Paul de Leeuw faalt in 'De Rozebotteltijd' 'Cendrillon': pleidooi voor Massenet Grote Popprijs: parade der middelmatigheid Heifetz was 'bovenmenselijk' violist Residentie-Orkest met eenvormig programma In LAK-galerie Veelzijdig beeld Marina Strumphler Einde van Amsterdam Culturele Hoofdstad PAGINA 22 KUNST MAANDAG 14 DECEMBER 1987 AMSTERDAM (GPD) - De rock groep The Riff heeft afgelopen za terdag in een uitverkocht Paradiso de Grote Prijs van Nederland ge wonnen. Terecht. Dit Haagse kwar tet kon de finale van het nationale popmuziekconcours regeren als Eenoog in het land der blinden. door Peter Bruyn Want de triomf van The Riff wordt overschaduwd door het al gehele gevoel van misère rond het instituut 'Grote Prijs'. Telkens weer resulteert de finale in een pa rade der middelmatigheid, met een winnaar die binnen de kortste ke ren aan de vergetelheid ten prooi valt. Je kunt rustig stellen dat de Gro te Prijs zijn doel: onbekende maar interessante popbands presente ren voor een groot publiek en mep- sen uit de muziekbiz, tot dusverre gewoon gemist heeft. Ga maar na: De Nederlandse popbands die de afgelopen jaren wel in het clubcir cuit zijn doorgebroken, zoals Claw Boys Claw, Blue Murder, De Dijk. Fatal Flowers en Gore, hebben dat geen van allen aan de Grote Prijs te danken, terwijl anderzijds geen van de Prijs-deelnemers een derge lijke status bereikt heeft. Mede-organisator Vara zou waar schijnlijk ook een zinniger bijdrage leveren aan de promotie van de Ne derlandse popmuziek door maan delijks een uurtje onbekende Hol landse pop op de buis te brengen, dan met het eenmalige Grote Prijs verslagje waarmee de liefhebber het gisteravond moest doen. En - voorwaar, het cynisme zij geprezen - het muziekblad Oor zou het hele concours ongetwijfeld allang tot 'vullis' hebben geschreven als het tijdschrift niet zelf een van de me de-organisatoren was. De belangrijkste oorzaak van het falen van de Grote Prijs is natuur lijk, dat je met de gebruikte 'pun- tenjurering' per definitie de grijze middenmoot in de finale over houdt. Want uiteraard zaten er bij de zevenhonderd aanmeldingen wel een aantal interessante band jes. En ook nog bij de 160 groepen die in de twintig voorronden speel den. Daarna begint de 'grijze zeef der middelmaat' te werken en blij ven de technisch degelijke pop groepen over, waaraan niemand zich een buil kan vallen. De 'zeven en-een-halfjes'. Maar zo werkt popmuziek - en kunst überhaupt - niet. Voor pop muziek hoef je geen wedstrijd te organiseren. Iedereen die een bandje begint doet al aan een vorm van competitie mee, waarbij het publiek bepaalt wie er wint. Een competitie waarin de 'Claw Boys', Dijk, Gore, etc. gewoon de kop groep vormen. En het is voor The Riff te hopen, dat ze die relatieve weelde ook nog nog eens mogen proeven. De jury, die dit jaar de opdracht gekregen had om meer op avontuur, sponta niteit en lef te letten, schonk hen de enorme bokaal en de hoofdprijs van vijfduizend gulden. De in de blues gewortelde gitaar-hardcore van het viertal staat ook steviger dan de rest. Zanger Jeroen van der Linden heeft nét iets meer sponta ne branie en dat beetje wereldbe- stormende, dat rockmuziek moet hebben. Dat alles is al veel verder te zoe ken bij de op Bryan Adams geënte powerrock van Bo/the Rude uit Eindhoven en de Groningse ma- cho-reggaeformatie Johnny Baby the Liberators, die ook voor een dub-je op de eerste rang willen zit ten. Zij mogen de tweede en derde plaats delen en zullen snel weer vergeten zijn, net als de overige deelnemers in de door de Belg Mar cel Vanthilt losjes aan elkaar ge babbelde finale. De brave 'Giro- blauw-past-bij-jou'-pop van Pre- cense of Mind en de 'vleermuizen- depro'-mix van Life on Grey leu nen te veel op lege pose om echt in druk te maken. En A. A the Doctors, de gara- ge-rockabillyformatie van de 41-ja rige Groningse ex-chemicus Appie Alberts, tja, die zorgden gewoon voor het leukste rockkwartiertje. Daar was iedereen het eigenlijk wel over eens. Maar je kunt een 41- jarige toch geen pop-talentenjacht laten winnen... Zo was er zaterdagnacht om één uur wèl een winnaar, maar abso luut geen echte feeststemming in Paradiso. Het is maar al te duide lijk dat deze door 'Melk, de witte motor' gesponsorde Grote Prijs niet de aanstormende Joris Drie- pinters van de Nederlandse pop muziek oplevert. Sfeerbeeld uit Massenets lieflijke opera 'Cendrillon'. 'Cendrillon' van Jules Massenet, door De Nederlandse Opera i.s.m. het Ne derlands Philharmonisch Orkest. Diri gent: Henry Lewis. Regie: Gilbert De- flo. Decors en kostuums: Mauro Pa- gano. Gezien in Het Muziektheater op 13 december. Volgende voorstellin gen op 15, 21, 23 en 25 december in Het Muziektheater en op 18 decem ber in het Danstheater Den Haag. AMSTERDAM De verschroei ende hartstochten uit de Italiaan se opera vindt men bij Massenet zelden en ook de met diepere be tekenissen beladen, symfo nische aanpak van de Duitse operawereld is hem vreemd. In plaats daarvan stelt hij verfijning en Franse Élégance, die meestal niet alleen tot uiting komen in de keuze van zijn onderwerpen, maar ook in zijn orkestrale kleu ren. Hij is de onbetwiste groot meester van het pastelpalet, die met ragfijne lijnen en vloeiende melodieen zijn operafiguren - en vooral de vrouwen onder hen - gestalte weet te geven. Voor 'Cendrillon' op basis van een libretto, dat al even delicaat is, bijna op het zoetelijke af, maakte tekstdichter Henri Cain gebruik van het Assepoester-ver- haal van Perrault, maar wel al leen van de lieflijke elementen daaruit. In mei 1982, tijdeus het eerste jaar van zijn bewind, pre senteerde Gerard Mortier in de Brusselse Muntschouwburg een modelvoorstelling van dit werk in een ontwapenende, speelse re gie van Gilbert Deflo en met een in overwegend blauwe pasteltin ten gehouden aankleding van Mauro Pagano. De overplaatsing naar de grotere ruimte van Het Muziektheater was een waag stuk, maar hoewel onvermijde lijk iets van de intimiteit verlo ren ging, bleek de Amsterdamse voorstelling een geslaagd plei dooi voor een componist, wiens werken hier al te weinig worden opgevoerd. Van groot belang daarbij bleek de door Henry Le wis bewerkte muzikale schaal vergroting. Met het Nederlands Philharmonisch Orkest wist hij opvallend veel kleuren uit de partituur te halen door voortdu rend bepaalde elementen extra aan te zetten. In de lyrische pas sages betekende dat soms een iets teveel uiteengerekt tempo, maar waar de muziek een humo ristisch of feestelijk tintje kreeg, werden op aanstekelijke wijze al le registers opengetrokken, zelfs met het gevaar dat de zang door het orkest werd afgedekt. Geheel in dat concept paste de titelrol van de mezzo-sopraan Stephanie Friede. Ofschoon zij aanvankelijk moeite leek te heb ben met de vloeiende lijnen van Massenet, groeide zij naar een dramatisch getinte vertolking met zoveel warmte in haar voor dracht, dat het gevaar van een bloedeloze, zoetelijke voorstel ling alleen al daardoor van de baan was. Betrouwbaar maar een beetje bleek klonk daarnaast de Prince Charmant van Robynne Redmon, die bovendien niet he lemaal beantwoordde aan de door Massenet voor deze traves- tierol gestelde fysieke eisen. Wendy Hill bleek een charmante sprookjesfee, hoewel niet be paald etherisch van stemklank, en de door Roger Soyer stijlvol neergezette Pandolphe miste de bofthommie die Jules Bastin in deze vaderrol onvergetelijk maakten. Een verrukkelijke ver rassing: de alt Rita Gorr, ooit een van de grote sterren van de inter nationale operawereld, nu als de bazige stiefmoeder een karakter- speelster van de bovenste plank. PAUL KORENHOF 'De Rozebotteltijd' van en door Paul de Leeuw. Muzikale begeleiding- Elaine Baanders. Regie: Kees Prins. Coaching: Anke Groot. Gezien op 13 december in de Leidse schouwburg. LEIDEN - Noem de naam Paul de Leeuw, en hele volksstam men roepen: Meneer van Héü- mén. ik ben er klaar voor! Met die loden last van televisiepopulari- teit zal De Leeuw in zijn theater activiteiten nog wel het nodige te stellen krijgen. Wie namelijk op de gevierde Sterrenslag-reporter afkomt, kan alleen maar teleur gesteld zijn - dit overigens ter ge ruststelling van zijn theaterfans. Het hoort allemaal bij de storm achtige carrière van Paul de Leeuw, wiens eerste solopro gramma 'Stel moeder niet teleur' precies twee jaar geleden in pre mière ging. Waardering alom voor de toen nog nauwelijks be kende debutant. Velen keken dan ook met gro te belangstelling uit naar zijn nieuwe programma, dat gister avond in een meer dan voledig uitverkochte Leidse schouw burg officieel zijn première be leefde. Het lukte hem echter niet de kwaliteit van het eerste pro gramma te overtreffen, ja zelfs niet om dat niveau te evenaren. Alleen al de verschillende rollen, die hij speelt, zijn hier geen rake typeringen meer maar slechts fletse typetjes. De WD-wet- houdster van Alle Zaken bijvoor beeld is nauwelijks meer dan een karikatuur, die ook nog eens veel te lang aan het woord blijft. Vooral ook de omstandige ma nier waarop dit typetje geïntro duceerd wordt, is ronduit klun zig. Het gaat ten koste van de vaart van het programma, die ze ker vóór de pauze zeer te wensen overlaat; daarna wordt het wat beter. In de rol van haar man, de op non-actief gestelde leraar ge schiedenis laat De Leeuw op geen enkele manier het schrij nende van zo'n persoonlijke tra gedie zien. Er is een interessante aanzet, een mooi beeld, maar dat wordt door overdrijving teniet gedaan. Bijna aan het eind van het programma volgt nog een persiflage op een José Feliciano - soundmixer. De obligate grap pen over blinde artiesten en de tekst van het lied (in plaats van Que sera: Altijd sla) zijn hooguit als middelbare scholierenpret te kwalificeren. Zoals tegenwoordig gebruike lijk, worden de verschillende nummers aan een verhaalli jn op gehangen. Via enkele tijdrek- kende omwegen begint De Leeuw te vertellen, hoe hij zijn pianiste in een café heeft ont moet. Elaine Baanders krijgt daarme een rol in het program ma toebedeeld, waarmee ze niet goed raad lijkt te weten. Als het dan ook nog "zogenaamd" tot een scheldpartij komt, bevestigt dat eens te maar de indruk, de De Leeuw zelf of zijn regisseur de pianiste tegen deze rolbijdrage in bescherming hadden moeten ne- Residentie-Orkest o.l.v. Andrew Par- rott met werken van Mozart, Josef en Michael Haydn en Von Weber. Solis ten: Peggy Walsh (hoorn) en Michel Tilkin (trombone). Uitgevoerd in de Stadsgehoorzaal op 12 december. Het orkest dat zoveel originali teit in zijn programma's doet had ditmaal vier werken uit een ui terst klein segmentje van de mu ziekgeschiedenis bij elkaar ge zet. In de 40 jaar die liggen tussen de Serenade van Michael Haydn en de Eerste symfonie van Carl Maria von Weber verandert, naar de gespeelde werken te oorde len, niet zoveel. Uiteraard een eenzijdig beeld, maar de vrijblij vende blijmoedigheid van het programma, dat wel een uitver kochte zaal trok, wekte door zijn eenvormigheid bij mij een ge voel van verveling. Van de pu bliekstrekkers Mozart, de ge broeders Haydn en Von Weber werden minder bekende werken in een kleine orkestbezetting ge speeld. Mozarts Maurerische Trauer- musik, geschreven een jaar na dat hij tot de Loge der Vrijmetse larij was toegetreden, vormde een wat incongruente aanloop tot de volgende vrolijkheid. An drew Parrott ontpopte zich als een over-enthousiast bewegend slangenmens wiens onverwacht uitschietende bruske gebaren het orkest weliswaar aanvuur den, maar van tijd tot tijd danig in de war brachten. Een onge breideld musiceren met menig glippertje was het onvermijdelij ke gevolg, zowel in Mozart's treurmuziek als in de Symfonie no. 87, één van de zes die Haydn voor het Parijse concertpubliek schreef. Alleen het Adagio ont komt aan de luchthartigheid die te zeer ontaardt in oppervlakkig heid, zelfs bij een vakman als Haydn. Afgezien van de al gesig naleerde onvolkomenheden gaf de blazerssectie weer vele staal tjes van voortreffelijk spel in de vele soli die in dij werk voorko- De Serenata in D van Haydns jongere broer Michael was nog een van de aardigste onderdelen van het programma, eveneens di verterend van karakter maar ver rassend van opbouw. In het eer ste deel is het niet duidelijk waarom hoorn en trombone als solo-instrumenten aangekon digd staan. Het is een dialoog met een concertant karakter, waarin viool, cello en fluit een even groot aandeel hebben als hoorn en trombone. Pas in het concertino, dat uit een langzaam en een snel deel bestaat, treden hoorn en trombone op de voor grond. Peggy Walsh en Michel Tilkin, beiden leden van het or kest, oogstten veel succes met dit muzikanteske stuk. In de be: geleiding nam Andrew Parrott duidelijk gas terug, zodat deze soberder en adequater uitviel. Ook in de Eerste symfonie van Carl Maria von Weber is een be langrijke rol weggelegd voor hout- en koperblazers die met steun van de strijkers naar'harte lust konden musiceren, geleid maar ook vaak afgeleid door de drukgebarende dirigent. Mu ziek, die op den duur wat lang dradig wordt, op zichzelf niet on aardig, rnaar waar je geen noot van bij blijft wanneer je weer op straat staat. MIES ALBARDA In het verhaal is Elaine de les bienne, die Paul als donorvader heeft uitgekozen: niet meer, niet minder - Paul mag zich verder niet met de opvoeding bemoei en. Dat is de rode draad, waarop met allerlei trieste ouder-kind re laties wordt ingespeeld. De WD-wethoudster en de over spannen leraar zijn de ouders van Elaine, die het met zo'n dochter maar moeilijk hebben. Paul had het ook niet gemakke lijk bij zijn steenrijke ouders, die overigens niet ten tonele ver schijnen. Wel speelt De Leeuw zijn (door pa en ma uit sociale overwegingen aangenomen) stiefzusje Sheila, die voor de Un- oxsoep-telefoondienst werkt (één van de weinige echt leuke nummers) en haar kinderen Pris- cilla en Stefano aan Playback- en Soundmixterreur blootstelt. 'Zijn vader heeft hij nooit ge kend, mijn zoon wordt een Jan Lui, Jan Lui' (en dat de nodige keren herhaald); dit soort be woordingen komen voor in een lied, waarin de Leeuw er zijn on genoegen over uitspreekt dat hij bij de opvoeding buitenspel dreigt te worden gezet. De alge mene liefdeloosheid bezingt hij in een lied op tekst van Coot van Doesburgh: "men knabbelt, men grabbelt, men sabbelt niet meer de mannen, de vrouwen, de go zers, de chicks ze vrijen niet meer: 't is neuken of niks". En met een dikke knipoog naar het levenslied zingt hij: je rode rozen zijn nooit aangekomen. Het is eén van de vrolijke nummers, die evenals op overige liedteksten, het thema, als dat zware woord al van toepassing is, nadrukkelijk onderstrepen. Het gaat niet aan om Paul de Leeuw met zijn. populariteit om de oren te slaan; de televisie-op tredens en de theaterprogram ma's staan op zichzelf. Zijn sta tus brengt hem echter wel in de comfortabele positie, dat hij heel wat adviezen en/of tekstmateri aal van professionele zijde had kunnen krijgen. Daarom is het een onnodig gemiste kans, dat 'De Rozebotteltijd' een matig, onrijp produkt is geworden. WIJNAND ZEILSTRA. Paul de Leeuw als José Feliciano: middelbare-scholierenpret. LOS ANGELES (GPD) - De viool virtuoos Jascha Heifetz was een violist die een onuitwisbare indruk maakte op zijn publiek. Maar ook zijn leerlingen raken niet over hem uitgepraat. De Nederlander Chris- tiaan Bor is een van hen. Overigens gaf Heifetz maar aan een zeer be perkt aantal grote talenten les en wie de strenge selectie wist te pas seren, was dus in feite al een violist van betekenis. Heifetz, die eind vorige week in Los Angeles overleed, werd in 1901 in het Litouwse Vilnius geboren. Toen hij drie jaar oud was, raakte hij zijn eerste kleine viooltje aan en twee jaar later werd hij ingeschre ven aan het keizerlijk conservatori um in zijn geboortestad. Hij maak te zulke verbazingwekkende vor deringen dat hij daar als zevenjari ge het Vioolconcert van Mendels sohn speelde. Heifetz, die een van de meest pu re voorbeelden van het verschijn sel wonderkind was, had het geluk bij de grootste vioolpedagoog van dat moment in St. Petersburg, het tegenwoordige Leningrad, te kun nen gaan studeren. Deze Leopold Auer, zelf een leerling van Josef Joachim, kreeg later ook coryfeeën als Elman en Milstein onder zijn hoede. Ondertussen trad Heifetz ook als solist op. Toen hij tien jaar was, Heifetz: 'Er zijn maar twee soor ten muziek: goede en slechte'. (foto ANP) moest hij na een optreden in Odes- sa onder politiebescherming naar het hotel gebracht worden omdat de enthousiaste menigte hem dreigde te verpletteren. In Berlijn maakte Heifetz zijn de buut als dertienjarige, onder de be faamde dirigent Arthur Nikisch. Deze was sprakeloos van bewonde ring over een dergelijk fenomenaal talent. George Bernard Shaw voeg de het jongetje Heifetz eens in de solistenkamer toe: "Als jij God uit daagt door zo bovenmenselijk vol maakt te spelen en Hem jaloers maakt, dan zal je vroeg sterven. Ik adviseer je met klem, iedere nacht voor het slapen gaan een paar foute noten te spelen in plaats van te bid den. Geen normale sterveling kan zich veroorloven, zo vlekkeloos te spelen". Heifetz lijkt het advies te hebben opgevolgd. In 1917 trad Heifetz op in de Ne- wyorkse Carnegie Hall. Acht jaar later werd hij Amerikaans staats burger. Zijn repertoire was gigantisch. Hij was iemand die zich op weinig betreden paden begaf. De Viool concerten van Korngold en Gold- mark zijn daar voorbeelden van. William Walton en Louis Gruen- berg schreven vioolconcerten voor hem en zelf maakte hij talloze be werkingen van stukken die oor spronkelijk voor andere instru menten geschreven werden. Het oordeel van andere grote vio listen over zijn spel laat niets te ra den over. Carl Flesch: "Er zal nooit meer een violist opstaan die zo de perfectie nabij komt". Dav.id Oistrach: "Er zijn vele violisten, er is maar één Heifetz". Pianist Ar thur Rubinstein, met wie hij vaak optrad: "Iemand als Paganini zou bleek van jaloezie zijn biezen pak ken als hij Heifetz had gehoord". Ooit was de violist in Israël nog eens bij een rel betrokken toen hij een compositie van Richard Strauss ten gehore bracht. Een fa naticus sloeg hem met een ijzeren staaf en verwondde de kunstenaar aan een van zijn handen. Strauss zou betrekkingen heben gehad met de nazi's. Heifetz had zich niet ge stoord aan een officieel verzoek in Israël geen muziek van Strauss ten gehore te brengen. Hij vond dat er maar twee soorten muziek waren: goede en slechte. Ben Goerion be tuigde zijn spijt over het incident. De toon van Heifetz was voor een beetje geoefend oor uit duizenden te herkennen. De rhytmische pre cisie van zijn spel en de onderhuid se passie van zijn voordracht - die onder alle omstandigheden onder strenge controle stond - maakten met zijn als uit marmer gehouwen gelaatsuitdrukking Jascha Heifetz tot een fenomeen zoals zich dat misschien eens in de honderd jaar voordoet. Heifetz maakte talloze grammo foonplaten, ook als kamermuziek speler met pianist Arthur Rubin stein, cellist Gregor Piatigorsky en altist William Primrose. Daarvan is in de archieven van de platenmaat schappij RCA zeer veel bewaard gebleven. Ongetwijfeld zullen vele van die opnamen binnenkort weer op de markt komen. Het is de enige manier om nog kennis te kunnen nemen van een violist die zijn leven begon en eindigde als een legende. Expositie met werk van Marina Strumphler, t/m 18 december. LAK- galerie, Cleveringaplaats 1, Leiden. Geopend: ma. t/m vr. van 10.00- 22.00 uur. LEIDEN - In mei van dit jaar gaf de LAK-galerie een voorproefje van het werk van Marina Strumphler tijdens de presenta tie van enkele Leidse galeries in de Waag. De solo-tentoonstelling van deze Amsterdamse kunste nares biedt nu de mogelijkheid om een beter beeld te krijgen van haar activiteiten. Het werken met verschillende technieken en formaten vormt direct al een be wijs van haar veelzijdigheid. Uit de hier gemaakte keuze komt duidelijk naar voren hoe zeer het onderzoek met het spel van lijnen en vormen van belang is voor Strumphlers monumen tale werk. Het grote voorbeeld en tegelijkertijd het middelpunt van deze expositie is de speciaal AMSTERDAM (ANP) - "Amster dam heeft iets van zijn faam als cul turele stad waargemaakt". Die ba lans maakte burgemeester Van Thijn gisteravond op tijdens de feestelijke slotbijeenkomst in het Tropeninstituut van 'Amsterdam, culturele hoofdstad van Europa'. De Nederlandse hoofdstad mocht voor deze gelegenheid gemaakte installatie 'Arbero'. Dit zestien- delige stuk is opgebouwd uit zeefdrukken op textiel, die als kleurrijke vaandels de hoge bin nenstraat van het gebouw sieren. Een andere bijzonderheid van dit kunstwerk is dat het hier om unieke zeefdrukken gaat; met het hier gebruikte procédé kan men niet meer dan een afdruk maken. Marina Strumphlers aandacht voor ritme en beweging in het vrije werk vindt weerklank in de verweving van de kleurpartijen en golvende lijnen in de Arbero- installatie. Naast de serie 'Ritmi sche etudes', is het patroon van verspringende vlakken in een van de gezeefdrukte composities een sterk voorbeeld hiervan. Werken als: 'Plant', 'Stilleven' en 'Marina heeft een tuintje' ma ken duidelijk dat de natuur een zich in 1987 zo noemen. Berlijn is volgend jaar 'Kulturstadt Euro pas'. Van Thijn en ook minister Brink man van cultuur menen dat de beeldvorming rond het evenement in het begin slecht was, maar daar is volgens beide bestuurders in de andere inspiratiebron is. Zowel half-abstracte, half-organische vormen, als een met een fruit- stilleven te associëren olieverf schildering behoren tot deze groep van werken. Marina Strumphler toont zich tenslotte van weer een andere kant in het schilderij 'Twee Vrouwen'. In dit mooie stuk zorgde de plaatsing van de in een sterke contourlijn ingekapselde vormen voor het ontstaan van evenwichtigheid en eenheid tussen de beide panelen. De Arbero-installatie is ook na 18 december te bezichtigen, en wel tot eind januari. Je vraagt je af of een werk dat zo afgestemd is op de afmetingen en werking van de ruimte hier niet een defi nitieve plaats zou moeten krij gen. Het zou een mooie aanwinst zijn voor het universiteitsge bouw. NANCY STOOP. loop van het jaar verandering in ge komen. De minister: "Amsterdam, cultu rele hoofdstad van Europa 1987 heeft kortom een publicitaire om buiging ten goede doorgemaakt". Brinkman leidt dat af uit de "enor me hoeveelheid gunstige kritie ken".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 22