James Bond: op de rand van flauwekul
In 1953 verschenen in Engeland
twee boeken die met evenredig
veel aandacht door de critici onder
de loep werden genomen. Het eer
ste was 'Casino Royale', het de
buut van Ian Fleming. Het tweede
was een dun boekje van Richard
Usborne en heette 'Clubland He-
roes'. De heroes waren de jeugd
helden van de auteur, het clubland
uit de titel refereerde aan het cir
cuit van exclusieve Engelse heren-
clubs, waartoe alleen de mannelij
ke helft van de zogeheten betere
kringen toegang heeft.
De rode draad die de beide uitgaven
verbond, was het feit dat de jeugdhel
den van Usborne de voorgangers wa
ren van Flemings debuterende held.
Die held was een ambtenaar in dienst
van de Engelse geheime dienst: James
Bond, ook wel 007 genoemd. Flemings
inmiddels overbekende romanheld
heeft er met het in première gaan van
'The living daylights' dit jaar een film-
loopbaan van 25 jaar opzitten. Zijn lite
raire leven beloopt de 35. Redenen ge
noeg voor een onderzoek naar de her
komst van een cultuurfenomeen.
De spion, of agent, zoals hij zich bij
voorkeur noemt, was in het misdaad
genre over het algemeen een eerzaam
persoon die met een oneerzame taak
werd opgescheept. Dat was althans zo
tot en met de Eerste Wereldoorlog. In
die oorlog werd door de generaals aan
weerskanten van de frontlijn pas goed
beseft dat een spion op de juiste plek
meer waard was dan een divisie op de
verkeerde plek.
Daarna begon het spel dat zowel in
oorlogs- als in vredestijd tot op de dag
van vandaag wordt gespeeld. Het is
een immoreel spel waarvan de feiten,
verwoord in talloze spionageromans,
vaak ongeloofwaardiger zijn dan de
verzonnen plots.
Clubleden
In de periode tussen de beide we
reldoorlogen stelde een aantal Engelse
auteurs van avonturenromans zich
echter tot taak om aan te tonen dat de
immoraliteit vooral gold voor 'hunnie',
de tegenpartij dus. Deze schrijvers wa
ren de auteurs van wiens 'Helden' Ri
chard Usborne tijdens zijn jeugd zo
had genoten. De schrijvers waren John
Buchan, Sapper (pseudoniem van H.
C. McNeile) en Dorford Yates. De res
pectievelijke helden waren Richard
Hannay, Bulldog Drummond en Jonah
Mansel.
De heren waren allen uit hetzelfde
patriottische hout gesneden, waren al
len lid van een club in de Londense
wijk West End en waren allen finan
cieel onafhankelijk. Hun erecode
dankten ze aan geboorte, kostschool,
universiteit en militaire dienst. Tot en
met de Tweede Wereldoorlog hakten
zij op de bladzijden van spannende ro
Sean Connery als James Bond
Roger Moore als James Bond
mans en romannetjes in op de gretig
uitgestoken tengels van een ieder -
maar vooral van bolsjewieken - die van
snode plannen met Good Old England
getuigde.
Na de Tweede Wereldoorlog versche
nen er echter langzaam maar onstuit
baar barstjes in het vernis van eer
zaamheid dat het spionagebedrijf be
dekte. Dat vernis is inmiddels allang
geheel gebarsten. De spion stapte van
uit kou en duisternis het zonlicht bin-
Churchill kon na de Tweede Wereld
oorlog nog trots opscheppen over de
Britse geheime dienst, de toonzetting
van de afgelopen decennia kwam voor
namelijk uit de Verenigde Staten en
klonk heel anders. „We doen heus ook
goede dingen", klaagde William Colby,
het onlangs overleden ex-hoofd van de
CIA tijdens een interview. „Het is on
zin om te beweren dat, bijvoorbeeld, de
CIA voortdurend moordaanslagen be
raamt. We hebben het enkele keren
weliswaar geprobeerd, maar telkens
ging het mis".
De spionageroman evolueerde al die
tijd op dezelfde wijze mee. In de naoor
logse periode was het de Engelsman
Eric Ambler, die het meest werd gele
zen, maar zijn helden waren eenvou
digweg gewone mensen die de pech
hadden in ongewoon hachelijke om
standigheden verzeild te raken. De Wa
re Held hield een winterslaap. Tot in
1953 James Bond zijn debuut maakte
op de markt van zogenaamde ontsnap-
pingslectuur, die op dat ogenblik vrij
wel uitsluitend uit oorlogsromans be
stond.
Koude Oorlog
Om drie uur in de ochtend zyn de
luchtjes van rook en zweet in een casi
no misselijkmakend. Dan wordt de er
osie van de ziel, veroorzaakt door het
spelen om enorme bedragen - geken
merkt door een mengeling van heb
zucht en zenuwachtige spanning - bij
na ondraaglijk. De zintuigen raken
overbelast, ze verzetten zich ertegen.
In die sfeer werd James Bond geïn
troduceerd. De vroege jaren vijftig, de
tijd van de Koude Oorlog, was een pe
riode waarin alles nog zwart-wit werd
bekeken. Over zijn achtergrond is dan
weinig bekend. Op het ogenblik waar
op hij aan het lezerspubliek werd voor
gesteld, was hy al 007. De oudste van
de drie mannen in de dienst, die het
dubbele 00-nummer hebben verdiend.
Dat gaf hem het het recht om te doden.
We weten dat Bond een oud-marine
man is, dat feit wordt aangeduid door
de letters achter zijn naam en de rang
van commandant. Zijn vrijetijdsbeste
ding beperkt zich tot het rijden in snel
le auto's en kaartspelen. In beide is hij
een expert. Zodra hij op de versiertoer
gaat, beschikt hij over jaloersmakende
gaven. Bureauwerk verveelt hem,
maar bij de aanvang van elk van Ian
Flemings Bond-boeken staat zijn baas,
de welbekende M., gelukkig net op het
Ian Fleming over zijn geesteskind:
beminnelijk
"Bond is geen held en niet bijzonder
(foto Anefo)
punt om hem te bellen. Kort daarop
floept het rode lampje, dat aanduidt
niet storen, meestal snel aan.
De overeenkomst met de helden van
de schrijvers Buchan, Sapper en Yates
is Bonds achtergrond, de maatschap
pelijke kringen van de clubleden. Ook
al heeft hij een baan. Hij begrijpt de
taal van de leden, die hooggehouden
wordt door chef M., maar hij gaat zijn
eigen gang. Dat maakt hem tot een een
ling, een ontspoorde, een afvallige
Eton-jongen die zich afgeeft met het
burgervolk. Hij blijft echter welkom in
de clubs omdat hij de spelregels kent.
De helden van het vooroorlogse drie
tal geloofden echter in wat ze deden:
het hooghouden van de code en de va
derlandse vlag. Fleming zelf zei ooit
over zijn geesteskind: „Bond is geen
echte held en hij wordt dan ook niet
bijzonder beminnelijk of bewonde
renswaardig afgeschilderd. Hij werkt
als agent voor de geheime dienst. Hij is
geen slechte vent, maar hij is meedo
genloos en geeft aan eigen begeerten
toe. Hij houdt van vechten en hij is gek
op de prijzen die hij ermee verdient. In
mijn romans hebben de personen nog
bloed in hun aderen, de mensen van
tegenwoordig hebben er vijverwater
Flauwekul
Fleming begon na een veelheid van
baantjes (onder meer in de journalis
tiek) pas op 44-jarige leeftijd met de
Bond-reeks en over zijn capaciteiten
als schrijver was hij bijzonder scep
tisch. „Mijn boeken balanceren trillend
op de rand van flauwekul", is één van
zijn vaak geciteerde uitspraken, en
ook: „Als regel kijk ik nooit achterom.
Anders zou ik me gaan afvragen: hoe
heb ik ooit zulke rommel kunnen
schrijven?"
Op minder kritische ogenblikken zei
hij: „Ik probeer te bereiken dat intelli
gente, onbevooroordeelde kinderen
van alle leeftijden in treinen, vliegtui
gen en bedden gretig de volgende pagi
na opslaan".
Efficiency, tempo, ambachtelijke
aandacht voor bizarre details, Fleming
op zijn best was een degelijk genre-au
teur. Op zijn slechtst was hy een dege
lijk pulp-auteur. Hij deed echter zijn
uiterste best om ervoor te zorgen dat
zowel de lezer als Bond op alle fronten
aan hun trekken kwamen. De Bond-
vrouwen, -auto's, -snufjes en -luxe zor
gen voor instandhouding van een ver
scheidenheid aan libido's.
Zijn tegenstanders voorkomen ver
veling en wat die schurken betreft,
heeft hij niet te klagen gehad. Geen en
kele romanheld vond in zijn fictieve
bestaan ooit zo'n indrukwekkende
schare van rasboeven tegenover zich.
Bond heeft ze allemaal gehad, zo
schreef een Engelse recensent, spion
nen, aartsmisdadigers, waanzinnige en
alledaagse, zij het ongewone, schur
ken. In veel gevallen zijn die schurken
actief voor 'de andere kant', maar hun
houding tegenover hun broodheer is
die van de individueel opererende
slechterik.
Over het succes van de Bond-boeken
valt verder weinig te zeggen. Ze vor
men optimaal leesvoer, zitten degelijk
in elkaar en zijn schitterend versierd.
Hoewel ze hier en daar lezen als de re
clamepagina's in een mannentijd-
schrift.
Betrouwbaar
Elk boek geeft de lezer, wat hij of zij
ervan verwacht: een bosje spanning,
geweld, seks en een vleugje sadisme.
Als Bond een vrouw tegen het Ujf
loopt, is ze nooit zomaar een vrouw.
Evengoed als de lezer van een western
weet wat er gebeuren gaat als de sheriff
in de saloon tegenover de schurk
plaatsneemt, staat de afloop van zo'n
ontmoeting bij voorbaat vast. Deze en
andere ingrediënten - zoals de scène
waarin Bond door de schurk of diens
handlangers grof onder handen wordt
genomen - vormen de gerepeteerde
betrouwbaarheid waarop Fleming zijn
succesformule bouwde.
Fleming overleed in 1964, maar Bond
is geen ogenblik weggeweest. Films,
eerst die met Sean Connery, eentje met
de vergeten George Lazenby, en later
die met Roger Moore, hielden Bond
springlevend. 'The Living Daylights'
met Timothy Dalton als 007 zal het on
getwijfeld net zo goed doen, zij het niet
vanwege de persoon van Bond, maar
vanwege de betrouwbaarheid van
spectaculaire actiescènes.
Met de boeken gaat het minder goed.
Fleming had geen andere bedoeling
dan goedlopende avonturenromans te
schrijven en slaagde daar wonderwel
in. Na zijn dood kreeg Kingsley Amis,
schrijvend onder het pseudoniem Ro
bert Markham, opdracht om het foutlo
ze recept van Fleming voort te zetten.
Evenals de huidige Bond-auteur,
John Gardner, faalde hij jammerlijk.
Amis beging de fout Bond op-een
Grieks terras goedkope wijn te laten
drinken. Het gegeven dat er op Griekse
terrassen weinig anders te krijgen is,
vormt geen excuus. Fleming zou zeker
een andere oplossing hebben bedacht,
want één ding kan hem niet worden
ontzegd: hij had stijl.
John Gardner maakt dergelijke fou
ten niet, maar faalt om een andere re
den. In de romans van Fleming had
den, zoals hij zelf terecht zei, de men
sen bloed in hun aderen. In de Bond-
boeken van Gardner is het, alsof ze tus
sen de bezoeken aan hun psychiater
even komen opdraven. Vreemd is dat
niet. De verhalen van Fleming zijn tijd
gebonden. Ze horen thuis in de jaren
vijftig en zestig.
Humor
In de films is dat handig opgevan
gen. De aandacht van de kijker wordt
van het verhaal verlegd naar humor en
spektakel. In de huidige Bond-boeken
wijkt de ernstige denkrimpel geen
ogenblik tussen de ogen van de betrok
kenen vandaan. Bond zelf knarst, piept
en rammelt momenteel aan alle kanten
of, anders gezegd, hij wordt oud.
M. getuigde in één van Flemings
Bond-boeken van een bewonderens
waardig vooruitziende blik toen hij de
volgende woorden sprak: „Slechts wei
nig mensen blijven na hun veertigste
fit. Ze zijn al door het leven geteisterd.
Ze hebben hun moeilijkheden, trage
dies en ziektes gehad. Deze dingen ver
zwakken de mens".
Vandaar, wellicht, dat Gardner zijn
vijfde Bond-boek de titel 'Niemand
leeft eeuwig' meegaf. Andere auteurs
die zichtbaar en vakbekwaam de voet
sporen van Fleming hadden kunnen
volgen, lieten namelijk verstek gaan.
In kwalitatief opzicht zeer uiteenlopen
de schrijvers zoals Deighton, Le Carré
en Ludlum kozen allemaal voor een an
dere aanpak. Ian Fleming het, helaas,
geen erfgenamen achter.