Computer in de klas doet nog weinig
•iisnum
Van piloot tot systeembeheerder
Gebrek aan goede programma's belangrijk struikelblok
Computer en beeldscherm beheersen de moderne cockpit
Tot voor kort stonden
computers vrijwel werkloos in
de hoek van het klaslokaal.
Met veel enthousiasme door
de scholen aangeschaft,
maar het gebruik bleek weer
een heel ander verhaal. De
middelbare scholen hebben
de handen nu echter ineen
geslagen: met een
gezamenlijk project gaat men
de chaos te lijf.
'Na geruime tijd pionieren op com
putergebied in het basisonderwijs
zitten we te springen om bruikbaar
der software voor de Commodore
64. Daarom zoeken we contact met
enthousiaste leraren-program
meurs, om te komen tot uitwisseling
van programma's, kennis en erva
ring'.
door
Nicole Lucas
Via deze advertentie in een onderwijs
blad probeerde een Friese lagere school
iets te doen aan haar software-tekort. Het
is niet de enige onderwijsinstelling die
heeft moeten ervaren dat het hebben van
een computer één ding is, maar er ook
nog iets mee doen een hele andere zaak.
In het begin van de jaren tachtig groei
de in het onderwijs langzaam maar zeker
het besef dat er 'iets moest worden ge
daan met de computer' om op de ontwik
kelingen in de informatietechnologie te
kunnen inspringen. In eerste instantie
ging dat volstrekt ongecoöordineerd. De
ene school kocht drie exemplaren van de
Commodore 64, een andere ging in zee
met Atari, meestal afhankelijk van de
voorkeur van die ene leraar die zei er ver
stand van te hebben.
Niet zelden stonden die apparaten na
een half jaar weer werkloos, omdat men
eigenlijk niet wist wat er mee te doen en
het zelf maken van bruikbare program
ma's toch wel erg moeilijk bleek. Behal
ve voor enkele fanatieke 'leerling'-pro-
grammeurs, deden ze vervolgens alleen
nog dienst om ouders van potentiéle
leerlingen te overtuigen van het moder
ne karakter van de school.
Cheque
Om een eind te maken aan de chaos
wat betreft het gebruik van computer
systemen (op een gegeven moment wa
ren er 36 verschillende soorten in ge
bruik) is eind 1985 in het voortgezet on
derwijs het zogenaamde NIVO-project
van start gegaan. Doel is alle ruim 2200
middelbare scholen in Nederland voor
1989 te voorzien van een aantal compu
ters met eenzelfde besturingssysteem
(MS-DOS). De computers worden gele
verd door IBM, Philips en Tulip Compu
ters, die ook in belangrijke mate finan
cieel bij het project betrokken zijn.
Tegelijkertijd is een grootscheeps her-
scholingsprogramma op touw gezet. Van
de scholen die in aanmerking willen ko
men voor de inrichting van een 'compu-
terlokaal', moeten ten minste drie docen
ten bereid zijn mee te doen aan nascho
lingscursussen. Het ministerie van on-
computer en inzicht geven in de conse
quenties van het gebruik ervan voor de
samenleving. Op veel middelbare scho
len wordt al een of andere wijze van in-
formatiekunde-onderwijs gegeven.
Vaak ligt daarbij de nadruk op program
meren en dat hangt waarschijnlijk weer
samen met het feit dat het vak vooral
wordt gegeven door docenten wiskunde.
Annemarie Roggeveen, beleidsmede
werkster bij het Landelijk Centrum
Vrouwen en Informatica, is daarmee niet
gelukkig. „In.de praktijk blijkt dat meis
jes dat n'iet leuk vinden. Niet om mee te
beginnen althans. En dan haken ze al
snel af. Meisjes willen eerst weten wat nu
eigenlijk het nut is van zo'n computer en
watje ermee kunt. Zezijn zeker niet min
der geïnteresseerd in computeractivitei
ten dan jongens, maar ze zijn er anders
mee bezig".
„Vaak nemen meisjes ook een afwach
tende houding aan. In de praktijk bete
kent dat dan dat de jongens achter de
computer zitten en de meisjes ernaast".
Ze pleit er dan ook voor om op bepaalde
onderdelen meisjes apart instructie te
geven.
Via het NIVO-project wil de overheid het gebruik van computers in het middelbaar onderwijs stimuleren.
derwijs heeft daar als extra voorwaarde
aan toegevoegd dat onder die drie lera
ren minstens een vrouw moet zijn om
een grotere spreiding van deskundig
heid over het docentenkorps te realise
ren. Deze maatregel heeft op menige
school nogal wat stof doen opwaaien,
maar is wel effectief gebleken: de helft
van de docenten die zich heeft aange
meld is vrouw.
Inmiddels hebben twee van de vijf
middelbare scholen de apparatuur in
huis. Ze hebben daarbij ook een cheque
van 2000 gulden ontvangen voor de aan
schaf van software. Daar wringt nu ech
ter de schoen. Op heel wat scholen is al
de verzuchting geslaakt dat, nu eindelijk
geld loskomt van de overheid, er amper
mogelijkheden zijn om dat te besteden.
Bruikbare programma's zijn er namelijk
nog maar nauwelijks en dat geldt zowel
voor het voortgezet als voor het basison
derwijs.
De beschikbare software is vooral ge
richt op het onderwijs in rekenen/wis
kunde (tafels) en Nederlands (spellen).
Ook is er bijvoorbeeld voor aardrijks
kunde een programma waarbij leerlin
gen van de ene naar de andere plaats
kunnen 'vliegen' om zo topografische
kennis od te doen. De meeste program
ma's zijn echter op hun best uitgebreide
re versies van het type: 'Computer
vraagt: hoeveel is 10 30? Antwoordt de
leerling 40, dan krijgt'ie de volgende op
gave voorgeschoteld. Antwoordt hij 41,
dan wordt hem vriendelijk verzocht het
nog eens te proberen.'
„Onderwijskundig gezien is dat nogal
ouderwets", oordeelt Martin Ippel, uni
versitair hoofddocent onderwijsinfor-
matiekunde aan de Leidse universiteit.
„Maar wil je programma's hebben die
meer kunnen, bijvoorbeeld aangeven
waar en waarom een kind fouten maakt,
dan zullen we veel meer moeten weten
over hoe een kind eigenlijk léert. In feite
dwingt de computer ons goed na te den
ken over wat er in het onderwijs precies
gebeurt".
De haast waarmee scholen, onder druk
van overheid en bedrijfsleven die vrezen
dat het onderwijs leerlingen niet vol
doende voorbereidt op de toekomstige
beroepspraktijk, computers binnenha
len, vindt hij dan ook onjuist. „Over het
introduceren van een nieuwe rekenme
thode wordt maanden nagedacht en ge
discussieerd, maar een computer moet
Dat de computer in het onderwijs een
veel bredere functie kan krijgen dan op
het moment gebeurt, staat voor hem bui
ten kijf. „Ik hoop dat met behulp van de
computer bijvoorbeeld beter te bepalen
zal zijn wat een kind weet en welke vor
deringen een leerling maakt. Je kunt een
computer ook inschakelen om kinderen
zelf actief kennis te laten verwerven".
Een goed voorbeeld daarvan heeft hij
gezien in de VS, waar een programma is
ontwikkeld om de 'wet van vraag en aan
bod' duidelijk te maken. Dat neemt de
leerling mee naar het land Keynesfield.
waar hij auto's, pizza's en ijs mag gaan
verkopen. De leerling kan er via experi
menten achter komen welke invloed bij
voorbeeld een goede zomer of een verho
ging van de inkomstenbelasting heeft op
de verkoop. Zo krijgt hij langzaam maar
zeker greep op het probleem.
Dergelijke geavanceerde program
ma's zijn hier echter schaars. Het voor
deel van de aanpak via het NIVO-project
is in ieder geval dat het voor de educatie
ve uitgeverijen en anderen nu commer
cieel aantrekkelijk wordt zich intensie
ver met de ontwikkelingen van onder-
wijs-software bezig te houden.
Hoe goed de programma's echter ook
worden, de computer zal volgens Ippel
nooit de leraar kunnen vervangen. „De
school ig er voor de hele ontwikkeling
van het kind, niet alleen voor de kennis
overdracht. Een docent heeft ook een so
ciaal-emotionele rol in de klas. Hij moet
in de gaten houden wat er gebeurt en- hij
moet, al klinkt dat misschien wat ouder
wets, toch een soort model zijn voor de
leerlingen. Wel zal de rol van de leraar
veranderen. Hij wordt meer de organisa
tor van wat er tijdens de les gebeurt.
Vaak draagt hij de stof nog wel over,
maar in een aantal gevallen zal ook de
computer dat kunnen".
Informatiekunde
Behalve les mét, wil het NIVO-project
ook les óver de computer stimuleren.
Doel is informatiekunde als apart vak in
te voeren in het eerste of tweede leerjaar
van het voortgezet onderwijs. Dat moet
leerlingen vertrouwd maken met de wer
king en diverse toepassingen van de
Computerfreaks
Om ervoor te zorgen dat meisjes het er
niet in een vroeg stadium bij laten zitten
heeft het Leids Interdisciplinair Cen
trum voor Onderwijsresearch lesmateri
aal ontwikkeld voor informatiekunde
dat jongens èn meisjes moet aanspre
ken. Onder de titel 'Hoezo computer
freaks' worden drie vrouwen ten tonele
gevoerd die op een of andere manier iets
met computers te maken hebben. Een
van hen is Janine, die een schaatspro-
gramma heeft geschreven en daarmee
doordringt tot de finale van een compu
terwedstrijd.
Dat is een verwijzing naar een wed
strijd die jaarlijks voor middelbare scho
lieren wordt georganiseerd onder de titel
Micro Masters-Holland. Het aantal meis
jes dat daarvoor inschrijft, is op de vin
gers van een hand te tellen. De enige win
nares van de MMH in 1986 werd in drie
maanden tijds gevraagd voor 3 tv-pro-
gramma's, 2 films en 14 interviews.
Veel meer aandacht tijdens de lessen
mét en de lessen óver de computers voor
de specifieke interesses en problemen
van meisjes is dan ook geen overbodige
luxe. Anders missen ze straks de aanslui
ting met het kansrijke deel van de ar
beidsmarkt. De basis daarvoor wordt in
derdaad in het onderwijs gelegd.
De cockpit van een Boeing 747: minder turbulentie, minder lawaai en minder mensen op 'kantoor'. <rotoGPD>
Vliegen is vliegen. Of je nu in een
Tiger Moth zit of in een Boeing 747,
de grondbeginselen van het vliegen
zijn sinds het prille begin van de
luchtvaart niet veranderd. Toch
zouden pioniers als Wilbur en Orville
Wright er nimmer in slagen op eigen
houtje een 747 van de grond te
krijgen. Want de vooruitgang heeft
aardig huisgehouden in de cockpit.
door
Bill Meyer
Wabe Volgers beleefde als gezag
voerder bij de KLM de overgang van
de conventionele propellorvliegtui-
gen naar het straaltijdperk. Zijn eer
ste vlieguren maakte hij in een Tiger
Moth van de Rijksluchtvaartschool
en zijn carrière eindigde enkele ja
ren geleden in de linkerstoel van een
Boeing 747-200.
Tussendoor vloog Volgers onder meer
in de Dakota DC-3, de DC-4, de Convair,
de Lockheed Super Constellation, de
DC-6, de Lockheed Electra, de DC-9 en
de DC-8. Hij heeft aan den lijve onder
vonden hoe de computer langzaam bezit
nam van de cockpit.
De eerste 'echte' vliegers moesten het
nog zonder computer en zelfs zonder
cockpit stellen. De gebroeders Wright la
gen tijdens hun eerste vlucht op de on
derste vleugel van hun vliegtuig. Pas
eind jaren twintig gingen vliegtuigbou
wers als Boeing er toe over de zitplaats
van de vlieger te overkappen, ook al
stuitte dat aanvankelijk op verzet van de
piloten die een onbelemmerd uitzicht
van levensbelang achtten.
In ruil voor dat uitzicht kregen ze wel
de beschikking over steeds meer instru
menten. In de jaren dertig kwamen er zo
veel bij dat het voor een piloot bijna on
mogelijk was het vliegtuig te besturen en
tegelijkertijd het instrumentenpaneel in
de gaten te houden. Hij kreeg hulp van
een tweede piloot en specialisten als de
boordwerktuigkundige, de radiotelegra
fist en de navigator.
Sextant
Zo werd het dringen geblazen in de
cockpit van een intercontinentaal ver
keersvliegtuig als de Super Constella
tion of de DC-6. Beide vliegtuigtypen de
den in de jaren vijftig dienst bij de KLM.
Volgers heeft op beide gevlogen. Op de
langere routes bij voorbeeld naar New
York - toen zo'n vijftien uur vliegen -
gingen er twee vliegers, twee boord
werktuigkundigen, twee radiotelegrafis
ten en een navigator mee.
Volgers bracht in die dagen als derde
vlieger zijn tijd door met het navigeren.
Met een sextant of met behulp van signa
len van schaars geplaatste radiobakens
op de grond slaagde hij er binnen een
kwartier in de positie van het vliegtuig
redelijk nauwkeurig te bepalen. Zijn be
vindingen gaf hij vervolgens door aan de
vliegers en de dienstdoende radio-tele
grafist die met behulp van een morse-
sleutel de locatie van het vliegtuig weer
doorgaf aan de buitenwereld.
Tijdens de klim naar kruishoogte werd
een naar huidige begrippen vrij primitie
ve automatische piloot ingeschakeld. De
vlieger had tijdens de vlucht vooral een
controlerende en corrigerende taak. De
automatische piloot hield het vliegtuig
weliswaar op de berekende koers en
hoogte, maar was uitgerust met een pis
toolgrip om eventuele koerswijzigingen
tot stand te brengen en een trimwieltje
om het vliegtuig te laten klimmen of da
len. Dat moest tijdens een transatlanti
sche vlucht vele malen gebeuren. Want
zo automatisch was (en is) de automati
sche piloot niet.
De vlieger stippelde in die tijd nog zijn
eigen vluchtplan uit. Aan de hand van
verwachte windrichting en windsnel
heid rekende hij uit onder welke hoek hij
het vliegtuig 'op moest sturen' om het in
de uitgestippelde koers te houden. Maar
iedereen weet dat weersvoorspellingen
niet altijd uitkomen en het kwam dus re
gelmatig voor dat het vliegtuig van de ge
wenste koerslijn afweek. Daarom moest
aan de hand van de bevindingen van de
navigator telkens opnieuw de koers wor
den bijgesteld.
Slecht zicht
Een belangrijke vernieuwing bij de
overgang van zuiger- naar straalmotoren
was de introductie van het IIS (het geïn
tegreerde instrumenten systeem). De
combinatie van de functies van meerde
re instrumenten in één nieuwe zoals de
Flight Director, een samenvoeging van
'kunstmatige horizon' en 'zero reader'.
Met behulp van dit instrument kon de
vlieger zijn toestel ook 's nachts en bij
slecht zicht op de juiste koers en hoogte
houden of naar een juiste koers en ande
re hoogte brengen.
Ontwikkelingen in de draadloze com
municatietechniek stelde de vlieger in
staat met zijn boordradio zelf de commu
nicatie met de grond te onderhouden. De
radiotelegrafist kon zijn biezen pakken.
De introductie van moderne navigatie-
apparatuur zoals het Doppler Navigatie
Systeem deed vervolgens de navigator in
de loop van de jaren zestig definitief ver
dwijnen.
Ook vanaf de grond kreeg de vlieger
hulp van de techniek. Voor de computer
van de vliegdienst was het maken van
een vluchtplan een fluitje van een cent.
De plaatsing van verbeterde ILS-appara-
tuur (Instrument Landing System) op de
luchthavens en de verfijning van de au
tomatische piloot aan boord van het
vliegtuig boden de vlieger ook bij slecht
zicht de mogelijkheid op zijn instrumen
ten te landen.
Ondanks de grote verschillen in bedie
ning van een Super Constellation en een
moderne Jumbo-jet heeft het werk van
de vlieger volgens oud-gezagvoerder
Volgers geen wezenlijke verandering on
dergaan.
"Op de Super Constellation deed je
ook al niet zo gek veel meer. Je zat in je
stoel te kijken hoe de vlucht verliep. Je
was monitor van de instrumenten en aan
de hand van de informatie die je kreeg,
programmeur van de automatische pi
loot. Een handeling die tijdens een lange
vlucht overigens vele keren verricht
diende te worden. Het opmerkelijkste
verschil in het vliegen van een Super
Constellation of een 747 is volgens Vol
gers dat het allemaal een stuk rustiger is
geworden. Minder turbulentie, minder
lawaai en minder mensen op kantoor"
Zuinig
Maar er is al weer een nieuwe generatie
vliegtuigen. Zo heeft aan boord van mo
derne vliegtuigen als de 737-300, 747-400
en Airbus A-320 het op computertechno
logie gebaseerde Flight Management
System zijn intrede gedaan. Dit systeem
combineert informatie over snelheid,
hoogte en stuwkracht en Zorgt ervoor dat
het vliegtuig binnen de door de luchtver
keersleiding aangegeven grenzen zo zui
nig mogelijk vliegt. Dat bespaart de be
manning werk en de luchtvaartmaat
schappij brandstof en dus geld.
Daarnaast worden de vliegtuigen uit
gerust met een Electronic Flight Instru
ment System. Informatie die vroeger tot
.de piloten en boordwerktuigkundige
kwam via wijzertjes en klokjes wordt nu
op beeldschermen geprojecteerd. Dank
zij het beeldscherm ontstaat meer ruimte
in de cockpit en kunnen alle instrumen
ten recht voor de vliegers worden ge
plaatst.
Bij storingen en noodgevallen krijgen
de vliegers sneller de beschikking over
de relevante informatie om corrigerend
op te treden. Vroeger moest de boord
werktuigkundige eerst een diagnose
stellen aan de hand van de symptomen
van de storing. Het beeldscherm geeft
echter direct aan waar de storing zit en
wat eraan gedaan moet worden. Met de
komst van het beeldscherm verdwijnt
ook de boordwerktuigkundige uit de
cockpit.
Dankzij de computer is er tevens in de
besturing van vliegtuigen het nodige
veranderd. Ook wanneer er op de hand
wordt gevlogen. Zo vliegt de Airbus A-
320 volgens het principe van 'fly by wire'.
De besturing van dit vliegtuig geschiedt
geheel langs elektronische weg. De com
puter bepaalt binnen welke grenzen het
vliegtuig gevlogen kan en mag worden.
De traditionele stuurkolom is vervangen
door een soort joystick. Door de stick te
bewegen wordt een signaal aan de bestu-
ringscomputer gegeven die de servomo-
toren activeert. Deze laten op hun beurt
de roeren van het vliegtuig bewegen.
Paard en wagen
De besturingscomputer van de A-320
is zo geprogrammeerd dat het voor de
vlieger onmogelijk is het vliegtuig in een
gevaarlijke situatie te brengen. Worden
de grenzen van het toelaatbare over
schreden, dan treedt de computer corri
gerend op. Topman Ziegler van Airbus
Industrie beschrijft de filosofie achter
deze ontwikkeling als volgt: "Fly by wire
heeft hetzelfde voordeel als een paard en
wagen over de auto, het paard volgt auto
matisch de weg, terwijl de auto constant
bestuurd moet worden".
Computers stippelen van tevoren de
koers uit en houden het vliegtuig tijdens
de vlucht ingeklemd tussen onzichtbare
rails. Voor oud-gezagvoerder Volgers is
het nog altijd de vlieger die het voor het
zeggen heeft. "Het gevoel datje krygt als
je een 747 de lucht intrekt, is onbeschrijf
lijk. Het is machtig als je merkt dat dat
grote ding doet wat jij wilt". Maar toch:
het beroep van vlieger begint steeds
meer op dat van systeembeheerder te lij
ken.