De Verzwegen' kunstroofbij De Lakenhal
Manuscripten Achterberg blijven in Nederland
Cees Nooteboom schrijft
boekenweekgeschenk '91
In bewaring gegeven joodse kunstcollecties naar Hitier en Goering
WOENSDAG 9 MEI 1990
JHBEHHBBOB.
PAGINA 29
Denker Spinoza
schatplichtig
aan leraar
ROTTERDAM (ANP) - Spinoza-
kenner dr. W. Klever van de Eras
mus Universiteit in. Rotterdam
heeft in Parijs twee geschriften van
de leermeester van de Nederlandse
wijsgeer gevonden, die volgens
hem het „keiharde" bewijs vormen
dat Spinoza's denkbeelden voor
een groot deel afkomstig zijn van
deze leermeester. Hij heet Francis-
cus van den Enden.
Het was al langer bekend dat de
filosoof destijds beïnvloed werd
door Van den Enden, maar zo diep-,
gaand als de Rotterdamse onder
zoeker nu heeft 'kunnen aantonen
stond tot nu toe niet vast.
Het gaat volgens Klever om een
en dezelfde filosofie van poiitiek-
theoretische aard. De grondbegin
selen van Spinosa's werk, de hoofd
thema's van zijn Ethica, zijn onmis
kenbaar in de pamfletten van Van
den Enden aanwezig. De twee in de
Franse hoofdstad gevonden teksten
bevestigen dat de opvattingen van
beide wijsgeren dezelfde zijn.
De Rotterdamse onderzoeker
vond de twee geschriften onder de
processtukken, die in 1674 werden
gebruikt tegen Van den Enden. Hij
had deelgenomen aan een samen
zwering tegen koning Lodewijk
XIV van Frankrijk. Na zijn veroor
deling werd de filosoof opgehan
gen.
De ontdekking doet naar de me
ning van Klever niets af aan hei ge
nie van Spinoza, die de gezamenlij
ke denkbeelden op een meesterlij-
f gestalte wist te geven.
AMSTERDAM (ANP) - De Au
teur Cees Nooteboom schrijft op
uitnodiging van de Stichting
CPNB het boekenweekgeschenk
1991. Dit heeft de stichting dins
dag bekendgemaakt.
De boekenweek 1991 (van 6 tot
en met 16 maart) heeft als thema
"Schrijvers op reis". Het boek
van Nooteboom zal het 56ste zijn
in de reeks boekenweekgeschen
ken. Sinds 1984 wordt de op
dracht jaarlijks verstrekt aameen
literair auteur. Daarvoor verschil
den de boekenweekgeschenken
in genre.
Zo zijn er voor 1984 bijvoor
beeld een detective, een prenten
boek en samengestelde bundels
uitgegeven als geschenk. Mensen
die in de boekhandels een bedrag
van 19,50 gulden of meer beste
den, ontvangen gratis het boe
kenweekgeschenk.
Nooteboom schrijft poëzie,
reisverhalen en romans. De au
teur ontving in 1985 de Multatu-
liprijs en werd hem in 1982 de in
ternationale Pegasus Literatuur
prijs uitgereikt. Zijn laatst ver
schenen boek is de bundel reis
verhalen "De wereld van een rei
ziger".
Letterkundig Museum verwerft historisch materiaal dankzij sponsors
HAARLEM (GPD) - De hand
schriften van de dichter Gerrit Ach
terberg uit de collectie Stakenburg
zijn behouden voor Nederland. Tij
dens de veiling gisteravond bij het
Haarlemse veilinghuis Bubb Kuy-
per is de collectie gekocht door het
Letterkundig Museum in Den Haag
voor een bedrag van 116.000 gulden.
De vrees bestond dat de histo
risch zeer waardevolle literaire ver
zameling naar het buitenland zou
verdwijnen, omdat er twee Ameri
kaanse bibliotheken serieuze be
langstelling hadden getoond. Het
Haagse Museum beschikte in eerste
instantie niet over voldoende finan
ciële middelen om de te verwachten
vraagprijs van rond een ton te kun
nen betalen. Directeur Anton Kor-
teweg maakte na afloop bekend dat
hij zeer kort geleden twee sponsors
had gevonden, het Prins Bernhard-
fonds en de Weekbladpers.
De veiling vertoonde alle ken
merken van een thriller met een
hoog literair gehalte. De ontkno
ping was geënsceneerd in de kleine
veilingruimte aan de Jansweg in
Haarlem, waar zo'n vijftig stoelen
stonden opgesteld voor de direct
betrokkenen, de pers en de regulie
re veilingbezoekers. Kaartjes op de
gereserveerde stoelen vermeldden
de namen van de hoofdrolspelers in
het veilingdrama: twee plaatsen op
de eerste rij voor het Letterkundig
Museum, de belangrijkste gegadig
de voor de aankoop, en iets verder
achterin de zaal twee plaatsen voor
de familie Stakenburg, de eigenaar
van de manuscripten.
Achter in de zaal geeft de camera
man van Veronique zijn geluids
technicus de laatste instructies:
"Het is het gebruikelijke werk. Als
de fotografen in beeld gaan staan,
moetje ze wegknuppelen". Veiling
meester Bubb Kuyper maakt een
plechtige opkomst in de inmiddels
volgepropte zaal en kondigt aan dat
als de collectie vanavond niet ver
kocht wordt, zij tijdens de volgende
veiling in kleine delen zal worden
verkocht. De spanning stijgt. De
eerste kavel die op het programma
staat is nummer 416, de Achterberg
collectie. De veilingmeester roept
"Nummer 416, 90.000 gulden" en
het bieden begint.
De ontknoping voltrekt zich onver
wacht snel. Binnen twee minuten
na de inzet blijft de prijs steken, de
hamer valt en Bubb Kuyper roept:
Dichter Gerrit
Achterberg.
Verzameling
van zijn hand
schriften voor
Nederland be
houden? Of was
er helemaal
geen Ameri
kaanse interes
se? (foto archief)
"116.000 gulden, voor Schuhma-
cher, namens het Letterkundig Mu
seum". De zaal applaudiseert: de
collectie is voor Nederland behou
den.
De King-pepermuntdoos met de
handschriften wordt theatraal naar
een zijkamer gedragen waar Anton
Korteweg, directeur van het Letter
kundig Museum, de pers te woord
staat. "Ik heb het bieden overgela
ten aan een bevriende Amsterdam
se antiquair. Ik vond dat iemand het
moest doen die enroor geleerd
heeft. Ik ben zeer verheugd over de
uiteindelijke afloop".
Uit het relaas van Korteweg blijkt
dat de benodigde financiële midde
len pas op het laatste moment rond
zijn gekomen. "De eerste sponsor
die we in februari hadden gevon
den, liet het veertien dagen geleden
afweten. Een paar dagen later kre-
geh we een flinke toezegging van de
Weekblad Pers, waar de literaire
uitgeverij Querido deel van uit
maakt, maar dat bedrag was nog on
voldoende".
Omdat minister D'Ancona de
Tweede Kamer in februari beloofde
alert te zullen reageren, om export
naar het buitenland te voorkomen,
klopte het museum bij WVC aan.
Daar kreeg Korteweg nul op het re
kest, met als argument dat het mi
nisterie vreest binnenkort te moe
ten opdraaien voor de tekorten bij
de Stichting Vertalingen. Op de val
reep kwam toen een toezegging van
60.000 gulden van het Prins Ber
nard Fonds. Korteweg: "Het fonds
wilde eerst de zekerheid dat WVC
inderdaad niets zou bijdragen.
Maandag heeft het ministerie dat
met een fax officieel bevestigd en
toen was het binnen een kwartier
rond".
Het Letterkundig Museum zal de
manuscripten ter beschikking stel
len voor letterkundige studie, die
moet uitmonden in een historisch-
kritische editie van de gedichten
van Achterberg.
Een onopgelost raadsel in de hele
affaire blijft de identiteit van de
voornaamste tegenbieder van het
Letterkundig Museum. Korteweg
bekent dat hij vanaf het begin zijn
twijfels heeft gehad over de ver
meende belangstelling van twee
Amerikaanse bibliotheken. "Ik zeg
niet dat ze er niet geweest zijn. Maar
het is gewoon niet erg waarschijn
lijk dat een Amerikaanse universi
teit, bij voorbeeld Harvard, waar ze
niet eens meer een afdeling Neder
landse Letterkunde hebben, werke
lijk belang zou hebben gehad bij
Achterberg".
Veilingmeester Bubb Kuyper wil
weinig kwijt over de tegenbieder
van het Haagse museum. "Het is
een particulier met middelen, die
absoluut anoniem wenst te blijven.
Hij is meteen na de verkoop zeer
verstoord weggelopen. Ik had na
melijk een geheim bied-teken met
hem afgesproken, maar toen hij op
een bepaald moment geen respons
meer gaf, heb ik hem niet meer in de
gaten gehouden. Later is hij toch
weer mee gaan bieden, maar dat is
me kennelijk ontgaan". Met een
lichte spijt in zijn stem voegt hij er
aan toe: "In cultureel opzicht vind
ik het prima dat het zo is gelopen,
maar in zakelijk opzicht had er meer
uit kunnen komen".
LEIDEN Drie jaar na de bevrijding, in 1948, verscheen
er in het Lcidsch Jaarboekje een artikel over de gebeur
tenissen in het Leidsc Stedelijk Museum De Lakenhal
tijdens de oorlogjarcn. Met enige trots meldt E. Pelinck,
die tijdens de bezetting directeur was van dit museum,
dat de 'stedelijke verzameling ongedeerd aan het oor
logsgeweld is ontsnapt'. Över de roof van 89 zeventien-
de-ecuwsc meesters, door joodse verzamelaars bij De
Lakenhal in bewaring gegeven, wordt met geen woord
gerept.
Het gaat hier om de schilderijenverzameling van Dr.
Alphons Jaffé en de weduwe Larscn-Menzcl. Deze col
lecties werden in 1939 uit veiligheidsoverwegingen als
bruikleen ondergebracht in De Lakenhal. In 1941 werden
89 van deze schilderijen daar door de nazi's ontvreemd.
Ze kwamen terecht in de kunstcollecties van Hitler,
Goering, Hoffmann en Schaub.
E. Pelinck weigert in te gaan op het 'oorlogsverleden'
van De-Lakenhal: "Kent u de namen van die bruikleen
gevers? Nee, natuurlijk kent u die niet".
Een reconstructie.
Friendlander genoot dus kenne
lijk het vertrouwen van Jaffé. Of hij
dit onder dwang van de nazi's heeft
moeten beschamen, is niet bekend,
maar helemaal ondenkbaar is het
niet.
De joodse Dr. Max Friedlander,
zo komen we uit Adriaan Venema's
boek 'Kunsthandel in Nederland
1940-1945' (1986) te weten, werd in
1867 geboren in Berlijn. Hij is in de
ze metropool lange tijd directeur ge
weest van het Kaiser Friedrich Mu
seum. In 1938 emigreert hij naar Ne
derland en vestigt hij zich in Den
Haag. Eind mei 1940 wordt hij door
de Duitsers tien dagen gevangen ge
nomen op beschuldiging van spio
nage. Door toedoen van Hermann
Goering zelf komt hij vrij. Maar niet
voor niets natuurlijk: vanaf die tijd,
zo schrijft Venema, doen de 'grote
Duitse klanten' steeds vaker een be
roep op Friëdlanders kennis van de
schilderkunst en vragen ze hem om
expertises.
door
Cees van Hoore
De Tweede Wereldoorlog is voor de
Nederlandse kunsthandel een
mooie tijd geweest. Adolf Hitler en
Hermann Goering deden de winkel
bel daar regelmatig rinkelen. 'De
verschrikkelijke Hermann' was een
hartstochtelijk verzamelaar. Als hij
wist dat er zich in Holland ergens
een mooie verzameling schilderijen
bevond, ging hij die op zijn gemakje
bekijken, ook al waren daar soms
troepenverplaatsingen voor nodig.
Goering wilde van zijn landgoed
Karinhall op den duur een groot
museum maken, het zogenaamde
Hermann Goering-Mnseum, dat in
1953 geopend zou moeten worden.
Hitler had de Nederlandse schilde
rijen nodig voor zijn Fiihrer-Muse-
um in Linz, dat in 1951 klaar moest
zijn. Echt geïnteresseerd was hij
meestal niet in zijn 'aankopen'.
Een instantie die beide nazi-kop
stukken behulpzaam is geweest bij
het traceren van waardevolle collec
ties in Nederland is de beruchte
Dienststelle Mühlmann. Onder lei
ding van Dr. Kajetan Mühlmann,
die verblijf hield op het Wassenaar-
se landgoed Clingendael, werden
door dit bureau vele joodse kunst
collecties 'sicher gestellt'. Dat wil
zeggen dat déze verzamelingen
eerst werden geregistreerd en daar
na ter veiling gebracht, waar ze via
tussenpersonen aan Hitier, Goering
of andere nazi's werden verkocht
voor maar 'n fractie van de werkelij
ke waarde. Er werd dus niet botweg
gestólen, nee, er werd wel degelijk
voor de schilderijen betaald. Maar
veel te weinig en vaak met waarde
loze Reichsmarken. In zijn boek
'Kunsthandel in Nederland 1940-
1945' schrijft Adriaan Venema dat
de Duitsers hun kunstroof graag
een 'legaal tintje' wilden geven.
Rasgenooten
We schrijven 1939. In dat jaar ver
werft het Leidse Stedelijk Museum
De Lakenhal door bemiddeling van
Dr. H. Schneider, directeur van het
Rijksbureau voor Kunsthistorische
en Ikonografische Documentatie,
een bruikleen van de hoogbejaarde
Dr. Alphons Jaffé uit Berlijn. Jaffé,
die joods is„heeft de wijk genomen
naar Londen en wil zijn grote collec
tie zeventiende-eeuwse meesters
(overwegend Hollandse en Vlaam
se, maar ook Italiaanse, zoals Gu-
ardi en Tiepolo) veilig stellen voor
de nazi's. Het Leidse Museum De
Lakenhal lijkt hem daarvoor een ge
schikte plaats. In maart 1939 wor
den bij dit museum vanuit Berlijn
79 schilderijen bezorgd, waaronder
werken van Albert Cuyp, Jan van
Goyen, W. Calff, A. Elsheimer, .Ni-
colaes Maes, Aart van der Neer, Van
Ogtade, Rubens, Ruysdael, David
Teniers, Tiepolo en Adriaan van der
Velde. Volgens een inderhaast op
gesteld contract mag er zonder toe
stemming van Lakenhal-directeur
E. Pelinck uit deze collectie "geen
schilderij voor 1 maart 1940 het mu
seum verlaten".
Begin 1940 begint Jaffé bang te
worden. Vrienden in Londen heb
ben hem aangeraden de collectie of
een gedeelte daarvan onmiddellijk
te verkopen. Dr. Friedlander, die
Jaffé's zaken in Holland behartigt,
heeft daar bedenkingen tegen. Hij
vindt het risico van verzending te
groot. Bovendien zouden er in Ne
derland betere kansen zijn om iets
of alles van de hand te doen omdat
zich in de. collectie van Jaffé juist
"hét soort schilderijen bevindt dat
de handel hier zoekt, terwijl de
markt daarvoor in Londen niet zo
gunstig is".
Dr. Schneider vindt, net als Fried
lander, dat Pelinck zich niet moet
laten vermurwen door Jaffé, "den
ouden heer, dien men blijkbaar op
stang heeft gejaagd". Een "afbrok
keling van hét bruikleen voor 1
maart 1940" moet koste wat het kost
worden voorkomen.
Op 29 januari, een maand voor de
afloop van het bruikleen, ontvangt
Pelinck wederom een brandbrief
van Schneider. "Van Jaffé weet ik
nog niets", schrijft hij, "vermoed
echter dat hem de telkens weer op
duikende ongunstige berichten
over de politieke situatie in Holland
geen rust zullen laten. Ook zullen
vermoedelijk de bibberende land
en rasgenooten in zijn omgeving
hem dusdanig bewerken dat hij op
zijn minst de belangrijke stukken
naar Londen zal laten overkomen.
Alleen de kosten kunnen hem ver
moedelijk weerhouden om alles te
rug te roepen. Als hij nu reeds een
en ander wil verkopen, zou ik daar
geen bezwaar tegen hebben; want
de man moet uiteindelijk uit de op
brengst zijner schilderijen zijn le
vensonderhoud bekostigen. Ik heb
Friedlander reeds gezegd hem te
suggereeren om een schilderijtje
aan De Lakenhal te schenken als
dank voor de genoten gastvrijheid.
Denkt U er alvast over na waarop U
Uwe keuze eventueel zou willen la
ten vallen".
Te laat
Op 22 februari stopt er een vracht
wagen van de firma De Gruyter
Co voor de deur van De Lakenhal.
Het transportbedrijf heeft een op
dracht van Dr. Alfons Jaffé om
'twenty antique pictures' op te ha
len uit De Lakenhal. Zes dagen later
komt kunsthandel De Boer uit Am
sterdam nog eens twee schilderijen
ophalen.
Alles lijkt erop te wijzen dat Jaffé
zijn bezit nog veilig zal kunnen weg
sluizen uit Nederland of hier zal
kunnen verkopen voor de inval van
de Duitsers. Maar bij de volgende
'zending' loopt het mis. Op 19 april
1940 meldt transportbedrijf de
Gruyter zich nogmaals bij De La
kenhal, nu met een volmacht van
Jaffé om tién waardevolle schilde
rijen op te halen voor verscheping
naar Londen. Die zending bereikt
nooit meer de plaats van bestem
ming. Uit archieven blijkt dat ten
minste negen van deze tien schilde
rijen zijn onderschept door de
Dienststelle Mühlmann. Ze kwamen
terecht bij Hitier en diens lijffoto
graaf Hoffmann.
Op 24 mei 1940 tijdens, of net
vóór zijn tien dagen durende gevan
genschap, schrijft Friedlander aan
Pelinck dat de rest van de schilde
rijen uit de collectie Jaffé niet meer
verzonden kan worden. Hij be
schouwt het als 'zijn plicht' Pelinck
te vragen of deze schilderijen nog zo
lang in het museum opgeborgen
mogen blijven. Uit archiefstukkeh
van De Lakenhal valt op te maken
dat Pelinck daarin heeft toege
stemd.
Bijna een jqpr later, op 5 februari
1941, ontvangt het museum een
schrijven van de Deutsche Revi
sions- und Treuhand-Aktiengesell-
schaft uit Den Haag, waarin om op
heldering wordt gevraagd over de
colléctie van Dr. Alfons Jaffé. Iede
re Nederlandse burger is volgens
een verordening van de bezetter im
mers verplicht aangifte te doen van
'nicht-arischem Besitz', dat als 'vij
andelijk vermogen' wordt be
schouwd.
De 'Sehr geehrter Herr!' Pelinck
maakt een keurige inventarislijst
van de schilderijen van Jaffé. Op 7
maart komt er een vertegenwoordi
ger van de Dienststelle Mühlmann
om de collectie te bezichtigen. Na
dat deze poolshoogte heeft geno
men in De Lakenhal worden daar
op 8 maart en op 10 mei 1941 de res
terende schilderijen door de Dienst
stelle Mühlmann in beslag geno
men en ter veiling gebracht, waar ze
voor een schijntje aan nazi's worden
verkocht.
Alle vermogenstransacties, die
tijdens de Tweede Wereldoorlog
vrijwillig of onvrijwillig tot stand
zouden komen, werden al in het be
gin van de oorlog door de Neder
landse regering onwettig verklaard
en als roof beschouwd. In de
eerste tien jaren na de oorlog zijn
veel geroofde kunstwerken opge
spoord door de Stichting Neder
lands Kunstbezit en terugbezorgd
bij de rechtmatige eigenaars. In het
archief van deze instelling bevindt
zich de kopie van een brief van de
Dienstelle Mühlmann aan de firma
De Gruyter in Den Haag, die een
aantal van de schilderijen uit de col
lectie Jaffé naar Duitsland moest
transporteren, naar mensen als SS-
Gruppenführer Schaub en Hernn
Oberstabartzt Dr. Brandt. De
Dienststelle vraagt of de firma De
Gruyter deze kunstwerken tijdens
het transport wil verzekeren tegen
de, in de brief aangegeven, waar
den. We zien dan dat bijvoorbeeld
een schilderij van Albert Cuyp,
'Jongen met hoed', voor 800 waar
deloze Reichsmarken is gekocht,
een Zuccarelli voor hetzelfde be
drag, een Jan van Goyen voor twee
duizend, een Adriaan van Ostade
voor zeshonderd, een David Teniers
voor twaalfhonderd Reichsmarken.
Hitier
Op 26 februari 1947 wordt SS Grup-
penführer Josef Schaub verhoord
door Andre Kormendi, officier van
het Amerikaanse leger, afdeling
North Bavaria. Schaub begon in
1929 als chauffeur van Hitier en
werd later een van zijn naaste mede
werkers. In de rol van Hitiers per
soonlijke adjudant behandelde hij
veel van zijn zaken.
Hij wordt door de Amerikaanse
officier aan de tand gevoeld in ver
band met 6 Hollandse meesters uit
de Jaffé-collectie die hij via Mühl
mann voor Hitier zou hebben ge
kocht. Schaub verklaart dat Hitiers
kunstaankopen meestal waren be
stemd voor het Führermuseum in
Linz. Deze aankopen werden be
taald door de Rijkskanselarij. Maar
ook voor eigen rekening kocht Hit-
Ier wel eens wat schilderijen. Tot
Hitiers privé-aankopen behoorden
onder andere twee schilderijen uit
de collectie Jaffé, te weten 'Jongen
met hoed' van Albert Cuyp en 'Dob
belende soldaten voor een schouw'
van Palamedesz. Deze twee schilde
rijen kwamen te hangen in een van
Hitiers eigen optrekjes. Later gaf hij
ze als verjaardagscadeautje aan
Schaub. Tijdens het verhoor ver
klaart Schaub dat hij niet meer weet
waar ze zijn gebleven. Tot 1945 heb
ben de schilderijen bij hem thuis ge
hangen. Na de oorlog is zijn huis to
taal geplunderd.
Uit het archief van de Stichting
Nederlands Kunstbezit blijkt dat er*
in 1946 nog 29 schilderijen uit de
collectie Jaffé werden vermist. De
schilderijen van Cuyp en Palame
desz maken deel uit van deze groep,
evenals werk van X Fijt, S. de Vlie
ger, Brékelenkam, Van Ostade,
Zuccarelli, Nicolaes Maes en Els
heimer. Voor het werk van deze
schilders worden op veilingen te
genwoordig aanzienlijke bedragen
neergeteld.
De Stichting Nederlands Kunst-
De Lakenhal. Heeft dit i
gekregen voor de genoten gastvrijheid
Dit is het eerste artikel over de
gebeurtenissen in De Laken
hal tijdens de oorlogsperiode.
Een tweede artikel, van de
hand van Mariclle Groenen
dijk en Cees van Hoore, is in
voorbereiding.
bezit ressorteerde tot 1 mei 1988 on
der het Ministerie van Financiën.
Daarna werd die taak overgenomen
door de Rijksdienst voor Beeldende
Kunst van WVC, de dienst die on
langs nog in het nieuws was naar
aanleiding van de zogenaamde Koe-
nigscollectie. De Rijksdienst voor
Beeldende Kunst heeft zich nog
niet verdiept in de kunstroof bij De
Lakenhal.
Eenentwintig werken uit de col
lectie Jaffé werden door de Stich
ting Nederlands Kunstbezit wél te
ruggehaald uit de collecties van Hit-
Ier, Goering en Hitiers lijfarts Hoff
mann. Een schilderij van Van Beye-
ren, een van de belangrijkste Neder
landse stillevenschilders, die veel in
Leiden heeft gewerkt, is nergens
meer te vinden. Niet op de lijst van
teruggehaalde werken, niet op de
'lijst van werken die officieel nog
spoorloos zijn. Op de lijst van wer
ken die destijds door de Dienststel
le Mühlmann in beslag werden ge
nomen in De Lakenhal komt het
schilderij wél voor. De ontvreem
ding is dus wel geregistreerd. Maar
waar het werk is beland, is niet dui
delijk. Vreemd, want de Duitsers
waren, ook als het om 'diefstal' ging,
'sehr pünktlich'.
Is het misschien dit stilleven van
Van Beyeren, dat De Lakenhal als
dank voor het bewaren van zijn col
lectie ten geschenke heeft gekregen
van Jaffé? Heeft De Lakenhal eigen
lijk ivel een schilderij cadeau gekre
gen van JafféIn de catalogus van
dit museum is daarover niets terug
te vinden.
Larsen
Met het bruikleen van de weduwe
Larsen-Menzel is het iets anders ge
gaan dan met dat van Jaffé. Ook dit
joodse bezit, dat bestond uit 32
waardevolle doeken van schilders
als Gerard Dou, Cornelis Enge-
brechtsz, Jan van Goyen, Nicolaes
Maes, Hendrik Sorgh, David Te
niers en Adriaen van der Velde,
werd in 1939 aan De Lakenhal ter
bewaring in bruikleen gegeven. De
ze schilderijen werden eveneens in
1941 door de Dienststelle Mühl
mann in beslag genomen en nader
hand ter veiling gebracht bij Van
Marie Bignell in Den Haag, een
veilinghuis dat nogal wat geroofd
joods bezit heeft verhandeld.
Een twaalftal doeken werd na
mens het Rijkscommissariaat opge
kocht door Göpel, de chef-inkoper
voor het Führermuseum in Linz.
Aanvankelijk zou daarvoor een
taxatieprijs van 126.500 gulden wor
den betaald, een belachelijk laag be
drag. Het Rijkscomrmssariaat heeft
achteraf slechts 75:000 gulden be
taald. Dat vond men 'genoeg'. 4
De rest heeft Mr. H.H. Fransen bij
Van Marle Bignell laten veilen.
Fransen was door de bezetter aan
gesteld als beheerder van de als vij
andelijk beschouwde nalatenschap
van mevrouw Larsen-Menzel. De
kopers zijn bekend. Het zijn voor
het merendeel stromannen geweest
van Hitier en Goering, die deze wer
ken in hun bezit wilden hebben.
Ook uit de collectie Larsen-Men
zel werd door de Stichting Neder
lands Kunstbezit een groot aantal
werken teruggebracht. Om rechts
herstel te kunnen krijgen moesten
de erven van Larsen-Menzel het
geld dat ze hadden ontvangen voor
deze schilderijen terugbetalen aan
de staat. Om de een of andere reden
zagen ze daar van af.
Er zitten nog heel wat duistere
kanten aan deze twee zaken. 'Kent
gij onze molens?' is de titel van een
van de brochures die ter gelegen
heid van een gelijknamige tentoon
stelling in De Lakenhal vlak na de
oorlog werden uitgegeven. 'Kent gij
den geschiedenis van Den Laken
hal in oorlogstijd?' is helaas nimmer
verschenen.
(Met dank aan: Mariëlle Groe
nendijk, die een deel van de voor
bereidende research voor dit arti
kel heeft gedaan, het Ministerie
van Financiën, het Gemcente-
Acrhief Leiden, Het Rijksinsti-
tuuut voor Oorlogsdocumentatie
en A. de Leeuw. Een boek dat ik
tijdens het schrijven van dit arti
kel veelvuldig heb geraadpleegd
is: 'Kunsthandel in Nederland
1940-1945' van Adriaan Venema).