Niet alleen mannen kunnen helden zijn 'We moeten 'ns écht gaan vernieuwen' SCHOOLWIJZER jj fl MAANDAG 22 JANUARI 1990 PAGINA 21 Wie dit jaar eindexamen geschiedenis doet, krijgt de namen van vrouwelijke helden voorgeschoteld. Napoleon, Mao Zhedong en Willem Drees ruimen het veld voor Aletta Jacobs, Marga Klompé en Miep Gies. Doorgaans halen vrouwen de geschiedenisboek jes niet. Dit jaar is 'Vrouwengeschiedenis in Nederland en Amerika, 1929 tot 1969' ech ter het eindexamenonderwerp voor geschiedenis en staatsinrichting, al kunnen som mige confessionele scholen maar moeilijk aanvaarden dat dit meer omvat dan de aan het gezin ondergeschikte rol die vrouwen in het dagelijks leven, vaak wettelijk, werd toegedacht. Op het Bonaventura-college in Leiden zijn ze inmiddels wel met de histo rische werkelijkheid vertrouwd. Vrouwengeschiedenis als eindexamenonderwerp dOOr Carina N66fj6S Het beeld dat tijdens de oorlog van de vrouw werd gegeven, was i van een flinke, blozende sterke vrouw, afgebeeld met gereedschap. Franklin Delano Roosevelt, de alom geprezen president in Amerika, wordt weggeveegd van het schoolbord. In plaats daarvan wordt de naam van zijn vrouw met grote letters op het bord gekalkt. First lady Eleanor Roosevelt rechtvaardigde, als traditionele feministe, op een onweerstaanbare manier de uitbreiding van het werkterrein van de vrouw in Amerika. Dit jaar slaat vrouwengeschiedenis de klok in de eindexamenklassen. Leraren winden er geen doekjes om: ze wisten niet eens dat Eleanor Roosevelt de barricades opging voor vrouwen. "Ik heb altijd gedacht dat haar man de emancipatie in Amerika bevorderde. Dat blijkt helemaal niet waar te zijn. Het was de 'first lady' die actie voerde. Nog nooit heb ik iets over haar daden gelezen. Tja, misschien stond ze weggestopt in de kleine lettertjes", vertelt een geschiedenisleraar. Hij vindt het fantastisch om in de les over vrouwen te vertellen. "Eindelijk gerechtigheid. Vrouwen zijn verwaarloosd in de geschreven geschiedenis. Neem nu Miep Gies. Tijdens de oorlog heeft zij de familie Frank fantastisch geholpen. Jarenlang is haar onzichtbare werk verzwegen, en welke schoolverlater weet nu dat Margo Klompé in 1956 minister van Maatschappelijk Werk werd? Zij was de eerste vrouwelijke minister in Nederland. Dat is belangrijk om te weten". Niet iedereen is enthousiast over vrouwengeschiedenis als eindexamenonderwerp. Nog voor de inmiddels demissionaire staatssecretaris Ginjaar-Maas in oktober 1987 haar plannen bekend maakte, klonk er een luid protest uit de onderwijswereld. De bezwaren kwamen voornamelijk van confessionele scholen. Ze beschouwen 'Vrouwengeschiedenis' als een spoedcursus feminisme en betwijfelen of het onderwerp wel 'wetenschappelijk' onderbouwd is. Thuis Zonneke Matthee, voorzitter van de Vereniging van docenten Geschiedenis en Staatsinrichting Nederland (VGN) vertelt over de bezwaren van haar collega's: "Voor traditionele docenten hoort de vrouw thuis te zitten, zij moet voor de kinderen zorgen en mag niet buitenshuis werken. Een docent met een dergelijke ouderwetse opvatting is er natuurlijk fel op tegen de heldendaden van vrouwen uit het verleden te belichten. Zijn leerlingen zouden een verkeerd beeld kunnen krijgen van de taak van de vrouw". Op het Bonaventure-college in Leiden pleit Matthee als geschiedenis-docente al jaren voor meer aandacht voor vrouwengeschiedenis. Ook daar ondervond zij weerstand, voornamelijk van haar mannelijk collega's. "Zodra ik er over begon, keken de docenten mij vreemd aan. 'Wat heb jij voor vreselijks in je jeugd meegemaakt' vroeg een collega. Alsof je verkracht moet zijn voordatje aandacht aan vrouwen besteed". Op verzoek van het gereformeerde kamerlid Schutte werd een onderzoek ingesteld naar de leerstof over vrouwengeschiedenis. Schutte geloofde niet dat er in de geschiedenisboekjes slechts over mannen werd geschreven. Voor drs. Maria Grever, docente vrouwengeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, is het een koud kunstje aan te tonen dat mannen in geschiedenisboeken domineren. Volgens haar wordt de ondergeschikte positie van vrouwen genegeerd. "Zo leren scholieren uit het hoofd dat in 19-17 het algemeen kiesrecht werd ingevoerd, terwijl dat alleen voor mannen gold. Aletta Jacobs was de voorvechtster van kiesrecht voor vrouwen. Pas in 1919 kreeg zij dat voor elkaar". Onderduikers In zijn werk over de Tweede Wereldoorlog beschrijft dr. L. de Jong alleen het gewapend en georganiseerdè ondergronds verzet van mannen. Met geen woord rept hij over de hulp van vrouwen aan onderduikers. Grever: "Alsof zij geen bijdrage hebben geleverd. Het was een zware taak voor de vrouw om te zorgen voor onderduikers. Op de bon haalden zij voedsel voor hen. Haar eigen gezin kreeg hierdoor minder te eten. Haar zorg was belangrijk voor de onderduiker". Als vrouwen al afgebeeld worden in de geschiedenisboekjes is dat op een stereotiepe manier, meent Grever. "Neem nu de middeleeuwen. Er wordt van alles beschreven over boeren, heren en monniken. Dat vrouwen in die tijd bij voorbeeld deskundige kaasmaaksters waren, vind je nergens terug. Toch leverde dat werk een belangrijke bijdrage aan de inkomsten van de boer. Je ziet slechts plaatjes van vrouwen die in de keuken staan te roeren in een grote pappot". De kritiek van onderwijzers dat vrouwengeschiedenis niet wetenschappelijk genoeg zou zijn, vindt Grever 'onterecht'. We hebben inderdaad een korte geschreven geschiedenis, maar dat mag geen reden zijn er geen aandacht aan te besteden". Grever trekt een parallel met het tweede examenonderwerp, de Tweede Wereldoorlog. Die is ook nog niet helemaal beschreven. "Dan kunnen Zo vertelt Mien de Vries over die tijd: "Ik was twaalf jaar toen ik in betrekking ging, helemaal in de Valeriusstraat in Amsterdam. Om het geld voor de tram uit te sparen, ging ik lopend naar mijn werk. Daardoor versleet ik veel schoenen en dat kostte meer dan ik met mijn baantje verdiende". In Amerika werkten weliswaar meer vrouwen buitenshuis, maar ook daar was de situatie niet rooskleurig. Grever: "Mannen waren tijdens de Tweede Wereldoorlog het land uit om te vechten. Daarom 'mochten' vrouwen in de wapenfabrieken werken. Hen werd duidelijk gemaakt dat ze op die manier toch meevochten. 'Dat is beter dan thuis nagels vijlen', vond de Amerikaanse overheid. Toen de mannen van het front terugkwamen, werden vrouwen ontslagen". Seksualiteit De seksuele revolutie behoort ook tot de examenstof van de middelbare scholieren. Zo wordt het Kinsey-rapport uit 1953 behandeld, waarin staat dat vrouwen seksualiteit anders beleven dan mannen. Grever. "Zo'n onderwerp hoort erbij. Het rapport zorgde in die tijd voor veel opschudding. Het was immers een belangrijke onthulling dat vrouwen op hun eigen manier seksualiteit beleven. Dat is voor jongens en meisjes goed om te weten, want anders hebben ze weinig plezier bij het vrijen". Uok docenten vinden de seksuele revolutie een belangrijk onderwerp. "Het is goed dat ze voor dit eindexamen niet slechts feitjes over politieke en economische ontwikkelingen in hun kop moeten stampen. De seksuele revolutie geeft andere, meer persoonlijke informatie. Zo leren de studenten dat in die tijd de pil werd geïntroduceerd. Ook moeten ze onthouden dat homoseksualteit pas toen openbare bekendheid kreeg", aldus Zonneke Matthee. Zij heeft op het Bonaventura gemerkt dat de examenstof over vrouwengeschiedenis leuke, weliswaar wat ongenuanceerde, discussies oplevert in de klas. "Zo roept een jongen dat het slecht is voor het kind als man en vrouw werken. Een meisje zegt dat zij niet van plan is haar leven achter het aanrecht te slijten. Een ander zegt weer dat betaalde arbeid voor vrouwen normaal is, want mijn oma heeft ook altijd gewerkt". Bewuster Volgens Matthee heeft deze informatie wel degelijk invloed op het latere leven. "Feitjes over staatsgrepen en revoluties vergeten ze gauw. Dat is een ver- van-hun-bed-show. Vrouwengeschiedenis staat dichterbij hun belevingswereld. Als meisjes lezen dat vrouwen de straat opgingen om te strijden voor het recht op arbeid, kan er een lichtje gaan branden. Ze lezen letterlijk dat het niet altijd leuk is om slechts voor kindertjes te zorgen. Op die manier denken ze na over zichzelf en maken zelf misschien bewuster een keuze. Jongens leren dat niet alleen mannen helden zijn". vrouwen ook wel roepen: Dit onderwerp kan niet hoor jongens, want het werk van Lou de Jong is nog niet af'. Ondergeschikt Toen een onderzoek van het Landelijk Overleg Vrouwengeschiedenis (LOS) aantoonde dat er genoeg zinnigs over vrouwen viel te leren, werden de plannen van staatsecretaris Ginjaar werkelijkheid. Aan Grever en drs. Carla Wijers, verbonden aan het P. J. Meertensinstituut in Amsterdam, werd gevraagd de 'stofomschrijving' samen te stellen. Zij publiceerden de bundel 'Vrouwen in de twintigste eeuw, de positie van de vrouw in Nederland en de Verenigde Staten van Amerika 1929-1969' die als handleiding dient voor de docenten. Daarin staan niet alleen namen van beroemde vrouwen als Marga Klompé en Eleanor Roosevelt. Scholieren moeten leren dat er in die jaren tal van wetten waren die vrouwen ondergeschikt maakten. Acht keer probeerde de Nederlandse overheid in de jaren dertig tegen te gaan dat vrouwen buitenshuis werkten. Zo diende minister Romme in 1937 een wetsvoorstel in dat gehuwde vrouwen verbood buiten de deur te werken. "Ene gehuwde vrouw zou geen arbeid verrichten, van nature hoorde zij thuis te zitten" zo luidde zijn argument. Onder groot protest van vrouwen is zijn voorstel in 1939 afgeblazen. De regering voerde in die tijd een tweeslachtig beleid. Zo werden meisjes en echtgenotes van werkloze mannen wel verplicht te werken. Vaak als dienstbode, want in die tijd heerste er een groot dienstbodentekort. Hun zuur verdiende geld moesten ze voor een groot deel afstaan aan de overheid. Marga Klompé, de eer ste vrouwelijke minister van Nederland. (Archieffoto's) In de crisisjaren probeerde de regering- Romme verscheidene malen het buitenshuis werken van vrouwen te verbieden. Ander zijds was er een tekort aan dienstbodes en werden echtgenotes van werkloze mannen vaak verplicht te werken. Onderwijsvakbond ABOP is oeverloze discussies beu "Iedere keer zijn er ideeën over het onderwijs, maar in de praktijk krijgen die geen gestalte. Kijk maar eens hoe dat de laatste tien, twintig jaar is gegaan met het voortgezet onderwijs. Vernieuwingen doorvoeren is een zaak van zeer lange adem. We moeten eens leren in Nederland om het eens te worden over wat we op lange termijn willen, tot 2000 of zo". door Theo Haerkens Ella Vogelaar, voorzitter van de Algemene Bond van Onderwijs Personeel (ABOP) met ruim 43.000 leden, de grootste onderwijsvakbond in ons land, vindt dat er een einde moet komen aan de eindeloze discussies over de middenschool, de basisvorming en andere vernieuwingen in het onderwijs. Ingezette veranderingen worden nooit echt doorgevoerd. Het bestuur van de ABOP is op dit moment gewikkeld in een pittige discussie met de leden over vernieuwing in het basis- en voortgezet onderwijs. De bond wil eens flink de bezem halen door de vermolmde structuren om vernieuwing meer kans te bjeden. De achterban heeft echter het gevoel het allemaal al eens eerder meegemaakt te hebben. De discussie binnen de bond geschiedt aan de hand van het rapport 'De Bedrijvige School' dat vorig jaar verscheen van de hand van een aantal onafhankelijke deskundigen onder leiding van prof. H. Langeveld. Zij kwamen tot de conclusie dat het onderwijs veel individueler moet worden. De scholen moeten zelfstandiger opereren, met minder dirigisme vanuit het ministerie in Zoetermeer. De leerkrachten moeten een 'gewone' werkweek krijgen en niet meer worden aangesteld op basis van een aantal lesuren. Verder zou er tussen leraren onderscheid gemaakt moeten worden op grond van ervaring en prestaties. Gedonder Het bestuur van de onderwijsbond onderschreef het gedachtengoed van 'De Bedrijvige School' in grote lijnen, maar de achterban was er minder gelukkig mee. De leerkrachten zijn bang voor nieuw gedonder. Zij zijn al zo zwaar belast, hebben het al zo druk en hoeven niet zo nodig wéér een vernieuwingsoperatie die uiteindelijk toch op niets uitloopt. Tot overmaat van ramp wordt er bovendien gemorreld aan de rechtspositie van de leerkrachten en die is hen dierbaar, ook al zijn ze over het algemeen niet erg te spreken over de salariëring. Tijdens de vergadering van de FNV-bond, half december, werden daarover harde noten gekraakt. De leden deden het rapport en de voorstellen van het hoofdbestuur af als "niet meer dan een interessante bijdrage aan de discussie over veranderingen in het onderwijs". Hoewel het overleg opgeschort is, omdat een van de deelnemers plotseling overleed, heeft Vogelaar er vertrouwen in dat het bestuur er op 25 januari in slaagt, de leden ervan te overtuigen dat zijn voorstellen moeten worden geaccepteerd. Ze zegt daarover "redelijk optimistisch" te zijn. De veranderingen in de rechtspositie vormde het grootste struikelblok ook al had het bestuur van de bond de plannen van de commissie-Langeveld - zoals het instellen van junior- en seniorleerkrachten - al wat afgezwakt. Vogelaar spreekt van "misverstanden" en gaat ervan uit dat een nieuw voorstel van het bestuur wel acceptabel is. 38-urige werkweek Het tweede hete hangijzer is de invoering van een 38-urige werkweek voor leerkrachten in het basis- en voortgezet onderwijs. Leraren moeten volgens het ABOP- bestuur niet langer worden aangesteld op basis van een aantal lesuren. "Een moeilijk punt", geeft Vogelaar toe "want je lost er de overbelasting van de mensen niet eop". Deze nieuwe aanpak biedt de mogelijkheid leerkrachten vrij te maken voor speciale klussen, zoals het begeleiden van leerlingen of ander ondersteunend werk. Met de taakuren die nu beschikbaar zijn, kan dat nauwelijks. Vogelaar ziet deze wijziging als "een belangrijke stap". "Dat de volledige werkweek op school doorgebracht moet worden, is een misverstand. Dat is nooit de bedoeling geweest". Op dat punt heeft het bestuur van de ABOP al eerder afstand genomen van de opvattingen van de commissie- Langeveld. "Correctie en lesvoorbereiding is individueel werk, dat kan een leraar best thuis doen, of desnoods in de trein". Voor de schoolgebonden werkzaamheden is een aparte ruimte echter een essentiële voorwaarde. Vogelaar tilt niet erg zwaar aan de bezwaren van haar achterban. "Op een school in Almere is iedereen vrijwillig vier dagen in de week aanwezig en de ervaringen zijn gunstig". Dat er desondanks wel eens een wanklank te bespeuren is, stoort haar niet. "Natuurlijk is niet iedereen tevreden, maar het idee wordt wel breed gedragen". Autonomie Het bestuur van de ABOP wil - net als minister Ritzen - de scholen meer ruimte geven voor eigen beleid. Niet alleen wat de inhoud van het onderwijs betreft, maar ook wat het personeelsbeleid aangaat. Menige leraar ziet dat met angst en beven tegemoet. Scholen zijn nu al vaak koninkrijkjes waar directies en besturen er eigen wetjes en regeltjes op na houden. Vogelaar begrijpt die angst. "Wij willen natuurlijk ook wel een aantal zekerheden. De speelruimte van de schoolleiding moet worden begrensd en overleg met de bonden over arbeidsvoorwaarden en personeelsbeleid wordt verplicht". Autonomie voor de scholen betekent ook niet dat een leraar die een andere baan zoekt, zelf over zijn salaris en andere primaire arbeidsvoorwaarden moet gaan onderhandelen. Dat blijven zaken voor het centraal overleg van het rijk met de bonden. De deregulering raakt eerder zaken als studie- en zwangerschapsverlof, kinderopvang, scholings- en specialisatiemogelijkheden. Het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs krijgen in hun budget ruimte om schaarse leraren extra te belonen. De ABOP wil snel zaken doen met de leden, nu het klimaat gunstig is: minister Ritzen en staatssecretaris Wallage zijn zelf voorstander van deregulering eh de bond wil graag zijn invloed uitoefenen op de plannen van de bewindslieden. "Ik kan de leden geen garanties geven, ik kan alleen intenties uitspreken", aldus Vogelaar. "Met het kabinet moeten er in elk geval bindende afspraken komen, want daar hebben de leden behoefte aan". Liefst ziet ze dat er afspraken komen over een termijn die langer is dan een kabinetsperiode. Want voordat nota's omgezet zijn in wetten, is er doorgaans meer tijd verstreken dan de vier jaar die een kabinetsperiode duurt. De ABOP- voorzitter zou het al mooi vinden als hierover met bewindslieden persoonlijk afspraken konden worden gemaakt. "Wie nog een periode blijft, staat ergens voor en kan daaraan worden gehouden, zelfs al heeft een volgende regering een andere samenstelling". Hoewel ze het klimaat voor bracht moet worden, is een misverstand. Dat is nooit de bedoeling ge weest". (foto GPD) veranderingen gunstig vindt, staat Vogelaar overigens "redelijk ambivalent" tegenover de nieuwe bewindslieden in Zoetermeer. Een aantal bezuinigingsmaatregelen uit de periode-Deetman is inmiddels teruggedraaid, maar voor echte vernieuwing in het onderwijs blijft maar bitter weinig geld over. Samen met de andere onderwijsbonden berekende de ABOP het benodigde bedrag op 2,8 miljard gulden en dat geld is bepaald nog niet gevonden. Aan de Amsterdamse Herengracht heerst dan ook wel enige bezorgdheid over de kans dat de geestverwante bewindslieden erin slagen hun goede intenties waar te maken. "Geld is natuurlijk niet het enige waar het om gaat", relativeert Vogelaar. "Maar de zaak moet natuurlijk niet worden omgedraaid: zonder extra geld gaat het zeker niet".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 21