'Ménsen worden de succesfactor' h r/j 'Lager opgeleide jongeren profiteren meeste van opleving economie' HRM-denken sleutel nieuw personeelsbeleid ZATERDAG 24 FEBRUA1 Human Resource Management. Dat is hèt trendy sleutelwoord van het moderne personeelswerk. Er vallen onder meer begrippen onder als job-rotation, functionerings- en beoordelingsgesprekken, assessment-centres, biografische vragenlijst en strategisch personeelmanagement. Een Januskop noemt een insider het. Want Human 1990 Resource Management is bedoeld om net zo voordelig te zijn voor de onderneming als goed voor de individuele werknemer. Het is ook een door de nood opgedrongen trend. Veel bedrijven zien met angst en beven het komende decennium tegemoet: er dreigt een groot tekort aan deskundig personeel. De denktrant: 'We hebben nu een nieuwe computer staan en daar kan Jan niet meer in mee, Jan moet dus maar gaan', kan niet meer. De Jannen zijn straks op. De Jannen en Jannies in de bedrijven moeten dus leren om te veranderen. Want dat is het onderliggende doel van job-rotation. De managers van de grote ondernemingen doen het al jaren, maar de mindere goden en het lagere personeel moeten er nu ook aan geloven. Veranderen is goed voor u, èn voor de onderneming! Hierin wacht ook de ondernemingsraden een nieuwe taak, bovendien krijgen die meer ruimte om op ondernemingsniveau cao's nader in te vullen en kunnen ze een belangrijker rol dan nu te spelen bij de ontwikkeling van de strategie van het bedrijf. Openheid en communicatie zijn hierbij de kernbegrippen en die moeten ervoor zorgen dat het personeel ook mee wil trekken met de veranderende onderneming. Robert Crommelin, projectleider van de personeelmanagement- opleidingen van het, aan de Noordwijkse Koningin Astrid boulevard gelegen management opleidingsinstituut de Baak, gaat op een en ander wat dieper in. "Als je kijkt naar het personeelsbeleid, naar het héle veld, dan is op dit moment dè trend die in allerlei vormen, in bedrijven en organisaties, profit en non-profit, opgeld doet: Human Resource Management. Een term die de laatste jaren is opgekomen. Want door een aantal externe ontwikkelingen, zoals steeds sterker toenemende con currentieverhoudingen, globalisering en internationalisering in Europees verband, zijn heel veel bedrijven serieus gaan kijken naar hun effectiviteit en naar hun pro- duktiviteit. Om de ontwikkeling te schetsen kun je zeggen dat in de jaren '60 en '70 het accent in personeelmanage ment niet lag op de vraag hoe ber drijven met hun personeel als toe gevoegde waarde moesten omgaan zodat èn het bedrijf optimaal profijt kon hebben van de menselijke fac tor en ook de mensen zélf optimaal tot hun recht konden komen. door Hans Sonders Op die laatste manier tegen je perso neel aankijken is een heel andere benadering dan: we moeten de per soneelskosten beheersen. Dat is een visie op personeel als kostenpost en niet als opbrengstenfactor. De om slag is in de loop van de jaren '80 ge komen en het zou wel eens kunnen zijn dat in de concurrentieslag de menselijke factor de doorslagge vende succesfactor wordt. We meenden tot nu toe dat we al leen de technologische en techni sche mogelijkheden en de organisa torische kant van het werk goed moesten structureren en verder moesten we de kosten beheersen. Maar nu wordt onder de vlag van Human Resource Management in veel bedrijven en organisaties geke ken naar hoe het menselijk poten tieel, zowel in het belang van de or ganisatie als in dat van de mensen zelf, zo goed mogelijk tot zijn recht kan komen. Dat betekent voor de personeelsafdeling natuurlijk een enorme uitdaging. Je bent met je werkveld dan rechtstreeks gekop peld aan de kern van het waarom van het bedrijf en moet een bijdrage leveren aan de produktiviteit.. Dat is nooit zo heel veel anders geweest, alleen nu ligt er voor de personeels chefs heel indringend de vraag: hoe kan ik binnen mijn organisatie dat HRM-denken invoegen". Srceening Een en ander betekent volgens Crommelin niet dat de medewer kers voortdurend zullen worden ge screend om te kijken hoe ze functio neren met het doel het maximale uit hen te halen. "Dat klinkt te nega tief'. Het kan wel gevolgen hebben voor de beloningsstructuur in een onderneming. Daar waar bedrijven vroeger nogal voorgebaande wegen kenden, je kon je carrière en de daaraan gekoppelde beloning vrij nauwkeurig bepalen, wordt er nu een verband gelegd met de prestatie die iemand levert. "De relatie pres tatie/beloning staat op dit moment veel meer in de belangstelling dan de bekende verhouding anciënni teit/beloning. En daarmee dus ook het beoordelen van mensen. Voort durende sreening dus niet, maar als je op een of andere manier de belo ning van mensen moet onderbou wen, dan kom je bij een vorm van functionerings- of beoordelingsge sprek. Waarbij een aantal gestelde criteria wordt getoetst aan de vraag hoe hij/zij daarmee is omgegaan. En ook: hoe ziet dus de aanstaande pe riode er uit. En zo'n gesprek moet, en dat gebeurt in veel bedrijven trouwens al lang, maar heel veel hebben het ook nog nooit gedaan, jaarlijks plaatshebben". Ook als chef en ondergeschikte elkaar tijdens het werk voortdu rend zien en meemaken, zouden ze volgens Crommelin samen toch minstens eenmaal per jaar moeten terugkijken. Niet naar de kleine da gelijkse dingen, maar naar de grote lijn en wat dat voor consequentie heeft voor de toekomst. Cromme lin: "Ook om antwoord te vinden op de vraag: welke kant wil je op, dus er zit ook een beoordeling in van de mogelijkheden van iemand. Om dat van elkaar te weten te komen, dat is het Human Resource-denken. Naast de consequenties voor de be loningssfeer. Maar een ondergeschikte kan in zo'n functionerings/beoordelings- gesprek ook tegen zijn baas zeggen hoe hij of zij vindt dat die functio neert en wat van hem of haar in die functie wordt verwacht". Vergrijzing Job-rotation, het rouleren van men sen binnen een bedrijf van werk plek en functie, is, naast traditio neel management-opleidinginstru- ment, noodgedwongen ingegeven door de ontwikkeling in de samen stelling van de bevolking: de ver grijzing. Op een niet meer zo heel ver moment zullen de mensen die de bedijven nodig hebben, er ge woon niet meer zijn. Crommelin: "Je zult daarom heel anders moeten kijken naar de mensen die je in huis hebt en het: hij is vijfenvijftig, hij kan gaan, zal niet meer opgaan. Er zal een tijd komen dat we de pen sioengerechtigde leeftijd misschien zelfs op individuele, flexibel geor ganiseerde basis zullen moeten ver hogen, want je hebt gewoon de be schikbare beroepsbevolking niet meer. Dat speelt ontzettend en is voor heel veel bedrijven vrij be angstigend. Als een bedrijf nu al weet over tien jaar zo en zoveel mensen nodig te hebben met die en die kwaliteiten en tegelijkertijd op een tabelletje kan zien dat die er ge woon niet meer zullen zijn, dan moet je wel wat doen. Daarom heb ben veel bedrijfsleidingen gezegd: dan zullen we dus mensen moeten leren om multi-inzetbaar te zijn, om op veel verschillende plekken func ties te kunnen vervullen. Dat is ove rigens een nieuwe vorm van job-ro tation, naast de traditionele die ge woon met management-ontwikke- ling heeft te maken. De general manager binnen de grote bedrijven was iemand die altijd al heeft 'ge rouleerd'. Als je naar Shell kijkt of naar Akzo, maar dat was meer om zijn managementvaardigheden als general manager zo veel mogelijk te ontwikkelen. Hetzelfde gaat nu ook spelen voor andere en lagere func ties". Het belangrijkste voordeel ervan is volgens Crommelin dat mensen leren met veranderingen om te gaan. "Als je ziet hoe de technologi sche ontwikkelingen de organisatie van het werk steeds opnieuw veran dert en ook mensen lager in de orga nisatie daarmee confronteert, dan zullen die dus in staan moeten zijn om met die veranderingen om te gaan en moeten leren te veranderen als vaardigheid op zich. Zodat ze, als ze boven de vijfenveertig komen of boven de vijftig, het als normaal zullen blijven beschouwen en er mee kunnen omgaan. Want mis schien hebben we ze op hun vijfen vijftigste of zestigste nog hard no dig. Terwijl we vroeger zeiden: door die nieuwe computer die er nu staat, hebben we een bepaald type mede- werer niet meer nodig, die kan dus gaan... Nee dus, want er zijn straks gewoon geen mensen meer. Dat is een heel belangrijke stimulator". Inzetbaarheidsloon "Wat daarom ook steeds vaker ge beurt, is belonen naar inzetbaar heid, meer dan naar wat iemand fei telijk doet. Inzetbaarheidsbeloning komt dan om de hoek kijken. Het gegeven hoe meer iemand inzetbaar is, heeft dus invloed op zijn salaris. Daarmee kun je een bredere inzet baarheid bevorderen en dat is voor bedrijven nodig om snel te kunnen reageren op marktontwikkelingen. Bedrijven kunnen dan beter opere ren omdat ze breder inzetbare men sen hebben. Je moet natuurlijk niet voortdurend met mensen schuiven, maar je bent daardoor als onderne ming wel in staat beter op markt- veranderingen in te spelen". Crommelin ziet in het moderne personeelswerk dezelfde trend die hij ook maatschappelijk waar neemt, namelijk die naar 'flexibili sering' en individualisering. "Je ziet dat ook in bestaande arbeidspatro nen. Glijdende werktijden zijn al langer bekend, maar je kunt verder gaan en zeggen: iemand gaat nog zo veel uur werken in zijn leven en je dan de vraag stellen hoe je dat in vult. Dankzij de wijziging in de Ar beidswet is hier wettelijk ook meer mogelijk dan vroeger. Bedrijven kunnen tegenwoordig ook zes da gen per week open zijn bijvoor beeld. Maar nogmaals: Ook hier kun je natuurlijk niet grenzeloos schuiven met arbeidspatronen, je moet rekening houden met het soci ale leven van mensen. Maar ik denk dat er met meer creativiteit dan in het verleden kan worden omgegaan met werktijden om in een concurre rende markt met je mensen er zo veel mogelijk uit te halen". "Veranderen is niet altijd eenvou dig, het geeft onzekerheid. Dan komt een begrip als interne com municatie naar voren. Het is heel belangrijk dat mensen inzien aan welk geheel ze meebouwen. Als ze zien op puur economische gronden wat de stand van de organisatie is, of het een slecht weersituatie is of niet. Als je dat goed duidelijk maakt en als bedrijfsleiding ook aangeeft waar je naartoe wilt met de organi satie, dan bied je de mensen de ze kerheid van continuïteit. Waarom loopt het vaak zo stroef? Dat is dikwijls omdat het met de commu nicatie zo slecht is gesteld en de be drijfsleiding ook niet aangeeft waar zij met de organisatie naartoe wil. Als daaraan wèl wordt voldaan en de mensen krijgen ook persoonlijk openheid van zaken over de moge lijkheden die er voor hen zijn, dan kun je de mensen wel degelijk moti veren. Ook een heel belangrijk punt daarbij is permanente educatie. Er moet veel meer aandacht worden geschonken aan training, opleiding en omscholing als normaal ver schijnsel en niet alleen maar als her- structurerings-bijprodukt. Dat is in de industrie zo, in de dienstverle ning. Het is eigenlijk overal zo". Een belangrijke taak in het kader van de openheid en het betrekken van de mensen bij de onderneming ziet Crommelin weggelegd voor de ondernemingsraad. Die zou in zijn ogen ook een veel grotere en posi tievere impuls kunnen geven in de richting waarin de onderneming gaat, dan nu vaak het geval is. "Ik denk dat het voor een bedrijfslei ding, als het gaat om de motivatie van mensen, ontzettend belangrijk is dat er openheid is over de strate gie en de richting van de organisa tie. Daarin kan de ondernemings raad een heel belangrijke rol spelen. Die is tenslotte bij uitstek de plaats waar tussen bedrijfsleiding en ver tegenwoordigers van het personeel wordt gesproken. Je ziet ook dat de vakbond hier een andere positie aan het innemen is, steeds vaker een raam-cao ontwikkelt en op onder nemingsniveau de invulling aan de ondernemingsraden overlaat. Daar mee wint de ondernemingsraad aan terrein en mogelijkheden in de sfeer van de primaire arbeidsvoorwaar den. Bovendien zie je steeds meer ondernemingsraden waar de oude strijdvraag naar bevoegdheden niet meer zo'n rol speelt en de OR een steeds belangrijker positie inneemt bij de stategische vragen waarvoor de onderneming staat. Als het gaat PAGINA 37 om medezeggenschap, zijn dat goe de ontwikkelingen". Modern personeelmanagement is volgens Crommelin strategisch te noemen als het sociaal beleid van de onderneming direct is afgestemd op het ondernemingsbeleid. Met andere woorden: de personeelsaf deling houdt rekening met vragen als op welke markten de onderne ming zich beweegt en in welke le vensfase de produkten verkeren. "En dat is in het verleden nog wel eens anders geweeest. Het wil zeg gen dat je met de instrumenten die je als personeelsafdeling inzet, in speelt op de strategie van de onder neming. Met welke markten, welke produkten en welke levensfase van de produkten is die organisatie op dat moment bezig. Dat heeft recht streeks consequenties voor de ma nier waarop je met je mensen om gaat. Dat betekent dus ook een nogal veranderend profiel van per- soneelsmensen. Waren dat een aan tal jaren geleden nogal eens mensen die zich niet zozeer met de doelstel ling van de onderneming bezighiel den, maar meer met het tegenwicht bieden met denken over sociaal be leid aan het management, daar zie je nu veel meer één geïntegreerd ge heel". Crommelin meent niet dat dat ten koste hoeft te gaan van het sociale aspect van personeelsbe leid. "Als het menselijk potentieel, met de bedrijfsdoelstelling in ge dachten, beter in kaart wordt ge bracht en beter wordt ingezet, werkt dat uiteindelijk ook bevredi gender voor mensen". Selectie Dat 'geïntegreerde' denken heeft ook gevolgen voor de selectie van nieuwe medewerkers. "Hoe vaak gebeurt het niet dat niet duidelijk is waarvoor je nou eigenlijk aan het selecteren bent. De criteria zijn niet helder geformuleerd. Er wordt dan vaak gezegd: dat is wel een goeie, die nemen we. Als je het personeel- instrument 'selectie' wilt koppelen aan de strategie van de onderne ming, dan moet je zeggen: dit zijn de lijnen waarmee we bezig zijn en dat betekent dat we öf beheerders van een goed lopend produkt nodig hebben öf vechtersbazen in een agressieve markt. Veel bedrijven zijn nu bezig om dat veel scherper te formuleren en er ook andere selec tiemethodes voor te zoeken dan het traditionele sollicitatiegesprek. Je hebt bijvoorbeeld de biografische vragenlijst die antwoord kan geven op de vraag welke eigenschappen van medewerkers het binnen hun organisatie goed doen. Zo ontstaat een profiel van de kernkwaliteiten van de succesvolle mensen in die organisatie. Dan weet je: lui die het bij ons goed doen, dat komt daar- en daardoor. De kandidaat kan ook zo'n vragenlijst invullen en die kun je dan met elkaar vergelijken". Assesment-centre "Ook het 'assessment-centre' is een snel opkomend selectiemiddel. Hierbij wordt een praktijksituatie gecreëerd zoals die binnen de orga nisatie voorkomt. Je roept er men sen uit de organisatie bij om toe te kijken, laat een aantal kandidaten daarin 'spelen' en dan kijkje hoe ze dat doen. Je zet ze bijvoorbeeld ach ter een bureau met een (zeer) volle postbak. Wat doen ze ermee, hoe doen ze dat of doen ze er juist hele maal niets mee. Ook hoe ze reageren op een nagemaakte situatie, is vaak zeer leerzaam". 'Onderwijs en bedrijfleven zouden goed naar elkaar moeten luisteren' "De teneur is goed: de werkloosheid daalt al sinds 1984 en de werkgelegenheid stijgt. In 1989 hadden we voor het eerst in de zomer minder dan 10.000 ingeschreven werklozen. Er is vooral veel vraag naar commercieel medewerkers, gediplomeerde meao'ers zijn zü aan de bak. Hetzelfde geldt voor LTS'ers en MTS'ers voor de bouw en de metaal en gediplomeerde boekhouders. Daarnaast vinden ook zieken- en bejaardenverzorgers direct een baan. Over het algemeen kun je zeggen dat op het moment lager opgeleide jongeren het meeste profiteren van de opleving van de economie". Aldus somt de Leidse GAB - beleidsmedewerker A.M. Stikkelorum de huidige stand van zaken op de arbeidsmarkt op. Maar vooruitblikken blijft moeilijk. Welke studierichting of vakkeuze ook voor de toekomst de beste zal zijn, Stikkelorum wil er geen harde uitspraken over doen. Per bedrijfstak wil hij er wel iets over kwijt, concrete beroepen noemen doet hij niet. Dienstverlening in haar algemeenheid lijkt een goede keuze. "Die zit in de liff'.-Maar ook exacte vakken zijn altijd goed en de moderne talen worden (nog) steeds belangrijker. "Zeker met het oog op de eenwording van Europa". Ook in de automatisering blijft de vraag groot: van hoge tot lage functies. Afmaken "Maar het belangrijkste is toch dat jonge mensen hun schoolopleiding ook afmaken. Van de schoolverlaters mèt het begeerde papiertje, vindt 90 procent binnen een jaar een baan". Ook raadt Stikkelorum aan een algemeen vormende opleiding altijd door een vakgerichte te laten volgen. Schoolverlaters die zonder diploma de schooldeuren achter zich dicht slaan, vergaat het een stuk slechter. Ook voor buitenlandse jongeren blijft de situatie onverminderd somber. "Hun aandeel in de werkloosheidscijfers neemt niet af'. Vooral Turkse en Marokkaanse jongeren blijken moeilijk een baan Werkloosheid GAB'» Leiden en Usse In december 1988 en december 1989. Afzonderlijk vermeld de hieronder vallende jeugdwerkloosheid (t/m 22 jaar) en daaronder weer de school verlaters. In alle categorieën Is de werkloos heid gedaald en het aantal vacatures Is toegenomen. te kunnen vinden. Belangrijke oorzaak daarvan is veelal de niet- afgemaakte, in combinatie met een lage, opleiding. Maar ook sommige hoogwaardig gediplomeerden hebben het niet altijd even gemakkelijk een baan te vinden. Academici die een graad hebben behaald in de letteren, kunsthistorie of filosofie, hebben het moeilijk op de arbeidsmarkt. Het arbeidsbureau organiseert speciaal voor hen omscholingscursussen in bijvoorbeeld automatisering, maar kent daarnaast opleidingen voor de beveiligingsbranche, horeca, verpleging en voor werk in de beleidsvoorbereidende sfeer. En zonder enige trots meldt Stikkelorum dat 80 procent van de door het arbeidsbureau opgeleidenen een baan vindt. Luisteren Over de soms falende aansluiting onderwijs/bedrijfsleven zegt de beleidsmedewerker van het arbeidsbureau: "Onderwijs en bedrijfsleven zouden goed naar elkaar moeten luisteren. Stages in het bedrijfsleven of instellingen zijn daarvoor heel belangrijk. De ervaringen die studenten in het bedrijfsleven opdoen beïnvloeden op hun beurt de opleidingen. Maar Vooral schooldecanen moeten goed op de hoogte zijn van wat de markt vraagt". Daarnaast blijft er ook volgens Stikkelorum een spanningsveld bestaan tussen de algemene vorming die het onderwijs bieden moet en de gerichtheid op het bedrijfsleven of het later uit te oefenen vak. "Maar realiteitszin moet er in het onderwijs altijd zijn". De relatie arbeidsbureau/bedrijfsleven is volgens Stikkelorum de afgelopen jaren sterk verbeterd en dat is volgens hem vooral te danken aan de aanstelling van regioconsulenten van het GAB waarmee de bedrijven een vaste en langdurige relatie onderhouden. "Personeelsproblemen van allerlei aard worden met de consulenten besproken en we krijgen daardoor ook veel informatie over wat er in de bedrijven leeft. Dit heeft zeer positief gewerkt op het aantal vacaturemeldingen uit de bedrijven". HANS SONDERS GAB-beleidsmedewerker A.M. Stikkelorum: "De teneur is goed: de werkloosheid daalt al sinds 1984 en de werkgelegenheid stijgt", (foto Wim Dijkman) Werkloosheid GAB Alphen in december 1988 en december 1989. Afzonderlijk vermeld de hieronder vallende jeugdwerkloosheid (t/m 22 jaar) en daaronder weer de schoolverlaters. In totaliteit is de werkloosheid toegenomen, maar onder jeugdigen gelijk gebleven. Het aandeel schoolverlaters daaronder is echter gestegen. t/m 22 jaar Totale werkloosheid; Genoten opleiding werkloze mannen (peildatum 30 juni 1989). hh basis- «n onvoltooid vervolgonderwijs: 42,6 lbo en mavo: 22,4% l J havo, vwo en mbo: 15,3 - YYWX hoger beroepsonderwijs: 5,6 1 kandidaatsexamen: 1.7% doctoraalexamen: 12,4 Genoten opleiding werkloze vrouwen II (peildatum 30 juni 1989). basis- en onvoltooid vervolgonderwijs: 27 lbo en mavo: 25.8% Ollfl havo, vwo en mbo: 21,5 hoger beroepsonderwijs: 9,4 1 kandidaatsexamen: 1 doctoraalexamen: 15.3%

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 37