De toetssteen van het Binnenhof Van Mierlo: 'In de oppositie is meer ruimte dan menigeen dacht' ZATERDAG 13 JANUARI 1990 PAGINA 31 Voor mij is de vraag wie de oppositieleider is niet aan de orde. Voorhoeve voert een andere vorm van oppositie dan ik. De VVD opponeert tegen centrum links, D66 vóór centrum-links. (foto's anp) Nu bijna 24 jaar geleden stapte hij als aanvoerder van de nieuwe partij D'66 de politiek in om die om te vormen. Te vernieuwen naar de normen die hij meer eigentijds achtte. Achteraf moet Van Mierlo erkennen dat het hem en zijn partij, die zich inmiddels als D66 afficheert, niet is gelukt. In zijn politieke loopbaan beleefde hij hoogtepunten en dieptepunten. Mede doorzijn natuurlijke gevatheid in debatten en zeker ook vanwege zijn innemende voorkomen is Van Mierlo weer geliefd bij dat deel van het kiezersvolk dat zich al te absoluut wenst op te stellen in de maatschappij. Met gemengde gevoelens is de voorman van de D66 de jaren negentig in gestapt na een jaar waarin zetelwinst niet werd omgezet in regeringsverantwoordelijk heid. "Omdat het CDA ons heeft vernederd en de PvdA niet bereid bleek ietsje harder voor ons te vechten". door Hans Hoffmann Twee gesprekken met Van Mierlo. Het eerste bij hem thuis in een enigszins ver zakt grachtenpand in Amsterdam waai de visite letterlijk met de deur in huis valt. Waar ooit de hal was, strekt zich nu een deel van de kamer uit. De achterkant van de piano vormt een tochtwandje. De tweede ontmoeting heeft plaats op zijn werkterrein: het Haagse Binnenhof. Bei de keren slaagt Van Mierlo erin zijn ge hoor te boeien. Zijn werkkamer bevindt zich op de eerste etage, aan de kant van de Hofvij ver. De ramen laten het loodgrijze licht van een typisch Hollandse kwakkelwin- ter door. De inrichting van het vertrek doet morsig aan. Elke hoek ervan wordt benut voor het chaotische stilleven van slordig opgetaste boeken, paperassen liggen overal verspreid. De schepper van deze politieke criant van het huishou den van Jan Steen bekommert zich nau welijks om uiterlijk vertoon. Ook over een tot op de draad versleten tapijt is het kennelijk goed lopen. Van Mierlo ijsbeert vooral. Z'n voetstappen dreunen door bij gebrek aan een verende ondergrond. Thuis in Amsterdam tuurt hij op een van zijn wandelingen binnenskamers lang en peinzend over de gracht. "Wat in Oost- Europa gebeurt is aangrijpend", merkt Van Mierlo uiteindelijk op. "Vierenveer tig jaar geleden werd heel Europa be vrijd, maar slechts de helft van de bevol king kon zich ook werkelijk vrij be schouwen. Voor de-andere helft werden de bevrijders de nieuwe bezetters. Aan die bezetting komt nu een einde". Schuldgevoel "Wat mij echt hevig emotioneert is dat er wellicht ook een eind kan komen.aan het schuldgevoel dat wij, Westeuropeanen, sindsdien altijd hebben gehad ten op zichte van de Oosteuropeanen. Een schuldgevoel over onze onmacht ze op cruciale momenten te hulp te snellen. Nu Gorbatsjov daar het licht heeft aange daan, krijgen we eindelijk de kans ze te hulp te komen". "Er is nog iets anders aan de hand, nu. Ooit zijn we het atoomtijdperk met een klap binnengekomen. De klap van Hi roshima. Als we geluk hebben en we lo pen op onze tenen, kunnen we dat kern wapentijdperk uitsluipen. Ik heb het idee dat we dat aan het doen zijn. Als dat lukt. komt een nog veel belangrijker doel binnen ons bereik: het afschaffen van de oorlog als eeuwige dreiging om iets op te lossen. Oorlog zou dan iets heel ouder wets krijgen, iets vulgairs ook. Dat zou een ongelooflijke winst zijn". Den Haag. Binnenhof, een nieuw weerzien. De 58-jarige fractievoorzitter neemt een dossier door. Het colbert heeft hij nonchalant weggehangen. Geen spoor hier te bekennen van de wilde- beestenlucht die Van Mierlo ooit zei te ruiken in deze parlementaire arena. De stapels post die uit alle hoeken van het land binnenstroomden, nadat D66 door het CDA "werkende weg was wegge werkt". blijken intussen ook doorgeno men. HAFMO, zoals de D66-voorman in Haagse kringen wel wordt genoemd van wege zijn initialen, is klaar met lezen en zegt: "We moeten er niet te lang bij stil staan, de tijd gaat door, maar een korte reis langs de pijnlijkste en pikantste mo menten van de laatste tijd kan geen kwaad. Dat is zelfs wel leerzaam". Bizar 'Het is bijvoorbeeld bizar dat D66. nota bene de enige partij in Nederland die door de kiezers al 23 jaar wordt bestem peld als centrum-links, niet meedoet aan het nieuwe centrum-linkse kabinet en in de oppositie zit. Er wordt nu geprobeerd een race te organiseren tussen Voorhoe ve en mij. Wie de echte oppositieleider is. Maar ik zie dat zelf helemaal niet zo. Ik heb ook geen behoefte aan dat woord lei der. Ik denk dat wij een heel ander soort oppositie voeren. Dat is al gebleken en dat is tevens een nieuw verschijnsel in de vaderlandse parlementaire democratie. De VVD opponeert tegen centrum-links; D66 opponeert voor centrum-links". "Voorhoeve zegt: er moet een ander kabinet komen. Ik zeg: dit kabinet krijgt een eerlijke kans. Ik wil de toetssteen zijn en. zo hooghartig ben ik wel, die ligt meer bij ons dan bij de fractie van de Par tij van de Arbeid. Die fractie doet maar. Wij controleren de daden van de regering en dan zie je dat er voor onze partij een grote ruimte is om in die positie tot een politieke présence in de Kamer te ko men. Al in het eerste debat is onze be weeglijkheid veel royaler gebleken dan menigeen dacht". "Blijkbaar ook dan Lubbers dacht. Hij heeft daar zelfs een opmerking over ge maakt tijdens het debat rond de rege ringsverklaring. Die viel'zeer slecht. Ik had net met hem gediscussieerd over de euthanasie, toen Lubbers heel ongebrui kelijk het woord nam. Hij wilde iets aar digs zeggen, maar deed dat zo onhandig dat de hele Kamer dacht dat ik een vrese lijke sneer kreeg. Lubbers zei ongeveer: als ik het allemaal zo hoor ben ik tevre den met het feit dat de heer Van Mierlo niet in de regering zit, maar in het parle ment. Het was pal na die euthanasiedis cussie en ik begreep het zoals de hele Ka mer het begreep, namelijk dat de pre mier in een compliment verpakt wilde zeggen dat het toch maar goed was dat D66 buiten de regering was gebleven. Opdat het kabinet die gevoelige euthana siekwestie nog een tijdje voor zich uit kon schuiven". "Na een lange stilte zei ik: dit is niet aardig! Toen begon Lubbers een lang verhaal waaruit inderdaad bleek dat hij het aardig bedoelde. Het was voor ons beiden een pijnlijk moment. Ik heb hem onmiddellijk een briefje geschreven en hij mij ook, want we zaten alle twee met een gegeneerd gevoel. Hij vanwege die blunder, ik omdat ik heel gestoken had gereageerd. Trouwens, als ik dat niet had gedaan was de lucht niet geklaard en wa ren er de volgende dag de vreselijkste dingen in de kranten verschenen. De he le Kamer had dat gevoel". "Er is overigens niets veranderd aan onze vriendschap. Een veelbetekenende vriendschap, blijkbaar, want daar wordt altijd van alles achter gezocht. Men ver moedt de afschuwelijkste kongsies tus sen Lubbers en mij. maar die zijn er hele maal niet. Altijd hebben de mensen die naar onze debatten luisteren het gevoel dat er iets meer aan de hand is dan een woordenwisseling tussen een parlemen tariër en een regeringsleider, dat hoor ik wel eens. Maar het gaat gewoon hard te gen hard en een enkele keer, zoals bij dat debat over de regeringsverklaring, heeft het zelfs iets dramatisch". Vrijheid van handelen "Wij hebben elkaar voor het eerst ont moet toen ik in september 1971 een rede voering hield voor de Christelijke Jonge Werkgeversvereniging. In zijn partij, de KVP, kende nauwelijks iemand hem. Maar ik kende hem van dat moment af wel. En toen formateur Jaap Burger mij in 1973 vroeg of ik nog een beetje pro gressieve KVP'er wist voor de post van Economische Zaken in het latere kabi net-Den Uyl, heb ik de naam Lubbers ge noemd". "In de eerste tijd hebben we niet zo verschrikkelijk veel contact gehad. Dat is eigenlijk pas begonnen toen hij fractie voorzitter was van het CDA en ik, in 1981 en '82, als minister van defensie in het ka binet-Van Agt zat. Hij probeerde oplos singen voor de kruisraketten te vinden en kwam regelmatig bij mij op bezoek. Toen is het contact sterker geworden. Wij zijn sindsdien in gesprek gebleven, maar tegenover elkaar houden we een volstrekte vrijheid van handelen. Ik zeg altijd de meest kritische dingen over het CDA. en zo hoort het ook. Onlangs heb ben de journalisten Joustra en Van Ve netië een boek over Ruud Lubbers ge schreven aan de hand van een groot aan tal interviews. In dat boek staat ook een gesprek met mij en daarin zeg ik dat het allemaal onzin is, die mythe dat Lubbers en ik zouden samenzweren. Wel zijn we op eikaars aanwezigheid gesteld". Hans van Mierlo graaft in een stapel boeken en papieren op een tafeltje in de kamer, diept het werk Ruud Lubbers manager in de politiek op. Met sonore stem leest hij voor: "Al een jaar of tien drinken we wel eens een kop koffie met elkaar of gaan we ergens eten en dat is heel gezellig. Dan gaat het over alles. Soms bel ik hem op, soms komen we el kaar tegen en dan zegt hij: doe je wat da delijk? Zullen we even wat eten? Of hij belt wel eens op, er zit niet echt een sys teem in. Hij heeft het hartstikke druk en ik moet 's avonds altijd weer met de trein naar Amsterdam. Enzovoorts, enzo voorts". Schaamteloos "Lubbers heeft echt geprobeerd D66 in het kabinet te krijgen. Hij wilde wel. maar hij had zijn eigen partij tegen zich. Ik heb een dikke streep onder die hele zaak gezet en we zijn alweer aan het vol gende hoofdstuk bezig. Maar ik wil hier nog één keer heel in het kort vertellen welk een schaamteloze hooghartigheid het CDA ten opzichte van ons aan de dag heeft gelegd". Boos knabbelt Van Mierlo aan een koekje, slurpt vervolgens een slok koffie weg en zegt dan: "Toen wij niet wilden meedoen met het CDA en de WD, wilde het CDA ons niet in de combinatie met de PvdA. Maar D66 was er nu eenmaal. Sterker, wij hadden drie zetels gewon nen. Dat was dertig procent winst en uit alles bleek dat de kiezers wilden dat wij gingen meeregeren". "Hoewel D66 heel redelijke argumen ten had om twee zetels in het kabinet te vragen, heb ik gezegd dat er met ons over één zetel ook te praten was als dat een he le zware post zou zijn, bijvoorbeeld Bui tenlandse Zaken, en als er compensatie zou zijn op het gebied van de staatssecre tariaten. Waarop het CDA botweg zei: aan compensatie werken wij niet mee, want wij willen helemaal niet dat D66 meeregeert. De Partij van de Arbeid moet maar inschikken als zij zo graag wil dat D66 meedoet". "Vervolgens kreeg ik een brief van Lubbers waarin hij schreef dat hij mij geen enkele verduidelijking kon geven over de kwaliteit van die ene kabinetsze tel. Toen heb ik een taxatiefout gemaakt. Ik dacht: er is nog niet zoveel aan de hand. De Partij van de Arbeid zal dit dic taat van het CDA niet pikken en bereid zijn om nog even door te knokken. Maar daar heb ik mij op verkeken". "Het was 20 september, dinsdagmid dag om een uur of vijf dat ik redelijk ar geloos Wim Kok belde. Wim, vroeg ik, wat gaan jullie doen met die brief van Lubbers? Hij zei: wij accepteren het voorstel van het CDA. Het was even stil. Toen zei ik: maar Wim, dat betekent dat we dus uit elkaar gaan". "Dat klinkt heel dramatisch en dat was het ook wel een beetje. We hadden toch een gezamenlijke geschiedenis en daar werd met één klap een streep onder ge zet. Dat is altijd pijnlijk. Een dag later be sloot de fractie van D66 zich terug te trekken. De grens van politieke eerloos heid was bereikt. Het CDA had ons ver nederd en de Partij van de Arbeid had wel een beetje harder voor ons mogen vechten. Na 23 jaar zitten we nu voor het eerst structureel aan verschillende kan ten van de scheidslijn. Dat doet me be hoorlijk wat. Kok en ik hebben elkaar sindsdien niet meer echt gesproken. Ik heb hem gefeliciteerd na afloop van het debat over de regeringsverklaring. Daar na hebben we geen contact meer met el kaar gehad. Laten we dat maar gewoon als een feitelijkheid zien. Misschien dat er toch een zekere géne is naar beide kan ten. Zijn géne is duidelijk. De mijne is de achterkant van de zijne". Geen trauma "Ik heb absoluut geen trauma overge houden aan die formatiekwestie, ik zou het morgen precies zo doen. Er is wel te leurstelling geweest, maar die is inmid dels weggeebd en gecompenseerd door iets wat ik niet had verwacht: de ruimte om in een ander soort oppositie, in een nieuwe opvatting, gestalte te geven aan de partij. Dat is de opdracht die ik mij de komende jaren met verve heb gesteld". "Ik voel een betrekkelijk grote verant woordelijkheid tegenover mijn partij. Dat is ook de reden geweest waarom ik er vier jaar geleden toch weer mee ben begonnen, terwijl ik er au fond niet echt zin in had. Ik kon secretaris-generaal van de Westeuropese Unie worden en dat leek me wel leuk, maar ik dacht: als ik daar ja tegen zeg en nee tegen D66, dan voel ik me wel zo'n ontzettende lui. Ik had het idee: ik moet het nu afmaken, an ders had ik er twintig jaar geleden beter niet aan kunnen beginnen". "Ik denk op het ogenblik dan ook ab soluut niet in termen van: het veld rui men, wegwezen. Absoluut niet! Ik loop iedere dag met plezier naar het station om naar Den Haag te gaan en 's avonds, als de trein weer onder de overkapping van het Amsterdams Centraal Station schuift, denk ik: ha, lekker, en dan loop ik weer fluitend naar mijn huis aan de gracht met de zeventiende eeuw voor de deur". "Dit werk houdt zich niet aan de klok. Het verplaatst zich van het Binnenhof naar mijn studeerkamer in Amsterdam, of naar de lokaliteiten waar de partij bij eenkomt. Ik ben altijd veel van huis ge weest en dat ben ik nog. Vaak buiten de deur eten. Ik kan wel een beetje koken, maar ik zal niet zeggen dat ik dan glim mend van genoegen achter het fornuis sta. Dan doe ik het omdat het moet. Ik heb thuis niemand die het voor me doet. dus moet ik het wel zelf doen. Tenzij ik besluit buitenshuis te eten. Wat ik dus ontzettend veel doe. Tot voor kort woon den mijn dochters thuis. Eén woont tij delijk weer bij me en de ander komt al leen in de weekends naar Amsterdam. Dus één keer in de week bevindt de fami lie zich als vanouds aan tafel. Meestal 's zondags. En dan kook ik". Hinderlijk "Toen ik in 1967 plotseling van journalist politicus werd, heb ik geweigerd echte veranderingen aan te brengen in de ma nier waarop ik in het leven sta. Dat klinkt nogal deftig, maar ik bedoel dat ik on danks mijn hoge herkenningsgraad ge woon het café ben blijven binnen stap pen. Dat kan wel eens hinderlijk zijn. maar het ligt er ook aan hoe je jezelf ge draagt. Meestal sla ik me daar heel goed doorheen. En meestal kan ik op de een of andere mysterieuze manier voorkomen dat men de hele tijd aan mijn kop zit te zeuren. Als ik word aangesproken, ge beurt dat overigens meer door mannen dan door vrouwen. Men denkt, geloof ik, dat dat andersom is en dat er voortdu rend vrouwen om me heen hangen, maar dat is absoluut niet het geval. Dat is mis schien het beeld dat de buitenwereld van me heeft". "Wat wel opvallend is, is dat ik zelf steeds grager, hoe zegje dat, steeds liever met vrouwen praat. Dat zit 'm vermoede lijk in het feit dat ik ben opgegroeid in een jongenskostschool. Je biotoop be stond lange tijd uit jongens; het klank bord van je ideeën was mannelijk. En naarmate die tijd verder terugligt, wijkt ook de uniciteit van dat klankbord. Ik vind dat vrouwen vaak vollediger, min der theoretisch over een probleem pra ten dan mannen". "Ik heb het altijd al leuk gevonden met vrouwen op te trekken, maar ik ben in toenemende mate benieuwd naar wat zij te zeggen hebben over alle mogelijke vraagstukken. Hoe dat nu komt? Ik aar zel. want dan kom je al gauw aan met cli chés en grote woorden als 'dichter bij de bron' en 'het geheim van het leven'. Ik vind vrouwen gewoon anders dan man nen. Laten we het daar maar even op houden". 'Ten onrechte wordt achter mijn vriendschap met Lubbers heel wat vermoed. Er bestaan tussen ons geen kongsies'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 31