Aangeboden: eicellen
Vergeten te vragen
m
Onze taal
ENKWIJZER
ZATERDAG 25 NOVEMBER 1989
De Camera Obscura is thans honderdvijf
tig jaar. Najaar 1839 verscheen het boek
bij uitgeverij Bohn in Haarlem en het
wordt nog steeds gelezen. Naast de bijbel
en de werken van vader Cats is er in Ne
derland waarschijnlijk geen enkel boek
dat zo lang en zo veel gelezen is. De Ca
mera wordt ook nu nog keer op keer her
drukt en ontbreekt in geen enkele biblio
theek.
Hildebrand. de schrijver, die eigenlijk
Nicolaas Beets heette, was in 1839 nog
jong. amper 25 jaar. Hij had theologie ge
studeerd in Leiden en werd kort nadien
predikant in Heemstede, later in Utrecht.
In Utrecht is hij ook nog professor in de
theologie geweest, maar zoiets aardigs
als de Camera heeft hij later nooit meer
geschreven. Wel is hij zijn hele leven be
roemd geweest vanwege dat ene boek.
Toen de Camera in 1839 verscheen,
was ze kleiner en dunner dan zoals we
haar nu kennen. In de loop der jaren heeft
Beets, wanneer het boek weer eens her
drukt werd, nog allerlei verhalen toege
voegd. Zo zijn onder andere de familie
Kegge en het verhaal over Gerrit Witse er
later pas bij gekomen
Beets heeft geleefd tot 1903 en hij
heeft dus ruimschoots van zijn roem kun
nen genieten. Ook heeft hij kunnen vast
stellen dat zijn Camera Obscura voor jon
gere generaties steeds moeilijker werd.
In een halve eeuw was zo veel veran
derd. dat nieuwe lezers van 1870 of 1880
soms niet begrepen wat in 1839 voor ie
dereen duidelijk was.
Er is in zijn tijd veel veranderd. Beets
heeft bijvoorbeeld de eerste spoortreinen
meegemaakt, de drooglegging van de
Haarlemmermeer (die destijds dan ook
het Haarlemmermeer heette) en de over
stap van ganzeveer naar kroontjespen in
de scholen.
Ook de taal veranderde. Allerlei woor
den die in 1839 heel gewoon waren, wer
den vijftig jaar later niet meer verstaan.
Beets kreeg steeds meer vragen en brie
ven te beantwoorden over dat boek uit
zijn jonge jaren.
Daarom heeft hij toen hij bijna 75 jaar
was, een tweede boek geschreven, met
uitleg en verklaring bij de Camera: Na vijf
tig jaar Daarin legt hij uit aan jonge lezers
van 1890 wat baleinen valhoedjes zijn en
schoenen met kruislinten, wie Veldhorst
en Van Koppen waren (ooit de concurrent
van Van Gent en Loos) en wat opleuke-
ren en ootje knikkeren betekent.
Ondertussen zijn we een eeuw verder
en er zou nu een toelichtend boek ge
schreven kunnen worden dat drie keer zo
dik is als Na vijftig jaar, want heel veel van
wat honderd jaar geleden blijkbaar nog
duidelijk was, wordt nu niet meer ver
staan. Wat is bijvoorbeeld het knijpbriefje
dat iemand in het verhaal over neef Nurks
gaat schrijven? Wat is een besteedster?
Waarom moet een aankomend dokter er
voor zorgen dat hij een bus verwerft? In
hetzelfde verhaal is sprake van een een-
lopend klarinettist voor wat we tegen
woordig een klarinettist in z'n uppie zou
den noemen. Wat zijn lange lijzen met
zes merken? Moeder Stastok heeft een
theeservies met lange lijzen. Wat is kastie
spelen?
Toch zijn al die verouderde woorden
en omstandigheden geen beletsel om de
Camera ook nu nog met plezier te lezen.
De jarige is nog springlevend, ook als is
het nu geen boek meer voor scholieren.
Maar wie de moeite neemt om het te le
zen of te herlezen en zich niet laat af
schrikken door wat oudere woorden,
krijgt een uniek kijkje in het leven van an
derhalve eeuw geleden.
eu.
ui.
DOOR JOOP VAN DER HORST
door Rob van den Dobbelsteen
- Omdat reageerbuisbevruchting een
nogal heikel onderwerp is. Laat staan
een vrouw die haar eicellen per adverten
tie aanbiedt.
Ze wil er best over praten, maar geen
namen alsjeblieft. "Op de een of
andere manier kijken de mensen er
nogal vreemd tegenaan". Enige tijd
terug plaatste ze een advertentie in
een landelijk ochtendblad:
'Aangeboden. Eicellen voor
reageerbuisbevruchting'. "Vindt u dat
nou echt zo bijzonder?", had ze door
de telefoon gezegd. De korte
persoonsbeschrijving die ze
vervolgens had verstrekt ("zwaar,
zwart, opvallend type") blijkt ruim
voldoende. Ze zit rechtsachter in de
stationsrestauratie, roerend in een
glas thee. Ze praat makkelijk en lijkt
geen enkele moeite te hebben met
het onderwerp. Schouderophalend:
"Waarom zou ik?".
"Dat is niet mijn probleem. Het zijn net
struisvogels, mensen. Met die adverten
tie heb ik ook al zo'n moeite gehad. Ze
wilden 'm eerst niet plaatsen. Ik ben er
twee maanden mee bezig geweest. Toen
ben ik persoonlijk maar eens naar Am
sterdam gegaan* Ik heb me gelegiti
meerd en ik heb gevraagd wat er nou zo
fout was aan'die advertentie. Dat wisten
ze eigenlijk niet zo precies. Nou plaats 'm
dan, zei ik. Dat hebben ze toen gedaan".
"Ik vind het nogal hypocriet. Wel een
hele pagina vol 06-advertenties plaatsen
en dan die van mij weigeren. Daar kan ik
me vreselijk aan ergeren, aan die be
moeizucht, aan die bedillerigheid. Ty
pisch Nederlands. Wij zullen wel even
zeggen hoe anderen moeten leven. Als ik
over de markt loop en ik heb trek in een
lekkere stroopwafel, dan laat ik 'm niet
liggen omdat de mensen zullen zeggen:
moet je dat dikke mens zien met die
stroopwafel in haar mond. Als ik dat
merk koop ik er vlug nóg teentje.
Mmmmmmm. Zo ben ik wel".
Hele procedure
Ze is sinds een jaar of tien gevangenisbe
waarster, deed een hbo-opleiding psy
chologie, studeert in haar 'eigen, rustige
tempo' rechten, loopt modeshows voor
zware modellen, volgt een cursus potten
bakken en kunstschilderen, haalde 'in
een paar verloren momenten' het kap
persdiploma, is huisvrouw eïi moeder
van drie kinderen. Vanwaar de drang om
ook nog eens een keer eicellen aan te bie
den? Zo eenvoudig lijkt het niet. Het
kost tijd, het kost moeite.
"Ik zal niet ontkennen dat het een hele
procedure is. Eerst moeten de cycli van
mij en van de andere vrouw gelijk wor
den gemaakt. Dat kan veel tijd kosten.
Elke dag temperaturen, echo's laten ma
ken," bloedonderzoeken. Als het dan zo
ver is ga ik hormonen slikken. Dat is om
een grotere eisprong te bewerkstelligen.
Meestal heb ik tussen de drie en de acht
eitjes. Die worden weggezogen en met
een injectie bij de ontvangster inge
plant".
- Maar u had het over eicellen voor rea-
geerb u isbevruchting.
"Dat is nu eenmaal de naam. Eicellen
voor inplanting, dat is niet bekend, dat
komt in een advertentie niet over. In we
zen is het zelfs zo dat ik altijd een verkla
ring laat tekenen dat overgebleven eicel
len niet voQr experimenten mogen wor
den gebruikt. Ik geloof niet in baby's die
opgroeien in reageerbuisjes".
- Dat is voorbij de door u getrokken
grens?
"Dat is voorbij de door mij, getrokken
grens".
- Maar die is dan nogal willekeurig ge
trokken, zo op het eerste gezicht.
"Waarom? Mijn eicellen worden via
een injectie ingebracht bij een andere
vrouw. Als dat onnatuurlijk wordt ge
noemd en dat is altijd het grootste ver
wijt dat ik hoor dan is het inbrengen
van sperma van een zaaddonor ook on
natuurlijk. Maar daar hoor je al lang nie
mand meer over. Dat is een geaccepteerd
verschijnsel".
- Met sperma wordt handel gedreven.
Vlak onder uw advertentie stond een an
nonce van een zaaddonor.
"Wat anderen doen moeten zij weten.
Als ik eicellen aanbied, bied ik ze ook
echt aan. Ik wil er geen geld voor heb-_
ben. Waarmee ik niet zeg dat ik die han-'
del veroordeel. Of laat ik het anders zeg
gen: je moet verder kijken dan je neus
lang is. Het is inderdaad weinig ethisch
een nier voor tachtigduizend gulden te
verkopen. Maar elke medaille heeft twee
kanten. En de andere kant van deze me
daille is dat de wachtlijst van nierpatiën
ten kleiner wordt. Dus laat de rijken
maar betalen, dan worden de mensen die
niet zo veel geld hebben vlugger gehol
pen. Aan ethiek heb ik in zo'n geval geen
boodschap".
Aan uw initiatief ligt geen financieel
belang ten grondslag. Wat dan wel?
"Noem het maar medeleven met vrou
wen die geen kinderen kunnen krijgen.
Dat zullen, denk ik,-niet zo veel mensen
zomaar willen geloven. Daarom wat ach
tergronden. Ik was veertien toen ik
trouwde. Dat vertel ik niet om te shoc
keren. Ik vertel het omdat mijn verhaal
anders zo in het luchtledige komt te han
gen. Het was een moetje. Niet erg, want
ik ben nog steeds bij dezelfde man. Maar
mijn omgeving keek er nogal van op".
Het is alweer zeventien jaar geleden
en ik woonde in een heel klein dorpje.
Dat gekonkel achter mijn rug heeft m'n
verdere levenshouding voor een groot
deel bepaald. Tenminste, dat denk ik.
Het deed me al snel heel weinig dat ik de
vitrages zag bewegen als ik door onze
straat liep. Ik ging me afzetten tegen de
maatschappij. Expres tegendraadse din
gen doen".
"Ik was drie jaar getrouwd toen ik me
beschikbaar heb gesteld als draagmoe
der voor mijn schoonzus. Mijn broer was
niet in staat zijn vrouw te bevruchten en
zij had problemen met haar baarmoeder.
'Onnatuurlijk kan ik het niet noemen'
Ik ben dan zo iemand die denkt: goh,
waarom zou ik niet even helpen? Samen
met een zaaddonor. Maar daar bleek wel
wat meer aan vast te zitten dan ik had ge
dacht. Niet eens zozeer fysiek, als wel
mentaal. De geboorte bijvoorbeeld was
eh... Mijn schoonzus lag tijdens de beval
ling naast me en kreeg het kindje meteen
in haar armen gedrukt. De hele kamer
was vol, iedereen was gelukkig en ik lag
daar plotseling heel erg alleen te wezen".
"Ik had er toen nogal moeite mee. Zal
ik niet ontkennen. En ik heb het nog wel
eens. Ik zie die jongen tenslotte regelma
tig. Dan doet-ie wat en dan denk ik: dat
heeft hij van mij. Het is heel moeilijk om
dan niets te zeggen. Ik geloof daarom
niet dat ik het nog eens een keer zal kun
nen opbrengen, draagmoeder zijn. Maar
ik ben op die manier wel in het circuit ge
komen".
Door een hel
Ze hielp, vertelt ze, tot nu toe drie vrou
wen "met iets wat toch van mijzelf is".
Een andere vrouw, bij wie de inplanting
mislukte, kon bleek later geen kin
deren krijgen. "Dat heb ik haar gynaeco
loog zeer kwalijk genomen. Niet die
vrouw zelf. Die wist van niets. Die zag
het als een laatste kans. "Die is door een
hel gegaan. Maar die gynaecoloog moet
hebben geweten dat de poging zo goed
als kansloos was. Bij elkaar zestien eitjes
heeft ze ingeplant gekregen. Niets. Heel
erg was dat".
- Misschien dat die vrouw ook kinderen
had kunnen adopteren.
"Ja, dat is natuurlijk zo. Maar nou doet
u net of dat zo makkelijk is. Komen er
eerst mensen bij je thuis die proberen uit
te vinden of je wel geschikt bent om zo'n
kind op te voeden. Ik ken iemand die
meerdere keren urenlang is uitgehoord
om te weten te komen of ze wel een goed
gezin had. Heel vernederend. Daarbij ge
loof ik dat een kind dat uit je eigen buik
komt veel meer een kind is van jezelf,
ook al komt dat eitje dan van iemand an
ders".
- Hoeveel reacties heeft u op de adver
tentie gekregen?
"Niet een. Maar dat had ik ook niet ver
wacht. Een paar dat opeens de kans
krijgt een kindje te krijgen via eicellen
van een vreemde zal daar toch eerst heel
goed en heel lang over moeten naden
ken".
- Een paar. Zegt u dat met opzet'?
"Ja, dat zeg ik met opzet. Als ik twee
vrouwen kan helpen, dan doe ik het ook.
Het gaat mij erom of het klikt. Tussen dat
paar onderling en tussen het paar en mij.
Ik geef tenslotte een stukje van mezelf
weg. Het moet welkom zijn. En ik wil
ook dat ze alles goed hebben voorbereid.
Ik ga voor hen bijvoorbeeld niet op zoek
naar een gynaecoloog of een ziekenhuis.
Dat moeten ze zelf maar doen. Trouwens,
mijn gynaecoloog begint er niet eens
aan. Wat ik doe noemt hij een 'emotione
le verkrachting'. Moet hij weten. Daarom
is-ie nog niet slecht".
- Wat nu als de kennismaking met het
(echt)paar tegenvalt?
"Dan ben ik weg. Is al gebeurd. Ik
vond die man veel te agressief. Bij hem
geen kindje dat voor een groot deel van
mij is, dacht ik al na een paar minuten.
Die vrijheid wil ik hebben en houden;
daarom vraag ik er ook geen geld voor.
Op het moment dat ik er eh...dat ik er
duizend gulden voor vraag, ik noem
maar iets, dan is er sprake van een over
eenkomst. Dan kan ik me niet meer te
rugtrekken als ik bij nader inzien toch
niet zo gecharmeerd ben van het stel. Dat
lijkt misschien bedenkelijk, dat ik be
paal' wie ik help en wie niet. Maar dat
moet dan maar".
- Pijnlijk, het afwijzen van mensen die
in zo'n delicate situatie geholpen denken
te worden.
"Kan best wezen. Maar zo werkt dat nu
eenmaal bij mij. Ik verdwijn in de nacht
en niemand vindt me terug. Ik wil geen
gezeur".
- Omgekeerd: zijn er ook wel eens paren
geweest die haar niet wilden hebben?
"Ja. Ik bedoel, ze hebben me wel eens
uitgenodigd onder valse voorwendsels.
Daarom maak ik de eerste afspraken te
genwoordig op neutraal terrein. Je hebt
zulke rare mensen. Heel in het begin,
dere zaken. Ze zal me nog altijd wel een
rare vinden, maar ik ben ervan over
tuigd dat zowel haar rit als de mijne heel
wat interessanter en aangenamer ver
liep enkel en alleen omdat ik haar had ge
vraagd zich voor mij op te offeren.
Vragen betekent een relatie leggen, of
althans een begin daarmee maken. Niet
(durven) vragen beteken t je van anderen
isoleren. Als er in een vergadering of ge
spreksgroep heftig wordt gediscussieerd,
gebeurt het vaak dat er onder de aanwe
zigen mensen zijn die best ook wat had
den willen zeggen maar het uiteindelijk
toch niet doen. Vraag je ze achteraf wat
ze van de bijeenkomst vonden, dan klinkt
er niet zelden teleurstelling en zelfs vijan
digheid jegens de anderen in hun ant
woord door. Ze hadden het gevoel erbui
ten te staan en door de anderen gene
geerd te worden.
"Maar waarom heb je niet gewoon het
woord gevraagd, gewoon geroepen datje
ook wat ter sprake wilde brengen?", is
dan vaak mijn vraag. Het gebruikelijke
antwoord is meestal een serie hersenspin-
i de dieper liggende redenen i
niet vragen. Iemand anders iets
vragen betekent de afstand tussen jou en
die ander verkleinen en veel mensen zijn
bang voor nabijheid of intimiteit, en dat
niet alleen bij vreemden. Vandaar dat
veel vragen vaak indirect worden ge
steld. Iemand zegt bijvoorbeeld: "Je zult
wel denken dat ik dat niet zo handig heb
aangepakt"Zo'n uitspraak is in feite
geen vraag maar een bewering over iets
wat 'je' denkt. 'Je' hoeft er dus ook hele
maal niet op te antwoorden. Doe je dat
toch ("ach wel nee joh, zo doe ik het ook
vaak..."), dan komt dat omdat je de
vraag achter de uitspraak goed oppikt.
Maar de vragensteller, zeker als hij het
vaak zo doet, is waarschijnlijk iemand
die niet gemakkelijk rechtstreeks een an
der iets durft te vragen zoals: "Vertel
eens, wat vind je van de manier waarop
ik dat heb aangepakt?"De kans dat je
nu een 'eerlijk' oordeel geeft ("nou, niet zo
heel verstandig") is groter dan bij "je zult
wel denken...", want in dat geval voel je
aan dat de ander al bij voorbaat eventu-
seis: de anderen hadden waarschijnlijk
toch niet geluisterd, of het niet belangrijk
of zinnig gevonden of, nog fraaier, ande
ren hadden moeten vragen of degenen
die nog niets gezegd hadden ook iets ter
sprake wilden brengen.
Net zoals bij de man met de hamer is
het resultaat van dit soort zelfsaboteren-
de gedachten vaak de conclusie dat de
anderen wat jou betreft met hun groep oj
bijeenkomst de boom in kunnen. Of, in
een minder agressieve versie, "dat het
uiteindelijk ook niet zo belangrijk was
wat ik had willen zeggen, dus laat ook
maar". Waarmee de afstand ten opzichte
van anderen groter wordt en er isolatie
en, als het erg is, zelfs vereenzaming ont
staat.
Gek genoeg ligt hierin vaak juist een
ele kritiek van jouw kant wil voorkomen.
En daarmee zitten we in de kern van
het probleem. Bepaalde mensen durven
niet te vragen, omdat ze de gedachte aan
een afwijzing of een negatieve reactie on
verdraaglijk vinden. Zelfs het idee dat de
ander alleen maar in stilte een negatieve
reactie zou hebben ("nou, ik zal het maar
doen, maar ik baal wel als een is
voor hen al vaak voldoende om ieder ver
zoek meteen weer in te slikken. Het gevolg
is dat hun rechtmatige verlangens of be
hoeften vaak onvervuld blijven, tenzij ze
het geluk hebben dat de ander een enkele
keer aanvoelt wat er aan mankeert.
Maar omdat mensen nog altijd niet ge
dachten kunnen lezen, geldt op de meeste
tijden: wat jij mij niet gevraagd hebt,
heb ik jou niet gegeven.
Wat heeft u teruggeschreven?
"Niets natuurlijk. Wat moet ik terug
schrijven? Ik speel helemaal niet voor
God. Ik ben een mens. Meer dan zij. Vind
ik. Ik heb er tenminste de moeite voor
over om iemand gelukkig te maken".
- En de moeite om er hormonen voor te
gebruiken. Is dat wel zo gezond?
"Alsof er in de pil geen hormonen zit
ten. Maar die wordt rustig jaren achter el
kaar geslikt. Ik doe het hoogstens een
maand per jaar. Ik baal wel eens van al
die in waarschuwingen verpakte kritiek.
Het is zo hovaardig om mij vanuit een
ivoren toren te veroordelen tot ik-weet-
niet-wat. Zeker nu ik er geen geld voor
vraag. Trouwens...al zou ik dat doen.
Kijk naar je eigen, zeiden we als kind al
tijd".
- De wetenschap dat er ergens kinderen
rondlopen die voor een deel ook van haar
zijn, heeft ze het daar moeilijk mee?
"Daar zit ik wel mee, met die onzeker
heid. Ik zou graag willen weten hoe het
met die kinderen is. Wat voor types het
zijn. Of ze misschien op mij lijken. Nor
male nieuwsgierigheid, vind ik. Ja, daar
heb ik het wel eens moeilijk mee, heel
erg moeilijk zelfs".
opdringen, dat ik zo druk had en meer
van dat soort redenen.
"Maar je had toch kunnen zeggen dat
jullie moeilijkheden hebben, datje daar
over graag een keer zou willen praten, nu
misschien, of anders een andere keer, en
mij vragen of ik dat zou willen", riep ik
uit. Waarop hij antwoordde dat hij dan
bang zou zijn geweest dat ik had toege
stemd, hoewel ik misschien helemaal
geen zin had in zijn gezeur maar geen
'nee' had willen of durven zeggen. Het re
sultaat was wel geweest dat hij zich - na
te hebben opgehangen - gefrustreerd en
teleurgesteld had gevoeld, maar dan
vooral omdat hij niet de moed had gehad
om het te vragen.
Veel mensen verschuilen zich achter
zulke redeneringen om iets waaraan ze
eigenlijk veel behoefte hebben, namelijk
de hulp of het oor van een ander, toch niet
te vragen. Sommigen verdedigen dat
zelfs met het argument dat ze voor geen
prijs willen dat een ander zich voor hen
opoffert. Maar waarom eigenlijk niet?
De stof waarvan goede menselijke rela
ties worden geweven bestaat erin dat we
anderen, een buurman, een kennis, een
collegaeen vreemde desnoods, kunnen
vragen iets van hun tijd, energie of bezit
aan ons te geven zonder dat er iets con
creets voor terug hoeft te komen.
Een tijdje geleden stapte ik in de tram
op het Centraal Station in Amsterdam
voor een rit helemaal naar het eindpunt.
Ik stond naast een stoel waarop een
vrouw zat, die blijkens een vraag aan een
passagier achter haar ook daar moest
uitstappen. Na zo'n 15 minuten besloot ik
het experiment te wagen haar te vragen
of ik voor de tweede helft van de rit op
haar stoel mocht zitten. Eerst keek ze me
aan met een gezicht alsof ik snel naar een
inrichting moest, maar toen ik haar uit
legde dat we beiden even lang moesten
reizen, dat het dus niet onredelijk voor
kwam dat we daarom van plaats zouden
wisselen, stond ze lachend en hoofdschud
dend op en zei: "Nou, vooruit dan maar".
Gedurende de rest van de rit voerden we
een geanimeerd gesprek, onder meer over
vragenmaar ook over een heleboel an-
toen ik op dit gebied nog zo groen was als
gras, ben ik eens bij iemand thuis ge
weest die me 'van binnen wel even zou
verbouwen'. Heel angstig was dat. Ik heb
ook wel eens een brief gehad waarin ie
mand vroeg waar ik de durf vandaan
haalde om voor God te spelen".
illustreert als geen ander dat de mens een
tweeslachtig wezen is. Hij leeft gelijktij
dig in twee werelden, de gegeven wereld
en de zelfgeschapen wereld of anders ge
zegd, de wereld van de materie en de we
reld van de symbolen. Beide zijn even
noodzakelijk. Zonder de ene wereld, de
materiële, zou hij niet kunnen ademen,
eten, zich beschermen tegen kou en hitte.
Zonder symbolen zoals woorden, fanta
sieën en afbeeldingen zou hij zich niet
kunnen uitdrukken, niet kunnen praten,
communiceren. Niet met anderen en
evenmin met zichzelf. Hij zou niet kun
nen denken, laat staan nadenken. Maar
net zoals het stoffelijke voedsel hem nood
lottig kan worden, zijn lichaam kan ver
giftigen, kunnen symbolen gif zijn voor
zijn geest.
Een van de gebieden waarop dat te
genwoordig heel erg zichtbaar wordt is
vragen. Veel mensen, volwassenen al
thans, hebben de grootste moeite anderen
iets voor zichzelf te vragen. Enige tijd ge
leden belde een kennis rond elf uur 's
avonds op met de vraag 'of die vergade
ring inderdaad morgen om zo en zo laat
begon'. Ik bevestigde dat, waarna het ge
sprek werd beëindigd. Een paar dagen
later vertelde hij dat er allerlei proble
men in zijn relatie waren en dat hij daar
over wel een keer met mij zou willen pra
ten. Op dat moment schoot mij zijn late
telefoontje weer te binnen en ik hem vroeg
of hij daarom soms gebeld had, waarop
hij verlegen lachend antwoordde dat het
inderdaad in zijn gedachten had ge
speeld. "Maar waarom heb je dat niet ge
zegd", vroeg ik. Zijn verweer was dat het
al zo laat was dat hij zich niet had willen
Een man wil een schilderij ophangen.
Een spijker heeft ie wel, maar geen ha
mer. De buurman heeft er wel een. Dus be
sluit hij naar z'n buurman te gaan en 'm
te lenen. Maar dan begint hij te twijfelen:
"Wat als de buurman mij de hamer niet
lenen wil? Gisteren groette hij ook al nau
welijks. Misschien had hij haast. Of deed
hij alleen maar alsof hij haast had, en
heeft hij wat tegen mij? Maar wat dan?
Ik heb 'm niks gedaan. Hij beeldt zich
maar wat in. Wanneer iemand van mij
gereedschap wil lenen, geef ik het 'm
meteen. En waarom hij dan niet? Hoe
kan iemand een medemens zo'n eenvou
dig verzoek weigeren? Lieden zoals die
kerel zijn een pest voor de buurt. En dan
verbeeldt hij zich ook nog dat ik op hem
aangewezen ben. Gewoon omdat hij een
hamer heeft. Nou ben ik het werkelijk
En hij stormt de deur uit, belt aan, de
buurman doet open, maar nog voordat
deze "goeiedag" kan zeggen, schreeuwt
onze man hem toe: "Weet je wat, je kan
die hamer van jou in je haar smeren".
Dit schitterende verhaal uit Paul
Watzlawicks 'Gids voor Ongelukkig Zijn'