Eerbetoon aan blauwe zeeridders
Gene Pitney: De stem van de sixties is terug
Museum in Den Helder brengt reddingswezen in beeld
ZATERDAG 18 FEBRUARI 1989
EXTRA
PAGINA 35
In Den Helder is onlangs het
Reddingmuseum Dorus Rijkers
geopend, vernoemd naar de
schipper die tussen 1872 en 1911
maar liefst 512 schipbreukelingen
redde. Zijn persoon staat dan ook
centraal in het museum, maar ook de
geschiedenis van het Nederlandse
reddingswezen wordt er uiteraard
uitvoerig belicht. Een verhaal over
het ongecompliceerde heldendom
van de mensenredders, die 'blauwe
zeeridders' werden genoemd naar de
kleur van hun trui en hun neus.
door Wim Breedveld
Ook' Dorus Rijkers verkocht zijn
gouden reddersmedaille. Zo kon hij
zich voor even verzekeren van zijn
natje en droogje. Dorus was niet de
eerste en zeker niet de laatste men
senredder, die het eremetaal omzet
te in harde munt.
Want waar de bemanningen van de red
dingsboten langs onze kusten er wel in
slaagden de zee de baas te blijven, daar
hebben ze de armoe nooit kunnen over
winnen. Ze waagden hun leven ook niet
in de eerste plaats voor de medailles, al
waren ze er wel tuk op. Het ging hen om
het prestige, de achting in het dorp.
En het was mooi als dat respect werd
omgezet in een jonge klare in het café
aan de haven, waar de zeelieden en
schippers bij elkaar zaten om de barre
verhalen over het leven op en bij de zee
breed uit te meten. Een enkele keer wer
den ze voor de keus gesteld; of een mooie
medaille of een tientje van de eigenaar
van het schip of de verzekeringsmaat
schappij. Als bemanningslid van de red-
dingsmaatschappijen-de Noord of de
Zuid- hadden ze geen enkel recht op ver
goeding, wanneer ze de vliegende storm
trotseerden.
Eer
Volgens H. Everardus, lid van het stich
tingsbestuur van het Reddingmuseum
in Den Helder, deden de bemanningsle
den dit werk vooral voor de eer. Ze kon
den zich er in het dorp mee onderschei
den. En het was een onderdeel van het
permanente gevecht met de zee. De zee
was de vriend, die voor visser en zeeman
brood op de plank bracht, en tegelijker--
tijd de erfvijand, die zorg en ellende kon
brengen.
Dit gevecht werd op scherp uitgevoch
ten als een storm schepen op een zand
bank had gejaagd en het leven van schip
breukelingen bedreigde. Dan stonden
die koppige, bonkige redders klaar om in
die ziedende zee te bewijzen wie de baas
was. Dan haalden ze met gevaar voor ei
gen leven mannen en vrouwen van ge
strande schepen af.
Het was hun eigen gevecht, waarbij ze
•uiterste solidariteit aan de dag legden
Blik op het materieel in het Reddingmuseum.
met de ongelukkigen aan boord. Dat wa
ren immers "eigen mensen", ook "ar
moedzaaiers", of ze nu in eigen dorp of in
een ver land zee hadden gekozen om een
karig loon te verdienen vopr het gezin.
Die achtergrond van het reddingswerk
wordt nog maar karig belicht in het pas
geopende Reddingmuseum Dorus Rij
kers in Den Helder. Volgens Everardus,
'oud-archivaris van de gemeente Den
Helder en een van de vele vrijwilligers
die dit museum runnen, zal dat verbete
ren. Door tijdnood na de verhuizing zijn
de vrijwilligers daar nog niet aan toe ge
komen. Het museumbestuur is er zich
wel van bewust dat er nog meer verteld
kan worden over het werk van de red
dingsbrigades langs de Nederlandse
kust van Zeeuwsch-Vlaanderen tot en
met de Waddeneilanden.
Natuurlijk wordt de figuur van Dorus
Rijkers sterk belicht in Den Helder. Het
was tenslotte een Helderse schipper die
tussen 1872 en 1911 liefst 512 mensen aan
de kolkende zeeën wist te ontrukken. En
schipbreukelingen redden was in zijn
tijd een heroïsche daad, die ruime aan
dacht kreeg in de dagbladen. Daardoor
was Dorus Rijkers een nationale held en
daarom is het 'museum naar hem ver
noemd.
Veelal trok hij met eigen vlet door de
ziedende branding naar Noorder- of Zui-
derhaaks voor de Helderse rede. Zoals in
1872, toen hij 25 opvarenden van de bark
Australia haalde en veilig aan land
bracht. Of op 3 december 1907, toen hij
liefst vier keer uitvoer om in totaal 38
mannen en vrouwen van de Ninian Pat-
ton te halen.
Die reddingen zijn vereeuwigd in me
nig schilderij van Harry Tieleman en
Jaarsma. De bloedstollende taferelen,
die zij uit verhalen van redders en in hun
fantasie hebben opgeroepen en vereeu
wigd, bieden meer dramatiek dan de eer
ste fotoreportages van gestrande sche
pen.
Onveilig
Wie zijn rondgang door het Reddingmu
seum op de gaanderij begint, krijgt een
goed chronologisch beeld van de ge
schiedenis van het reddingswezen. En
ook van wat daaraan vooraf ging. Dat
was zeker niet menslievend.
Eeuwenlang werden de kusten onvei
lig gemaakt door jutters, die met valse
vuren en omgekochte loodsen de sche
pen lieten vastlopen op zandbanken of
naar het strand gidsten. De schepen wer
den geplunderd, overlevenden ver
moord. Immers, een wrak zonder overle
vende was als een goed zonder eigenaar,
en dus een rechtmatige buit voor de
plunderaar.
De woeste en rauwe jutters deinsden
er niet voor terug om van de aangespoel
de slachtoffers de vingers af te bijten om
gouden ringen te kunnen roven. De Ter-
schellingers hebben daaraan de bijnaam
'vingerbijters' te danken.
Die gruwelijke praktijken worden in
het Helderse museum verklaard uit de
bijna dodelijke armoede, waarin de kust
bewoners eeuwenlang hebben geleefd.
Een gestrand schip werd als een gave
'gods gezien.
Aan de armoe werd niet veel gedaan
door de overheid, maar Karei de Vijfde
wenste wel een einde te maken aan de
jutterspraktijken voor onze kust. Bij de
creet van 1529 stelde hij strandjutterij
strafbaar en verplichtte hij de kustbewo
ners drenkelingen te begraven.
Veel heeft dit decreet kennelijk niet
geholpen, want tweeeneenhalve eeuw la
ter (1769) moest de commissie-Ysbrand
van 't Hoen uit de staten van Noordhol
land en Westfriesland andermaal de
kwalijke strandjutterspraktijken onder
zoeken. Er kwam een nieuw verbod op
het jutten. Er werd echter meer gedaan;
ieder kustdorp kreeg een landsboot.
Daarmee konden kustbewoners naar in
nood verkerende schepen roeien om te
redden wat er te redden viel.
Het was van bovenaf opgelegd red
dingswerk met boten, waarmee kustbe
woners niet overweg konden. De van ori
gine Engelse vaartuigen bleken veel te
zwaar om over het strand te sjouwen en
door de branding te trekken.
De bewoners hielden het bij de eigen
schepen. Zoals Frans Naerebout, die op
24 juli 1779 in twee reddingen 87 zeelie
den van het voor Vlissingen gestrande
VOC-schip Woestduin haalde. Frans
Naerebout was een van de beroemdste
en dapperste redders uit de achttiende
eeuw. Hij werd op latere leeftijd geëerd
voor zijn reddingswerk door zijn benoe
ming tot sluiswachter in het Zeeuwse
waterland. In Den Helder komt hü
slechts terloops aan bod, maar dat konit
natuurlijk omdat Frans zijn eigen muse
um heeft in Vlissingen:
In Den Helder draait veel om Dorus
Rijkers, die tussen 1872 en 1911 schipper
was van een van de boten van 'de Noord',
zoals de Noord- en Zuidhollandse Red
dingmaatschappijen officieel heette. De
ze maatschappij opereerde benoorden
de Maas. Ten zuiden van de Maas werkte
'de Zuid', de Zuidhollandse pendant.
Geen concurrerende clubs overigens, ze
volgden louter de lijnen van de loodsin-
specties.
Beide maatschappijen werden bijna
gelijktijdig in november 1824 opgericht.
Een maand daarvoor had een dagen lang
aanhoudende storm ons land opge
schrikt. Liefst zeventien schepen strand
den en vergingen. Daaronder het fregat
De Vreede, dat vlak bij Huisduinen ten
onder ging. Drie pogingen werden on
dernomen om de bemanning van boord
te halen. De eerste poging mislukte. Bij
de tweede poging werden elf man van
boord gehaald. Over bleven de kapitein,
de bootsman en de schipper. Zes roeiers
en een schipper trokken voor een derde
keer door de kolkende branding, haal
den de laatste drie man van De Vreede af
en keerden terug.
Toen sloeg de vermoeidheid toe bij de
roeiers. Ze konden niet tegen de bran
ding op en vlak voor de kust sloegen ze
om met de drie geredde zeelieden.
Slechts een van hen wist het strand te be
reiken, roeier Reindert Kruk van de red
dingsboot.
Ontwikkelingen
Er werd een grote liefdadigheidsactie op
touw gezet voor de omgekomen redders
en tegelijkertijd werd de discussie over
een beter reddingswezen aangezwen
geld. De beide inspecteurs van het loods
wezen in noord en zuid stichtten hun
maatschappijen tot het redden van dren
kelingen. Daarna is nog jarenlang ge
werkt aan de verbetering van reddings
materialen en die ontwikkelingen zijn
goed te volgen in een rondgang door het
splinternieuwe museumgebouw.
Echte stoom verving uiteindelijk de
'elleboogkracht' en krachtige dieselmo
toren vervingen de stoommachines. Tot
de Marine Luchtvaart Dienst met heli
kopters een deel van het werk is gaan
Moderne technieken zorgden er voor,
dat het hele reddingswezen op de helling
werd gezet voor een forse reorganisatie.
Nu coördineert de Kustwacht het werk
van de reddi^gsmaatschappijen, de ma
rine, de rijkspolitie en rijkswaterstaat.
Ook hun materieel is te bezichtigen in
het museum, zij het op schaal en op film.
Veel reddingswerk is verfilmd, maar ook
de laatste gang van de paarden van de
Amelandse reddingsbrigade is te zien in
de filmzaal.
Sad, big powerful. Droevig, groots en krachtig. Zo dachten de producers aan het
begin van de jaren zestig over Gene Pitney, een tijd- en leeftijdsgenoot van de onlangs
overleden Roy Orbison. Pitney had een smartelijke, vér dragende stem die als twee
druppels water paste bij de beelden van de cowboyfilms uit die jaren. Hij werd
beroemd, raakte nadien in de vergetelheid, maar is nu terug.
Gene Pitney zong liedjes als Town
without Pity, It hurts to be in Love en
24 Hours from Tulsa. Songs die het
goed deden en goed doen in een ca
bine van een flinke truck. Na een op
vallende carrière Pitney was één
van de weinigen die zich na de op
komst van The Beatles kon handha
ven, terwijl hij goed bevriend was
met producer Phil Spector en The
Rolling Stones - raakte hij be
wust in de vergetelheid. Een gezin,
ziet U.
door John Oomkes
Door het toeval ("Het lot moet mij nu
eenmaal hebben") geniet Pitney nu voor
het eerst in 28 jaar van het succes. Met
een re-make van een van zijn successen
van toen: op uitnodiging van de Britse
zanger Marc Almond namen ze Some
thing's gotten hold of my heart samen op
nieuw op. Het resultaat: Pitney terug van
weggeweest, en een doorbraak voor de
minstens even mooi, maar volstrekt an
ders zingende Almond.
Vorige week kwam het tweetal in het
nieuws toen een aangekondigd optreden
in Wedden Dat... van Jos Brink op het
laatste moment moest worden afgelast.
Tv-producent Joop van de Ende wilde
luttele minuten voor de live-uitzending
het 4.29 minuten tellende duet inkorten
tot 3.30 minuten, de gebruikelijk maxi
male lengte voor muzikale intermezzi in
tv-shows. De platenmaatschappij wees
op het contract, was witheet en zocht de
publiciteit. Marc Almond vertrok geen
spier hij is als verklaard homoseksueel
artiest wel serieuzere schendingen van
zijn kunstenaarschap gewend.
Intelligenter
Pitney, die voor de uitzending speciaal
was overgevlogen uit Amerika, stond
perplex. "Dat is het verschil tussen nu en
toen. Destijds deden we alles om de busi
ness te gerieven en op tv te komen. Mare
en veel artiesten van nu weten precies
wat ze willen. Als hij onraad ruikt, con
stateert dat er met hem een loopje wordt
genomen, merkt dat hij op een vreemde
manier wordt benaderd, dan trekt hij zijn
conclusies. Mare wordt zelfs niet kwaad,
laat de zaak uitzoeken en haalt zijn gelijk.
'Toen' was het een heel ander verhaal.
Wij waren baby's, zonder eigendunk, te
midden van allemaal haaien. Ja meneer,
nee meneer, goed meneer. Nu gaan de
sterren veel intelligenter, veel bewuster
met hun vak om".
Eigenlijk is het gek, die hang naar de
quasi-onschuldige jaren zestig. Artiesten
schreven vaak nog niet hun eigen songs.
Het magische proces dat met het produ
ceren van een plaat gepaard gaat moest
nog helemaal worden ontdekt. In een
warenhuis op Broadway, The Brill Buil
ding, schreven getalenteerde liedjesma
kers songs op bestelling: Gerry Goffin
Carol King, Barry Mann Cynthia Weil,
Howard Greenfield Neil Sedaka. Op
straathoeken zongen jonge import-Ita-
liaantjes prachtige doo-wop.
Gene Pitney was eigenlek een over
gangsfiguur. Hij schreef zelf ook songs,
zo staan He's a Rebel (The Crystals) en
Hello Mary Lou (Rick Nelson) op zijn
naam. Hij speelde verdienstelijk piano
bij de eerste opnamesessie van The Sto
nes speelde hij mee. Bovendien was
Gene geïnteresseerd in de prille moge
lijkheden van de toentertijd hyper-mo
derne viersporen-recorder. En dan was
er die stem.
Joviaal
Die stem is er nog, al heeft ze iets aan
hoogte ingeboet. Ze zit opgeborgen in
een 47-jaar oude carosserie van het type
waarmee Amerikaanse baseball-coaches
rondlopen tijdens de Haarlemse Honk-
balweek. Joviaal, open mens, met een
kuif die ooit overeind heeft gestaan maar
nu over zijn voorhoofd ligt gedrapeerd.
Gene: "Tja, die stem. Heart soul, zei
den ze altijd. En inzet, hé? Ik zong altijd
voor 150 procent. Dus zelfs een nummer
dat het niet helemaal was, klonk dan nog
indrukwekkend".
'Ik werd gekenschetst zoals een film
acteur die eenmaal in een western heeft
gestaan altijd in westerns wordt neerge
zet. Ik had daar toen een hékel aan, want
als je allemaal songs zingt die hetzelfde
melancholieke gevoel uitstralen, dan
word je beperkt in hoe je je kunt uiten.
Don Kirshner van Screen Gems Colum
bia was een van de weinige producers die
je andere songs liet horen. Hij pakte elke
song aan waarvan hij vond dat het een hit
zou opleveren. Al het andere werk leek
een beetje op elkaar. Songs als The Back
stages, Half Heaven Half HeartacheI
must be seeing things, I'm gonna be
Gene Pitney: "Ik zong altijd voor honderdvijftig procent. Dus zelfs een nummer dat het niet helemaal was, klonk
dan nog indrukwekkend". (foto GPD)
strong waren allemaal krachtige ballads
met maar één voordeel: ik kon er op het
podium fantastisch mee uit de voeten".
Pitney vindt dat de meeste artiesten
die zich aan zijn songs wagen eigenlijk
een kopie van het origineel maken. Ge
ne: "Meestal leidt dat nergens toe. Maar
toen ik de versie hoorde die Marc Al-
mond van Something's gotten hold of my
heart had gemaakt, was ik echt ver
heugd. Als je het probeert te doen zoals
mijn platen aan het begin van de jaren
zestig werden geproduceerd dan krijg je
iets dat niets met deze tijd te maken
heeft. Bovendien, als je het nummer niet
óp z'n minst zo goed kunt brengen als het
origineel, heeft het geen enkele zin".
"Bobby Vinton en James Taylor heb
ben een paar van mijn songs gecoverd.
Town without Pity, It hurts to be in Love,
Only Love can break a Heart, die zijn al
lemaal veelvuldig gekopieerd. Maar toen
ik Almonds versie hoorde dacht ik: de
song is er alleen maar beter op geworden.
En dat is heel wat om toe te geven: Some
thing's gotten hold of my heart is het bes
te nummer dat ik heb opgenomen, zowel
wat tekst als melodie aangaat. Qua con
structie is het de beste song die Greena-
way Cook ooit hebben gechreven".
Hij beschrijft minitieus de scene waar
in Something's gotten hold of my heart
aan hem werd verkocht. Gene: "De pro
ducer Ron Richards belde me indertijd
op. Ik zat in het Westbury Hotel in Lon
den. Hü zei: Ik wil je even een paar minu
ten spreken. Hij kwam langs, zette een
bandrecorder neer op tafel. Hij zei: ik
heb hier een tape bij me, en die draai ik
net zolang totdat je zegt dat je het num
mer opneemt. Hij hoefde Sómething's
gotten hold of my heart maar twee keer
te draaien".
Apart
Pitney is onder de indruk van Almonds
hoge en 'ronde' stem. "Ik zet mijn kaken
erin, ik bijt me meer in een tekst vast. Ik
zing met een 'attack'. Marc 'glijdt' als het
ware een tekst binnen. Hij heeft een
prachtige stem die goed bij dit nummer
past. Hij zingt het nummer alsof het een
ballad is, terwijl het tempo van Some
thing's gotten hold of my heart nu hoger
ligt dan bij het origineel. Dat helpt mjj in
het duet nu juist om me er nog meer in te
gooien".
Het duet werd apart opgenomen. Mare
zong zijn partij in Engeland in, Gene in
Amerika. "Pas bij het maken van de vi
deoclip ontmoette ik hem in het echt.
Ironisch, hé? Hij stapte een auto uit, stel
de zich voor, riep: Ik ben een fan van je,
en laten we aan het werk gaan. Hij is heel
zeker in wat hij wil".
Something's gotten hold ot my neart is
een bijzonder nummer door de afwijken
de opbouw. Geen vers-refrein-vers-re-
frein-solo-vers-refrein-refrein-schema,
maar eigenlijk een vierdelig lied met
twee verschillende chorussen. Gene:
"Daarom is het zo goed. Je kunt de span
ning op- en afbouwen. Almond heeft het
nog mooier willen maken, en daarom
wordt dat tweede refrein herhaald. Van
daar dat het 4.29 minuten lang is gewor
den. Het werkt goed".
Hij zingt: "In a world that was small. I
once lived in a time with peace and no
trouble at all". In de hotel-lobby blijven
enkele voorbijgangers staan. "Het gekke
is dat Mare de openingsriff niet bij de fi
nale van het nummer gebruikt". Zingt
weer: "Scarlet for me, scarlet for you.
Maar dan niet: Dumdadumdumdadum.
Goed, hoor".
De hernieuwde populariteit van de
muziek uit zijn glorietijd ziet Pitney als
een bedreiging voor veel jong talent dat
nu probeert op de radio te komen. "Ik
denk dat de reden voor die tendens te
vinden is in de toegenomen elektronica.
Ik heb net een nieuw toetsenbord te pak
ken, een Korg M-l. Dat doet alles, behal
ve praten. Ongelooflijk. Maar hoe meer
ik er op speel, hoe meer ik de gebruiks
aanwijzing ken, hoe meer het me opvalt.
Alle sounds die in dat toetsenbord zitten,
hoor je over de radio terug. Alle samples
zijn hetzelfde, dat geeft de muziek een
gelijkmatig uiterlijk. Je hoort geen fou
ten meer. Niet even hoe iemand net te
laat iets inzet, of juist met verdubbelde
energie zingt of speelt. In dat oude spul
zitten die fouten nog wel. In deze compu-
tertijd voorkomt de machine dat je die
foutjes maakt. Als de achtste noot die je
speelt niet precies correct is dan herstelt
de machine dat voor je".
Genie
Gedurende een groot aantal jaren werkte
Gene Pitney samen met Phil Spector,
een producer die nu wordt gezien als het
vleesgeworden elektronisch vernuft van
die jaren, en als een van de eersten die
muziek kon vormgeven in een studior
uimte. Spectors Wall of sound maakte
van opnamen van The Crystals, The Ro-
nettes. The Righteous Brothers en Ike
Tina Turner klassieke juweeltjes.
Spector was een verwrongen genie, la
ter half gek geworden door de druk waar
aan hij werd blootgesteld. "Toen hij net
uit Los Angeles was gehaald door Leiber
Stoller was ik de eerste die met hem
ging eten. Ik ben het nooit kwijtgeraakt.
Het House of Chan-restaurant op de Ze
vende Avenue. Eenzaam was hij, net als
ik in de grote stad. Ik zal nooit vergeten
dat hü toen al zei dat zijn zuster was op
genomen in een sanatorium, en dat zij de
normale was in de familie. Zó was Spec
tor. Ik was nog erg naïef, een heel groen
jongetje uit de achterhoek die Connecti
cut heet, en ik voelde me ook zó".
"Spector was wel een van de weinigen
die wilde groeien, die wist waarmee hij
bezig was. Je moet niet vergeten dat de
producenten toen bij elkaar op visite gin
gen met liedjes die waren geschreven
door lui die bij hen in dienst waren.
Spector luisterde naar elke tape slechts
acht maten en gooide stapels liedjes weg.
Als hij iets goeds tegenkwam was hij on
middellijk weg. Ik heb pas onlangs gele
zen wat hij van mij vond. Hij zegt nu dat
hij tegen artiesten placht te zeggen: Be
denk eens hoe Gene Pitney dit zou zin
gen!"
Onder grote belangstelling van de
toenmalige muziekindustrie maakte
Spector,in 1961 met Pitney Every breath
I take op. "Iedereen was er, iedereen be
moeide zich ermee. Producenten, mu
ziekuitgevers, arrangeurs. Het werd de
duurste opname tot dan toe, 13.000 dol
lar, nu niks meer, maar toen, poeh! Ik
was verkouden, en kreeg steeds meer
last van mijn keel. Iedere keer als iemand
een fout maakte, moest het toen nog he
lemaal opnieuw worden overgezongen.
Telkens opnieuw moest het over, want
iedereen uit de beroemde scène had er
wel wat op aan te merken. Zienderogen
verloor ik aan stem. Misschien weet je
nog dat Every Breath I take eindigt met
een falset (kopstem/JO). Die staat er niet
voor niets. Iedereen zei achteraf: Wat een
soul, wat een noot, wat een hoogte! Ach,
alles is betrekkelijk. Alleen met een
falset kon ik 'm nog halen".