Aangeboden: eicellen Vergeten te vragen m Onze taal ENKWIJZER ZATERDAG 25 NOVEMBER 1989 De Camera Obscura is thans honderdvijf tig jaar. Najaar 1839 verscheen het boek bij uitgeverij Bohn in Haarlem en het wordt nog steeds gelezen. Naast de bijbel en de werken van vader Cats is er in Ne derland waarschijnlijk geen enkel boek dat zo lang en zo veel gelezen is. De Ca mera wordt ook nu nog keer op keer her drukt en ontbreekt in geen enkele biblio theek. Hildebrand. de schrijver, die eigenlijk Nicolaas Beets heette, was in 1839 nog jong. amper 25 jaar. Hij had theologie ge studeerd in Leiden en werd kort nadien predikant in Heemstede, later in Utrecht. In Utrecht is hij ook nog professor in de theologie geweest, maar zoiets aardigs als de Camera heeft hij later nooit meer geschreven. Wel is hij zijn hele leven be roemd geweest vanwege dat ene boek. Toen de Camera in 1839 verscheen, was ze kleiner en dunner dan zoals we haar nu kennen. In de loop der jaren heeft Beets, wanneer het boek weer eens her drukt werd, nog allerlei verhalen toege voegd. Zo zijn onder andere de familie Kegge en het verhaal over Gerrit Witse er later pas bij gekomen Beets heeft geleefd tot 1903 en hij heeft dus ruimschoots van zijn roem kun nen genieten. Ook heeft hij kunnen vast stellen dat zijn Camera Obscura voor jon gere generaties steeds moeilijker werd. In een halve eeuw was zo veel veran derd. dat nieuwe lezers van 1870 of 1880 soms niet begrepen wat in 1839 voor ie dereen duidelijk was. Er is in zijn tijd veel veranderd. Beets heeft bijvoorbeeld de eerste spoortreinen meegemaakt, de drooglegging van de Haarlemmermeer (die destijds dan ook het Haarlemmermeer heette) en de over stap van ganzeveer naar kroontjespen in de scholen. Ook de taal veranderde. Allerlei woor den die in 1839 heel gewoon waren, wer den vijftig jaar later niet meer verstaan. Beets kreeg steeds meer vragen en brie ven te beantwoorden over dat boek uit zijn jonge jaren. Daarom heeft hij toen hij bijna 75 jaar was, een tweede boek geschreven, met uitleg en verklaring bij de Camera: Na vijf tig jaar Daarin legt hij uit aan jonge lezers van 1890 wat baleinen valhoedjes zijn en schoenen met kruislinten, wie Veldhorst en Van Koppen waren (ooit de concurrent van Van Gent en Loos) en wat opleuke- ren en ootje knikkeren betekent. Ondertussen zijn we een eeuw verder en er zou nu een toelichtend boek ge schreven kunnen worden dat drie keer zo dik is als Na vijftig jaar, want heel veel van wat honderd jaar geleden blijkbaar nog duidelijk was, wordt nu niet meer ver staan. Wat is bijvoorbeeld het knijpbriefje dat iemand in het verhaal over neef Nurks gaat schrijven? Wat is een besteedster? Waarom moet een aankomend dokter er voor zorgen dat hij een bus verwerft? In hetzelfde verhaal is sprake van een een- lopend klarinettist voor wat we tegen woordig een klarinettist in z'n uppie zou den noemen. Wat zijn lange lijzen met zes merken? Moeder Stastok heeft een theeservies met lange lijzen. Wat is kastie spelen? Toch zijn al die verouderde woorden en omstandigheden geen beletsel om de Camera ook nu nog met plezier te lezen. De jarige is nog springlevend, ook als is het nu geen boek meer voor scholieren. Maar wie de moeite neemt om het te le zen of te herlezen en zich niet laat af schrikken door wat oudere woorden, krijgt een uniek kijkje in het leven van an derhalve eeuw geleden. eu. ui. DOOR JOOP VAN DER HORST door Rob van den Dobbelsteen - Omdat reageerbuisbevruchting een nogal heikel onderwerp is. Laat staan een vrouw die haar eicellen per adverten tie aanbiedt. Ze wil er best over praten, maar geen namen alsjeblieft. "Op de een of andere manier kijken de mensen er nogal vreemd tegenaan". Enige tijd terug plaatste ze een advertentie in een landelijk ochtendblad: 'Aangeboden. Eicellen voor reageerbuisbevruchting'. "Vindt u dat nou echt zo bijzonder?", had ze door de telefoon gezegd. De korte persoonsbeschrijving die ze vervolgens had verstrekt ("zwaar, zwart, opvallend type") blijkt ruim voldoende. Ze zit rechtsachter in de stationsrestauratie, roerend in een glas thee. Ze praat makkelijk en lijkt geen enkele moeite te hebben met het onderwerp. Schouderophalend: "Waarom zou ik?". "Dat is niet mijn probleem. Het zijn net struisvogels, mensen. Met die adverten tie heb ik ook al zo'n moeite gehad. Ze wilden 'm eerst niet plaatsen. Ik ben er twee maanden mee bezig geweest. Toen ben ik persoonlijk maar eens naar Am sterdam gegaan* Ik heb me gelegiti meerd en ik heb gevraagd wat er nou zo fout was aan'die advertentie. Dat wisten ze eigenlijk niet zo precies. Nou plaats 'm dan, zei ik. Dat hebben ze toen gedaan". "Ik vind het nogal hypocriet. Wel een hele pagina vol 06-advertenties plaatsen en dan die van mij weigeren. Daar kan ik me vreselijk aan ergeren, aan die be moeizucht, aan die bedillerigheid. Ty pisch Nederlands. Wij zullen wel even zeggen hoe anderen moeten leven. Als ik over de markt loop en ik heb trek in een lekkere stroopwafel, dan laat ik 'm niet liggen omdat de mensen zullen zeggen: moet je dat dikke mens zien met die stroopwafel in haar mond. Als ik dat merk koop ik er vlug nóg teentje. Mmmmmmm. Zo ben ik wel". Hele procedure Ze is sinds een jaar of tien gevangenisbe waarster, deed een hbo-opleiding psy chologie, studeert in haar 'eigen, rustige tempo' rechten, loopt modeshows voor zware modellen, volgt een cursus potten bakken en kunstschilderen, haalde 'in een paar verloren momenten' het kap persdiploma, is huisvrouw eïi moeder van drie kinderen. Vanwaar de drang om ook nog eens een keer eicellen aan te bie den? Zo eenvoudig lijkt het niet. Het kost tijd, het kost moeite. "Ik zal niet ontkennen dat het een hele procedure is. Eerst moeten de cycli van mij en van de andere vrouw gelijk wor den gemaakt. Dat kan veel tijd kosten. Elke dag temperaturen, echo's laten ma ken," bloedonderzoeken. Als het dan zo ver is ga ik hormonen slikken. Dat is om een grotere eisprong te bewerkstelligen. Meestal heb ik tussen de drie en de acht eitjes. Die worden weggezogen en met een injectie bij de ontvangster inge plant". - Maar u had het over eicellen voor rea- geerb u isbevruchting. "Dat is nu eenmaal de naam. Eicellen voor inplanting, dat is niet bekend, dat komt in een advertentie niet over. In we zen is het zelfs zo dat ik altijd een verkla ring laat tekenen dat overgebleven eicel len niet voQr experimenten mogen wor den gebruikt. Ik geloof niet in baby's die opgroeien in reageerbuisjes". - Dat is voorbij de door u getrokken grens? "Dat is voorbij de door mij, getrokken grens". - Maar die is dan nogal willekeurig ge trokken, zo op het eerste gezicht. "Waarom? Mijn eicellen worden via een injectie ingebracht bij een andere vrouw. Als dat onnatuurlijk wordt ge noemd en dat is altijd het grootste ver wijt dat ik hoor dan is het inbrengen van sperma van een zaaddonor ook on natuurlijk. Maar daar hoor je al lang nie mand meer over. Dat is een geaccepteerd verschijnsel". - Met sperma wordt handel gedreven. Vlak onder uw advertentie stond een an nonce van een zaaddonor. "Wat anderen doen moeten zij weten. Als ik eicellen aanbied, bied ik ze ook echt aan. Ik wil er geen geld voor heb-_ ben. Waarmee ik niet zeg dat ik die han-' del veroordeel. Of laat ik het anders zeg gen: je moet verder kijken dan je neus lang is. Het is inderdaad weinig ethisch een nier voor tachtigduizend gulden te verkopen. Maar elke medaille heeft twee kanten. En de andere kant van deze me daille is dat de wachtlijst van nierpatiën ten kleiner wordt. Dus laat de rijken maar betalen, dan worden de mensen die niet zo veel geld hebben vlugger gehol pen. Aan ethiek heb ik in zo'n geval geen boodschap". Aan uw initiatief ligt geen financieel belang ten grondslag. Wat dan wel? "Noem het maar medeleven met vrou wen die geen kinderen kunnen krijgen. Dat zullen, denk ik,-niet zo veel mensen zomaar willen geloven. Daarom wat ach tergronden. Ik was veertien toen ik trouwde. Dat vertel ik niet om te shoc keren. Ik vertel het omdat mijn verhaal anders zo in het luchtledige komt te han gen. Het was een moetje. Niet erg, want ik ben nog steeds bij dezelfde man. Maar mijn omgeving keek er nogal van op". Het is alweer zeventien jaar geleden en ik woonde in een heel klein dorpje. Dat gekonkel achter mijn rug heeft m'n verdere levenshouding voor een groot deel bepaald. Tenminste, dat denk ik. Het deed me al snel heel weinig dat ik de vitrages zag bewegen als ik door onze straat liep. Ik ging me afzetten tegen de maatschappij. Expres tegendraadse din gen doen". "Ik was drie jaar getrouwd toen ik me beschikbaar heb gesteld als draagmoe der voor mijn schoonzus. Mijn broer was niet in staat zijn vrouw te bevruchten en zij had problemen met haar baarmoeder. 'Onnatuurlijk kan ik het niet noemen' Ik ben dan zo iemand die denkt: goh, waarom zou ik niet even helpen? Samen met een zaaddonor. Maar daar bleek wel wat meer aan vast te zitten dan ik had ge dacht. Niet eens zozeer fysiek, als wel mentaal. De geboorte bijvoorbeeld was eh... Mijn schoonzus lag tijdens de beval ling naast me en kreeg het kindje meteen in haar armen gedrukt. De hele kamer was vol, iedereen was gelukkig en ik lag daar plotseling heel erg alleen te wezen". "Ik had er toen nogal moeite mee. Zal ik niet ontkennen. En ik heb het nog wel eens. Ik zie die jongen tenslotte regelma tig. Dan doet-ie wat en dan denk ik: dat heeft hij van mij. Het is heel moeilijk om dan niets te zeggen. Ik geloof daarom niet dat ik het nog eens een keer zal kun nen opbrengen, draagmoeder zijn. Maar ik ben op die manier wel in het circuit ge komen". Door een hel Ze hielp, vertelt ze, tot nu toe drie vrou wen "met iets wat toch van mijzelf is". Een andere vrouw, bij wie de inplanting mislukte, kon bleek later geen kin deren krijgen. "Dat heb ik haar gynaeco loog zeer kwalijk genomen. Niet die vrouw zelf. Die wist van niets. Die zag het als een laatste kans. "Die is door een hel gegaan. Maar die gynaecoloog moet hebben geweten dat de poging zo goed als kansloos was. Bij elkaar zestien eitjes heeft ze ingeplant gekregen. Niets. Heel erg was dat". - Misschien dat die vrouw ook kinderen had kunnen adopteren. "Ja, dat is natuurlijk zo. Maar nou doet u net of dat zo makkelijk is. Komen er eerst mensen bij je thuis die proberen uit te vinden of je wel geschikt bent om zo'n kind op te voeden. Ik ken iemand die meerdere keren urenlang is uitgehoord om te weten te komen of ze wel een goed gezin had. Heel vernederend. Daarbij ge loof ik dat een kind dat uit je eigen buik komt veel meer een kind is van jezelf, ook al komt dat eitje dan van iemand an ders". - Hoeveel reacties heeft u op de adver tentie gekregen? "Niet een. Maar dat had ik ook niet ver wacht. Een paar dat opeens de kans krijgt een kindje te krijgen via eicellen van een vreemde zal daar toch eerst heel goed en heel lang over moeten naden ken". - Een paar. Zegt u dat met opzet'? "Ja, dat zeg ik met opzet. Als ik twee vrouwen kan helpen, dan doe ik het ook. Het gaat mij erom of het klikt. Tussen dat paar onderling en tussen het paar en mij. Ik geef tenslotte een stukje van mezelf weg. Het moet welkom zijn. En ik wil ook dat ze alles goed hebben voorbereid. Ik ga voor hen bijvoorbeeld niet op zoek naar een gynaecoloog of een ziekenhuis. Dat moeten ze zelf maar doen. Trouwens, mijn gynaecoloog begint er niet eens aan. Wat ik doe noemt hij een 'emotione le verkrachting'. Moet hij weten. Daarom is-ie nog niet slecht". - Wat nu als de kennismaking met het (echt)paar tegenvalt? "Dan ben ik weg. Is al gebeurd. Ik vond die man veel te agressief. Bij hem geen kindje dat voor een groot deel van mij is, dacht ik al na een paar minuten. Die vrijheid wil ik hebben en houden; daarom vraag ik er ook geen geld voor. Op het moment dat ik er eh...dat ik er duizend gulden voor vraag, ik noem maar iets, dan is er sprake van een over eenkomst. Dan kan ik me niet meer te rugtrekken als ik bij nader inzien toch niet zo gecharmeerd ben van het stel. Dat lijkt misschien bedenkelijk, dat ik be paal' wie ik help en wie niet. Maar dat moet dan maar". - Pijnlijk, het afwijzen van mensen die in zo'n delicate situatie geholpen denken te worden. "Kan best wezen. Maar zo werkt dat nu eenmaal bij mij. Ik verdwijn in de nacht en niemand vindt me terug. Ik wil geen gezeur". - Omgekeerd: zijn er ook wel eens paren geweest die haar niet wilden hebben? "Ja. Ik bedoel, ze hebben me wel eens uitgenodigd onder valse voorwendsels. Daarom maak ik de eerste afspraken te genwoordig op neutraal terrein. Je hebt zulke rare mensen. Heel in het begin, dere zaken. Ze zal me nog altijd wel een rare vinden, maar ik ben ervan over tuigd dat zowel haar rit als de mijne heel wat interessanter en aangenamer ver liep enkel en alleen omdat ik haar had ge vraagd zich voor mij op te offeren. Vragen betekent een relatie leggen, of althans een begin daarmee maken. Niet (durven) vragen beteken t je van anderen isoleren. Als er in een vergadering of ge spreksgroep heftig wordt gediscussieerd, gebeurt het vaak dat er onder de aanwe zigen mensen zijn die best ook wat had den willen zeggen maar het uiteindelijk toch niet doen. Vraag je ze achteraf wat ze van de bijeenkomst vonden, dan klinkt er niet zelden teleurstelling en zelfs vijan digheid jegens de anderen in hun ant woord door. Ze hadden het gevoel erbui ten te staan en door de anderen gene geerd te worden. "Maar waarom heb je niet gewoon het woord gevraagd, gewoon geroepen datje ook wat ter sprake wilde brengen?", is dan vaak mijn vraag. Het gebruikelijke antwoord is meestal een serie hersenspin- i de dieper liggende redenen i niet vragen. Iemand anders iets vragen betekent de afstand tussen jou en die ander verkleinen en veel mensen zijn bang voor nabijheid of intimiteit, en dat niet alleen bij vreemden. Vandaar dat veel vragen vaak indirect worden ge steld. Iemand zegt bijvoorbeeld: "Je zult wel denken dat ik dat niet zo handig heb aangepakt"Zo'n uitspraak is in feite geen vraag maar een bewering over iets wat 'je' denkt. 'Je' hoeft er dus ook hele maal niet op te antwoorden. Doe je dat toch ("ach wel nee joh, zo doe ik het ook vaak..."), dan komt dat omdat je de vraag achter de uitspraak goed oppikt. Maar de vragensteller, zeker als hij het vaak zo doet, is waarschijnlijk iemand die niet gemakkelijk rechtstreeks een an der iets durft te vragen zoals: "Vertel eens, wat vind je van de manier waarop ik dat heb aangepakt?"De kans dat je nu een 'eerlijk' oordeel geeft ("nou, niet zo heel verstandig") is groter dan bij "je zult wel denken...", want in dat geval voel je aan dat de ander al bij voorbaat eventu- seis: de anderen hadden waarschijnlijk toch niet geluisterd, of het niet belangrijk of zinnig gevonden of, nog fraaier, ande ren hadden moeten vragen of degenen die nog niets gezegd hadden ook iets ter sprake wilden brengen. Net zoals bij de man met de hamer is het resultaat van dit soort zelfsaboteren- de gedachten vaak de conclusie dat de anderen wat jou betreft met hun groep oj bijeenkomst de boom in kunnen. Of, in een minder agressieve versie, "dat het uiteindelijk ook niet zo belangrijk was wat ik had willen zeggen, dus laat ook maar". Waarmee de afstand ten opzichte van anderen groter wordt en er isolatie en, als het erg is, zelfs vereenzaming ont staat. Gek genoeg ligt hierin vaak juist een ele kritiek van jouw kant wil voorkomen. En daarmee zitten we in de kern van het probleem. Bepaalde mensen durven niet te vragen, omdat ze de gedachte aan een afwijzing of een negatieve reactie on verdraaglijk vinden. Zelfs het idee dat de ander alleen maar in stilte een negatieve reactie zou hebben ("nou, ik zal het maar doen, maar ik baal wel als een is voor hen al vaak voldoende om ieder ver zoek meteen weer in te slikken. Het gevolg is dat hun rechtmatige verlangens of be hoeften vaak onvervuld blijven, tenzij ze het geluk hebben dat de ander een enkele keer aanvoelt wat er aan mankeert. Maar omdat mensen nog altijd niet ge dachten kunnen lezen, geldt op de meeste tijden: wat jij mij niet gevraagd hebt, heb ik jou niet gegeven. Wat heeft u teruggeschreven? "Niets natuurlijk. Wat moet ik terug schrijven? Ik speel helemaal niet voor God. Ik ben een mens. Meer dan zij. Vind ik. Ik heb er tenminste de moeite voor over om iemand gelukkig te maken". - En de moeite om er hormonen voor te gebruiken. Is dat wel zo gezond? "Alsof er in de pil geen hormonen zit ten. Maar die wordt rustig jaren achter el kaar geslikt. Ik doe het hoogstens een maand per jaar. Ik baal wel eens van al die in waarschuwingen verpakte kritiek. Het is zo hovaardig om mij vanuit een ivoren toren te veroordelen tot ik-weet- niet-wat. Zeker nu ik er geen geld voor vraag. Trouwens...al zou ik dat doen. Kijk naar je eigen, zeiden we als kind al tijd". - De wetenschap dat er ergens kinderen rondlopen die voor een deel ook van haar zijn, heeft ze het daar moeilijk mee? "Daar zit ik wel mee, met die onzeker heid. Ik zou graag willen weten hoe het met die kinderen is. Wat voor types het zijn. Of ze misschien op mij lijken. Nor male nieuwsgierigheid, vind ik. Ja, daar heb ik het wel eens moeilijk mee, heel erg moeilijk zelfs". opdringen, dat ik zo druk had en meer van dat soort redenen. "Maar je had toch kunnen zeggen dat jullie moeilijkheden hebben, datje daar over graag een keer zou willen praten, nu misschien, of anders een andere keer, en mij vragen of ik dat zou willen", riep ik uit. Waarop hij antwoordde dat hij dan bang zou zijn geweest dat ik had toege stemd, hoewel ik misschien helemaal geen zin had in zijn gezeur maar geen 'nee' had willen of durven zeggen. Het re sultaat was wel geweest dat hij zich - na te hebben opgehangen - gefrustreerd en teleurgesteld had gevoeld, maar dan vooral omdat hij niet de moed had gehad om het te vragen. Veel mensen verschuilen zich achter zulke redeneringen om iets waaraan ze eigenlijk veel behoefte hebben, namelijk de hulp of het oor van een ander, toch niet te vragen. Sommigen verdedigen dat zelfs met het argument dat ze voor geen prijs willen dat een ander zich voor hen opoffert. Maar waarom eigenlijk niet? De stof waarvan goede menselijke rela ties worden geweven bestaat erin dat we anderen, een buurman, een kennis, een collegaeen vreemde desnoods, kunnen vragen iets van hun tijd, energie of bezit aan ons te geven zonder dat er iets con creets voor terug hoeft te komen. Een tijdje geleden stapte ik in de tram op het Centraal Station in Amsterdam voor een rit helemaal naar het eindpunt. Ik stond naast een stoel waarop een vrouw zat, die blijkens een vraag aan een passagier achter haar ook daar moest uitstappen. Na zo'n 15 minuten besloot ik het experiment te wagen haar te vragen of ik voor de tweede helft van de rit op haar stoel mocht zitten. Eerst keek ze me aan met een gezicht alsof ik snel naar een inrichting moest, maar toen ik haar uit legde dat we beiden even lang moesten reizen, dat het dus niet onredelijk voor kwam dat we daarom van plaats zouden wisselen, stond ze lachend en hoofdschud dend op en zei: "Nou, vooruit dan maar". Gedurende de rest van de rit voerden we een geanimeerd gesprek, onder meer over vragenmaar ook over een heleboel an- toen ik op dit gebied nog zo groen was als gras, ben ik eens bij iemand thuis ge weest die me 'van binnen wel even zou verbouwen'. Heel angstig was dat. Ik heb ook wel eens een brief gehad waarin ie mand vroeg waar ik de durf vandaan haalde om voor God te spelen". illustreert als geen ander dat de mens een tweeslachtig wezen is. Hij leeft gelijktij dig in twee werelden, de gegeven wereld en de zelfgeschapen wereld of anders ge zegd, de wereld van de materie en de we reld van de symbolen. Beide zijn even noodzakelijk. Zonder de ene wereld, de materiële, zou hij niet kunnen ademen, eten, zich beschermen tegen kou en hitte. Zonder symbolen zoals woorden, fanta sieën en afbeeldingen zou hij zich niet kunnen uitdrukken, niet kunnen praten, communiceren. Niet met anderen en evenmin met zichzelf. Hij zou niet kun nen denken, laat staan nadenken. Maar net zoals het stoffelijke voedsel hem nood lottig kan worden, zijn lichaam kan ver giftigen, kunnen symbolen gif zijn voor zijn geest. Een van de gebieden waarop dat te genwoordig heel erg zichtbaar wordt is vragen. Veel mensen, volwassenen al thans, hebben de grootste moeite anderen iets voor zichzelf te vragen. Enige tijd ge leden belde een kennis rond elf uur 's avonds op met de vraag 'of die vergade ring inderdaad morgen om zo en zo laat begon'. Ik bevestigde dat, waarna het ge sprek werd beëindigd. Een paar dagen later vertelde hij dat er allerlei proble men in zijn relatie waren en dat hij daar over wel een keer met mij zou willen pra ten. Op dat moment schoot mij zijn late telefoontje weer te binnen en ik hem vroeg of hij daarom soms gebeld had, waarop hij verlegen lachend antwoordde dat het inderdaad in zijn gedachten had ge speeld. "Maar waarom heb je dat niet ge zegd", vroeg ik. Zijn verweer was dat het al zo laat was dat hij zich niet had willen Een man wil een schilderij ophangen. Een spijker heeft ie wel, maar geen ha mer. De buurman heeft er wel een. Dus be sluit hij naar z'n buurman te gaan en 'm te lenen. Maar dan begint hij te twijfelen: "Wat als de buurman mij de hamer niet lenen wil? Gisteren groette hij ook al nau welijks. Misschien had hij haast. Of deed hij alleen maar alsof hij haast had, en heeft hij wat tegen mij? Maar wat dan? Ik heb 'm niks gedaan. Hij beeldt zich maar wat in. Wanneer iemand van mij gereedschap wil lenen, geef ik het 'm meteen. En waarom hij dan niet? Hoe kan iemand een medemens zo'n eenvou dig verzoek weigeren? Lieden zoals die kerel zijn een pest voor de buurt. En dan verbeeldt hij zich ook nog dat ik op hem aangewezen ben. Gewoon omdat hij een hamer heeft. Nou ben ik het werkelijk En hij stormt de deur uit, belt aan, de buurman doet open, maar nog voordat deze "goeiedag" kan zeggen, schreeuwt onze man hem toe: "Weet je wat, je kan die hamer van jou in je haar smeren". Dit schitterende verhaal uit Paul Watzlawicks 'Gids voor Ongelukkig Zijn'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 31