Pensioenwet: lapmiddel Gewraakte breuk wordt wel gelijmd maar niet geheeld I ZATERDAG 28 NOVEMBER 1987 EXTRA ^^BJJLAG^MHIETLEIDSCH/ALPHEN^AGBWD PAGINA 21 Met ingang van 1 augustus is na jarenlang politiek touwtrekken de nieuwe pensioen- en spaarfondsenwet in werking getreden. Voordien kon iemand die van baan veranderde pijnlijk worden verrast door een tamelijk kostbare 'pensioenbreuk'. Een veelal gebrekkig inzicht in de wirwar van bestaande regels leidde vaak pas op 65-jarige leeftijd tot de constatering dat een hoger salaris niet vanzelfsprekend een even aantrekkelijk pensioen tot gevolg had. In die toestand is thans enige verandering gekomen, hoewel de onlangs omarmde wetgeving voor velen te laat is gekomen. door Gerard van Putten De meerderheid van de beroeps bevolking is geneigd het pen sioenreglement dat in de regel keurig door de werkgevers wordt uitgereikt ergens onderin een voorlopig niet meer te openen la te verstoppen. De weerzin tegen de woordenbrij die is ondergebracht onder een impo sante reeks van artikelen, paragrafen en voetnoten is veelal groot. Wie al de ambitie heeft zich in de ingewikkelde materie te verdiepen, wordt daartoe meestal de moed ontnomen na lezing van bijvoorbeeld de volgende tekst, ontleend aan een willekeurig pen sioenreglement. Daarin staat onder meer: "In de eerste plaats voor de op trek van de opgebouwde aanspraken van de deelnemers over verstreken dienstjaren volgens de normen van artikel 7 op basis van de laatst gelden de pensioenregelingdie op 1 januari van enig jaar 55 jaar of ouder zijn, al leen de algemene salarisverhogingen op basis van de indexcijfers als be doeld in artikel 3 lid 2 in aanmerking worden genomen". Onwetendheid Een volzin als deze schenkt de doorsnee werknemer vermoedelijk weinig helderheid. En de ervaring heeft geleerd dat het vele pensioen deskundigen kennelijk niet gegeven is om tijdens hun bedrijfsbezoeken voldoende afstand te nemen van het vakjargon dat hun wel vertrouwd is, maar dat door de meeste pensioenge rechtigden als geheimtaal wordt be luisterd. Derhalve beantwoorden der gelijke voorlichtingsmiddagen helaas sporadisch aan hun doel. Het is wellicht daarom dat talloze werknemers er maar op vertrouwen dat "het wel goed zal zitten met dat pensioen", zoals anderen het pro bleem voor zich uitschuiven door op te merken dat de pensioengerechtig de leeftijd ("als ik die al haal") nog veraf ligt. De Leiderdorpse pensioenadviseur Michel Verheij schat dat hooguit één procent van de beroepsbevolking enig benul heeft van de werking van het pensioenstelsel. Hij is er stellig van overtuigd dat er profijt is getrok ken van die massale onwetendheid. De naam van het verzekeringscon cern Centraal Beheer valt in dat ver band. Ooit dekte dat bedrijf het ver lies dat was geleden op de onroerend goedmarkt met een deel van het ver mogen van de pensioenen. Die ma noeuvre werd afgewenteld op de ver zekerden, die een hogere premie kre gen opgelegd. Verheij: "In deze bran che dacht iedereen dat daar forse kri tiek op zou komen. Maar nee, er is in het geheel niet op gereageerd. Ge woon omdat de meeste mensen er uit pure onwetendheid wel van uitgaan dat het allemaal wel zal klopen. Slapers Hoe ingewikkeld de materie velen voorkomt moge ook blijken uit het feit dat de politiek in samenspraak met vertegenwoordigers van de Soci aal Economische Raad, de werkge vers- en werknemersbonden en de Stichting van de Arbeid dik achttien jaar nodig heeft gehad om de Pen sioen- en Spaarfondsenwet op de sa menleving los te laten. Waarbij som mige volksvertegenwoordigers tij dens de debatten over dit onderwerp meer dan eens de vraag hebben opge worpen of ze wel goed wisten waar over ze spraken. Het voornaamste knelpunt van de oeverioze discussies vormde telkens het probleem van de 'slapers'. Van de pensioengerechtigde werknemers, wier pensioen dat was opgebouwd bij hun voormalige werkgever als gevolg van baanverandering als het ware be vroren raakte. De meeste pensioenen worden op gebouwd overeenkomstig de 'gemid delde salarisregeling', een stelsel dat in de jaren vijftig is ontworpen. Krachtens die regeling wordt ieder jaar 1,75 procent van het salaris toege kend als pensioen, zodat na veertig dienstjaren een maximum-pensioen kan worden bereikt van zeventig pro cent van het gemiddeld genoten sala ris minus het z.g.' franchise-bedrag (thans 20.000 gulden) van de Alge mene Ouderdoms Wet. De pensioengrondslag van een af zwaaier die gedurende zijn veertigja rige loopbaan bij een en dezelfde werkgever een gemiddeld jaarsalaris van 40.000 gulden genoot, bedraagt derhalve 40 x 1,75 procent van 40.000 gulden minus 20.000 gulden (het fran- chisebedrag oftewel de jaaruitkering aow) 14.000 gulden. Tegenover die pensioengrondslag staat de verplich ting die pensioensfondsen hebben om de verzekerde na zijn pensione ring een 'levenslange' uitkering te verstrekken, die volgens een vaste norm ('rekenrente') wordt berekend. De ambtenaren zijn met betrekking tot hun pensioenaanspraken altijd be ter af geweest dan de werknemers die in de particuliere sector actief zijn. Na het bereiken van de pensioengerech tigde leeftijd ontvangen zij een pen sioenuitkering die haar grondslag heeft op zeventig procent van het laatstgenoten salaris. Ambtenaren Feitelijk het enige waarover een overheidsdienaar zich vlak voor zijn afscheid zou kunnen opwinden, is een misgelopen promotie. Want het maakt op de pensioenuitkering maan delijks ruwweg honderd gulden uit of een commies in z'n laatste werkjaar wordt bevorderd tot commies A dan wel tot zijn vertrek in de rang van commies blijft ingeschaald. Dat de overheidspensioenen bovendien nog waardevast zijn, niet onderhevig aan inflatie, accentueert nog de bevoor rechte positie waarin de gepensio neerde ambtenaar verkeert. De bedrijfspensioenen hebben een geïndexeerde waarde, zolang de pen sioengerechtigde bij dezelfde werk gever blijft. Maar degene die na ver loop van tijd kiest voor een andere werkkring, gaat ook over naar een an der pensioenfonds. Tot voor kort be tekende dat voor de werknemer die van baan veranderde, dat hij eigenlijk opnieuw moest gaan beginnen met het betalen van pensioen. Eenvoudig omdat de werkgevers die bereid wa ren de 'oude' pensioenrechten in z'n geheel over te nemen op de vingers van één hand waren te tellen waren. Verheij: "Daarvoor valt natuurlijk het een en ander te zeggen, want elk bedrijfspensioenfonds had z'n eigen regeling. Vandaar dat het slechts bij hoge uitzondering voorkwam dat een nieuwe werkgever de oude pensioen rechten wilde overnemen. En dat kostte die werkgever het nodige. Im mers, iemand die op de dag van ver trek bij zijn oude werkgever een be paald salaris verdiende, kon niet zeg gen dat hij over dèt bedrag ook vol doende pensioenpremie had betaald. Vanaf het moment dat-ie pensioen is gaan betalen is hij in fasen naar dat sa laris gegroeid. Ervan uitgaande dat het salaris van die werknemer in vijf jaar van 30.000 naar 35.000 gulden is opgelopen, is er ieder jaar telkens 1,75 procent van die tussenliggende sala rissen gereserveerd voor het pen sioen. Om de oude pensioenrechten van de werknemer in het nieuwe pen sioenfonds onder te brengen, had de nieuwe werkgever dus een forse bij betaling moeten doen. En dat zou on der normale omstandigheden, in het geval van een behoorlijke salarisver- betering alleen maar meer zijn gewor den". Onbespreekbaar Het laat zich veronderstellen dat talloze chefs personeelszaken tot voor kort het onderwerp pensioen (en dan zeker de overname van oude pen sioenrechten) tijdens sollicitatiege sprekken zelden aansneden. En maar weinig sollicitanten ook zullen in hun gesprekken met de nieuwe werkge ver dit thema hebben aangeroerd. Deels uit onwetendheid, deels omdat men ervan uitging dat het thema 'pen sioenovername' voor de nieuwe werk gever onbespreekbaar was, en niet in de laatste plaats omdat men zich voel de gelokt door het betere salaris of de grotere carrièremogelijkheden die de nieuwe werkgever bood. Dat aan al die voordelen ook een nadeel zat be gon vaak vele jaren later te leven. Op de dag van pensionering. Soms kan dat een pijnlijke ervaring zijn, zoals afgelopen voorjaar in de dagbladen viel te lezen. Berend Bloemsma werd daarin opgevoerd als de secretaris van de Vereniging Aan pak Pensioenbreuk. Voor zijn pensio nering bekleedde hij topfuncties bij een drietal werkgevers. Zijn levens stijl had Bloemsma aangepast aan zijn topinkomen; onder meer door een villa aan te kopen. Een half jaar voordat hij met 'functioneel leeftijds ontslag' ging sloeg Bloemsma aan het rekenen. Hij kwam toen tot de slot som dat die vroeger zo als aantrekke lijk ervaren overstapjes ("alleen m'n carrière interesseerde mij") van het ene naar het andere concern hem ach teraf een uitgekleed pensioen in het vooruitzicht stelden. De consequen tie daarvan is dat Bloemsma zijn villa in de verkoop heeft moeten doen. Pensioenadviseur Verheij acht dit geval een treffend voorbeeld van het ontstellende gebrek aan inzicht in de wirwar van pensioenregels. Voor Ver heij is het een zekerheid dat de man een lijfrenteverzekering had afgeslo ten, als hij tevoren had geweten welke klappen hij had kunnen krijgen van al die pensioenbreuken. Aanslag Verheij legt met een simpel voor beeld uit waarom die pensioenbreuk zo'n aanslag op de pensioenrechten kon plegen. "Voor degene die op z'n vijfentwintigste bij een werkgever is begonnen met het betalen van pen sioenpremie en die vijf jaar later een andere baan aannam, kwam het er op neer dat hij van zijn oude baas een premievrije polis meekreeg van 8,75 procent van het gemiddelde salaris dat hij gedurende die vijf dienstjaren ontving. En dat bedrag bleef dat be drag, het onderging van z'n dertigste tot aan z'n vijfenzestigste geen enkele wijziging meer. Het gevolg: op het moment van uitkering vertegenwoor digde dat in vijf jaar opgebouwde pensioen geen fractie van de waarde die het in de tijd van premiebetaling had. Er werd geen inflatiecorrectie op toegepast en de rente die uit dat be drag voortvloeide kwam geheel ten goede aan het pensioenfonds c.q. de verzekeraar". Het staat vast dat de pensioenfond sen, de verzekeringsmaatschappijen die de pensioenen in hun portefeuil les hebben en andere beleggings maatschappijen in het verleden mil jarden guldens winst hebben overge houden aan de zogeheten 'slapende' pensioenen. Niet alleen door de pen sioenbreuken die ontstonden na wis seling van werkgever, maar ook door de immense groei van het leger werk lozen. Het gezamenlijke vermogen van de pensioenfondsen wordt thans ge schat op rond 400 miljard gulden. Hoe bekaaid intussen de pensioenbreuke- ling er ten opzichte van een vergelijk bare collega met meer 'zitvlees' afkon komen, laat zich door het volgende re kensommetje verduidelijken. In dit voorbeeld wordt dan nog uitgegaan van de gunstige situatie van twee werkgevers die zich houden aan het z.g. 'eindsalarissysteem' oftewel final pay-stelsel. Dief Een verhaaltje ter illustratie; de hoofdspelers danken hun bestaan aan de fantasie. Werknemer Van den Borgt besloot vorig jaar op 45-jarige leeftijd te switchen van werkgever De Bruin naar werkgever Tazelaar. Werk nemer Van den Borgt nam genoegen met hetzelfde salaris (50.000 gulden), omdat hij niet langer met De Bruin overweg kon. In zijn nieuwe werkom geving voelde en voelt Van den Borgt zich op zijn gemak, waarbij hij wel de gedachte moet verdringen dat hij met zijn overstap naar Tazelaar in wezen een dief van zijn eigen portemonnee is geweest. Ook al zal hij volgens de normale carrièreplanning bij diezelf de Tazelaar dan doorgroeien naar een eindsalaris van 80.000 gulden. Het pensioenverlies dat Van den Borgt door zijn overstapje zal moeten lijden, kan als volgt worden bere kend: Pensioen bij De Bruin: 20 x 1,75 van 50.000 minus 20.000 gulden fran chise 10.500 gulden. Pensioen bij Tazelaar, ervan uit gaande dat hij op z'n pensioengerech tigde leeftijd een jaarsalaris van 80.000 gulden ontvangt: 20 x 1,75 van 80.000 minus 20.000 gulden 21.000 gulden. Zou hij bij De Bruin zijn gebleven, dan had Van den Borgt in het geval van een gelijkwaardige loopbaan een pensioengrondslag van 70 procent van 80.000 minus 20.000 42.000 gul den hebben opgebouwd. Het verlies als gevolg van de pensioenbreuk be draagt derhalve 10.500 gulden. Voor Van den Borgt mag het dan nog een schrale troost zijn dat de pen sioenbreuk nog scherper kan insnij den op het huishoudbudget van ge pensioneerden. Bijvoorbeeld als het pensioenfonds van de nieuwe werk gever een volstrekt ander financie ringssysteem hanteert dan de maat schappij waarbij de oude werkgever de pensioenen had ondergebracht. En ook indien er geen eindsalarissys teem wordt nagevolgd (zoals in het geval Van den Borgt) laat de pen sioenbreuk zich behoorlijk gevoelen. Onrecht Niet alleen door de leden van de Vereniging Aanpak Pensioenbreuk - een club van mensen die zich bena deeld voelt door de pensioenbreuk - werd (en wordt nog steeds) het ver schijnsel van de pensioenbreuk als een onrecht ervaren. Ook vanuit de politiek, de Stichting van de Arbeid, vanuit de SER, vanuit werkgevers- en werknemerskringen en vanuit de groep van verzekeraars vielen bij tijd en wijle geluiden van medeleven te beluisteren. Maar niemand voelde er voor om op te draaien voor een volledige financië le vergoeding van de schade van de pensioenbreuk. De werkgevers niet, omdat ze bij instemming met een der gelijke regeling niet ten onrechte vreesden voor een naderend faillisse ment. De verzekeraars en pensioens fondsen stonden ook niet te trappe len, omdat het verschijnsel van de pensioenbreuk jaarlijks ettelijke mil joenen guldens aan rente oplevert. En zekere andere overlegpartners werk ten al evenmin met overgave mee aan een wet die het euvel van 'slapende' pensioenen bevredigend zou oplos sen. Volgens ingewijden, omdat een aantal van die heren belang had bij het welvaren van de verzekerings maatschappijen. De ene politicus vanwege een commissariaat; een an der onderhield zelfs een zodanige re latie met een concern dat-ie uiteinde lijk maar besloot er directeur te wor den. Los daarvan is de Pensioen- en Spaarfondsenwet, na een proces van achttien jaar aantrekken en afstoten, op 1 augustus van kracht geworden. Over de vier interim-rapporten die tussentijds zijn verschenen praat nie mand meer. Wat dat betreft is de la ge duldig. Wrang De nieuwe pensioen- en spaarfond senwet beoogt een maatschappelijke oplossing te zijn voor het verschijnsel van de pensioenbreuk. Of, zoals de wet is gelanceerd in het Nederlands dat blijkbaar door de beleidsambte naren van het ministerie van sociale zaken wordt gesproken: "Om ver schillen bij premievrijmaking zonder èn met bijstorting te voorkomen, is besloten dat pensioenverzekeringen bij premievrijmaking in de bedrijfs winst blijven delen. Deze maatregel gaat in op de ingangsdatum van de nieuwe wetgeving en geldt voor alle gevallen die na de invoering optre den". Voor degenen die vóór 1 augustus al het twijfelachtige genoegen hadden een slapend pensioen te bezitten, is het een wrange constatering dat hun pensioen gewoon verder slaapt. "Ove rigens heeft deze wet het probleem van de pensioenbreuk niet helemaal de wereld uit geholpen", concludeert Verheij. Wel deelt de nieuwe genera tie 'slapers', de mensen die nu hun maatschappelijke ambities willen na jagen bij een andere patroon, voor een zeker deel mee in de winst die de ver zekeringen en pensioenfondsen over houdt aan 'slapende' pensioenen. De gezamenlijke verzekeraars gaan in be ginsel uit van een rendement van vier procent. De peildatum is 31 decem ber. Blijkt op die datum echter dat het rendement in werkelijkheid acht pro cent is geweest, dan valt overeenkom stig de statuten tachtig procent van de meeropbrengst (in dit geval dus vier procent) toe aan de polishouders. "Voor vele mensen zal het met een slapend pensioen dan nóg geen vet pot worden", voorspelt Verheij, "maar in elk geval gaat het bedrag wel steeds omhoog. Kijk, ideaal krijg je het natuurlijk nooit. Zeker in een tijd waarin deskundigen voortuitlopend op de vergrijzing van de bevolking zich hardop afvragen of de aow wel blijvend valt te financieren, moetje in alle realiteit vaststellen dat een totale oplossing van de pensioenbreuk fi nancieel onhaalbaar is". De Leiderdorpse pensioenadviseur Michel Verheij: "Een totale oplos sing van de pensioenbreuk is financieel onhaalbaar", (foto wim Dijkman» t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 21