Paul de Leeuw faalt in 'De Rozebotteltijd'
'Cendrillon': pleidooi voor Massenet
Grote Popprijs: parade der middelmatigheid
Heifetz was 'bovenmenselijk' violist
Residentie-Orkest met eenvormig programma
In LAK-galerie
Veelzijdig beeld Marina Strumphler
Einde van Amsterdam Culturele Hoofdstad
PAGINA 22
KUNST
MAANDAG 14 DECEMBER 1987
AMSTERDAM (GPD) - De rock
groep The Riff heeft afgelopen za
terdag in een uitverkocht Paradiso
de Grote Prijs van Nederland ge
wonnen. Terecht. Dit Haagse kwar
tet kon de finale van het nationale
popmuziekconcours regeren als
Eenoog in het land der blinden.
door
Peter Bruyn
Want de triomf van The Riff
wordt overschaduwd door het al
gehele gevoel van misère rond het
instituut 'Grote Prijs'. Telkens
weer resulteert de finale in een pa
rade der middelmatigheid, met een
winnaar die binnen de kortste ke
ren aan de vergetelheid ten prooi
valt.
Je kunt rustig stellen dat de Gro
te Prijs zijn doel: onbekende maar
interessante popbands presente
ren voor een groot publiek en mep-
sen uit de muziekbiz, tot dusverre
gewoon gemist heeft. Ga maar na:
De Nederlandse popbands die de
afgelopen jaren wel in het clubcir
cuit zijn doorgebroken, zoals Claw
Boys Claw, Blue Murder, De Dijk.
Fatal Flowers en Gore, hebben dat
geen van allen aan de Grote Prijs te
danken, terwijl anderzijds geen
van de Prijs-deelnemers een derge
lijke status bereikt heeft.
Mede-organisator Vara zou waar
schijnlijk ook een zinniger bijdrage
leveren aan de promotie van de Ne
derlandse popmuziek door maan
delijks een uurtje onbekende Hol
landse pop op de buis te brengen,
dan met het eenmalige Grote Prijs
verslagje waarmee de liefhebber
het gisteravond moest doen. En -
voorwaar, het cynisme zij geprezen
- het muziekblad Oor zou het hele
concours ongetwijfeld allang tot
'vullis' hebben geschreven als het
tijdschrift niet zelf een van de me
de-organisatoren was.
De belangrijkste oorzaak van het
falen van de Grote Prijs is natuur
lijk, dat je met de gebruikte 'pun-
tenjurering' per definitie de grijze
middenmoot in de finale over
houdt. Want uiteraard zaten er bij
de zevenhonderd aanmeldingen
wel een aantal interessante band
jes. En ook nog bij de 160 groepen
die in de twintig voorronden speel
den. Daarna begint de 'grijze zeef
der middelmaat' te werken en blij
ven de technisch degelijke pop
groepen over, waaraan niemand
zich een buil kan vallen. De 'zeven
en-een-halfjes'.
Maar zo werkt popmuziek - en
kunst überhaupt - niet. Voor pop
muziek hoef je geen wedstrijd te
organiseren. Iedereen die een
bandje begint doet al aan een vorm
van competitie mee, waarbij het
publiek bepaalt wie er wint. Een
competitie waarin de 'Claw Boys',
Dijk, Gore, etc. gewoon de kop
groep vormen.
En het is voor The Riff te hopen,
dat ze die relatieve weelde ook nog
nog eens mogen proeven. De jury,
die dit jaar de opdracht gekregen
had om meer op avontuur, sponta
niteit en lef te letten, schonk hen de
enorme bokaal en de hoofdprijs
van vijfduizend gulden. De in de
blues gewortelde gitaar-hardcore
van het viertal staat ook steviger
dan de rest. Zanger Jeroen van der
Linden heeft nét iets meer sponta
ne branie en dat beetje wereldbe-
stormende, dat rockmuziek moet
hebben.
Dat alles is al veel verder te zoe
ken bij de op Bryan Adams geënte
powerrock van Bo/the Rude uit
Eindhoven en de Groningse ma-
cho-reggaeformatie Johnny Baby
the Liberators, die ook voor een
dub-je op de eerste rang willen zit
ten. Zij mogen de tweede en derde
plaats delen en zullen snel weer
vergeten zijn, net als de overige
deelnemers in de door de Belg Mar
cel Vanthilt losjes aan elkaar ge
babbelde finale. De brave 'Giro-
blauw-past-bij-jou'-pop van Pre-
cense of Mind en de 'vleermuizen-
depro'-mix van Life on Grey leu
nen te veel op lege pose om echt in
druk te maken.
En A. A the Doctors, de gara-
ge-rockabillyformatie van de 41-ja
rige Groningse ex-chemicus Appie
Alberts, tja, die zorgden gewoon
voor het leukste rockkwartiertje.
Daar was iedereen het eigenlijk
wel over eens. Maar je kunt een 41-
jarige toch geen pop-talentenjacht
laten winnen...
Zo was er zaterdagnacht om één
uur wèl een winnaar, maar abso
luut geen echte feeststemming in
Paradiso. Het is maar al te duide
lijk dat deze door 'Melk, de witte
motor' gesponsorde Grote Prijs
niet de aanstormende Joris Drie-
pinters van de Nederlandse pop
muziek oplevert.
Sfeerbeeld uit Massenets lieflijke opera 'Cendrillon'.
'Cendrillon' van Jules Massenet, door
De Nederlandse Opera i.s.m. het Ne
derlands Philharmonisch Orkest. Diri
gent: Henry Lewis. Regie: Gilbert De-
flo. Decors en kostuums: Mauro Pa-
gano. Gezien in Het Muziektheater op
13 december. Volgende voorstellin
gen op 15, 21, 23 en 25 december in
Het Muziektheater en op 18 decem
ber in het Danstheater Den Haag.
AMSTERDAM De verschroei
ende hartstochten uit de Italiaan
se opera vindt men bij Massenet
zelden en ook de met diepere be
tekenissen beladen, symfo
nische aanpak van de Duitse
operawereld is hem vreemd. In
plaats daarvan stelt hij verfijning
en Franse Élégance, die meestal
niet alleen tot uiting komen in de
keuze van zijn onderwerpen,
maar ook in zijn orkestrale kleu
ren. Hij is de onbetwiste groot
meester van het pastelpalet, die
met ragfijne lijnen en vloeiende
melodieen zijn operafiguren -
en vooral de vrouwen onder hen
- gestalte weet te geven.
Voor 'Cendrillon' op basis van
een libretto, dat al even delicaat
is, bijna op het zoetelijke af,
maakte tekstdichter Henri Cain
gebruik van het Assepoester-ver-
haal van Perrault, maar wel al
leen van de lieflijke elementen
daaruit. In mei 1982, tijdeus het
eerste jaar van zijn bewind, pre
senteerde Gerard Mortier in de
Brusselse Muntschouwburg een
modelvoorstelling van dit werk
in een ontwapenende, speelse re
gie van Gilbert Deflo en met een
in overwegend blauwe pasteltin
ten gehouden aankleding van
Mauro Pagano. De overplaatsing
naar de grotere ruimte van Het
Muziektheater was een waag
stuk, maar hoewel onvermijde
lijk iets van de intimiteit verlo
ren ging, bleek de Amsterdamse
voorstelling een geslaagd plei
dooi voor een componist, wiens
werken hier al te weinig worden
opgevoerd. Van groot belang
daarbij bleek de door Henry Le
wis bewerkte muzikale schaal
vergroting. Met het Nederlands
Philharmonisch Orkest wist hij
opvallend veel kleuren uit de
partituur te halen door voortdu
rend bepaalde elementen extra
aan te zetten. In de lyrische pas
sages betekende dat soms een
iets teveel uiteengerekt tempo,
maar waar de muziek een humo
ristisch of feestelijk tintje kreeg,
werden op aanstekelijke wijze al
le registers opengetrokken, zelfs
met het gevaar dat de zang door
het orkest werd afgedekt.
Geheel in dat concept paste de
titelrol van de mezzo-sopraan
Stephanie Friede. Ofschoon zij
aanvankelijk moeite leek te heb
ben met de vloeiende lijnen van
Massenet, groeide zij naar een
dramatisch getinte vertolking
met zoveel warmte in haar voor
dracht, dat het gevaar van een
bloedeloze, zoetelijke voorstel
ling alleen al daardoor van de
baan was. Betrouwbaar maar een
beetje bleek klonk daarnaast de
Prince Charmant van Robynne
Redmon, die bovendien niet he
lemaal beantwoordde aan de
door Massenet voor deze traves-
tierol gestelde fysieke eisen.
Wendy Hill bleek een charmante
sprookjesfee, hoewel niet be
paald etherisch van stemklank,
en de door Roger Soyer stijlvol
neergezette Pandolphe miste de
bofthommie die Jules Bastin in
deze vaderrol onvergetelijk
maakten. Een verrukkelijke ver
rassing: de alt Rita Gorr, ooit een
van de grote sterren van de inter
nationale operawereld, nu als de
bazige stiefmoeder een karakter-
speelster van de bovenste plank.
PAUL KORENHOF
'De Rozebotteltijd' van en door Paul
de Leeuw. Muzikale begeleiding-
Elaine Baanders. Regie: Kees Prins.
Coaching: Anke Groot. Gezien op 13
december in de Leidse schouwburg.
LEIDEN - Noem de naam Paul
de Leeuw, en hele volksstam
men roepen: Meneer van Héü-
mén. ik ben er klaar voor! Met die
loden last van televisiepopulari-
teit zal De Leeuw in zijn theater
activiteiten nog wel het nodige te
stellen krijgen. Wie namelijk op
de gevierde Sterrenslag-reporter
afkomt, kan alleen maar teleur
gesteld zijn - dit overigens ter ge
ruststelling van zijn theaterfans.
Het hoort allemaal bij de storm
achtige carrière van Paul de
Leeuw, wiens eerste solopro
gramma 'Stel moeder niet teleur'
precies twee jaar geleden in pre
mière ging. Waardering alom
voor de toen nog nauwelijks be
kende debutant.
Velen keken dan ook met gro
te belangstelling uit naar zijn
nieuwe programma, dat gister
avond in een meer dan voledig
uitverkochte Leidse schouw
burg officieel zijn première be
leefde. Het lukte hem echter niet
de kwaliteit van het eerste pro
gramma te overtreffen, ja zelfs
niet om dat niveau te evenaren.
Alleen al de verschillende rollen,
die hij speelt, zijn hier geen rake
typeringen meer maar slechts
fletse typetjes. De WD-wet-
houdster van Alle Zaken bijvoor
beeld is nauwelijks meer dan een
karikatuur, die ook nog eens veel
te lang aan het woord blijft.
Vooral ook de omstandige ma
nier waarop dit typetje geïntro
duceerd wordt, is ronduit klun
zig. Het gaat ten koste van de
vaart van het programma, die ze
ker vóór de pauze zeer te wensen
overlaat; daarna wordt het wat
beter.
In de rol van haar man, de op
non-actief gestelde leraar ge
schiedenis laat De Leeuw op
geen enkele manier het schrij
nende van zo'n persoonlijke tra
gedie zien. Er is een interessante
aanzet, een mooi beeld, maar dat
wordt door overdrijving teniet
gedaan. Bijna aan het eind van
het programma volgt nog een
persiflage op een José Feliciano -
soundmixer. De obligate grap
pen over blinde artiesten en de
tekst van het lied (in plaats van
Que sera: Altijd sla) zijn hooguit
als middelbare scholierenpret te
kwalificeren.
Zoals tegenwoordig gebruike
lijk, worden de verschillende
nummers aan een verhaalli jn op
gehangen. Via enkele tijdrek-
kende omwegen begint De
Leeuw te vertellen, hoe hij zijn
pianiste in een café heeft ont
moet. Elaine Baanders krijgt
daarme een rol in het program
ma toebedeeld, waarmee ze niet
goed raad lijkt te weten. Als het
dan ook nog "zogenaamd" tot
een scheldpartij komt, bevestigt
dat eens te maar de indruk, de De
Leeuw zelf of zijn regisseur de
pianiste tegen deze rolbijdrage in
bescherming hadden moeten ne-
Residentie-Orkest o.l.v. Andrew Par-
rott met werken van Mozart, Josef en
Michael Haydn en Von Weber. Solis
ten: Peggy Walsh (hoorn) en Michel
Tilkin (trombone). Uitgevoerd in de
Stadsgehoorzaal op 12 december.
Het orkest dat zoveel originali
teit in zijn programma's doet had
ditmaal vier werken uit een ui
terst klein segmentje van de mu
ziekgeschiedenis bij elkaar ge
zet. In de 40 jaar die liggen tussen
de Serenade van Michael Haydn
en de Eerste symfonie van Carl
Maria von Weber verandert, naar
de gespeelde werken te oorde
len, niet zoveel. Uiteraard een
eenzijdig beeld, maar de vrijblij
vende blijmoedigheid van het
programma, dat wel een uitver
kochte zaal trok, wekte door zijn
eenvormigheid bij mij een ge
voel van verveling. Van de pu
bliekstrekkers Mozart, de ge
broeders Haydn en Von Weber
werden minder bekende werken
in een kleine orkestbezetting ge
speeld.
Mozarts Maurerische Trauer-
musik, geschreven een jaar na
dat hij tot de Loge der Vrijmetse
larij was toegetreden, vormde
een wat incongruente aanloop
tot de volgende vrolijkheid. An
drew Parrott ontpopte zich als
een over-enthousiast bewegend
slangenmens wiens onverwacht
uitschietende bruske gebaren
het orkest weliswaar aanvuur
den, maar van tijd tot tijd danig
in de war brachten. Een onge
breideld musiceren met menig
glippertje was het onvermijdelij
ke gevolg, zowel in Mozart's
treurmuziek als in de Symfonie
no. 87, één van de zes die Haydn
voor het Parijse concertpubliek
schreef. Alleen het Adagio ont
komt aan de luchthartigheid die
te zeer ontaardt in oppervlakkig
heid, zelfs bij een vakman als
Haydn. Afgezien van de al gesig
naleerde onvolkomenheden gaf
de blazerssectie weer vele staal
tjes van voortreffelijk spel in de
vele soli die in dij werk voorko-
De Serenata in D van Haydns
jongere broer Michael was nog
een van de aardigste onderdelen
van het programma, eveneens di
verterend van karakter maar ver
rassend van opbouw. In het eer
ste deel is het niet duidelijk
waarom hoorn en trombone als
solo-instrumenten aangekon
digd staan. Het is een dialoog
met een concertant karakter,
waarin viool, cello en fluit een
even groot aandeel hebben als
hoorn en trombone. Pas in het
concertino, dat uit een langzaam
en een snel deel bestaat, treden
hoorn en trombone op de voor
grond. Peggy Walsh en Michel
Tilkin, beiden leden van het or
kest, oogstten veel succes met
dit muzikanteske stuk. In de be:
geleiding nam Andrew Parrott
duidelijk gas terug, zodat deze
soberder en adequater uitviel.
Ook in de Eerste symfonie van
Carl Maria von Weber is een be
langrijke rol weggelegd voor
hout- en koperblazers die met
steun van de strijkers naar'harte
lust konden musiceren, geleid
maar ook vaak afgeleid door de
drukgebarende dirigent. Mu
ziek, die op den duur wat lang
dradig wordt, op zichzelf niet on
aardig, rnaar waar je geen noot
van bij blijft wanneer je weer op
straat staat.
MIES ALBARDA
In het verhaal is Elaine de les
bienne, die Paul als donorvader
heeft uitgekozen: niet meer, niet
minder - Paul mag zich verder
niet met de opvoeding bemoei
en. Dat is de rode draad, waarop
met allerlei trieste ouder-kind re
laties wordt ingespeeld. De
WD-wethoudster en de over
spannen leraar zijn de ouders
van Elaine, die het met zo'n
dochter maar moeilijk hebben.
Paul had het ook niet gemakke
lijk bij zijn steenrijke ouders, die
overigens niet ten tonele ver
schijnen. Wel speelt De Leeuw
zijn (door pa en ma uit sociale
overwegingen aangenomen)
stiefzusje Sheila, die voor de Un-
oxsoep-telefoondienst werkt
(één van de weinige echt leuke
nummers) en haar kinderen Pris-
cilla en Stefano aan Playback- en
Soundmixterreur blootstelt.
'Zijn vader heeft hij nooit ge
kend, mijn zoon wordt een Jan
Lui, Jan Lui' (en dat de nodige
keren herhaald); dit soort be
woordingen komen voor in een
lied, waarin de Leeuw er zijn on
genoegen over uitspreekt dat hij
bij de opvoeding buitenspel
dreigt te worden gezet. De alge
mene liefdeloosheid bezingt hij
in een lied op tekst van Coot van
Doesburgh: "men knabbelt, men
grabbelt, men sabbelt niet meer
de mannen, de vrouwen, de go
zers, de chicks ze vrijen niet
meer: 't is neuken of niks". En
met een dikke knipoog naar het
levenslied zingt hij: je rode rozen
zijn nooit aangekomen. Het is
eén van de vrolijke nummers, die
evenals op overige liedteksten,
het thema, als dat zware woord al
van toepassing is, nadrukkelijk
onderstrepen.
Het gaat niet aan om Paul de
Leeuw met zijn. populariteit om
de oren te slaan; de televisie-op
tredens en de theaterprogram
ma's staan op zichzelf. Zijn sta
tus brengt hem echter wel in de
comfortabele positie, dat hij heel
wat adviezen en/of tekstmateri
aal van professionele zijde had
kunnen krijgen. Daarom is het
een onnodig gemiste kans, dat
'De Rozebotteltijd' een matig,
onrijp produkt is geworden.
WIJNAND ZEILSTRA.
Paul de Leeuw als José Feliciano: middelbare-scholierenpret.
LOS ANGELES (GPD) - De viool
virtuoos Jascha Heifetz was een
violist die een onuitwisbare indruk
maakte op zijn publiek. Maar ook
zijn leerlingen raken niet over hem
uitgepraat. De Nederlander Chris-
tiaan Bor is een van hen. Overigens
gaf Heifetz maar aan een zeer be
perkt aantal grote talenten les en
wie de strenge selectie wist te pas
seren, was dus in feite al een violist
van betekenis.
Heifetz, die eind vorige week in
Los Angeles overleed, werd in 1901
in het Litouwse Vilnius geboren.
Toen hij drie jaar oud was, raakte
hij zijn eerste kleine viooltje aan en
twee jaar later werd hij ingeschre
ven aan het keizerlijk conservatori
um in zijn geboortestad. Hij maak
te zulke verbazingwekkende vor
deringen dat hij daar als zevenjari
ge het Vioolconcert van Mendels
sohn speelde.
Heifetz, die een van de meest pu
re voorbeelden van het verschijn
sel wonderkind was, had het geluk
bij de grootste vioolpedagoog van
dat moment in St. Petersburg, het
tegenwoordige Leningrad, te kun
nen gaan studeren. Deze Leopold
Auer, zelf een leerling van Josef
Joachim, kreeg later ook coryfeeën
als Elman en Milstein onder zijn
hoede.
Ondertussen trad Heifetz ook als
solist op. Toen hij tien jaar was,
Heifetz: 'Er zijn maar twee soor
ten muziek: goede en slechte'.
(foto ANP)
moest hij na een optreden in Odes-
sa onder politiebescherming naar
het hotel gebracht worden omdat
de enthousiaste menigte hem
dreigde te verpletteren.
In Berlijn maakte Heifetz zijn de
buut als dertienjarige, onder de be
faamde dirigent Arthur Nikisch.
Deze was sprakeloos van bewonde
ring over een dergelijk fenomenaal
talent. George Bernard Shaw voeg
de het jongetje Heifetz eens in de
solistenkamer toe: "Als jij God uit
daagt door zo bovenmenselijk vol
maakt te spelen en Hem jaloers
maakt, dan zal je vroeg sterven. Ik
adviseer je met klem, iedere nacht
voor het slapen gaan een paar foute
noten te spelen in plaats van te bid
den. Geen normale sterveling kan
zich veroorloven, zo vlekkeloos te
spelen". Heifetz lijkt het advies te
hebben opgevolgd.
In 1917 trad Heifetz op in de Ne-
wyorkse Carnegie Hall. Acht jaar
later werd hij Amerikaans staats
burger.
Zijn repertoire was gigantisch.
Hij was iemand die zich op weinig
betreden paden begaf. De Viool
concerten van Korngold en Gold-
mark zijn daar voorbeelden van.
William Walton en Louis Gruen-
berg schreven vioolconcerten voor
hem en zelf maakte hij talloze be
werkingen van stukken die oor
spronkelijk voor andere instru
menten geschreven werden.
Het oordeel van andere grote vio
listen over zijn spel laat niets te ra
den over. Carl Flesch: "Er zal nooit
meer een violist opstaan die zo de
perfectie nabij komt". Dav.id
Oistrach: "Er zijn vele violisten, er
is maar één Heifetz". Pianist Ar
thur Rubinstein, met wie hij vaak
optrad: "Iemand als Paganini zou
bleek van jaloezie zijn biezen pak
ken als hij Heifetz had gehoord".
Ooit was de violist in Israël nog
eens bij een rel betrokken toen hij
een compositie van Richard
Strauss ten gehore bracht. Een fa
naticus sloeg hem met een ijzeren
staaf en verwondde de kunstenaar
aan een van zijn handen. Strauss
zou betrekkingen heben gehad met
de nazi's. Heifetz had zich niet ge
stoord aan een officieel verzoek in
Israël geen muziek van Strauss ten
gehore te brengen. Hij vond dat er
maar twee soorten muziek waren:
goede en slechte. Ben Goerion be
tuigde zijn spijt over het incident.
De toon van Heifetz was voor een
beetje geoefend oor uit duizenden
te herkennen. De rhytmische pre
cisie van zijn spel en de onderhuid
se passie van zijn voordracht - die
onder alle omstandigheden onder
strenge controle stond - maakten
met zijn als uit marmer gehouwen
gelaatsuitdrukking Jascha Heifetz
tot een fenomeen zoals zich dat
misschien eens in de honderd jaar
voordoet.
Heifetz maakte talloze grammo
foonplaten, ook als kamermuziek
speler met pianist Arthur Rubin
stein, cellist Gregor Piatigorsky en
altist William Primrose. Daarvan is
in de archieven van de platenmaat
schappij RCA zeer veel bewaard
gebleven. Ongetwijfeld zullen vele
van die opnamen binnenkort weer
op de markt komen. Het is de enige
manier om nog kennis te kunnen
nemen van een violist die zijn leven
begon en eindigde als een legende.
Expositie met werk van Marina
Strumphler, t/m 18 december. LAK-
galerie, Cleveringaplaats 1, Leiden.
Geopend: ma. t/m vr. van 10.00-
22.00 uur.
LEIDEN - In mei van dit jaar gaf
de LAK-galerie een voorproefje
van het werk van Marina
Strumphler tijdens de presenta
tie van enkele Leidse galeries in
de Waag. De solo-tentoonstelling
van deze Amsterdamse kunste
nares biedt nu de mogelijkheid
om een beter beeld te krijgen van
haar activiteiten. Het werken
met verschillende technieken en
formaten vormt direct al een be
wijs van haar veelzijdigheid.
Uit de hier gemaakte keuze
komt duidelijk naar voren hoe
zeer het onderzoek met het spel
van lijnen en vormen van belang
is voor Strumphlers monumen
tale werk. Het grote voorbeeld en
tegelijkertijd het middelpunt
van deze expositie is de speciaal
AMSTERDAM (ANP) - "Amster
dam heeft iets van zijn faam als cul
turele stad waargemaakt". Die ba
lans maakte burgemeester Van
Thijn gisteravond op tijdens de
feestelijke slotbijeenkomst in het
Tropeninstituut van 'Amsterdam,
culturele hoofdstad van Europa'.
De Nederlandse hoofdstad mocht
voor deze gelegenheid gemaakte
installatie 'Arbero'. Dit zestien-
delige stuk is opgebouwd uit
zeefdrukken op textiel, die als
kleurrijke vaandels de hoge bin
nenstraat van het gebouw sieren.
Een andere bijzonderheid van
dit kunstwerk is dat het hier om
unieke zeefdrukken gaat; met
het hier gebruikte procédé kan
men niet meer dan een afdruk
maken.
Marina Strumphlers aandacht
voor ritme en beweging in het
vrije werk vindt weerklank in de
verweving van de kleurpartijen
en golvende lijnen in de Arbero-
installatie. Naast de serie 'Ritmi
sche etudes', is het patroon van
verspringende vlakken in een
van de gezeefdrukte composities
een sterk voorbeeld hiervan.
Werken als: 'Plant', 'Stilleven'
en 'Marina heeft een tuintje' ma
ken duidelijk dat de natuur een
zich in 1987 zo noemen. Berlijn is
volgend jaar 'Kulturstadt Euro
pas'.
Van Thijn en ook minister Brink
man van cultuur menen dat de
beeldvorming rond het evenement
in het begin slecht was, maar daar
is volgens beide bestuurders in de
andere inspiratiebron is. Zowel
half-abstracte, half-organische
vormen, als een met een fruit-
stilleven te associëren olieverf
schildering behoren tot deze
groep van werken. Marina
Strumphler toont zich tenslotte
van weer een andere kant in het
schilderij 'Twee Vrouwen'. In dit
mooie stuk zorgde de plaatsing
van de in een sterke contourlijn
ingekapselde vormen voor het
ontstaan van evenwichtigheid en
eenheid tussen de beide panelen.
De Arbero-installatie is ook na
18 december te bezichtigen, en
wel tot eind januari. Je vraagt je
af of een werk dat zo afgestemd
is op de afmetingen en werking
van de ruimte hier niet een defi
nitieve plaats zou moeten krij
gen. Het zou een mooie aanwinst
zijn voor het universiteitsge
bouw.
NANCY STOOP.
loop van het jaar verandering in ge
komen.
De minister: "Amsterdam, cultu
rele hoofdstad van Europa 1987
heeft kortom een publicitaire om
buiging ten goede doorgemaakt".
Brinkman leidt dat af uit de "enor
me hoeveelheid gunstige kritie
ken".