau, was een houten paneel. Dikwijls een beschilderd paneel, en zo kon tableau ook schildering gaan betekenen. Het woord tafereel gaat trouwens ook terug op dezelfde stam. De familie van onze tafel kent ondertussen nog diverse andere leden. De tabellenmaker op de schrijfmachine heet tabulator en de sprongen die we daarmee doen heten tabs, ook al beseft bijna niemand dat de tabs nog familie zijn van de tafel. Verder zijn er nog de tabulatuur, waarmee in cijfers en letters muziek genoteerd werd voordat het moderne notenschrift ingang vond, een vakterm als tafelmenten een ver ouderd woord als tablier. De meeste familieleden van de tafel zien er dus nog tamelijk buitenlands uit, terwijl de tafel zelf net zo vertrouwd geworden is als de stoel. Toch is stoel geen leenwoord, het is al onmeetbaar veel langer een inheems woord. Maar dat verschil is er nu niet meer aan af te zien. Net zo min als bij bed, huis. kelder, raam of tuin. Waaruit maar weer eens duide lijk blijkt dat 'eigen' woorden en 'leenwoor den' maar heel betrekkelijk zijn. Hij pakt zijn walky talky en luistert aan dachtig of de man in de 10 meter hoge hijskraan alles onder controle heeft. Die moet de containers aan wal veilig in het schip loodsen. "Zie jij dat een vrouw doen? Nou, ik niet. Dat is typisch man nenwerk", zegt Leen Laheij (47), toe zichthouder op het laden en lossen van schepen in de Rotterdamse haven. Al dertig jaar werkt hij in 's werelds grootste zeehaven. Zoals iedere havenar beider begon ook Laheij in de 'put'. Een groot ruim onderin het schip waar goe deren worden opgeslagen. "Zwaar werk", zucht hij. Dat sjouwen in de put is bijna verleden tijd. In de Rotterdamse haven wordt nog slechts voor 20 procent aan stukgoederen verscheept. Tachtig procent van de lading bestaat uit contai ners en die worden met een hijskraan het schip in- of uitgeladen. Concurrentie Juist in dat verschil, tussen werken in de 'put' en een kraan bedienen, zit 'm de pijn, meent Laheij. "Alle havenarbeiders I hebben zich jarenlang een ongeluk ge tild. Dat was verboden voor vrouwen, omdat het werk te zwaar was. Nu m oeten hier zonodig dames komen. Het vuile werk is inmiddels door mannen opge knapt. Vrouwen willen hier zeker direct als kraanmachinist aan de slag. Ze pik ken onze mooie baantjes in. Ze moeten onderaan beginnen, in de put dus", schreeuwt Laheij. De gevreesde concur rentie van vrouwelijke krachten is niet de enige reden waarom de opzichter j geen vrouwen wil. "Ze horen gewoon niet in de haven. Ze moeten verkoopster of verpleegster wordën, daar zijn ze ge schikt voor". De Vervoersbond FNV, die destijds heeft aangedrongen op de wetswijziging, reageert hier nuchter op: "Zo doen die mannen altijd. Ruwe taal als het om vrouwen gaat. Maar ze draaien wel bij I hoor. Als er eenmaal een paar vrouwen werken, hoor je ze niet meer. Let op mijn woorden", aldus FNV-medewerkster Hanny Verheem, belast met de bedrijfs groep havens. Toen in 1914 vrouwen door de wet wer den uitgesloten van het laden en lossen I van schepen, was dat volkomen terecht, I meent L. Jansen, adjunct-directeur van de werkgeversorganisatie Scheepvaart Vereniging Zuid (SVZ). De arbeid was li chamelijk zwaar. Havenwerkers sjouw den goederen van zo'n vijftig tot honderd kilo per stuk. De arbeidsomstandighe- den waren slecht. Vaak werkten ze 's nachts in ploegendienst. Door slecht ver pakte goederen uit Derde Wereldlanden liepen de havenarbeiders tropische ziek- I tes op. "Het leven van een havenwerker J was hard", memoreert Jansen. Zo'n vijftien jaar geleden werd ook het werk in de haven geautomatiseerd. De i menselijke spierkracht werd vervangen door heftrucks en kraanmachines. De I Rotterdamse haven kampte hierdoor met te veel ongeschoold personeel en moest werknemers afstoten. Maar de be hoefte aan geschoold personeel bleef. Bezuinigingen I Door de drastische bezuinigingen is ech ter nooit een moment gedacht aan wer ving van vrouwelijke krachten, erkent Jansen. "We waren alleen maar bezig met het lozen van ouder personeel. De vergrijzing in de Rotterdamse haven is groter dan in welk ander bedrijf in Ne derland. Daarom is sinds kort het Mas- terplan ingevoerd: iedere werknemer van 56 jaar is verplicht het werk neer te leggen". Voor het moderne, geautomatiseerde werk in de Rotterdamse haven is jong, geschoold personeel nodig. En als de nood hoog is, doet het bedrijfsleven een beroep op vrouwen. En het toeval wil dat juist nu de Stuwadoorswet is aangepast. De omstreden bepaling is acht jaar bij de Tweede Kamer in behandeling geweest, maar geen haan die er ooit naar heeft ge kraaid. Op aandringen van de Vervoers- I bond en vrouwenorganisaties is er einde- j lijk een besluit genomen. Directeur L. den Hartog van het leer lingenstelsel voor haven- en vervoerbe- I drijven in Rotterdam vindt het prima dat vrouwen in de haven komen werken. Hij I doet echter niet aan werving: "We gaan geen actie voeren om vrouwen over de drempel te trekken. Dan komen ze hier gedwongen en haken hoogstwaarschijn lijk snel weer af. Ook doen we niet aan positieve discriminatie, vrouwen heb ben bij ons geen voorrang. Wij zeggen: wie zin heeft, kan komen. Dat is voor ons voldoende". Ook het bedrijfsleven is niet van plan te investeren in de toekomstige vrouwe lijke werknemer. Hoewel bijna ieder be- I drijf in Nederland op z'n minst nadenkt over deeltijdwerk of kinderopvang, wei geren de havenbedrijven zelfs de sanitai- re voorzieningen aan te passen. Den Har tog: "Ze hebben er geen stuiver voor over om nu al damestoiletten te bouwen. Een werkgever investeert pas als hij een stuk of vier vrouwen in dienst heeft. Hij wil rendement van z'n geld". Enige vrouw In ruim veertig jaar is Hester de Geus (17) de tweede vrouwelijke leerling van de haven- en vervoersschool Prof. Rutten. Hier worden de theoretische vakken van het havenwerk gedoceerd. Hoewel admi nistratief en technisch werk in de haven wel toegankelijk was voor vrouwen, heb ben zich in al die jaren nooit meer vrou wen gemeld. Na het afhaken van haar collega, is Hester nu de enige leerlinge. Hester koos voor havenwerk, omdat "ze graag in de buitenlucht is". "Ik wilde niet zoals andere meisjes van mijn leef tijd, verkoopster of verpleegster worden. Dat vind ik gewoon geen leuke beroe pen". Met een LBO als vooropleiding, kon ze makkelijk terecht op de haven- én vervoersschool. Ze is nu tweedejaars en heeft bij diverse bedrijven stage gelopen. Hester voelt zich wel thuis in de man nenwereld. Haar enige probleem is de slechte sanitaire voorziening. "Op het haventerrein is vaak alleen een mannen- toilet. Dat is vies en daar wil ik niet op. Ik moet dan helemaal naar de kantine om naar de wc te gaan. Daar werkt al jaren een koffiejuffrouw. Dus daar is wel een damestoilet", vertelt Hester. Soms past een bedrijf zich aan als Hester stage loopt. "De ramen van een oude kleed ruimte zijn eens zwart geverfd, zodat mannen niet stiekem konden gluren". Hester heeft ook stage gelopen bij het stukgoedbedrijf Europe Combined Ter minals (ECT). "Daar moest ik zware ba len rijst sjouwen. Nou, dat voelde ik wel in m'n rug. Meestal werd ik dan gehol pen. Natuurlijk maakten ze dan grapjes in de trant van: Kan jij dat niet?" Hester vindt dat de school vrouwen moet werven, want "anders komen ze hier nooit". "Havenwerkers staan be kend als ruwe kerels. Altijd stoere verha len. Als hier meer vrouwen werken, kan ik tenminste een persoonlijk gesprek aanknopen. Dat doe ik niet met een Hester wil na haar opleiding graag een baan bij de douane. Daarvoor moet ze nog wel een vervolgcursus doen. "Dat heb ik er graag voor over, want anders blijf ik een doodgewone havenwerker. Dan ben je eigenlijk niets". Het zware stuwadoorswerk dat Hester na de wets wijziging ongehinderd kan doen, ziet de 17-jarige niet zitten. "Het lijkt me ver schrikkelijk saai om kraanmachinist te zijn". Bezorgd Roel Verbeek, toezichthouder op het loodswezen bij het stukgoedbedrijf ECT, vindt het terecht dat vrouwen in de toe komst ook het sjouwwerk mogen doen. Werkgevers moeten echter geen toppres taties van vrouwen verwachten, vindt Verbeek. "Toen Hester hier stage liep kon ze nauwelijks iets alleen doen. Altijd moest iemand haar helpen. Het werk was gewoon te zwaar. Ik was bezorgd om haar. Het is nu eenmaal een tenger meis je. Als ze nou een stevige rug had en flin ke spierballen, zou ik haar alleen laten werken. Dat was nu onmogelijk". De ervaring met Hester is hem niet meegevallen, maar toch pleit hij voor meer vrouwen in een stukgoedbedrijf. "Ze moeten dan uitsluitend in een da- mesploeg werken. Gemengd sjouwen is waardeloos. Dan tilt de man 60 kilo en de vrouw 20. En wie loopt er dan scheef op z'n 65ste? Juist, de man". Net als alle andere havenarbeiders moeten vrouwen onderaan beginnen, in de put dus. In de loop der jaren kunnen ze zich omscholen tot controleur, chauf feur of kraanmachinist. "Niet gelijk de mooie baantjes inpikken. Daar ben ik fel op tegen". Eén van zijn werknemers staat op drie meter afstand mee te luisteren. Als hij flarden opvangt over vrouwen in de ha ven, wordt hij wild. "Die horen hier niet. Vrouwen moeten in de keuken". de executie van degene die zij als hun rechtmatige koning beschouwden, diep te vernederen en iedere .verdere illusie te ontnemen. Vanwaar dan het idee, dat niet de Ro meinen maar de joden Jezus hebben ver moord? Het waarschijnlijke antwoord: Degenen die door het hele Romeinse Rijk het christendom wilden verspreiden, kon den natuurlijk niet op bijval rekenen als Jezus in het testament zou worden be schreven als een voor Rome gevaarlijke activist, die volgens Romeins recht was veroordeeld en geëxecuteerd. De oplos sing was Jezus voor te stellen als gedood op aandrang van dat lastige, onbeteke nende joodse volk, min of meer tegen de wil van de romeinen lees Pilatusin. Met die voorstelling van zaken werd Jezus als het ware uit het jodendom opgeheven, en werd tegelijkertijd het zwakke joodse volk tot een slecht, onbetrouwbaar, infe rieur geheel vernederd. En daarmee werd een van de zwartste bladzijden uit onze geschiedenis opengeslagen. Wij mensen, of in elk geval een aantal van ons, zitten helaas zo in elkaar dat we vanwege diepgaande minderwaardig heidsgevoelens voortdurend moeten be wijzen dat we eigenlijk toch sterk en goed zijn. En daarom moeten we op zoek naar- zwakke en 'slechte' anderen, teqen wie we ons kunnen afzetten of bewijzen. We val len de zwakketi aan, om zo onze angst en vrees voor alles dat diep in ons kwets baar en zwak lijkt, alles dat ons aan onze eigen mogelijke zwakheid of inferieure kanten herinnert, te kunnen verdringen of compenseren. De kans dat we dat doen is natuurlijk groter naarmate we het ge voel hebben dat we zelf in het leven min der klaarspelen en geen macht genoeg hebben om daar constructief iets aan te doen. Als we ons te zwak, te minderwaar dig voelen om aan het echte leven deel te nemen, gaan we op zoek naar surrogaten om een gevoel van macht, van superiori teit, te kunnen beleven. Je kan het ook an ders zeggen: de wortel van het kwaad is een duistere inferieure uithoek van de menselijke geest. Stel eens voor dat Jezus nipt een jood maar bijvoorbeeld een Belg was geweest. Dat Hij, geboren en getogen in een Vlaams gehucht, na een betrekkelijk kortstondig maar turbulent leven van verzet tegen de Romeinen —die beheer sten in die tijd immers ook het huidige België— door hen was gekruisigd op de Grote Markt in Brussel. Waarna Zijn werk was overgenomen door ongeletterde Vlaamse keuterboeren en vissers, die over de hele beschaafde wereld waren uitgezwermd, de ,Noordelijke Nederlan den incluis, om te proberen Zijn woord te verspreiden. Maar zou ze dat gelukt zijn? Zouden wij een Belg op zijn woord hebben ge- loofd, hem zijn gaan volgen, vereren en aanbidden? Ik denk dat dat uitermate onwaarschijnlijk is. We zouden vragen hebben gesteld als: waarom zou God nou net een Belg tot Zijn zoon hebben geko zen? Waarom zou Hij van alle volkeren de Belgen - op wie wij zolang hebben neergekeken tot zijn uitverkoren volk hebben gemaakt? Waarom zou nou net de geschiedenis van het Belgische volk de in houd van het heiligste en meestgelezen boek ter wereld moeten vormen? Zijn Bel gen soms betere mensen dan wij? Hebben zij soms iets wat wij niet hebben? Wat verbeelden zij zich wel? Als we Jezus als Belg hadden moeten aanvaarden, zou dat onze hang naar su perioriteit zodanig gefrustreerd hebben. Onze nationale trots zo gekwetst, dat we nooit echt in Hem zouden hebben willen geloven. Wie ons daartoe.toch had willen krijgen, zou niets anders hebben kunnen doen dan proberen Jezus zoveel mogelijk van zijn Belgische achtergrond los te we ken. Hij zou de geschiedenis van Jezus hebben moeten herschrijven. Hij zou de suggestie hebben moeten wekken dat het eigenlijk stom toeval was dat hij daaruit was geboren. Hij zou er nog beter aan ge daan hebben aannemelijk te maken dat Jezus eigenlijk helemaal geen Belg was allemaal Belgische propaganda. Of nog effectiever, hij zou moeten hard maken, dat de Belgen Jezus absoluut onwaardig waren geweest, dat Zijn bloed zelfs aan hun handen kleefde, dat zij eigenlijk Zijn moordenaars waren. Dan zouden al onze opgekropte min derwaardigheidsgevoelens opgelost wor den en een uitlaatklep vinden. Want met dat idee zouden we Jezus uit zijn Belgi sche afstamming kunnen verheffen en qns zelf toeëigenen en tegelijkertijd de Belgen als volk kunnen degraderen tot kwaadaardig, verradelijk gebroed. En omdat de Belgen nu eenmaal militair en getalsmatig zwakker waren, zouden we daarin een rechtvaardiging hebben ge vonden om deze onwaardigen en moor denaars waar en wanneer dan ook hun gerechte straf niet te laten ontlopen. Ze zouden een ideaal mikpunt voor onze ge voelens van haat, agressie en angst zijn geworden, ook als ze aan het ontstaan van die gevoelens part noch deel hadden. Alles wat bij ons niet goed ging, al onze onvrede zouden we op het Belgische zwarte schaap hebben kunnen botvieren. Kort en goed, die arme Belgen zouden geen leven hebben gehad, al vele eeuwen lang niet. Het zou in zekere zin zelfs een wonder hebben mogen heten als er anno 1990 nog een paar Belgen over waren ge weest. Schromelijk overdreveji deze voorstel ling van zaken? Ik ben bang van niet. De denkbeeldige geschiedenis van het anti- belgitisme is voor een belangrijk deel de werkelijke geschiedenis van het antise mitisme. De joden hebben hun vreselijke geschie denis te wijten aan een drietalfactoren, namelijk het feit dat ze als een betrekke- lijk klein en zwak volk waren onderwor- pen aan een enorme wereldmacht (het Romeinse rijk), dat Jezus Christus uit hen is voortgekomen en dat mensen psy chologisch zo in elkaar steken dat ze, ze ker in groeps- of nationaal verband, voor hun tekortkomingen en lijden bij voor keur de schuld aan anderen geven, naar zwarte schapen zoeken. En omdat te rechtvaardigen zijn ze bereid desnoods de geschiedenis te vervalsen. Er is de afgelopen jaren een groot aan tal studies verschenen, die duidelijk ma ken dat veel denkbeelden die christenen al eeuwenlang over Jezus en de joden koesteren met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid historisch gezien on juist en vervalst zijn. Zo is onze kennis van de mens Jezus ik laat het goddelijke aspect hier uit drukkelijk buiten beschouwing— voor namelijk gebaseerd op het Nieuwe Testa ment. Feit is dat dit Testament vermoede lijk pas twee generaties na de dood van door René Diekstra ,v; hoogleraar; psychologie te' Leiden Jezus, zo tiLssen het jaar 66 en 75, is ge schreven. Degenen die het schreven had den Jezus of niet gekend of moesten uit vaak uit heel vroege en daarmee vage herinneringen putten. Vast staat dat de tekst in de volgende eeuwen regelmatig is bijgeschaafd om haar aanvaardbaar te maken voor de mensen van die tijd. Om die reden werd Jetus ontdaan van alles wat zou rieken naar politiek activisme en materiële rijkdom, want Hij moest on partijdig zijnen een symbool voor de gro te massa. Maar de vermoedelijke waarheid is dat Hij 'in zijn tijd een politiek leider was. De aanduiding Jezus van Nazareth is duidelijk een geschiedvervalsing want in die tijd bestond er in Palestina niet een plaats met die naam. Waar schijnlijk behoorde hij tot de partij van de Nazareërs, een politiek-religieuze ac tiegroep, die streefde naar een onafhan kelijke joodse staat onder het konings huis van David. Veel bijbelhistorici vermoeden dat Je zus in feite een prins was uit de dynastie van David, en getracht heeft om zich eventueel met geweld als koning van de joden te laten erkennen. Als populair lei der van een nationalistische politieke verzetsgroep was Hij een bedreiging voor de Romeinse bezetters, werd door hen ge vangen werd genomen, berecht en ge kruisigd. De inscriptie boven het kruis 'Koning der Joden', die PilatiLS erop had laten bevestigen, was daarom niet be doeld als spotf zoals vaak wordt gesugge reerd, maar als poging om de Joden via

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 25