Ik ben een nuchter mens De spiegeltjes en kraaltjes van de literatuur Van boeken krijg je nooit genoeg Boekenweek 1990:14 t/m 24 maart De schrijver F. Springer werd in 1932 in Batavia geboren als Carel Jan Schneider. Een groot deel van zijn jeugd bracht hij door in Jappenkampen. Na de repa triëring (1946) volgden de (christelijke) gymnasia in Rotterdam en Den Haag. Daarna studeerde hij rechten in Leiden. In 1958 vertrok mr C.J. Schneider naar Nieuw-Guinea waar hij vier jaar lang werkte als ambtenaar van het Binnen lands Bestuur. Terug in eigen land be zocht hij kort 'het schooltje' van de Di plomatieke Dienst. Sinds 1963 was hij di plomaat in steden als New York, Bang kok en Dacca. Hij diende de Europese belangen in Brussel en Straatsburg en was 's lands hoogste vertegenwoordiger in een roerig Teheran, in de Cubaanse uithol' Angola (met toezicht op Sao Tome en Principe). Hij sloot zijn diplomatieke loopbaan ai in Oost-Berlijn, net vóór de omwenteling. Nu maakt mr. Carel Jan Schneider lan ge dagen als F. Springer, een schrijver die sinds zijn debuut in 1962 gestaag werkt aan een (nog) klein oeuvre voor een steeds groter publiek. Deze week verscheen, als boekenweekgeschenk in recordoplage, de novelle 'Sterremeer'. Springer, nooit omgeven met veel pu bliciteit, leeft deze weken temidden van camera's, driftige pennen en ruisende re corders. Zijn uitgever spreekt van een doorbraak. Springer zelf: Het moet en zal allemaal. Ik ben deel van de kara vaan, dus ik loop mee. De man is niet be langrijk, het gaat om het fenomeen. Van daag heet dat Springer, morgen weer Jan Raas- Springer, schrijver van 'Sterremeer' Tot voorkort was Springer slechts 'hooggeacht in kleine kring'. Nu zijn veel ogen op u gericht. Hoe voelt dat? Goed, in principe. Hoe goed merk ik pas nu het boek er is en de publiciteitslawine over me heen komt. Ik zat al die jaren in het buitenland en daar maak je in dit opzicht helemaal niks mee. Af en toe arriveert er een pak opgespaarde recensies. Goed voor de kleine kring? Mij best. Nu is dat plotseling heel anders en dat voelt ook goed. Dat gewoel. Ik word gedreven door verbazing. Ik wist niet eens dat zoiets bestond. De opdracht van CPNB voor het schrijven van het boekenweekgeschenk staat voor fenomenale aantallen. Ik krijg te maken met een produktieproces en word naar de drukkerij gesleept. Dat is even slikken. Ik schrok me te pletter bij die drukker. Wat daar gebeurt. Pallets vol boeken die van magazijn naar magazijn worden gezeuld. Mooi gezicht, zeker. Het heeft heel lang geduurd voor er tienduizend exemplaren van één van mijn boekjes werden gedrukt en dan nu vijfhonderdduizend tegelijk. Het is wennen. Of het ook een doorbraak is...? Ach. door Andreas Oosthoek Als er al sprake is van een doorbraak dan ligt die toch wat jaren eerder. Er zijn enkele herdrukken geweest en er verschijnen goede vertalingen. Dat vind ik een vorm van waardering. Hetzelfde geldt voor de kritiek. Mijn werk is, aanvankelijk óók in kleine kring, opgepikt. Greshoff, Warren en later zeker ook Zuiderent en Van Deel hebben altijd over mijn werk geschreven. Dat neemt niet weg dat tussen '62 en '77 substantiële delen van de oplagen naar De Slegte verdwenen. Dat is niet eens zo erg voor mij, omdat daar niet de slechtste lezers kopen. Maar voor een uitgever is het minder leuk. De Querido-ploeg heeft al die tijd hard meegewerkt. Plotseling zag ik dan een Salamander uit de luchtpost zakken en dacht ik: ze hebben het toch weer gedaan! U was dertienveertien jaar toen er een eind kwam aan de Japanse bezetting. Was dat een bewuste ervaring? Mijn Indische herinneringen, Batavia, Malang, Bandung, worden voor een deel beheerst door de Jappenkampen. Dat deel wordt steeds belangrijker, niet alleen voor mij, voor veel mensen die dat jong hebben meegemaakt. Je kunt niet voor alles vluchten in je werk. Je kunt de zaken sublimeren en ik heb dat in zekere zin wel in mijn verhalen gedaan. Maar met het ouder worden komt zoiets toch vaker naar voren dan vroeger. Ik zie twee jongetjes, één uit de goede mooie Indische tijd, de andere uit het kamp. Toen is er een tik uitgedeeld. Schrijven als therapie is misschien wat zwaar gezegd. Ik heb zeker dingen van me af geschreven: weg ermee! Geen dikke kampboeken, dat hebben anderen al gedaan. Misschien kom ik er nog wel eens aan toe, maar dan moet het allemaal wel soft gespeeld zijn. Ik heb Dachau niet meegemaakt... Ieder heeft zijn persoonlijk kamp. Ik vind de discussies in dit land over de vraag, waar het nu erger of het ergst was. volkomen idioot. Ik weiger in zo'n forum te gaan zitten, want daar deugt helemaal niks van. Er meldt z-ich een jongeman aan tafel die verlof tot fotograferen vraagt. Hij blijkt in Nieuw-Guinea geboren te zijn. Toch nog bericht uit Hollandia? Het is de zoon van een zendeling. Het beeld van de gruwelijke kruisdood uit 'SchimTnen rond de Parula dient zich aan'. Springer veert op: Nieuw- Guinea? Een wit kind. Waar geboren? Ga je nog terug? Ik aan het einde van het jaar, eerst Nieuw- Guinea en dan Indonesië. U vertrok al jong als uitvoerend ambtenaar van het koloniaal bestuur naar Hollandia, later naar de Baliem-vallei? Het is niet zo dat ik tijdens mijn studie al voor Nieuw-Guinea had gekozen. Je kiest dat niet, het komt op je af. Ik was klaar met rechten, de militaire dienst kwam er aan en ik kreeg een seintje dat ze wat lui voor Hollandia nodig hadden. Dat doe je dan. Misschien dat mijn Indische achtergrond er iets mee te maken had. Niet dat Java en Nieuw-Guinea te vergelijken waren, helemaal niet. Het werk bij het Binnenlands Bestuur was één van de mooiste jobs die een mens, waar ook ter wereld, ooit heeft kunnen doen. Dat zijn alle Franse en Engelse collega's met me eens. Waar dat in zit? Dat zit in de verantwoordelijkheid. Op 25- jarige leeftijd kreeg je een eigen gebied toegewezen. Dat veronderstelde initiatief nemen en een grote verantwoordelijkheid voor de bevolking. Wat doe je, wat bouw je op? De resident zat op een paar honderd kilometer afstand. Je kon hem een brief schrijven met een vragenlijstje, maar dan kreeg je als antwoord: jij zit in dat gebied jongen, regel het maar. DIPLOMATIE Daarna kwam de Bu itenlandse Dienst: werk op een ander niveau, binnen een sterk hiërarchische structuur? De overgang naar de Buitenlandse Dienst was een grote stap. De verantwoordelijkheden liggen heel anders. Je begint daar, titels of geen titels, als een soort schoenpoetser. Terecht. Toen ik in '62 terug kwam uit de Baliem, was er weinig keus. De enige vragen die gesteld werden, luidden: waarom ben je dan ook zo stom geweest om naar Nieuw- Guinea te gaan? Je wist toch dat het een verloren zaak was? Dat was een schok. Ik heb toen wel erg geboft met die plaatsing bij Buitenlandse Zaken en vervolgens nog meer met de interessante posten die ik kreeg. Ik denk dat mijn speelruimte verder reikt dan dat decor. Die heeft ook te maken met de binnenkant. Mijn verhalen spelen inderdaad voor een groot deel in en rond de steden waar ik werkte. Dat is exotisch, ver weg, dus heeft het wel iets pittigs voor Nederland. Daar komt bij dat het vak van diplomaat die sfeer kennelijk versterkt'. Maar, zo vraag ik nogmaals, wat doet die job er toe? Voor hetzelfde geld kap je dokter zijn in Doorn, of niet? Mijn personages worden heel wat vreemder gevonden dan de exemplaren die in Den Haag in het wild rondlopen. Je ziet hier toch ook de krankzinnigste figuren? Het diplomatenvak is zeer absorberend. Ik heb het schrijven er altijd naast gedaan. Het gekke is datje op den duur niet meer weet wat nu je eigenlijke werk is. Wat weegt zwaarder? Het gaf altijd wel een speciale voldoening dat ik naast het nogal drukke dagelijks bestaan af en toe een paar bladzijden kon schrijven. Het is zeer de vraag wat daar van over blijft nu die extra- druk er niet meer is. Dat wachten we af; er ligt nog veel. Ik zal het buitenland wel missen. Neem Oost- Berlijn. Je kunt niet op de ontwikkelingen wachten, maar ik had er graag de lawine meegemaakt. Rond mijn afscheid was er werkelijk niets dat op een zo snelle evolutie wees. Honecker zit vast te paard, dachten wij, dacht iedereen. We hebben het gezien! Mijn Duitse vrienden konden plotseling door zo'n gat in de muur lopen. Ik zeg nu maar dat ik de laatste ouderwetse diplomaat ben die een kil communistisch klimaat in de DDR heeft meegemaakt. De knoet! Nu bestaat daar een heel andere, haast onvoorstelbare wereld. Mensen doen in hun eigen dorp, hun eigen brief op de bus en die is dan niet eens gecensureerd! Teheran is ook zo'n verhaal. Het begon te wankelen, we zaten midden in de geruchten. In die tijd heb ik een serie krantenstukjes geschreven. Het was verdomde koud, weinig licht, veel geruchten. Dan schrijf je jezelf warm. Fris van de lever. Ik ga er nog mee verder, denk ik, maar dan na de Boekenweek. Er zijn genoeg aantekeningen voor een roman en ik denk dat er inmiddels voldoende afstand is gegroeid. IRONIE Een aanvankelijk wat onderschat, maar aantrekkelijk element in Uw werk is de ironie? Ik heb de kritiek nooit geanalyseerd, maar het is gesignaleerd en dat vind ik heel wat voor een man die niet bewust humoristisch bezig is. Ellende biedt vaak openingen vooreen geestige, ironische of sarcastische benadering. Je schept afstand op een niet-zwaarwichtige manier. Dat hoort een beetje bij me, de aard van het beestje. Ik observeer graag, een beroepswaarnemer, dat is de invloed van het vak. Dat wil niet zeggen dat ik als waarnemer een soort ooggetuige- verslag geef en niet meer dan dat. Het beeld van de werkelijkheid is niet naadloos over mijn verzonnen beeld te leggen, al wordt het tegendeel stug beweerd. Ik zet er niet voor niets roman of novelle op. Eri toch heb ik elke keer nog grote moeite om te zeggen: ho jongens, stop, dat ben ik niet. Zeker, ik help eeh handje in die verwarring door bestaande plaatsen en personen in te voeren, maar de werkelijkheid van het verhaal is een andere dan mijn dagelijkse realiteit. U schuift situaties, tijd en plaats in elkaar om aan de werkelijkheid van het verhaal toe te komen? Precies. Zaken, personen, anekdotes, aantekeningen. Ik laat romanpersonages iets overkomen dat een ander is overkomen. Maar de mensheid leest zo'n verhaal en zegt: verdomd dat is Springer, die was daar toch controleur of ambassadeur! Het is heel moeilijk om dat tegen te spreken. Ik ontken de autobiografische elementen niet, maar ik moet er niet aan denken mijn eigen biografie te schrijven. Het is heel eenvoudig. Zou ik hetzelfde schrijven en op Rottum wonen in plaats van in Bangladesh, dan was er geen vuiltje aan de lucht. Dan zou ik een geëerd fantast zijn. Soms gaat het heel ver, dat zoeken naar persoonlijke gegevens. In een verhaal komt een reünie voor van oud-scholieren. Nu heeft een Neerlandicus een serieus bedoeld onderzoek gedaan onder ex- klasgenoten om te kijken of het wel allemaal klopt wat ik schrijf! Hebben jullie wel eens zo'n reünie gehad? De brave borsten weten van niets; die herinneren zich mij niet eens. Maar hij heeft er een heel verhaal van gemaakt... ERVARINGEN Er zit in de verhalen ook veel impliciete cultuurhistorie. Dat is juist voor zover het de kleine dingen van alle dag betreft. Je neemt waar. Je oog valt voornamelijk op de verschillen. Dat zijn cultuurverschillen. Als je op mijn manier schrijft, benoem je die inderdaad impliciet. Je gaat er niet bewust voor zitten om eens een stevige portie cultuurschok in je verhaal te stoppen. Dat is allemaal veel te geleerd. Ik ben niet zo'n doctorandus. En zaken als leven en dood in den vreemde, godsdienst en politiek? Die elementen zijn sterk geënt op ervaringsfeiten, ik heb in niet- westerse samenlevingen vaak westerlingen ontmoet die op wel heel zware laarzen door het porcelein marcheerden. Ik vraag me bijvoorbeeld af of missie en zending wel altijd goed hun methodiek hebben bewaakt. Vandaar zo'n verhaal als 'Schimmen rond de Parula'. Dat is duidelijk. Een deel van je taak in de politiek is horen, zien en zwijgen. Spreken komt vaak later. Behoedzaamheid is geboden. Je raakt in zo'n vak gemakkelijk teleurgesteld. Een staatsgreep die de beschaving verjaagt, dat is bitter. Daar heb ik wel eens wat over willen zeggen. Macht en gezag? Mensen kunnen er niet tegen om dat lang te dragen. In een land als Nederland wordt gekankerd, maar het kent wel een democratische controle. Nu is Den Haag vergeven van de demonstrerende graanboeren en dat is lastig, want het houdt het verkeer op. Maar zes deuren verder mag er al niet meer gedemonstreerd worden. Over democratisch gehalte gesproken! Staat de vreugde van het formuleren voor het genoegen van schrijven?. Ik ben naar alle waarschijnlijkheid een nuchter mens. Geen woord teveel. Ik ben altijd bezig met formuleren. Het moet helder, kort en met vreugde. Je vindt iets, maar het is de vraag of je het ook kunt gebruiken, wantje moet een boek met plezier kunnen lezen. Driehonderd bladzijden is een stuk gemakkelijker dan honderd. Schrijven is voor mij een behoefte. Ik kan niet zonder. Het grootste deel blijft gelukkig voor anderen verborgen. Ik gooi wat weg en er blijft wat liggen. Laat de dichter Schneider ook gedichten liggen? De dichter Schneider bestaat nauwelijks. Vijf regels in Tirade of De tweede Ronde. Maar dichter? Een handvol gedichten in een groot aantal jaren, meer niet. Soms heb ik behoefte een zo moeilijke vorm van schrijven te beheersen. Het resultaat wordt afgetroggeld, zo gaat dat. Ik vind het leuk, maar niet belangrijk. Het is begonnen met de ouwe Geert van Oorschot. Die was de chef van Tirade. Ik stuurde hem vanuit Nieuw-Guinea een paar gedichten onder eigen naam. Ik kreeg geen beoordelingsbriefje maar meteen een plaatsing. Na zes maanden kwam er een nummer met de zeepost. Gedichten van C.J. Schneider. Dat is zo gebleven. Ik vind Schneider daar netzo geschikt voor als Springer." „Ze vegen alles bijeen om te bewijzen dat ik een dichter ben. Regel voor regel. Het Beeldverslag van mijn Leven, opgebaard in de vitrines van het Letterkundig Museum is net zo iets. Springer in de uitstalkast. Snippers en restanten uit hoeken en gaten. Ze weten alles te vinden en spreken zelfs over vondsten. Mijn leven in beeld? Ik ben nog niet eens dood. INVLOEDEN Springer debuteerde in 1962 met de verhalenbun del 'Bericht uit Hollandia'. Daarna volgden 'Schim men rond de Parula' (1966), de politieke legende 'De gladde paal van de macht' (1969), de romans 'Tabee. New York' (1974), 'Zaken overzee' (1977), 'Bougain ville' (1981) en 'Quissama' (1985). In de boekenweek brengt de Amsterdamse uitgeve rij Querido al deze titels uit in een uniforme editie. Onder zijn eigen naam C.J. Schneider publiceerde Springer gedichten in de tijdschriften Tirade en De tweede Ronde. In het Nederlands Let terkundig Museum en Do cumentatiecentrum te Den Haag is in de reeks Schrij versgezichten van vrijdag 9 maart tot en met zondag 29 april een tentoonstelling over F. Springer, schrijver en diplomaat. Het museum is geopend: dinsdag t/m za terdag van 10 tot 17 uur en op zondagen van 13 tot 17 uur. Prinses Irenepad 10. bij het Centraal Station. In en rond de Boeken week houdt F. Springer le zingen en signeert hij zijn boeken. In een aantal plaatsen zijn er openbare interviews. Op zaterdag 24 maart signeert hij om 11 uur bij boekhandel Kooy- ker in Leiden. F. Springer, auteur van het boekenweekgeschenk 1990. Alberts, Scott Fitzgerald, Waugh? Daar begint iemand mee en dan neemt de rest het over. Uit gemakzucht? Ik weet het niet. Die volstrekt ridicule naspeuringen! Romanfiguren, ja zelfs de initialen zijn met elkaar in verband gebracht. F.S. zou zowel voor Francis Scott Fitzgerald als voor F. Springer staan. Daarover krijgen ze een essay bij elkaar. Dan denk ik: niet te diep zoeken, jongens! Ik geef toe dat er ook wel conclusies opduiken waarvan ik moet zeggen: onbewust kan het wel zo zijn. Ik ga altijd zeer serieus in op vragen en scripties van scholieren. Dat vind ik leuk. het hoort er bovendien bij. Ja, ik sta op de lijsten. Ik schrijf niet moeilijk, niet veel, althans geen dikke boeken. Dat maakt je een aantrekkelijk object voor de leeslijst. Ook dat verbaast me wel. Wie denkt er nu bij het schrijven aan het bestaan van examenlijsten? Het circus van de Boekenweek staat voor de deur. Springer als deel van de Collectieve Propagandamachinerie. Springer als podiumkunstenaar? Ik probeer het zo relatief mogelijk té zien. Springer gaat niet op de schouders. Je stormt door het land, als deel van de karavaan. Vandaag Hoogeveen, morgen Vlissingen, overmorgen Helmond, bij wijze van spreken. Het is een heuse taak. De uitgeverij heeft mij voor de uitvoering van een en ander een Wirklicher Geheimrat bezorgd en die regelt alles. Ik lees op die avonden liever niet uit eigen werk. Dat is saai en vooral vervelend voor F. Springer. Ik houd ook niet graag lezingen, dus is een aantal mensen uit de schone letteren vriendelijk verzocht mij te bevragen. Dat doen ze nog ook, dus ik weet - de heren kennend - zo ongeveer wat me te wachten staat. Springer komt niet uit de strijd als De Grote Schrijver. De man is niet belangrijk, het gaat om Het Fenomeen. Voor de Boekenweek heet dat ditmaal Springer, de dag daarna alweer Jan Raas. Wie verstaat het best de kunst van de verleiding? Behalve het enige echte geschenk 'Sterremeer' van F. Springer -gra tis bij besteding van ten minste 19,50 aan Nederlandse boeken- heeft de CPNB ook 'De kwadra tuur van de kwattareep' van Jan Blokker over 60 jaar propaganda in de aanbieding en 'Schrijvers- gezichten' met dertig auteurspor tretten van Geert Kooiman. De Bijenkorf presenteert 'De Pagode', een novelle van Gerrit Komrij als blikvanger, en voegt daaraan toe 'De Ideale Biblio theek', een lijst van 100 Boeken die Iedereen gelezen moet heb ben, én 'Het literair leesboek', een bloemlezing van fragmenten die de literatuur tot onderwerp heb ben van John Müller. De Hema, nummer drie in deze opsomming, biedt in de maand maart een no velle van Boudewijn Büch aan: 'De Hel'. Dit soort speciale, goedkope uitgaven vormen volgens Jan Blokker de spiegeltjes en kraal tjes van de propaganda voor lite ratuur. Ze moeten duidelijk ma ken dat lezen een heerlijk, onmis baar genot is. Maar welk van de drie novellen, die van Springer, Komrij of Büch, is als lokmiddel voor lezen nu het best gelukt? De eerste zin Wie de kwaliteit van de verlei dingskunst wil afleiden uit de eer ste zin, komt zonder meer bij Springer uit. Felix Sterremeer leerde ik kennen toen wij allebei achttien warenin een door natte regenjassen en jongensgeur be dompt wachtlokaal van de mili taire keuringsdienst, niet ver van Station Hollands Spoor, in een immer droef stemmende Haagse buurt. De mededeling is helder. De twee hoofdfiguren ik (=Nik- ko) en Sterremeer zijn meteen ge ïntroduceerd. De situatie staat ons helder voor de geest en de nieuwsgierigheid is gewekt. Die van Komrij is zeker niet on verdienstelijk, minder direct en daardoor perfect aansluitend op wat 'De Pagode' te bieden heeft, maar ze verleidt minder. Omdat het buiten vijf graden was en de wind in de gangen van het ver waarloosde huis bijna net zo te keerging als in de tuinen en het park had Thomas zijn livrei tot aan de hals dichtgeknoopt. Ook die van Büch past bij zijn boekje. 'Je gaat naar de hel,' zei Laroux Brockhaus tegen zijn jon gere broer. Einde van een mis schien wel shockerende maar toch vage mededeling. Alleen de literair geschoolde lezer ver moedt iets van een verwijzing naar Bordewijk. Of staat de jonge re broer soms op het punt van sterven? Een bladzijde later we ten we dat de jongen naar een on menselijk streng gymnasium ge stuurd zal worden. In de 75 pagi na's die volgen doet Büch dunne tjes over wat al ettelijke malen eerder in zijn werk speelde: woe de en wraak jegens school, lera ren, ouders, autoriteiten, de oor log, katholicisme, joden, antise mitisme en nog zo wat. Büch draaft dapper door. In de be schrijving van scholierenleed en zelfs in de verklaring daarvoor. Met Bordewijk heeft dit alles niets te maken. Büch haalt de ironie van zijn overdrijvingen onderuit door het vergoelijken van het onheuse ge drag van leraren en leerlingen op basis van oorlogstrauma's en identiteitsonzekerheid. Eigenlijk zijn wij geen van allen schuldig aan wat dan ook, zo suggereert hij. Een slap verhaaltje waarin personen worden op- en afge voerd op het moment dat het de schrijver uitkomt zonder nood zaak voor het verhaal. Ik vond de overdrijving niet leuk. Het stimu leert geenszins tot het lezen van meer van B.B. Spanningsboog 'De Pagode' van Komrij kent een mooie, trage spanningsboog. Het begint met de dramatische ont dekking van een dode. Hij zag Adelaide naakt liggen, geen la ken, geen deken bedekte haar. Bloed druppelde uit haar hals. En eindigt zo mogelijk nog onver wachter. Tussendoor is de lezer getuige van de gedachtenspinsels van de butler met het glazen oog en een prachtige sfeerbeschrij ving van een aristocratische fami lie. In feite is Komrij's novelle één lange uitgesponnen hallucinatie. Een knap staaltje van literaire perfectie, maar door die traagheid voor de minder getrainde lezer niet altijd even verleidelijk. Springer daarentegen schildert de lezer met elke zin iets nieuws voor: mensen, lotgevallen, ge beurtenissen, feestjes. Met een ongelooflijke vaart trekt een men senleven voorbij. Net als in zijn romans is Springer hier bezig met de vraag in hoeverre de mens in vloed heeft op zijn eigen lot of dat van een ander. Kunstenaars en diplomaten, mooie vrouwen en een bootreis naar New York vormen de ty pisch Springeriaanse ingrediën ten. Het lijkt me dat Springer met deze novelle beslist het grote pu bliek zal bereiken dat hij tot nu toe niet gevonden had. Dat het kindermeisje Lies in deze vertel ling een onduidelijke suggestieve rol speelt die nergens wordt inge vuld. moet Springer dan maar vergeven worden. 'Sterremeer' is spannend, goed geschreven, onderhoudend, amusant, intrigerend. Niet zo uit gebalanceerd en fraai als de ro mans 'Bougainville' of 'Quissa ma', maar wel verleidingskunst. JOKE LINDERS Sterremeer, F.Springer. CPNB, gra tis bij de aankoop van 151,50 aan boeken. De Pagode, Gerrit Komrij. De Bij enkorf ƒ4,95. De Hel. Boudewijn Büch, Hema

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 9