'Dat nee-zeggen is echt vreselijk'
Ik*
De middagcrisis
Denkwijzer
Onze taal
Crisis- en opvangcentra in Nederland kampen met capaciteitsproblemen
ZATERDAG 11 FEBRUARI 1989
EXTRA
PAGINA 27
Jettie Leijenaar: "Met die uitzichtloosheid heb ik nog de meeste moeite".
en.
*|j
ij-
ui.
oe.
DOOR JOOP VAN DER HORST
Ik heb gisteren heb ik een oude dame ont
moet. Hoofdschuddend zei ze: 'Ik hoor
het al. U behoort tot die generatie taal
kundigen die alles maar goed vindt'. Van
vriendelijke oude dames kan ik inderdaad
heel veel hebben. Maar zij bedoelde iets
anders en daarom zei ik ook maar iets an
ders. We dronken een kopje thee en
spraken over zinnen zoals de eerste van
dit stukje. Foute zinnen dus. Maar omdat
ik mijn afkeuring blijkbaar niet krachtig
genoeg liet blijken, overviel haar het
heimwee naar de tijd toen taalkundigen
nog alles afkeurden. In gedachten verge
leek ik onze leeftijd en concludeerde dat
de gouden tijd ruim voor 1940 geweest
moet zijn. Ruim voor mijn tijd.
Ze roerde peinzend in haar thee. Ik heb
veel gelezen van vooroorlogse taalkundi
gen en eerlijk gezegd verraste haar ver
zuchting mij. Daarom vroeg ik haar welke
taalkundige uit vroeger tijd dan wel zo
heerlijk streng was. Dat bleek dus vooral
Charivarius te zijn. die meer dan veertig
jaar lang wekelijks in De Groene Amster
dammer over taal schreef en die inder
daad buitengewoon streng was. Maar
Charivarius was geen taalkundige. Hij is
juist zijn leven lang achtervolgd door
strijdbaarder taalkundigen dan ik die hem
de onhoudbaarheid van zijn strenge oor
delen voorhielden. Wat dat betreft is er
niets veranderd.
Ik heb er geen bezwaar tegen om de
eerste zin van dit stukje fout te noemen.
Schrijf zoiets liever niet want de lezer
stoort zich aan de herhaling van heb ik,
het leidt hem af. hij gaat aan die zin zitten
denken in plaats van wat u te vertellen
hebt. Dat is niet de bedoeling. In spreek
taal is het anders. Dan gaat alles veel
vlugger en de luisteraar merkt de herha
ling niet. Dit is een feit. Talloze zinnen in
de spreektaal bevatten zo'n herhaling
zonder dat ze opvallen, ledereen gebruikt
ze. Hiermee wil ik niet zeggen dat wat niet
gemerkt wordt. mèg. Zwart werk. ook al
wordt het niet ontdekt, is en blijft diefstal.
Een niet opgemerkte fout blijft fout. Maar
de vraag is, of mijn eerste zin in spreek
taal fout is.
We bestelden een tweede kopje thee.
'Die eerste zin is fout', zei mijn dame, 'we
gens de herhaling. De spreker is na giste
ren vergeten hoe hij begonnen was en
begint dan opnieuw. Hij maakt dus een
vergissing en daarom is het een fout'.
Nu was het mijn beurt om peinzend in
mijn thee te roeren. De veroordeling klonk
doordacht, maar is het waar? Is de spre
ker zo kort van memorie? Is hij na drie
woorden al de kluts kwijt? Ik ben daar niet
zo zeker van. Maar gesteld dat het waar
is, gesteld dat menige spreker inderdaad
halverwege zijn zin de draad kwijt is en
opnieuw moet beginnen, dan geldt dat
ook voor evenzoveel luisteraars. Zelfs
meer nog voor de luisteraar. Deze zal
eerder de draad verliezen want voor hem
is alles nieuw. Zou het kunnen zijn dat de
spreker daar onbewust rekening mee
houdt? Hij kan zijn luisteraar, die net zo
kort van memorie is als hijzelf maar min
der weet, te hulp komen door af en toe op
nieuw te beginnen. Als de zaken zo
staan, zou de veroordeling van mijn be
ginzin in spreektaal zijn grond verliezen.
Als mijn overweging juist is, staan we hier
voor een typisch spreektaalverschijnsel
dat ddér, in de spreektaal, uiterst functio
neel is.
We komen er bij één of twee kopjes
thee niet uit maar het is duidelijk dat het
aanvankelijke vonnis toch minstens op
losse schroeven staat. Wat de taalmees
ters er ook over mogen zeggen.
"Met die uitzichtloosheid heb ik nog
de meeste moeite. Er is zo
ontzettend weinig perspectief voor
mensen die in een crisissituatie
terecht zijn gekomen". Jettie
Leijenaar is coördinatrice van De
Weerdsingel, een algemeen crisis-
en opvangcentrum in Utrecht.
Dagelijks houdt zij zich bezig met de
problemen van mensen die, om
welke reden dan ook, zich niet meer
zelfstandig kunnen handhaven.
Mensen die acuut onderdak en hulp
nodig hebben, komen in het vangnet
van een van de 36 crisis- en
opvangcentra terecht. Het afgelopen
jaar bleek dat vangnet in steeds meer
gevallen geen redding meer te
bieden. "We moeten steeds vaker
nee zeggen".
door Erna Cornelissen
In 1988 is de vraag om hulp schrik
barend toegenomen, landelijk
moest er zo'n 10.000 keer 'nee' wor
den gezegd bij de cricis- en opvang
centra in Nederland. Ook De Weerd
singel in Utrecht kent dit probleem.
Coördinatrice Jettie Leijenaar: "Wij
slibben gewoon dicht: van de vijf
honderd mensen die het afgelopen
jaar bij ons aanklopten voor onder
dak, konden we er maar zestig opne-
De Weerdsingel biedt opvang voor ne
gen mensen, daarnaast is er nog een zo
genaamde 'passantenplaats' voor men
sen die voor een of twee nachten een dak
boven hun hoofd nodig hebben. De
meeste 'gewone' bewoners blijven drie
tot zes maanden. Jettie Leijenaar:-"De
meesten hier zijn zo rond de twintig, en
ze zitten hier om heel uiteenlopende re
denen. Er zijn er die van kindertehuis
naar kindertehuis zijn gegaan, en die
daar nu niet meer terecht kunnen we
gens hun leeftijd. Anderen zijn van huis
weggelopen, komen uit de gevangenis of
hebben een huurschuld. In ieder geval
missen ze een dak boven hun hoofd en
kunnen ze zich niet in hun eentje red
den".
De Weerdsingel streeft er dan ook naar
de bewoners weer zo zelfstandig moge
lijk te maken. "Wij geven geen speciale
therapie, daar is het korte verblijf hier
niet geschikt voor. We vormen een grote
huishouding met alle ups en downs. Ie
dereen krijgt hier een eigen kamer en
moet zich aan de huisregels houden.
Mensen leren heel praktische zaken als
het huishouden en omgaan met geld. Zo
heeft ieder een huishoudelijke taak die
voor een bepaalde tijd gedaan moet zijn.
Verder moeten ze zelf naar een vervolg-
plek zoeken, ze moeten zelf naar de soci
ale dienst en naar het ziekenfonds. Wij
zijn er natuurlijk altijd om hen daarbij te
helpen".
Lage drempel
Het belangrijkste kenmerk van een alge
meen crisis- en opvangcentrum is de lage
drempel en de keuze voor een brede
doelgroep. Leeftijd en sekse spelen in
principe geen rol bij de vraag of er voor
iemand plaats is in het centrum. Als er al
drempels liggen, zijn die vaak uit nood
geboren. Jettie Leijenaar: "Wij nemen
"Soms vraag ik me af of ik hartstikke gek
ben geworden, en toch hoe meer ik erover
nadenk hoe meer ik tot de conclusie kom
dat ik er goed aan gedaan heb". Het zijn
de woorden van een 35 jaar oude aande-
lenmakelaar, die het uitermate voor de
wind ging. Totdat de markt ineen stortte
en hij z'n baan verloor. Hij had naar een
andere baan in z'n branche kunnen zoe
ken, en die vermoedelijk ook wel gevon
den, maar hij had genoeg van de zaken
wereld. Z'n belangstelling voor schilde
ren, waar hij tot dan toe alleen in de
weekenden tijd voor had gehad, begon
hem helemaal in beslag te nemen. Z'n
vrouw kon de plotselinge verandering in
z'n gedrag noch begrijpen noch accepte
ren. De grote teruggang in inkomen kon
hem absoluut niks schelen, maar dreef
haar de gordijnen in en ten slotte met
haar kinderen het huis uit Ze trok bij
haar ouders in en dat was het eind van de
relatie.
Een klassiek voorbeeld van een zoge
naamde midlifecrisis, waarvan nogal
wat mensen denken dat het een uitvin
ding is van trendy psychologen uit de ja
ren zeventig en tachtig. Maar daar klopt
niks van. De naam van de bewuste make
laar namelijk, was Paul Gauguin, één
van de beroemdste schilders uit de afgelo
pen eeuw, wiens doeken nu absolute re-
cordprijzen opleveren. En de beursval
die hem ertoe bracht om de koers van z'n
leven volledig om te gooien had plaats
in 1882.
Net als bij Gauguin is het "mijn God, je
lijkt wel gek" de soort van aanmoediging
die iemand kan verwachten die besluit er
zo rond z'n 40ste de brui aan te geven en
een volledig ander leven te beginnen.
Niet zo onbegrijpelijk overigens, want de
man die speelt met het idee om een goede
vaste baan of een voorspoedige carrière
aan de wilgen te hdngen, speelt het spel
niet volgens de regels. Die regels luiden
ongeveer als volgt: je komt van een oplei
ding af, je kiest een beroep, je zoekt een
baan met uitzicht en je graaft je vast en
stevig in voor een voorspelbaar en zo
bij voorbeeld geen verslaafden op, sim
pelweg omdat we dat niet aan kunnen.
Onze opvang is daar gewoon niet op ge
richt. Bovendien verstoort het de gang
van zaken in huis zodanig dat andere be
woners te weinig aandacht krijgen".
Voor de opvang geldt steeds: zo kort als
mogelijk en zo lang als noodzakelijk is.
In de meeste crisis- en opvangcentra
werkt een klein aantal betaalde hulpver
leners, gemiddeld vier a vijf. Dat is wei
nig, te weinig als er zo'n twintig mensen
moeten worden opgevangen. Om het
Mensen uit alle lagen van de bevol
king vallen tegenwoordig uit de
boot. Ze kunnen steeds minder te
recht bij een crisis- en opvangcen
trum en staan op straat. "Met ande
re woorden, dan zitten ze helemaal
aan de grond".
comfortabel mogelijk leven. Volgende
halte, pensionering.
Maar veel mensen, vooral mannen, nei
gen er in toenemende mate toe van de
hoofdweg af te wijken en op avontuur te
gaan, waarbij je ze soms wel maar soms
ook nooit meer terugziet. Aan hen vol
trekt zich een proces dat uniek is voor
mensen zo tussen hun dertigste en veer
tigste die grenzen liggen overigens niet
precies vast en dat vaak met een zekere
minachting wordt omschreven als "hij
zit in z'n midlifecrisis" of wat poëtischer
"de demonen van de middag zijn losge
broken".
Natuurlijk hebben de mensen eeuwen
lang zonder midlife-crisis gekund ze
leefden daar overigens ook niet lang ge
noeg voor maar datzelfde geldt ook
voor wat we nu de adolescentie noemen,
want ook dat is een relatief recent ver
schijnsel. De midlife-passage, zoals het
ook wel wordt genoemd, is net zo echt of
onecht als de adolescentie, en voor som
mige mannen is het minstens zo storm
achtig. De menselijke ontwikkeling stopt
blijkbaar niet na het 21ste levensjaar.
Het kan van buitenaf lijken dat bij men
sen die zich tussen hun 21ste en 35ste jaar
een positie verwerven in de samenleving
en zich vestigen niet veel veranderingen
in persoonlijkheid of levenshouding op
treden, maar dat komt eerder omdat die
veranderingen zich vaak geleidelijk en
van binnen afspelen. Die zijn daarom
niet minder reëel. Het betekent dat er een
periode kan aanbreken dat vriendschap
pen, huwelijken, langdurig verdedigde
opvattingen en ideeën en banen soms met
ons mee moeten veranderen of zelfs af
gebroken worden.
Blijkbaar moet het zo zijn. Uit het on
derzoek van de Amerikaanse professor in
de psychologie Daniel Levinson blijkt in
ieder geval dat zo'n 80% van de dertigers
en veertigers, door min of meer tumultu
euze perioden heengaan, waarbij het op
gewaaide stof op een baan, en gezinnen
en vrienden neerkomt. De behoefte in die
levensperiode om het leven opnieuw te
weekrooster rond te krijgen, moet er
noodgedwongen met vrijwilligers wor
den gewerkt.
Bij De Weerdsingel werken op dit mo
ment twintig vrijwilligers en twee be
roepskrachten. Aan de ene kant is dat
een nadeel, vrijwilligers blijven meestal
niet langer dan een jaar en dat bedreigt
de continuïteit van het werk. Bovendien
eist het gewicht van het werk professio
naliteit, die niet iedere vrijwilliger bezit.
Aan de andere kant zijn er ook voorde
len te bedenken. Jettie Leijenaar: "Hier
in De Weerdsingel hebben we eigenlijk
een ideologische keuze voor vrijwilligers
gemaakt, maar daarmee zijn we zeker
niet representatief voor alle centra. Onze
ervaring is dat vrijwilligers heel spon
taan en enthousiast werken, misschien
juist omdat ze het voor een korte periode
doen. Dan blijft het altijd nieuw, ze roes
ten niet vast. Ook voor de bewoners is
dat heel belangrijk: hun probleem wordt
gewoon behandeld, vrijwilligers hebben
niet direct een therapie achter de hand".
Ritme
Threes van Hooff is zo'n vrijwilligster.
Na haar studie pedagogiek kon zij geen
werk vinden en kwam ze via de vrijwilli-
gerscentrale terecht bij De Weerdsingel.
"Officieel werk ik hier 23 uur in de week,
maar er zijn ook weken van ruim veertig
uur bij. Het voornaamste dat ik hier als
vrijwilliger doe, is de bewoners helpen
om weer in een bepaald ritme te komen.
Ik stimuleer ze allerlei dingen zelf op te
pakken. Als je dan als vrijwilliger mee
helpt, bij voorbeeld met hun huishoude
lijke taak, verkleint dat het verschil tus
sen hulpverlener en hulpvrager. En dat
is nou net de bedoeling: mensen moeten
het gevoel krijgen dat ze helemaal niet zo
abnormaal zijn".
Jettie beaamt dat: "Bij ons in De
Weerdsingel komt naar verhouding een
groot aantal jongeren. Veel van hun pro
blemen hebben gewoon te maken met
volwassen worden. Ze komen echter in
moeilijkheden, doordat ze niemand heb
overdenken, een soort levensrecensie te
maken, is vermoedelijk ook bepaald niet
ongezond. Maar gemakkelijk is het niet.
Voor geen van de betrokken partijen. Een
diepgaande herbezinning op watje leven
tot nog toe heeft voorgesteld, en wat je
met de rest zal doen kan nou eenmaal
geen onderkoelde, uitsluitend intellectue
le bedoening zijn.
Niet iedere man gaat overigens door
die periode met zo'n hoop lawaai. Er zijn
er heel veel die in stilte, maar daarom
soms niet minder diepgaand of verward,
de lucht boven hun leven voelen betrek-,
ken. Het is de man die uit het raam van
z'n kantoor, van z'n leslokaal, of z'n
werkplaats naar buiten staat te staren
en dat met het gevoel van een tienjarig
jongetje dat liever ergens anders zou wil
len zijn.
Waarom voelen zovele midlifers de
kriebel om aan hun leven een radicaal
andere wending te geven? De kiemen
daarvan moeten we al zoeken in de kin
dertijd. Als jongetje hebben de meeste
mannen vaak de meest wilde fantasieën
gehad over wat ze later in hun leven zou
den worden en hoe ze andere mensen door
hun daden, door hun optreden zouden
imponeren. Het heimelijke verlangen om
in één of ander opzicht een held te zijn,
om uit te blinken in de ogen van iedereen,
liefst van de hele wereld, heeft een vrij
ben die echt achter hen staat, die hen
helpt en raadgeeft".
Het komt veelvuldig voor dat een ver
zoek om hulp moet worden afgewezen,
in het overgrote deel van de gevallen we
gens plaatsgebrek. Jettie Leijenaar: "Dat
nee-zeggen vind ik echt vreselijk, maar je
moet wel en het moet steeds vaker".
De hulpvraag is het afgelopen jaar
flink toegenomen. Dat heeft verscheide
ne oorzaken. Ten eerste de verlaging van
de meerderjarigheidsgrens van 21 naar
18 jaar. Dat betekent dat heel veel jonge
ren die voorheen bij de jeugdopvang te
recht kwamen, nu niet meer onder deze
voorzieningen vallen, ze zijn immers
meerderjarig. Gevolg: deze mensen
kloppen bij de algemene crisis- en op
vangcentra aan.
In de tweede plaats is er het verander
de beleid in de gezondheidszorg, in het
bijzonder in de psychiatrie. De behande-
lingsduur is korter geworden. Daarnaast
zien bepaalde jeugdpsychiatrische zie
kenhuizen zich door bezuinigingen ge
dwongen de poorten in het weekeinde te
sluiten. Voor opname geldt dan onder
meer de eis dat de patiënt in het weekein
de naar huis kan. Jettie Leijenaar: "Als je
dan geen achterban hebt, geen familie of
vrienden, word je niet toegelaten. Zo
kom ik een heleboel mensen tegen die
overal gewoon uitgekotst zijn. Dat is heel
triest".
Een derde oorzaak voor de toegeno
men hulpvraag is het slechte perspectief
voor werkloze jongeren. Jettie: "Er is
voor velen geen werk èn er wordt steeds
maar gekort op de uitkeringen. Veel
mensen moeten van 700 gulden in de
maand rondkomen. Maar als je bedenkt
dat de kamerhuur vaak al tussen de 300
en 400 gulden ligt, begrijp je dat van het
resterende bedrag niet of nauwelijks
rond te komen is".
Tussenstation
De algemene crisis- en opvangcentra
hebben niet de ruimte en de mensen om
die grote toename van hulpvragers op te
vaste plaats in vrijwel iedere jongens
ziel. Dat verlangen wordt vaak gevoed
door toejuichingen en ambities die ou
ders op hun kinderen overbrengen.
Het kan zijn dat in de tienertijd de hel-
dendromen wat getemperd worden en
misschien wat meer naar'de realiteit toe
gebogen, maar nog altijd zijn er dan
schooljongensachtige romantische idee
ën over watje uiteindelijk later allemaal
niet zou worden of zou kunnen worden.
Een uiterst succesvol zakenman, een be
roemde wetenschapper, een bejubelde to
neelspeler en in ieder geval iemand die
op anderen diepe indruk zou kunnen ma
ken. En dan zo tussen hun 20ste en 35ste
werken de meeste mannen zich het ape
zuur om op één of andere manier een
plaats in de wereld te veroveren, bezit,
status, bekendheid en vooral als het een
beetje kan roem, aanzien. Wat ze in ieder
geval willen is iets voorstellen, niet zo
maar iets, maar iets wezenlijks iets blij
vends, in de ogen van zichzelf en van an
deren.
Uit de talrijke interviews die Levinson
met mannen had blijkt dat ze aan het ein
de van hun adolescentie en het begin van
hun volwassenheid een zelfbeeld begin
nen op te bouwen waarin een beroep cen
traal staat, en dat ze een droom of "een
visioen" smeden van wat ze hopen dat ze
in het leven zullen bereiken. De dingen
die ze zo tussen hun 17de en hun 35ste le
vangen. Er is dan ook behoefte aan meer
centra, maar vooral aan meer tussen
voorzieningen. Jettie Leijenaar: "Er
moeten veel meer kleinschalige voorzie
ningen komen. Ik denk dat mensen in
een acute noodsituatie het meest gehol
pen zijn met een tussenstation als De
Weerdsingel. Ze hebben weer een dak
boven hun hoofd, er komt weer een
beetje rust in hun leven, kortom: ze kun
nen weer zelf meedenken over de oplos
sing voor hun moeilijkheden. Daarbij
willen wij hen een handje helpen. Eén
handje, niet vele handen, want wy zijn er
juist op gericht hen zo zelfstandig moge
lijk te maken".
Met kleinschalige voorzieningen doelt
Jettie vooral op vervolgopvang. Het gaat
hier bij voorbeeld om begeleid kamerbe-
wonen, sociale pensions en dergelijke.
De Weerdsingel heeft een eigen vervolg
voorziening: De Pandjes. Jettie Leije
naar: "In De Pandjes hebben we acht
plaatsen voor mensen boven de 21 jaar.
Het is een vorm van begeleid kamerbe-
wonen die één a twee jaar duurt. Algeme
ne crisis- en opvangcentra slibben ge
woon dicht. Wij zijn gericht op een rela
tief korte opvang, daarna moeten men
sen ergens anders naartoe. Dat is nou
juist het probleem, die vervolgvoorzie
ningen zijn er veel te weinig".
Het lijkt onbegrijpelijk dat in dit wel
varende Nederland met al zijn sociale
voorzieningen toch nog mensen rondlo
pen zonder thuis. Jettie: "Aan de ene
kant barsten we van de gebruiksartike
len. Volgens de reclame moeten we die
aanschaffen, willen we gelukkig zijn.
Aan de andere kant bieden we mensen
die daarvoor het geld niet hebben, zo ont
zettend weinig perspectieven. Korten op
de uitkeringen is daar één aspect van,
maar zeker niet het enige. Het is een
maatschappelijk probleem, een pro
bleem van ons allemaal".
"Weetje wat ik zo erg vind: veel ouders
geven het op. Ik begrijp best dat kinde
ren je soms grijze haren bezorgen, ik heb
zelf kinderen. Wat ik me ook nog kan in
denken is dat je tegen je zoon of dochter
zegt: "Zo gaat het niet langer". Maar dat
je daarna absoluut geen contact meer
met je kind wilt, dat vind ik heel erg. Be
grijp me goed, ik zeg niet dat ouders niet
deugen. Zij hebben het er ook moeilijk
mee, ze hebben totaal geen zicht op hoe
het nu verder moet. Weer dat uitzichtloze
waardoor mensen de moed opgeven".
Aan de grond
Een probleem van ons allemaal, dat is
het in de meest letterlijke zin van het
woord. Vroeger spraken we over kansar
men, mensen die in zo'n milieu opgroei
den dat ze wel buiten de boot moesten
vallen. Nu vallen mensen uit alle lagen
van de bevolking uit de boot. Als ze ge
luk hebben, komen ze in het vangnet van
een algemeen crisis- en opvangcentrum
terecht. Zo niet, dan... Ja, wat dan? Jettie
Leijenaar: "Dan komen ze terecht bij de
dak- en thuislozenzorg of op straat. Met
andere woorden: dan zitten ze helemaal
aan de grond".
"Er zou een beter politiek beleid voor
jongeren gevoerd moeten worden. Neem
nou de verlaging van de meerdeijarig-
heidsgrens van 21 naar 18. Als je jonge
ren eerder meerdeijarig wilt noemen,
geef ze dan ook de uitkering en het loon
dat daarbij past. Je leeftijd maakt niets
uit wanneer je zelfstandig woont. Of je 18
of 28 bent, je betaalt evenveel voor een
kamer. Een directe oplossing voor het
hele probleem zie ik niet, er is iets mis
met ons hele systeem. Meer goede ver
volgvoorzieningen zijn ieder geval een
noodzakelijke stap in de goede richting".
Het Landelijk Overleg voor Crisis- en Op
vangcentra (LOCO) is gevestigd in Utrecht.
Nieuwe Gracht 98, 3512 LX Utrecht. Tele
foon 030 316403.
vensjaar doen, worden soms bewust
maar meestal onbewust geleid door dit
visioen. Ergens tussen hun 35ste en 45ste
levensjaar ontdekken de meeste mannen
dat ze niet bereikt hebben of niet zullen
bereiken wat ze zich als jongeman had
den voorgesteld, Kortom, de droom blijkt
niet uit te komen en dat besef wordt tegen
het einde van deze periode onontkoom
baar duidelijk. En zo komen ze voor de
uitdaging of de opgave te staan om "de
jongensdroom" en alles wat daarvoor is
ondernomen kritisch te gaan heroverwe
gen.
Veel mannen ervaren een gevoel van
ontgoocheling en zelfs een crisis wanneer
ze geconfronteerd worden met het ver
schil tussen wat ze zijn en ze gedroomd
hadden te zullen zijn. Voor sommigen is
die ontnuchtering zo pijnlijk en doet die
zo'n aanslag op hun zelfrespect dat ze er
niet met de buitenwereld, zelfs niet met
hun meest intieme vrienden, over durven
praten.
Daar komt nog bij dat veel mannen in
deze periode zich in toenemende mate be
wust gaan worden van hun lichamelijke
kwetsbaarheid omdat ze de eerste sporen
van lichamelijke veroudering duidelijk
gaan opmerken. Bejaarde of duidelijk
aftakelende ouders maken hen bewust
van het feit, dat wanneer deze sterven, zij
de volgende generatie zijn die aan de
beurt is. Dit besef van de oudste generatie
te worden, maakt hun eigen dood. een per
soonlijke realiteit.
Als je eigen dood psychologisch werke
lijk wordt, dan begin je tijd te meten in
termen van hoeveel jaren je nog over hebt
om datgene in je leven te bereiken of mee
te maken wat je werkelijk waardevol
vindt. Zo'n levensrecensie maakt dat al
lerlei oude patronen en verplichtingen op
z'n kop kunnen worden gezet of gewoon
kunnen worden opgeblazen. Of dat nou
een baan is, een gezin, een liefdesrelatie,
of familie. Veel mannen beginnen in deze
periode te balen van al die banden, om
dat het hen voor hun gevoel beperkt in de
vrijheid om nou eindelijk eens te doen
wat ze altijd al hadden willen doen. Een
syndroom wat Levinson zo mooi afkort
als het BOOM-syndroom, wat staat voor
Becoming One's Own Man: een volledig
zelfstandige, onafhankelijke man wor
den. Sommige mannen ontwikkelen zelfs
een gevoel van boosheid op de mensen om
hen heen, waarvoor ze zich naar hun ge
voel de helft van hun leven hebben uitge
sloofd, geld hebben verdiend, een status
hebben opgebouwd, om nu tot de-conclu
sie te komen dat ze juist daardoor een
ontzettende hoop zaken hebben gemist.
Recent onderzoek toont aan dat veel
mannen tussen hun dertigste en veertig
ste van baan veranderen en als ze niet
van baan veranderen, van partner ver
anderen. Dat veranderen van partner
verloopt overigens meestal volgens een
geijkt patroon, namelijk een oudere part
ner voor een jongere of veel jongere inrui
len. Dat geeft niet alleen de illusie dat je
nog eens helemaal opnieuw kunt begin
nen, een hele nieuwe kans hebt, maar ook
datje als het ware weer een aantal jaren
op het leven terug verovert. Voor veel
mannen helpt het ook hun zelfrespect of
hun mannelijkheid op te krikken, want
als je met je 45ste nog een 20-jarige kunt
strikken dan ben je nog bepaald niet uit
geteld.
Nogal wat mannen in de midlife-crisis,
die iets heel nieuws willen proberen, ma
ken een aantal valse starten uit de be
hoefte om dingen uit te zoeken, om te zien
wat mogelijk is, om uit te vinden hoe het
voelt om aan een hele nieuwe liefdesrela
tie, een heel nieuw beroep of een hele nieu
we geestelijke onderneming te beginnen,
zoals zich aan te sluiten bij een bepaalde
sekte of beweging of een nieuwe religie.
Zulke veranderingen gaan overigens
vaak met veel pijn en moeite gepaard,
omdat de meeste mannen in deze periode
allerlei soorten verplichtingen, gewoon
ten en relaties zijn aangegaan, die zich
niet zomaar laten verbreken of verande
ren en waarvan het soms ook verdomd
zonde is om dat te doen.
In ieder geval levert de midlife<risis
vaak een ontzettende hoop emotionele en
sociale ellende op voor alle betrokkenen.
Eén van de redenen daarvan is mis
schien wel dat we nog altijd moeite heb
ben om deze ontwikkelingsstuip serieus
te nemen. Maar net zo goed als we onze
kinderen voorbereiden op hun eerste ado
lescentie, zo goed zou het zijn onze vol
wassenen voor te bereiden op hun tweede
adolescentie. Waarschijnlijk zouden er
dan veel meer bomen van kerels zijn, die
bovendien niet zo makkelijk ontworteld
raken als er ergens een droom uit elkaar
spat.
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden