Een communist met een buitenhuis
aak Slangen over J.A.N. Knuttel, Leids CPN- raadslid en literator
KLASSIEK bijdrage: Paul Korenhof
Pianist Steven Mayer virtuoos
Erensprijs voor Koolhaas
Voortzetting contract dirigent Hans Vonk onzeker
J.A.N Knuttel (1878-1965) werd bekend als literair
criticus en schrijver van het standaardwerk 'Onze
letteren in de Middeleeuwen'. Vaak wordt echter
vergeten dat hij ook een gedreven communist was, die
als gemeenteraadslid van de stad Leiden volgens oud-
burgemeester De Gijselaar 'alleen vroeg welke dingen
de arbeiders moesten hebben, onverschillig of men
daardoor in conflict zou komen met de toestand der
gemeente'. Knuttel was een 'man van het volk', die zich
graag terugtrok in zijn buitenhuis in de Noordwijkse
duinen.
De Leidse historicus Jaak Slangen schreef een
indringend biografisch portret bij 'Levensloop', de
autobiografie van Knuttel. Een gesprek met een
'biograaf' die 'nog levende personen' niet wilde kwetsen.
LEIDEN Johannes Knuttel werd
op 14 mei 1878 geboren in Delft.
Zijn vader, een scheikundig inge
nieur, werkte als personeelschef bij
de 'Nederlandse Gist- en Spiritusfa
briek'. De directeur van dat bedrijf,
Jacob C. van Marken, was zijn tijd
ver vooruit: hij buitte zijn arbeiders
niet uit maar zorgde voor goede sa
lariëring en behuizing. Johans va
der, een domineeszoon, voerde een
personeelsbeleid in zijn geest.
Op een dag las hij Johan de schrij
nende verslagen voor van een parle
mentaire enquête naar de arbeids
omstandigheden in fabrieken en
werkplaatsen in Nederland. Terwijl
er overal werd gezongen dat Do-
mela Nieuwenhuis maar "zakjes
moest gaan plakken", ontkiemde in
hem het socialisme. Later, toen hij
in Leiden letteren studeerde, verde
digde hij in het studentencorps met
vuur de socialistische stellingen.
Het commentaar van een corpslid:
'Nu kunnen wij de fiere corpsvaan
wel neerhalen om de roode vlag in
top te hijsen'.
Na een kortstondige betrekking
als leraar aan het Gymnasium Eras-
mianum in Rotterdam, een baan die
hij na een affaire met een leerlinge
vaarwel moest zeggen, werd hij me
dewerker bij het 'Woordenboek der
Nederlandse Taal' in Leiden. Hij is
dan al lid van de SDAP. Later zal hij
overgaan naar de CPN. Omdat het
instituut afhankelijk is van zowel de
Nederlandse als de Belgische over
heid, subsidiegevers die niets van
het 'rooie volkje' moeten hebben, -
vraagt de voorzitter van het NWT
aan Knuttel of hij zijn propagandis
tische activiteiten voor de SDAP
wil staken. Daarmee stemt Knuttel
in. Laf?
"Zeker niet", zegt Jaak Slangen.
"Maar Knuttel koos gewoon de
door
Cees van Hoore
minst onaangename weg. Niemand
had er wat aan als hij zijn baan zou
verliezen. Daar kwam bij dat hij de
tegenstelling tussen bourgeois en
proletariër niet erkende. Hij vond
dat hij zich die zelfcensuur best kon
opleggen. Ze hadden hem immers
zijn politieke bezigheden niet ver
bóden, ze vroegen alleen of hij zich
zelf uit de pers wilde houden. Dat
lukte niet echt, er lekten toch zaken
uit. Maar het waren daar bij het
WNT best aardige heren, liberalen
van het type Geertsema, niet slecht.
Maar dan moet je natuurlijk wel be
denken dat het communisme nog
lang niet zo'n bezwaard verleden
had als het nu heeft".
Gorter
In 1907 maakt Knuttel kennis met
de vooraanstaande SDAP-er Henk
Sneevliet. Tijdens een congres ont
moet hij Sneevliets vrouw, Maartje.
Het is," zoals Jaak Slangen schrijft,
liefde op het eerste gezicht. Tijdens
een uitje naar Scheveningen bekent
ze aan Knuttel: 'Wij hebben ook he
lemaal geen goed leven', waarmee
ze doelt op haar huwelijksleven met
Sneevliet. Een jaar later, in 1908,
wordt de scheiding tussen de twee
uitgesproken. In datzelfde jaar
trouwt Maartje met Knuttel en trekt
zij bij hem in in Leiden. De 'kamera
den' betichten Johan van 'ontvoe
ring' en Henriëtte Roland Holst
dicht: 'Kameraad stal de vrouw die
hij beminde,/lichtgroen haar ogen,
roodgoud tint en haar'. Slangen:
"Er is geen sprake van ontvoering
of zo. Maartje rolde hem gewoon als
Jaak Slangen:
"Als een passa
ge in Knuttels
autobiografie te
kwetsend is
voor nog leven
de personen,
vind ik dat ik
die kan wegla
ten. Er zijn
grenzen", (foto
Henk Bouwman»
een rijpe appel in zijn schoot. Overi
gens had Knuttel een verschrikke
lijke hekel aan Henriëtte Roland
Holst. Hij had als letterkundige niet
alleen veel kritiek op haar dicht
werk, hij kon ook haar zigzagkoers
binnen de partij niet uitstaan. Maar
hij zag wel in dat ze haar voor de
Humane Bruckner
Bruckner: Symfonie nr. 8 in c.
Wiener Philharmoniker o.l.v. Her-
bert von Karajan. DG 427 611-2 (2
cd's).
Volgens sommigen bereikte von
Karajan zijn grootste succes in de
vorm van de symfonieën van
Bruckner. Zeker^is dat hij die com
ponist bijzonder was toegedaan en
toeval of niet, tot zijn laatste plaat
projecten behoorden twee
van diens grote symfonieën. Al
kort na zijn dood verscheen de
Achtste, dezelfde die Eugen Jo-
chem, die andere Bruckner-specia
list, vlak voor zijn dood voor het
laatst in Amsterdam dirigeerde.
Toeval? Waarschijnlijk wel, maar
dan een bijzonder gelukkig toeval,
want dit hoogebergte uit de symfo
nische literatuur kan door de sa-
menwerkig tussen een uitzonder
lijk orkest en een bevlogen dirigent
uitgroeien tot een inmense ervaring
die dagen aaneen de gedachte van
de luisteraar kan blijven beheersen.
Daarvoor hoeft een dirigent niet
met een been in het graf te staan.
(Hans Vonk zette met de Staatska-
pelle Dresden vorig jaar in Amster
dam een uitvoering neer, waarover
de aanwezigen evenmin uitgepro-
ken raakten), maar het is wel een
symfonie waar een dirigent in kan
blijven graven.
Van von Karajan bezitten we nu
drie opnamen en de eerste twee
hadden beiden al als zijn 'definitie
ve' lezing kunnen gelden, als er
geen latere was gekomen. Deze der
de versie, in november '88 in Wenen
opgenomen, is niet de langzaamste
maar waarschijnlijk wel de monu-
mentaalste en vooral de humaanste
van de drie. Hier is niet de on
genaakbare hoge priester van de
muziek aan het woord, maar de man
die het leven gekend en doorgrond
heeft en die in staat is zijn musici
mee te slepen in overweldigende
klankvisioenen. Die musici zijn bo
vendien niet Von Karajans 'eigen'
Berliner Philharmoniker maar de
Wiener Philharmoniker, dat prach
tige apparaat dat in klank niet voor
het Berlijnse ensemble onderdoet
maar dat in klank meer menselijk
heid en meer warmte ten toon
spreidt. Een grootse ervaring.
Philip Pickett
'Alchemist'. Composities van o.a.
Monteverdi, Du Prez, Ortiz. Mai-
nerio, Daman en Le Jeune door
Philip Pickett en leden van het
New Londen Concort. Decca 425
209-2(cd)
Oude muziek hoeft niet verve
lend te zijn, dat wisten we allang,
maar als Pickett en zijn mensen op
hun oude instrumenten plezier
gaan maken blijft er noch van de
donkere middeleeuwen noch van
de statige renaissance veel over.
Hier wordt gespeeld en gezongen
Herbert Von Karajan met het Wiener Philharmoniker.
(o.a. door Catharine Bott) dat het
een lieve lust is, maar het leuke
daarbij is dat deze uitgave een be
wuste poging doet vijfhonderd jaar
te overbruggen. Het bespelen van
oude instrumenten onverbloemd
gecombineerd met de geluids- en
andere effecten van de moderne
muziek, o.a. door het samenvoegen
van verschillende geluidskanalen
waardoor Pickett zelf bijvoorbeeld
in staat is in hetzelfde werkje meer
dere instrumenten te bespelen. Bo
vendien worden op diezelfde in
strumenten enkele moderne com
posities gespeeld, want drie num
mers blijkèn van de hand van John
Du Prez, die o.m. de filmmuziek
schreef voor 'A Fich Called Wanda'.
Noch de titel 'Alchemist' noch de
grappige, Jules Verne-achtige voor
zijde geven enige indicatie van wat
de koper te wachten staat. De ver
rassing is des te groter.
Viktoria Mullova
Paganini: Vioolconcert nr. 1 in D,
op. 6. Vieuxtemps: Vioolconcert
nr. 5 in a, op. 37. Viktoria Mullova
(viool), Academy of St. Martin-in-
the-Fields o.l.v. Sir Neville Marri-
ner. Philips 422 322-2 (cd).
De jonge Russische violiste is een
van de weinigen, bij wie ik een mo
gelijke parallel tussen haar optre
den als mens en haar vertolking zou
durven signaleren. Mullova heeft
iets streng klassieks, maar ook iets
afstandelijks over zich, alsof zij een
borrelend vat van emoties in zich
weet en dat zorgvuldig van de bui
tenwereld tracht af te schermen.
Daarvan werd ik me weer sterk be
wust door deze nieuwe uitgave, mo
menteel nog bij verschillende ?aken
tegen een gereduceerde prijs ver
krijgbaar. Paganini, de vioolvirtu
oos, kan geen kwaad en in zijn mu
ziek laat Mullova alle reserves va
ren, gooit zich helemaal los en
speelt alle sterren van de hemel. De
Belg Vieuxtemps is andere koek.
Zijn muziek heeft een romarftischer
partij goed konden gebruiken met
die gedichten vol pathos. Dat is mis
schien een staaltje van communisti
sche dialectiek".
U heeft het over de zigzagkoers
van Henriëtte Roland Holst. Hoe zat
dat eigenlijk bij Knuttel? Iemand
die communist is en een proefschrift
en verhandelingen schrijft over het
geestelijke lied, hoe valt dat met el
kaar te rijmen?
"Omdat hij zich bezighield met
het geestelijk lied kun je niet zeggen
dat hij dan misschien toch een ver
holen belangstelling voor God of de
religie had. Nee, hij bestudeerde in
dat geestelijke lied de maatschap
pelijke omstandigheden van die
tijd. In zekere zin is de mystiek toch
ook een vlucht uit de maatschappij,
die toen met straffe hand werd gere
geerd door bisschoppen en pausen.
Maar de mystiek op zich interes
seerde hem niks. Aan de enkele ca-
techismuslessen die hij in zijn jeugd
volgde, had hij geen beste herinne
ringen. Hij heeft het ergens over die
sluwe katholieken. En over de kwa
liteit van de preken schrijft hij er
gens dat hij het 'peil der hoogvlie
gers' van een bedenkelijk laag ni
veau vindt".
Knuttel maakt al vlug kennis met
het linkse wereldje in Leiden, waar
mensen als Nico Olivier, de schoen
maker Chauffour en veel later Ger-
rit Kastein en meer mensen van dat
kaliber van zich doen spreken. In
1909 neemt hij het in 'De Tribune'
op voor de arbeiders die de vrije 3-
oktoberdag van hun bazen niet uit
betaald krijgen. Hij beschuldigt de
bourgeoisie ervan 'Dat zij de gele
genheid gebruikt, om de arbeiders
met een nationaal feest over den
toestand hunner klasse te mislei
den', dat zij de arbeiders honen
'door de fabrieken dien dag te slui
ten en geen loon uit te betalen'.
De bourgeoisie vond weinig ge
nade in de ogen van Knuttel. Ook
deze krant, het Leidsch Dagblad,
noemde hij een 'bourgeoisblad'.
Toen het LD in het midden van de
jaren twintig het voornemen had
om na de gemeenteraadsverkiezin
gen een foto te maken van de geko
zen raadsleden weigerde hij. Maar
een dag later lag er wel een door
hem bezorgde foto op de burelen
van deze krant.
Vermakelijk in de autobiografie
inslag en ondanks een vooral in het
eerste deel redelijk hoog tempo is
het toch of de viool van Mullova
daar plotsklaps iets gereserveerder
lijkt te klinken. Een bezwaar is dat
niet. Ik hoor dit concert liever zo
dan vol zinderende hoogromantiek
en het spel van Mullova bezit te al
len tijde genoeg warmte en per
soonlijkheid om te blijven boeien.
Ook als de begeleidingen wat routi
nematig aandoen.
Frauenliebe
Loewe: Frauenliebe, op. 60 - di
verse liederen. Brigitte Fassbaen-
der (mezzo-sopraan). Cord Gar-
ben (piano). DG 423 680-2 (cd).
Inderdaad, een 'Frauenliebe' van
Loewe, en zelfs gaat het daarbij om
dezelfde teksten van Adelbert von
Chamisso, die vier jaar later door
Schumann op muziek gezet zouden
worden. De cyclus van Loewe telt
echter negen titels, één meer dan
die van Schumann, die terecht de
laatste tekst, 'Traum der eignen
Tage', niet op muziek zette. Literair
gezien grenst de hele cyclus al aan
poëzie-albumniveau, maar die slot
tekst, waarvan de laatste strofe ook
nog gesproken wordt, is wel heel
zwak.
Is het opnemen van die cyclus
dus vooral een daad van historisch
belang, met haar keuze van vijftien
losse liederen bewijst Fassbaender,
dat Loewe wel degelijk tot veel
meer in staat was dan de balladen
die we van hem kennen. Met groot
gevoel voor teksteq weet hij een va
riëteit aan emoties in muziek om te
zetten en zijn liederen zijn voor de
uitvoerenden zo dankbaar, dat het
merkwaardig is, dat we er zo weinig
van kennen. Met haar stevige, don
kere timbre, dat afglijden naar sen
timentaliteit bij voorbaat lijkt uit te
bannen, weet Fassbaender tekst en
muziek een maximum aan expres
sie te verlenen. Een beter pleidooi
kan de componist zich nauwelijks
Pianorecital door Steven Mayer met werken
van Mozart, Brahms, Ives en Strawinsky.
Gehoord op 24 november in de Kapelzaal.
LEIDEN - Negen jaar geleden
maakte Leiden voor het eerst
kennis met een jonge Amerikaan
se pianist, die grote indruk maak
te door zijn formidabele techniek
en veelzijdi pianistisch kunnen.
Sedertdien is Steven Mayer een
vaste nóvembergast op het K&O
podium. De werken die hij voor
dit recital gekozen had liggen
hem kennelijk na aan het hart,-
want met uitzondering van de
twee delen uit de Concord sonate
van Ives voerde hij hier al vaker
het Rondo in a van Mozart, de f
klein sonate van Brahms en de
drie delen uit het ballet Petrouch-
ka van Strawinsky uit. Ook nu
weer was zijn recital virtuoos en
imposant, maar ook kleurrijk en
expressief.
De eenvoud waarmee hij het
thema van het Rondo van Mozart
(K.V.511) neerzette is een een
voud die stoelt op meesterschap.
De confrontatie van dat simpele
thema met de andere zeer con
trasterende muzikale elementen
werd een boeiend avontuur, al
kon ik mij niet aan de indruk ont
trekken dat Mayer nog niet echt
goed op dreef was. In de groots
opgezette sonate in f kl. van
Brahms vond hij de uitdaging die
hij nodig lijkt te hebben om in
topvorm te komen. Ook dit werk
hoorde ik al meermalen van hem.
Het is een sonate vol stemmings
wisselingen en een behoorlijke
dosis virtuositeit, waarin een jon
ge zelfverzekerde Brahms te ho
ren is die geniet van zijn kunnen
en van de beelden die hij met zijn
instrument kan oproepen. Don
ker en licht, maar altijd diffuus,
wisselen elkaar af, de dynami
sche contrasten zijn enorm.
Uit de Concord Sonate koos
Mayer de delen 'the Alcotts' en
'Thoreau'. Het is muziek die je
treft door zijn originaliteit, waar
bij je muzikaal steeds op het ver
keerde been wordt gezet door el
kaar tegensprekende akkoorden
of een flard van een musicalach
tig wijsje. Spannende stukken,
met veel innerlijke spanning ge
speeld. Tot slot dan ook ditmaal
de uiterst spectaculaire uitvoe
ring van Strawinsky's Petrouch-
ka, een bewerking die de compo
nist zelf maakte voor Arthur Ru
binstein. Een stuk dat mij in de
orkestversie zeer lief is, maar dat
als pianistisch huzarenstukje mij
wederom volkomen overrompel
de. De als toegift sereen gespeel
de Consolation van Liszt streek
niet alleen balsem op mijn ziel,
maar bewees eens te meer de
veelzijdigheid van Steven Mayer.
MIES ALBARDA.
is een passage waarin Knuttel een
bezoek van Herman Gorter aan Lei
den memoreert. Hij schrijft:
"Maartje en ik hebben toen met
hem onze gedenkwaardigste ijs
tocht gemaakt, naar Zoetermeer.
Het was een prachtige dag...met
goed hard ijs...Gorter was één brok
enthousiasme. In Zoetermeer wilde
hij met alle geweld in de zaal van het
café op schaatsen met Maartje dan
sen...Op de terugweg ging hij, bij
het passeren van een klein plasje,
een poosje met zijn rug op het ijs lig
gen - in weerwil van zijn bezorgd
heid voor zijn longen".
Buitenhuis
Ook zijn er in die tijd contacten met
de uit Sassenheim afkomstige
bloembollenkweker en -exporteur
H. de Graaff, die het zijne heeft bij
gedragen aan de oprichting van de
Leidse SDAP. Af en toe bezoekt
Knuttel hem in zijn Leidse woning.
En als hij in 1913 een buitenhuis
bouwen in de Noordwijkse duinen,
komt De Graaff soms ook bij hem.
Knuttel noemt zijn stulpje 'De Ege
lantier'.
Een commun ist in een buitenhuis -
dat heeft toch iets lachwekkends,
vindt u niet?
Slangen: "Waarom? Wie bewees
hij een dienst door arm te gaan le
ven? Niemand toch? Hij leefde naar
zijn stand maar heeft zich zijn leven
lang ingezet voor de partij. Tot het
laatst is hij loyaal gebleven aan de
CPN. Je kunt dat natuurlijk Freu
diaans verklaren, dat hij misschien
uit een soort schuldgevoel commu
nist is geworden. Ter compensatie.
Omdat hij het zelf zo goed had".
Kwetsend
Knuttel had het goed. Ook in de lief
de met Maartje. De twee echtelie
den waren onafscheidelijk. Ze wer
den in de wandeling 'de parkietjes'
genoemd. Maar er was een groot
verdriet in hun leven: ze konden
geen kinderen krijgen. In 1914 ne
men zij Nellie Visser in huis. een
nicht van Maartje. En elf jaar later is
het de Duitse Otto Wirth die in het
kader van de Internationale Rode
Hulp een onderkomen vindt bij de
Knuttels. Het loopt met beiden
slecht af: Nellie overlijdt in 1931 op
het kraambed, een jaar later pleegt
Otto zelfmoord.
In zijn autobiografie doet hij ver
slag van die dramatische gebeurte
nissen, in een onopgesmukte, nauw
aan de beschaafde spreektaal ver
wante, stijl. Maar over wat hij zelf
ondergaat in die periode, zwijgt hij.
Knuttels autobiografie is een re
laas vol strijd, niet alleen op het po
litieke vlak maar ook wat het fami
lieleven betreft. Nergens maakt hij,
als het anderen betreft tenminste,
van zijn hart een moordkuil. Bio
graaf Jaak Slangen vond een passa
ge echt te kwetsend. Vooral Omdat
de personen over wie Knuttel
schrijft nog in leven zijn. Daarom
heeft Slangen die passage weggela
ten.
Enig speurwerk in de Universi
teitsbibliotheek van Leiden, waar
een copie van het door Theun de
Vries gemaakte typoscript van
Knuttels autobiografie aanwezig is,
bracht de 'kwetsende' passage aan
het licht. Het gaat om een bladzijde
of twee. Knuttel rept over een na
tuurkundige die bij de NSB is ge
gaan en hij maakt enige harde ver
wijten aan de man van zijn gestor
ven pleegdochter Nellie. Daarnaast
brengt hij de dood van zijn vrouw in
verband met een emotioneel verlo
pen bezoek van een naast familielid.
Jaak Slangen vroeg een weerwoord
aan deze personen. Zij spraken de
beweringen van Knuttel tegen.
Daarna besloot Slangen tot het weg
laten van de betreffende passage.
Kan een biograaf dat zomaar doen?
Het behoort toch tot de taak van een
biograaf om ook de nachtzijde van
de persoon over wie hij schrijft te la
ten zien?
Slangen: "Ik vind dat ik dat wel
kan doen. Je kunt niet blindvaren
op wat iemand schrijft in een auto
biografie. Dat kon ook niet bij het
relaas van Knuttel. Hij had het
nogal eens bij het verkeerde eind.
Kijk maar naar de voetnoten die
ik heb toegevoegd. Ook een bio
graaf heeft zo zijn normen. Zulke in
sinuaties kun je wel zin voor zin
gaan weerleggen, maar dan heb je
daar misschien wel een heel boek
voor nodig. En er blijft altijd iets
van hangen. Ik vond het gewoon
niet verantwoord. Nee. erkentelijk
heid voor de medewerking van de
betreffende personen heeft
daar niets mee te maken. Maar mis
schien ben ik wel te kies".
Inderdaad, misschien wel. Want
het is natuurlijk Knuttels woord te
gen dat van de betrokkenen.
Vergeten
Een geruim aantal jaren heeft Knut
tel voor de communisten in de Leid
se gemeenteraad gezeten, zowel
voor als na de oorlog. In 1949 stelde
hij zich niet meer herkiesbaar. In de
Leidse gemeenteraad stond hij be
kend als een brutaal en scherpzin
nig redenaar. Tijdens de oorlog
hield hij zich stil. In zijn autobiogra
fie noemt hij zich een vergeten com
munist. Hij zocht weinig of geen
aansluiting bij de 'kameraden', van
wie er velen die niet 'vergeten' wa
ren, vielen in het verzet.
In 1952 sterft Maartje. Zes jaar la
ter voltooit Knuttel 'Onze letteren
in de Middeleeuwen', het stan
daardwerk waarmee hij bekend is
geworden. Tegen het eind van zijn
leven brengt hij regelmatig bezoe
ken aan Rie Kooien, een jonge par
tijgenote die woont in de Leidse
wijk De Kooi. Op kerstavond laat
hij zich er per taxi heen rijden. Niks
geen luxe, hij is dan al een oude
Wat vindt u van Knuttel? Bent u
van hem gaan houden?
"Ik vind het nog steeds een intri
gerende persoonlijkheid. Dat buite
nissige van hem spreekt mij aan.
Aan de ene kant een jongen van
goede komaf. Aan de andere kant
een fel communist. Maar nee: het
zou mijn vriend niet zijn gewor
den".
Het biografisch portret van Slan
gen en de autobiografie van Knuttel
nemen tezamen 434 pagina's in be-
slagi Toch is dit nog maar het eerste
deel over Knuttel. Er staat een twee
de deel op stapel, waarin Slangen
verder zal ingaan op zijn politieke
en letterkundige activiteiten.
J.A.N. Knuttel. Levensloop, Met
een voorwoord van Theun de
Vries en een biografisch portret
door Jaak Slangen. Uitgave We
tenschapswinkel, RU te Leiden,
1989 f 39.50.
MAASTRICHT (ANP) De Frans Erensprijs is toegekend aan de schrij
ver Anton Koolhaas. Deze driejaarlijkse literatuurprijs van de provincie
Limburg wordt hem 9 december in Maastricht uitgereikt. Aan de prijs is
een bedrag van tienduizend gulden verbonden.
Koolhaas (77) debuteerde als schrijver in 1956 met 'Poging tot instinct',
een bundel dierenverhalen waarmee hij de toon zette voor een belangrijk
deel van zijn latere oeuvre. Hij heeft het traditionele dierenverhaal een vol
strekt eigen inhoud gegeven. Bij Koolhaas staat het dier zelf centraal. Hij
schreef tien bundels dierenverhalen. De prijs is vernoemd naar de Lim
burgse Tachtiger Frans Erens (1857-1935).
Kunstenaar Duk versiert provinciehuis
HAARLEM (ANP) - De Rijswijkse kunstenaar Donald Duk mag een
kunstwerk maken ter versiering van het provinciehuis in Haarlem. Noord-
Holland had de prijsvraag uitgeschreven, omdat de provincie volgend jaar
samen met Zuid-Holland 150 jaar bestaat. Ook het provinciehuis in Zuid-
Holland zal op kunstzinnige wijze worden versierd.
Het ontwerp van de winnaar voorziet in het plaatsen van metershoge pa
len met vlag en wimpel rondom het gehele provinciehuis. De versiering zal
in de provinciekleuren geel, rood en blauw worden uitgevoerd.
LEIDEN (GPD) - De vice-voorzit-
ter van het Residentie Orkest, drs.
W.J. Bennis, is stomverbaasd dat
Hans Vonk voortijdig zijn mening
heeft geventileerd. Namens het be
stuur zegt Bennis: "Hij heeft de af
spraak geschonden dat er vóór van
avond, als het bestuur over de pro
blemen praat, niets naar buiten zou
worden gebracht. Hij heeft voor zijn
beurt gesproken en dat is een fla
grante schending van de geest van
het gesprek dat afgelopen woens
dag heeft plaatsgehad en in goede
harmonie werd beëindigd".
Tijdens dat gesprek, waarbij be
stuursvoorzitter mr. M.D. van Wol-
feren, directeur mr. Ben van der
Meer, Bennis en Vonk aanwezig wa
ren, is gesproken over verschillen
de 'varianten' die een oplossing van
de problemen dichterbij brengen.
In dit verband is er gesproken over
een eventueel eerder vertrek van
Van der Meer (over twee jaar gaat
Van der Meer met pensioen), over
het al dan niet verlengen van het
contract met Vonk (zijn verbintenis
loopt in 1992 af) en over de positie
van artistiek directeur Theo Muller.
De laatste zou niet naar behoren
functioneren wegens gebrek aan
'communicatieve eigenschappen'.
Volgens Bennis is er wel degelijk
sprake van een door Vonk gesteld
ultimatum: als Van der Meer niet
vertrekt dan stap ik (Vonk -red.) op.
Bennis: "Van het begin af aan heb
ben wij als bestuur echter gesteld
dat wij weigeren onder pressie be
slissingen te nemen. Vonk wist heel
goed dat wij vanavond een extra be
stuursvergadering zouden beleg
gen en dat op deze bijeenkomst
naar een oplossing zou worden toe
gewerkt".
Bennis ontkent ook dat het be
stuur in oktober aan Hans Vonk de
belofte heeft gedaan dat Van der
Meer zou worden ontslagen of in ie
der geval eerder 'naar huis zou wor
den gestuurd'. Bennis: "Dan kan
Vonk ook niet zeggen dat wij ons
niet aan ons woord hebben gehou
den".
In kringen van het RO wordt
voorzien dat directeur Van der Meer
binnen twee jaar weg zal zijn en dat
Hans Vonk vanaf 1992 geen chefdi
rigent van het RO meer zal zijn. De
positie van artistiek directeur Theo
Muller wordt als 'précair' beschre-