Het regime van de klok 'Ik boks zoals Zoetemelk fietst' Tijdnood kan zenuwen van schakers en dammers slopen Arnold Vanderlijde is zeer ambitieus, maar wil nog lang mee ZATERDAG 19 DECEMBER 1987 y de van het bord vormt voor talloze dammers en schakers de klok de meest geduchte tegenstander in een partij. Ieder lid van respectievelijk de Koninklijke Nederlandse Dam- s bond en Koninklijke Nederlandse Schaakbond wordt op gezette tijden geconfronteerd met het verschijnsel tijdnood. door Gerard van Putten Of het spel nu gespeeld wordt op grootmeesterniveau dan wel in de 'kel der' van de onderbond, de klok kent geen ontzag, geen mededogen en nog minder respect. De dam- of schaakklok heeft haar eigen regime, dat lang onop gemerkt blijft voor de spelers maar mee dogenloos kan drillen als de grote wijzer naar het moment van de tijdcontrole |i sluipt. "Tijdnood ondergaan sommige dam mers en schakers als een ontzettende vorm van stress", zegt oud-wereldkam pioen dammen Harm Wiersma. "Ik kom al uitgeput thuis als ik heb deelgenomen aan een sneldamtoernooi, maar het is nog erger als ik in een serieuze partij in tijdnood raak. Gelukkig krijg ik geen hartkloppingen, zoals andere spelers. Wel loop ik altijd rood aan. En al rea geert alles sneller in je dan normaal, dat geeft nog geen garantie dat je ook alles beter doet dan onder normale omstan digheden. Helaas is het tegendeel vaak waar. Zeker als er een ingewikkelde stand op het bord staat is het moeilijk het overzicht te behouden. Door erva ring kun je wel leren ermee om te gaan, maar het verdient toch verre de voor keur om ervoor te zorgen dat je niet in die stress-situatie terechtkomt. Want persoonlijk beschouw ik de tijdnood als het ongezondste aspect dat aan denk sporten kleeft". Voor schaker Jeroen Piket begint de klok pas te leven als hij nog een kwartier bedenktijd heeft voor vijftien zetten. "Maar dan kun je nog niet spreken van tijdnood. Hooguit denk je dan: ik moet opschieten. Tegenwoordig weet ik wel hoever ik kan gaan. Bij mij slaat de pa niek niet toe, als ik vijf minuten voor acht zetten heb. Het wordt pas echt spannend als er nog acht zetten moeten worden gedaan in twee, drie minuten". B ewustzij ns vernauwing De partij krijgt dan een extra dimen sie. De strijd met de tegenstander wordt dan tevens een gevecht met de klok. Niet iedereen is daar geestelijk tegen op gewassen. Schaakmeester Rinie Kuijf- :"Zelf heb ik er gelukkig niet zo'n last van, ik kom zelden in tijdnood. Maar er zijn vele spelers die er een soort bewust zijnsvernauwing van krijgen, die maken ook de gekste bewegingen. Nu hoeft dat ook weer niet alles te zeggen, want je hebt ook spelers die het juist op tijdnood laten aankomen. De Amerikaan Browne is zo'n type. Die doet dan heel irritant. Hij begint dan te hijgen en te puffen, aan zijn neus en aan zijn haar te trekken. En dan moetje als tegenstander goed uitkij ken dat je je daardoor niet laat afleiden. Want het gekke is, die Browne speelt al tijd goed in tijdnood. Hij heeft er al heel wat mensen van af geflest. Ree bijvoor beeld heeft hij een keer goed te grazen genomen, terwijl Ree toen beter stond". Maar waar Browne in tijdnood doet alsof hij lijdt en zijn brein juist dan heel helder schijnt, daar ervaart zeker het merendeel van de niet-professionele dammers en schakers hun denksport in die al^jd beklemmende fase als een zelf kwelling. En dat laat zich eenvoudig verklaren. Want het is natuurlijk niet niks als een hechte stelling, waarin uren denkwerk is geïnvesteerd, in die hectische minuten verwordt tot een bouwval. In toernooiza- len en clublokalen worden zorgvuldig bewandelde strategieën en uitgebroede plannen door die vermaledijde klok 'af getikt' tot pure energieverspilling na een betreurenswaardige misgreep. Schakers en dammers die zich even tevoren nog hadden verlekkerd aan het vooruitzicht van een winstpunt kunnen dan ineen- schompelen tot menselijke wrakken. Ontroostbaar zijn sommigen dan, omdat ze de plotselinge statusverandering van leider in lijder emotioneel niet kunnen verwerken. Eigen schuld Een andere oud-wereldkampioen dammen, luisterend naar de naam Jan nes van der Wal kent en herkent het alle maal van zeer nabij. In zijn loopbaan is het hem herhaaldelijk overkomen dat hij "door de vlag ging". "Natuurlijk is het heel lullig als je in tijdnood een ge wonnen stelling verpest met een knoei- zet. Zeker als er in een partij veel op het spel staat. Aan de andere kant valt het alleen jezelf te verwijten. Als ik in tijd nood kom is dat mijn eigen schuld. Ver lies ik de strijd tegen de tijd, dan zeg ik altijd: Jannes, dan had je je bedenktijd maar beter moeten verdelen". Ook schaakmeester Rinie Kuijf zal Zo ongeveer het ergste dat een dammer of schaker tijdens een partij kan overkomen is dat de tijd zich tegen hem begint te keren. Er bestaan denksporters die uitsluitend 'kicken' op hun eigen spel en zoveel vertrouwen in eigen kunnen hebben dat ze geen tegenstander vrezen. Maar vreemd genoeg kunnen diezelfde spelers wel een heilig ontzag hebben voor de klok In tijdnood wordt immers veelvuldig de wet gebroken dat een "gewonnen stelling" een winstpartij oplevert. "De tijdnoodfase ondergaan sommigen als een ontzettende vorm van stress. Ongezonde spanningen worden erin opgeroepen, het denkwerk van vele uren kan in één klap worden gedevalueerd tot pure energieverspilling. Heel vervelend, al is het altijd je eigen schuld. Er is maar één remedie tegen tijdnood, tijdens de partij je bedenktijd beter verdelen". tijdnood nooit aangrijpen als een veront schuldiging voor een nederlaag. Net als Van der Wal pleegt hij uitsluitend zich zelf aan te wijzen als antwoord op de schuldvraag naar het waarom van een nederlaag, geïncasseerd in die korte tijd waarin het reglementair verplichte aan tal zetten alsnog moet worden gehaald. "Een fout kan weliswaar fataal zijn en vele uren werk nutteloos maken, maar het valt alleen maar op jezelf terug te voeren als je in een dergelijke situatie terechtkomt. Vroeger had ik het nog wel eens dat mijn ogen naar die klok werden getrokken, maar tegenwoordig zit ik er niet meer zo mee. Ik kom zelden nog in tijdnood en heb ook geen angst om erin te komen. Ook dat kan namelijk tegen je werken. Het is principieel fout om snel ler dan normaal te gaan spelen, alleen om die tijdnood te voorkomen. Ooit is dat Donner noodlottig geworden. Op een gegeven moment keek hij naar de klok en dacht: 'o jee, ik heb nog twintig minuten'. Hij verhoogde zijn speeltem- po en prompt deed hij de verkeerde zet". Koel Hoewel hij met zijn achttien jaar nog zeer jong is, heeft kandidaat-grootmees- ter Jeroen Piket inmiddels al genoeg er varing opgedaan om te weten hoe hij zich in tijdnood moet gedragen. Vroeger had hij nog wel eens de neiging om in gecompliceerde stellingen telkens naar de beste zet te zoeken, hetgeen hem veel tijd kostte. Nu schroomt Piket niet des noods een "rustige zet" te doen om te voorkomen dat hij in tijdnood raakt. En vervalt hij toch nog in een fase waarin de klok hem gebiedt om acht zetten in twee minuten te doen, dan probeert Piket in elk geval zo koel mogelijk over te ko men. 'Natuurlijk voel ik dan wat klammig en trillen ook mijn handen enigs aar verder laat ik de tegenstander mogelijk merken hoe gespannen ik ben. Naar de klok kijken doe ik dan zeker niet, dat geeft alleen de tegenstan der meer vertrouwen. Merk ik op dat mijn overbuurman zenuwachtig word, dan put ik daar moed uit, dan voel ik me als het ware sterker worden". Dat warme gevoel bekroop hem vorig jaar in Groningen, tijdens het toernooi om het Europees jeugdkampioenschap, in het ultieme stadium van de prestige- partij tegen Ivanchuk. Op de Russische aanvoerder van het klassement had Pi ket een punt achterstand, de inzet van het gevecht was derhalve hoog en het krachtsverschil klein. "Hij had weinig tijd en ik had weinig tijd. Maar het verschil tussen ons was dat ik vrij nuchter bleef onder die span ning, terwijl Ivanchuk constant naar de klok zat te kijken en met trillende han den zijn zetten deed". Dat de Leiderdorper over de sterkste zenuwen bleek te beschikken gaf in deze partij de doorslag, maar uiteindelijk mocht Ivanchuk zich wel als Europees jeugdkampioen laten huldigen. Jeroen Piket: "Terwijl ik zelf in de veronderstel ling verkeerde dat ik de spanningen van de tijdnoodfase beter aankon dan toen ik een jaar of veertien was, ging het toch nog mis tegen de Pool Gdanski en de Tsjech Blatny. In twee achtereenvolgen de ronden gaf ik in tijdnood gewonnen stellingen uit handen. Tegen die Blatny gaf ik zelfs een stuk weg. Heel kwaad was ik toen op mezelf, ontzettend teleur gesteld was ik". Slechte vorm Onafhankelijk van elkaar brengen Pi ket en Kuijf tijdnood in verband met slechte vorm. Stellingen doorlichten vreet dan beduidend meer tijd dan nor maal, met het gevolg dat de klok tegen de speler gaat tikken. Schakers en dam mers die bedreven zijn in het spelen van bliksempartijen, hoeven niet te denken dat ze zich door een tijdnoodfase kun nen vluggeren. "Want", zo benadrukken de twee schaakmeesters, "tussen vlug geren en het uitvluggeren van een se rieuze partij, daar zit een wezenlijk ver schil in". Jeroen Piket, die van nature een be gaafd snelschaker is, heeft zich in het verleden bij herhaling afgevraagd waar om hij in de tijdnoodfase van "een se rieuze partij" dikwijls niet de zetten kon vinden die hij wel in vluggertjes kon be denken. Thans houdt hij het erop dat een en ander toch voornamelijk te ma ken heeft met een uiteenlopende bena dering van beide spelsoorten. "Onwille keurig denk je tijdens een vluggertje toch: ach, het is maar snelschaken. Je doet dat met een andere instelling, veel relaxter". "Speel je een vluggertje van vijf minu ten, dan weet je dat niet alleen jij maar ook je tegenstander fouten maakt", be nadrukt Rinie Kuijf. "Ben je door tijd nood gedwongen een serieuze partij uit te vluggeren, dan hangt daar toch dat idee aan van al die uren denkwerk die je aan die partij hebt besteed. Er zijn scha kers die heel bedreven zijn in vluggeren, maar die moeite hebben om die tijdnood goed te overleven. Omgekeerd kan trou wens ook". "Dat is laatst nog gebleken op het EK- dammen. Wat dat betreft bestaat er geen enkel verschil met schaken", zegt Harm Wiersma. "In tijdnood schoot de Rus Korenevski een geweldige bok tegen Gérard Jansen, terwijl die man wereld kampioen sneldammen is en normaal gesproken de onverstoorbaarheid zelf Koude oorlog De laatste minuten naar het onherroe pelijke tijdstip waarop het rode vlag getje van de klok valt, roepen niet alleen emoties en opgefokte toestanden op. In het dubbele gevecht met tegenstander en klok dat vraagt om een opzwepend zetritme, houden sommige denksporters zich vast aan een gedragspatroon dat enig gevoel voor koude oorlog-psycholo- gie verraadt. Wijlen Andris Andreiko, de Russische oud-wereldkampioen dam men, genoot eind jaren zestig, begin ja ren zeventig wat dat betreft een kwalijke reputatie. "Over de doden niets dan goeds, maar hij kon zich heel vervelend gedragen", zegt Harm Wiersma. "Vooral in de tijdnoodfase had hij er een handje van om gekke geluiden voort tc brengen in een poging mij af te leiden. Mijn reac tie? Ik ben toen ook maar gekke gelui den gaan produceren". Op grond van de toernooiroutine die hij intussen heeft opgedaan, heeft scha ker Rinie Kuijf heeft zo zijn eigen ge dragsregels opgesteld om zich redelijk door de tijdnoodfase te kunnen heen slaan. "Heb je nog maar een paar minu ten, terwijl de tegenstander nog een half uur bedenktijd heeft, dan ben je afhan kelijk van wat er op het bord komt. Dan wordt het gewoon een kwestie van actie en reactie". "Anders wordt het als beide spelers te gen de klok moeten aanspelen. Hoe gek het voor een buitenstaander ook mag klinken, zo'n situatie kan gunstig zijn voor degene die slecht staat. Degene die op verlies staat zal dan vrijer spelen dan de speler die in tijdnood z'n voordeel moet uitbuiten. Dat geeft in tijdnood een extra druk, waardoor een fout gauw is gemaakt. Onder dergelijke omstandig heden zijn al heel wat spelers die minder stonden met de eer gaan strijken. Als je zelf nog over voldoende tijd beschikt en je tegenstander niet, dan moetje ook uit kijken. De verleiding is dan groot om mee te gaan in het snelle zettempo van de tegenstander, om zodoende te verhin deren dat hij in jouw bedenktijd kan meedenken. Maar door sneller te gaan spelen, vergroot je het risico van fouten. Daarom vind ik het een aardige tactiek om dan even bij andere partijen te gaan kijken, dan hou je een objectieve krik op de zaak". Bezwendeld Maar dan nog kan het gebeuren dat denksporters bezwendeld worden. Harm Wiersma is het op 14-jarige leeftijd overkomen tegen wie anders dan An dreiko. "Als je in tijdnood bent, hoef je de zetten niet te noteren. Hij deed dat wel. Op een gegeven moment was ik zo naïef om op zijn notatiebiljet te kijken. Ik zag dat er vijftig zetten waren genoteerd, het vereiste aantal om de tijdcontrole te ha len. Maar wat deed vervolgens Andrei ko? Hij stapte naar de Wedstrijdleider. Hij beweerde dat ik maar negenveertig zetten had gedaan op het moment dat de vlag viel. Bij het terugspelen bleek dat ook. Andreiko had mij op een geweldige manier te grazen genomen doordat hij expres een zet te veel had opgeschreven. Een toonbeeld van sportiviteit was And reiko natuurlijk niet, maar in elk geval heb ik wel van hem geleerd in tijdnood fase nooit op het notatiebiljet van de te genstander te letten". Tijdens de Olympische Spelen van 1984 behaalde de Limburgse bokser Arnold Vanderlijde als betrekkelijke outsider brons in de categorie zwaargewicht. In september treedt hij in Seoul opnieuw in de Olympische ring. De algemene verwachting is dat hij dan het goud moet kunnen bemachtigen. Lukt dat, dan behoort een carrière als proftxikser tot de mogelijkheden. Voor de boomlange Vanderlijde, die in juni ook de Europese titel veroverde, wordt 1988 dus het jaar van de waarheid. Nu filosofeert hij alvast over zijn kansen. Hij acht ze zelf hoog, want; „In Los Angeles was ik eigenlijk nog een baby". „De Olympische spelen in Seoul vormen al vier jaar lang mijn hoofd doel. Alles heeft de afgelopen jaren in het teken gestaan van die spelen. Ik weet dat ik de capaciteiten heb om goud te halen". door Funs Kockelmans Lukt dat niet, dan is dat zeker een te leurstelling voor me. Maar aan de andere kant is het voor mij ook een grote eer om voor mijn land uit te komen op het grootste sportevenement dat de wereld kent. Dat zou toch voor iedereen een eer moeten zijn. Dus als ik opnieuw brons zou halen zou ik ook weer blij zijn. Ie dere medaille telt mee", zegt Arnold Vanderlijde. „Het verschil tussen Seoul en Los An geles vier jaar geleden zal groot zijn. In 1984 kende bijna niemand me. Ook bij insiders in de bokssport was ik nog niet zo bekend. Daardoor kon ik als under dog fungeren. Door die bronzen medail le heb ik in één klap erkenning gekre gen. Het verwachtingspatroon is dus heel anders geworden, ook voor mezelf. Maar ik heb in de afgelopen jaren veel geleerd, op ieder gebied. In Los Angeles was ik eigenlijk nog een baby. Ik ben nu niet alleen technisch gegroeid, maar ook qua mentaliteit. In '84 heb ik eigenlijk teveel op talent gebokst. Met mijn nieu we trainer Bódis ben ik weer helemaal van onderaf aan begonnen. Ik heb in fei te opnieuw boksen geleerd". Ambitieus Het gesprek wordt gevoerd in de bar van sportcentrum Interfit-Amold Van derlijde in Meerssen, waar de Sittardse bokser van half-Surinaamse afkomst een volledige baan heeft en Waarvan hij tot voor kort ook mede-eigenaar was. Vanderlijde spreekt ontspannen en heeft een vriendelijke uitstraling. De ge dreven houding die veel topsporters kenmerkt, lijkt bij hem te ontbreken. Hoe ambitieus is hij eigenlijk? „Ik ben zeer ambitieus. Als je niet de wil hebt om te winnen, om het aller hoogste te bereiken, kun je niet mee in de topsport. Maar niet alle grote kam pioenen zijn hetzelfde. Hinault wilde al tijd winnen, ten koste van alles. Zoete melk fietste meer berekenend, die was zuinig op zichzelf. Het verschil tussen die twee is dat Hinault maar een paar jaar aan de top heeft kunnen meedraai en, toen was hij kapot. Zoetemelk is veel langer meegegaan, die fietst nog steeds. Hij heeft - als je alles bij elkaar optelt - ook veel meer gewonnen dan Hinault. Ja, je zou kunnen zeggen dat ik boks zo als Zoetemelk fietst. Ook ik ben zuinig op mezelf. Veiligheid en gezondheid staan voorop". Schaken Vanderlijde heeft boksen wel eens vergeleken met schaken. Ook boksen is volgens hem een kwestie van vooruit denken, voorspellen wat de tegenstan der gaat doen. Wil hij ook, zoals de vroe gere schaakwereldkampioen Bobby Fi scher, het ego van zijn tegenstander ver nietigen? „Nee, het is niet goed om de tegen stander kapot te willen maken. Je moet juist proberen gebruik te maken van de kracht van je tegenstander. Drift is onge controleerde agressie. Dat heeft geen zin als je in de ring staat. Je moetje agressie weten te beheersen, zodat je die doelge richt kunt gebruiken". Spel „Of ik me er van bewust ben dat ik mijn tegenstander kan verwonden? Als dat zo zou zijn zou ik beter kunnen op houden. Je bedrijft topsport, dat geldt ook voor de tegenstander.- Die weet waaraan hij begint en is er klaar voor. Bij goedgetrainde boksers is het risico dat er iets gebeurt klein. En gebeurt er toch iets dan herstel je snel, omdat je lichaam er op is ingesteld. Nee, ik denk niet: ik ben een mens aan het slaan als xk in de ring sta. Ik ben bezig met een spel, ik scoor punten". „Boksen is voor mij de eerlijkste sport die er bestaat: twee mannen tegenover elkaar die proberen uit te maken wie de sterkste, de intelligentste is". Wat gebeurt er als Vanderlijde in Seoul inderdaad het goud weet te be machtigen? Wordt hij dan pro/? „Ik heb zeker de aspiratie om prof te worden, maar niet tegen iedere prijs. Er moet wel iets tegenover staan wil ik mijn amateurstatus opgeven. Ik heb nu een prachtig leven, ik reis over de hele we reld, maak van alles mee en ik heb hier in het fitnesscentrum een goede baan. Als prof ga je een onzekere toekomst te gemoet. Dus ik moet wel een goede bo terham, zeg maar gerust een heel goede boterham kunnen verdienen, wil ik prof worden. En ik vraag me af of dat in Eu ropa mogelijk is". „Dan zou je dus naar Amerika kunnen gaan en daar prof worden, maar ik denk niet dat de Amerikanen willen dat de wereldtitel naar een Europeaan gaat. Die willen ze zelf houden. Dus misschien zullen ze wel willen dat ik er kom bok sen, maar niet voor de titel. Als ik naar Amerika ga zal ik worden uitgebuit, te vroeg tegen te sterke jongens worden gezet. Het is beter om in Europa te be ginnen en dan de wereldtitel te behalen. Jazeker, ik denk dat ik daar de capacitei ten voor heb. Bij de amateurs heb ik al zo'n beetje het allerhoogste behaald, ik sta tweede op de wereldranglijst. Dat zou ik als prof ook willen bereiken". „Maar als ik geen prof word, dan is dat geen ramp. Ik zou dan mijn maatschap pelijke carrière verder kunnen ontwik kelen. Ik zou bijvoorbeeld wat kunnen gaan doen aan het begeleiden van de jeugd. En dan natuurlijk verder boksen als amateur. In Barcelona in 1992 kan ik er nog steeds bij zijn. Dan ben ik 29, dus dan sta ik op het hoogtepunt van mijn loopbaan. Drie Olympische Spelen mee maken, dat kan niet iedereen zeggen. Het belangrijkste is dat je je een doel stelt in je leven". Het komend jaar wordt voor de Lim burgse bokser het jaar van de waarheid, zowel in sportief als maatschappelijk op zicht. Logisch dus dat vrijwel al zijn energie in het boksen gaat zitten. Aan andere zaken komt hij nog maar weinig toe. „Jammer genoeg heb ik daar weinig tijd voor, hoewel ik me door de sport ook op andere gebieden kan ontwikke len. Jc komt op veel plaatsen, je ontmoet andere culturen. Je komt dan wel om te boksen, maar daarnaast steek je toch een hoop op. Maar er zijn dingen waar ik meer tijd voor zou willen hebben. Voor het volgen van andere sporten bijvoor beeld. Of voor lezen". Gelovig „Het laatste boek dat ik heb gelezen was 'De wetten van denken en geloven' van dr. Murphy. Dat gaat over de in vloed die het onderbewustzijn op je heeft. Dat als je iets werkelijk wilt, je ook kunt zorgen dat het gebeurt. Het is in feite een heel religieus boek. Ik ben zelf ook een gelovig mens. Ik ben ervan overtuigd dat er een hogere macht naast- me staat in de ring. Maar als ik vier we ken ben wezen stappen en niet heb ge traind, dan knapt God het niet voor me op. Ik moet het wel zelf doen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 21