Persoonlijke reisnotities OEKEN 'Donderslagen op muziek': natuurkunde van het hart DE KEER Boeiend debuut van oud-misdaadcriticus Wisselvallig dichtwerk Sanders Verhalen over ruwe bolster, blanke pit Van Dis en Zwier: BIJRGERSDIJK 8f NIERMANS Inkoop verkoop van boeken WOENSDAG 13 MEI 1987 PAGINA 23 In 'De Harzreis' van Heinrich Hei ne krijgt het professorenkorps in de Duitse universiteitsstad Göttin- gen er behoorlijk van langs. De dichter typeert de hooggeleerde Vossen als een stelletje verwaande kwasten, in wier hoofd nog nim mer een originele gedachte is opge komen. Wat goed geschreven is, wordt waar. Heine heeft goed geschre ven. Göttingen is bij mij sinds het lezen van Heine dan ook altijd een beetje in een smoezelig daglicht blijven staan, ook al weet ik dat de universiteit in deze stad tal van eminente wetenschappers en filo sofen heeft voortgebracht. Door 'Donderslagen op muziek' werd ik daar weer eens met de neus op gedrukt. Dit boek bevat een door Adriaan Morriën en Henk Mulder vertaalde selectie uit de 'kladboeken' van de Duitse wis- en natuurkundige Georg Christoph Lichtenberg, die leefde van 1744 tot 1799, voor Heines tijd dus. Lichtenberg heeft er tijdens zijn hoogleraarschap in Göttingen van alles aan gedaan om op het gebied van de natuurkunde beroemd te worden, maar is daarin niet ge slaagd. Zijn kracht lag op een an der terrein, op dat van 'de natuur kunde van het hart', zoals Henk Mulder het in het nawoord bij het boek omschrijft. In 'Donderslagen op muziek' zijn een groot aantal observaties en afo rismen van de Duitse geleerde bij eengebracht die getuigen van een uiterst scherpzinnige en kritische geest. Het zijn de bespiegelingen van iemand die zijn tijd ver vooruit was, opgeschreven in een taal, die wat helderheid betreft niet onder doet voor die van een Giacomo Leopardi. Ik raad het u niet aan dit boek in een keer uit te lezen - van zoveel vernuft achter elkaar wordt men moe. Beter is het om elke dag twee of drie bladzijden van de gebo chelde dwerg uit Göttingen', zoals Lichtenberg werd genoemd, te le zen. Of het nu gaat over schrijven, filosofie, bijgeloof, religie, gevoe lens, dromen, ziekte, ouderdom of de dood, elke notitie van Lichten berg genereert nieuwe gedachten in het hoofd van de lezer. Die zwerftochten van de geest zijn na tuurlijk uiterst aangenaam. Maar ze vergen enige tijd. Lichtenberg lezend, heb je de neiging om wat hij beweert meteen aan jezelf en je omgeving te toetsen op waarheid. Neem een observatie als deze:"Om een vreemde taal echt goed te leren spreken en haar in gezelschap werkelijk te spreken met het onvervalste accent van het volk dat die taal spreekt, moet men niet alleen een geheugen en een ge hoor maar in zekere mate ook iets van een ij dele kwast hebben". Pats! Daar stond onze onvolpre zen Adriaan van Dis. Van zijn 'stiff upperlip' zou menige Engelsman nog wat kunnen leren. Laat van Dis praten met een Zuid-Afrikaan en je ziet die man denken: ben ik die snuiter niet eens ergens op een ossewa in Transvaal tegengeko- Aangezien ik mij gesteld zag voor de taak het boek van Lichten berg te bespreken, heb ik 'Donder slagen op muziek' wél in een keer uitgelezen. Dat heeft toch nog wel een voordeel: je merkt sneller dat Lichtenberg nogal onderhevig was aan stemmingen. In korte notities als: 'Ik zie het graf op mijn wan gen', 'De herfst die de bladeren weer terugbetaalt, die de aarde de zomer heeft geleend' en 'Wij kun nen werkelijk niet weten of wij op dit ogenblik niet in een gekken huis zitten' schemert iets door van zijn hypochondrische, melancho lieke natuur. Lichtenberg lijkt in niets op de verwaten geleerde. Bij al zijn ken nis en analytisch inzicht blijft hij een mens, met alle momenten van zwakten die daar bij horen. In zijn werk niet die arrogante toon van: 'Ik weet het wel. Wie maakt me wat?' Hij laat zich ook van zijn zwakke kant zien, iets dat je een Karei van het Reve bijvoorbeeld niet snel zult zien doen. 'Donderslagen op muziek' bevat nogal wat observaties en gedach ten, die door latere generaties schrijvers meer in detail lijken te zijn uitgewerkt. In observatie (461) heeft Lichtenberg het bijvoorbeeld over een wereld waarin de mensen oud zijn bij de geboorte en daarna hoe langer hoe jeugdiger worden. Meteen denken wij aan Hanlo's ge dicht 'Wij komen ter wereld'. En dan de notitie over de snelheid waarmee de tijd in verschillende situaties verstrijkt - ze lijkt een kor te samenvatting van Thomas Manns bespiegeling over datzelfde onderwerp in 'De Toverberg'. Dat Lichtenbergs 'kladboekaan tekeningen' nog steeds van deze tijd zijn, bewijst een uitspraak op bladzijde 128. Daar schrijft hij: "Wanneer een oorlog twintig jaar heeft geduurd kan hij ook wel hon derd jaar duren. Want de oorlog wordt dan een toestand. Polemo- kratie. De mensen die de smaak van de vrede hebben geproefd ster ven uit". Wie met deze uitspraak in gedachten de troebelen in Libanon bekijkt, beseft hoe raak die opmer king is. 'Donderslagen op muziek' is het boek van een denker, wiens gees teshouding mij zeer sympathiek aandoet. Het mag op mijn nacht kastje, binnen handbereik. Naast 'De Harzreis' van Heine. CEES VAN HOORE Georg Christoph Lichtenberg, Don derslagen op muziek, Een keuze uit zijn kladboeken, vertaling Adriaan Morrièn en Henk Mulder, Nawoord: Henk Mulder. Uitgeverij G.A. Van Oor schot, Arasterdam, 1987. 34,90. Het is te hopen dat de hausse in reisverhalen nog een hele tijd aanhoudt, want wat er zoal in binnen- en buitenland op dat ge bied gepubliceerd wordt bevrijdt menige lezer van de dwangmati ge behoefte er in vakantietij d zelf op uit te trekken. Neem nou Chi na, of IJsland. Wilde, dure en vooral verre gebieden waarover men - laten we wel wezen - toch het beste rustig, goedkoop en vooral dichtbij kan lezen. Geen taalproblemen, geen gif tige hitte of snijdende koude, geen psychische en cultuur schokken, geen raar volk waarop men machteloos is aangewezen, geen vreselijke middelen van vervoer, geen' darmteisterend voedsel, geen diepe teleurstel ling omdat men in den vreemde ontdekt dat men beter veilig thuis had kunnen blijven. "Nu zit ik tussen echte Chine zen en ik geloof niet dat ik ze aar dig vind," schrijft Adriaan van Dis ergens halverwege zijn boek 'Een barbaar in China', een ver slag van zijn tocht langs de zijde route, die van oudsher door Chi na voerde. Een verslag vol erge- nissen. Hij krijgt geen fiets in een land waar het rinkelt van de fiet sen, de mensen zeggen nooit dui delijk ja of nee, het personeel is onbeschoft, alles smaakt naar yakboter, militairen vertonen na zistische trejsjes, het is er te ADVERTENTIE LITERATUUR in Leiden op Nieuwe Rijn 13 bij BOEKHANDEL KOOYKER warm of te koud, etc. etc. Niets dan leed en imperfectie. "Ik las dat de Han-Chinezen vroeger stenen tegen de fortwal (van het zeshonderd jaar oude Jiayu-fort aan de Jiayuguan-pas - RVJ gooiden, uit wanhoop, om dat zij het grondgebied van de barbaren moesten betreden", schrijft de ongelukkige toerist. "Ik kan mij iets van hun wan hoop voorstellen, reizen in een vreemd gebied waar je de taal niet lezen of spreken kunt, maakt onzeker en eenzaam. En ook de Chinezen laten niets na om je nog vreemder te maken dan je al bent. Ze komen kijken hoe ik zit, hoe ik een appel eet, mijn tanden poets, ik voel mij een aap in Artis". En zo lamenteert Van Dis een kleine honderd bladzijden voort, zodat de huiselijke lezer met gre tigheid zijn vooroordeel dat het elders maar niks is, bevestigd ziet. Natuurlijk irriteert de hoogstpersoonlijke visie van de auteur ook: wie verre reizen doet zou meer en opgewekter moeten kunnen verhalen. En er is twijfel: overdrijft Van Dis zijn leedwezen niet? Heeft China echt zo weinig schoons te bieden of wordt het zo te schan de geschreven, omdat literair ge kanker leuker is dan het dorre gejubel van een reisgids? Het verhaal van de Chinese treinreizigers die arme, om eten bedelende kinderen juichend be kogelen met "eieren, graten, schillen, dozen", en zelfs kokend water lijkt de echtheid van Van Dis' weerzin te bevestigen. Een merkwaardig, maar vlot en boeiend geschreven reisvertel- ling. Eigenlijk vind ik dan 'Land van grote eenzaamheid', reisnoti ties over IJsland van schrijver antropoloog Gerrit Jan Zwier een stuk aardiger. Net als Adriaan van Dis schrijft hij vanuit een heel per soonlijk perspectief en geeft hij onbekrompen uiting aan afkeu rende gevoelens. Zijn verhaal is echter stukken beter gedocu- Adriaan van Dis: overdreven? menteerd (hij haalt bv. tal van andere IJsland-vorsers aan), geestiger en indringender. Hier hebben we een voorbeeld van een land waar je veel beter over kunt lezen dan naartoe moet gaan. Het wemelt er van de vo gelsoorten, geisers, onherberg zaamheden, neerslag, dranklusti- gen, gletsjers, vulkanen en hete springbronnen, rare toeristen en andere verdrietigheden. Een droef, doods eiland dat niettemin door Zwier tot verruk kelijk leven wordt gebracht. Geen detail van mensen, flora, fauna en landschap ontkomt aan zijn nieuwsgierigheid. Observa tievermogen en (zelf)spot, sa mengesmeed door een grote be lezenheid en anekdotisch vermo gen. Zwier schrijft leuk: hij spot met de literaire neigingen land schappen in fraaie termen te be schrijven. Maar wat moet hij zelf met dit ijzige gebied? "Ik kon mijn lezers moeilijk gaan vertel len dat ik in een bus door de re gen reed en door de natte en be slagen ruiten geen steek van de omgeving kon zien". Zijn kritiek laat hij dan een bladzijde verderop achteloos en onopvallend volgen door een ei gen staaltje van geëxalteerd pro za: "IJsland schreide zijn over vloed weg in stromen en beken, die zich over het graniet van de bergen en de stenen van de kust vlakte naar zee repten. Overal klonk het geruis en geklok van water. Voor mij ben je als een boerin uit de saga's, met sneeuw witte borsten, billen als tafelber gen en met de passie van je hete bronnen. Rijk, gezegend IJsland! Ik zie de blinkende helderheid van je zee en merk hoe de San ders naar mij opstijgen met de ontroerende lieflijkheid van een verre roep." Gerrit Jan Zwier biedt de lezer aanzienlijk meer waar voor zijn vakantiegeld dan Adriaan van Dis, wiens gejammer uiteindelijk weinig diepte heeft. "Van moder ne reizigers als Paul Theroux en Bruce Chatwin wordt vaak ge zegd dat zij reizen om het reizen, dat het doel van hun gereis in de reis zelf besloten ligt," noteert Zwier. "Dat klinkt heel modern, ontheemd en romantisch, maar ik denk dat het juister is om te zeggen dat het doel van deze rei zen het reisboek is." Waar Van Dis zijn aardige boekjes net zo goed in de achter tuin kan schrijven, is het juist Zwier die het ware doel bereikt: een volkomen reisboek. China, de volgende keer? ROB VOOREN Een barbaar in China. Een reis door Centraal-Azië, Adriaan van Dis. Uitg. Meulenhoff. Land van grote eenzaamheid. Reisnotities over IJsland, Gerrit Jan Zwier. Serie: Op Schrijvers Voeten. Uitg. Veen. t De postbode uit de cyclus in het gezelschap v i de dood. (tekening Gerrit Hardcnbol) Pierrot mijn lacheni Cees Sanders debuteerde drie jaar geleden met 'Waaien op het dek', een bundel die het niet verdiende om op de grote hoop te worden ge gooid, simpelweg omdat de debu tant een eigen toon had. En toon, het mag bekend zijn, is het hart van talent. Toch was het geen vol maakt debuut. De lezer dreigde voortdurend te sneuvelen in een wildernis van beelden. Het leek wel alsof Sanders te graag schreef, zo jongleerde hij. Sanders heeft zelf klaarblijkelijk ook ingezien dat teveel verbeel ding niet alles is: zijn tweede boek 'In de luwte van eros' is namelijk zorgvuldiger van compositie. Strakker. De dichter heeft leren in zien dat je met één beeld ook aar dig uit de voeten kunt. 'In de luwte van eros' bestaat uit vijf cycli. Twee daarvan maken een niet erg sterke indruk: 'Een ar cheologische reis' en 'clownesk'. Al lezende kun je je niet aan de in druk ontrekken dat het gelegen heidsgedichten zijn. Anders gefor muleerd: een noodzaak lijkt te ont breken. Dit geldt vooral voor 'clownesk'. Om een voorbeeld te geven: Pierrot! Het lachen Heb ik verleerd! Mijn ziel in de spiegel Vervloog - vervloog! Zwart is het doek Van de spiegel in rouw. Pierrot! Het lachen Heb ik verleerd! O, geef mij opnieuw Harde leermeester Van ieders ziel, Verhevene i Dit is een smeekbede, geen ge dicht. Nog preciezer: een tot uit roepteken gestolde mededeling. In de andere cycli is Sanders beslist beter op dreef. Daarin toont hij zich een dichter die in staat is om de dingen naar zijn hand te zetten. Zo schrijft hij over r Eenmaal in de stad wijken ze al weer naar een andere kust alsof ze van geen straat mogen eten alsof ze alleen op haar mogen wij zen en huizen op een paalhoofd misschien lantaarn als hij in een pension, misschien. Lowry typeerde meeuwen welis waar nog mooier toen hij schreef dat ze zuivere straatvegers zijn, op zoek naar eetbare sterren, maar Sanders komt met zijn zinnen ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN - LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dl rekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar. dicht in de buurt. De verbinding die hij legt tussen de dichter en de meeuwen is bovendien geslaagd, niet in de laatste plaats door de herhaling van het woord mis schien. Op zijn sterkst is Sanders in de laatste cyclus, 'In het gezelschap van de dood'. De gedichten zijn ge baseerd op tekeningen van Gerrit Hardenbol. Deze Utrechtse kun stenaar maakte foto's op de Parijse begraafplaats Père-Lachaise. Thuis sloeg hij vervolgens aan het tekenen. Op alle tekeningen die in deze bundel zijn opgenomen zie je tombes waarvoor de toekomstige bewoners posteren. Een vervreem dend effect krijg je hierdoor. Nog vreemder wordt het als je de gedichten van Sanders leest. Bij de tekening van de postbode die voor zijn toekomstig graf staat, dicht hij bijvoorbeeld: hem weet ik alleen, nog te verzinnen dat hier geen plek voor mijn dienstfiets is. Een nuch tere mededeling, maar in het licht van de dood bezien.... Het knappe van deze cyclus is dat de tekenaar en de dichter zich niets aan elkaar gelegen hebben la ten liggen. Dat wil zeggen: Harden bol tekende op zijn manier en San ders schreef op wat hem goed- dunkte. Hij loog als hem dat zo uit kwam, zoals het een dichter be taamt. Ze waren dus niet eikaars knecht. Tekeningen en gedichten staan elkaar naar het leven op een WIM BRANDS Taalwetenschap is zijn vak, mis daadromans zijn afwijking. Over het eerste schreef hij boeken en ar tikelen, over het tweede ook. Als recensent van het NRC Handels blad bekeek René Apppel jaren lang misdaadromans met een zeer kritische blik. Nu is die kijker ook doener geworden: 'Handicap' is zijn eerste thriller. Een goede pre mière van de doe-het-zelver Appel. Geen gewoon verhaal van moord-politie-speurtocht. De lezer wordt direct ondergedompeld. Hij ziet hoe de leraar tijdens een vakantie in Tunesië zijn aan een rolstoel gekluisterde vrouw in een zwembad duwt. De liefde voor zijn gehandicapte ex-leerlinge was al lang tevoren verdronken in de poel van irritaties over de opgefokte blijmoedigheid, waarmee zij haar hindernis naar buiten uit toonde en haar eeuwige eis tot indringen de aandacht. Maar het aanvankelijk gevoel van bevrijding na haar dood maakt al snel plaats voor angst en onze kerheid als belanghebbenden - zo als de verzekering - nadrukkelijk vraagtekens plaatsen bij het 'onge luk'. Het wantrouwen neemt bezit van zijn bestaan. In alles en overal ziet hij tekenen van achterdocht. Een getuige in Tunesië wordt uit de weg geruimd, maar dat brengt ook geen rust. Integendeel, hij raakt nog verder van de wijs en be- lanceert op de rand van totale over spanning. Het is niet de misdaad, die domi neert in René Appels verhaal, maar meer de misdadiger. Geen crimi neel van huis uit, maar een gewone man die alleen niet is opgewassen tegen de verstikkende nabijheid van de vrouw, die hij ooit als echt genote koos. En nog minder opge wassen blijkt te zijn tegen de ont wikkelingen, die hij door zijn ri goureuze daad in gang heeft gezet. Een wat beladen begrip mis schien, maar toch: het is een psy chologische thriller. Boeiend van opzet en goed verteld. Een belang wekkend debuut. Altijd Maalbeek De naam Maalbeek lijkt onver brekelijk verbonden met de thril lers van de Nederlandse auteur Jacques Post. Toch is die Maalbeek geen huis- speurder van de auteur. Maalbeek verschijnt in steeds wisselende ge daanten. In Post eerste thriller als de onverbiddelijke rechercheur Maalbeek, vervolgens enkele ma len als ex-rechercheur. In 'De meimoorden' wordt Maal beek losgeweekt van het misdaad milieu. Daarin zien we hem terug als de zoon van een vermoorde ta xichauffeur, die temidden van het lombarstende oorlogsgeweld de moordenaar van zijn vader moet en zal vinden. Maar niet alleen Maalbeek ont stijgt het uitgesproken criminele milieu. Ook zijn geestelijke vader Jacques Post maakt een enorme overstap. Hij verlaat het louche we reldje van randfiguren dat in zijn eerste boeken de sfeer bepaalde. In zijn zesde boek 'Het Pincoffs Spel' neemt hij ons zelfs mee naar de negentiende eeuw van Max Ha-, velaar. Zo heet ook zijn hoofdfi guur, die als het ware door het avontuur wordt achtervolgd. In Nederland, in België, in Afrika. Havelaar krijgt daar te maken met allerlei vormen van misdaad. Alleen heet dat nu anders. Oplich ting heet handelen, moord heet duelleren, mishandeling heet af straffing. Zo kan ik doorgaan, want Posts verhaal is een aaneenschake ling van wilde avonturen en kei hard geweld. Het is dan ook meer een bruisen de en kleurrijke avonturenroman dan een thriller. Maar zelfs dat van bruut geweld druipende avontuur lijke relaas moet onverbiddelijk te recht komen bij Posts eeuwig uit gangspunt: Maalbeek. Maar dan heeft de lezer inmid dels een levendige, van actie bar stende wandeling door de negen tiende eeuw van Havelaar (Maal beek) achter de rug. KOOS POST 'Handicap' door René Appel, ver schenen bij Bert Bakker (ƒ24,90) en 'Het Pincoffs Spel' door Jacques Post, verschenen bij Luitingh 24,90). 'De aard van het Beest' is het ijzersterke debuut van de Engelse schrijf ster Jani Howker. Het verhaal speelt zich af in een grauw Brits stadje, waar we kennis maken met de jonge Bill Coward, zijn vader en grootva der. Het drietal vormt een rommelig huishouden. De twee volwassenen zijn afwisselend weg, dronken of hangen voor de televisie. Het wordt aan Bill overgelaten om de boel te redderen. Plaats voor fijngevoeligheden is er niet, al is er wel sprake van een soort ruwe hartelijkheid tussen het drietal. Het verhaal begint op het moment dat vrijwel alle mannen in het stadje zonder werk dreigen te raken, omdat de enige fabriek die het stadje rijk is gaat sluiten. Dat geeft flinke spanningen en conflicten, ook bij Bill thuis. In deze hectische situatie duiken er opeens berichten op over een onbe kend, verscheurend beest dat op de onherbergzame moors rond het stad je zwerft en geregeld dieren aanvalt. Als eerste wordt Bill met de daden van het Beest geconfronteerd, wan neer de kippen van zijn grootvader worden uitgemoord. Hij heeft zo zijn eigen ideëen over het monster en begint een hardnekkige speurtocht. Wat dit boek zo bijzonder maakt is de verteltrant: in nuchtere ronde taal vertelt Bill in een lange monoloog zijn verhaal. Met weinig woorden worden sferen opgeroepen en beelden neergezet die indruk maken. Het uitzichtloze bestaan van mensen de deprimerende, sombere moors, de weergaloze portrettering van Bill en zijn familie. Howker zadelt de lezer op met één brandende vraag: wat is het beest en wat is zijn rol? Dat klinkt vreemd, maar Howker laat dit met opzet in het ongewisse. Je komt er niet achter hoe het beest er werkelijk uitziet. Is het een hond, zoals de mensen beweren, is het een panter, zoals Bill ver moedt, of is het Bill zelf misschien? Dit verhaal is zo gelaagd, dat het nauwelijks kan worden naverteld. Die gelaagdheid maakt dat dit boek zich op verschillende manieren laat le zen: als een spannend verhaal of als een knappe sfeer- of karakterteke ning. Dat maakt De aard van het Beest een boek voor iedereen vanaf 12 jaar en ouder, ook volwassenen ondanks de leeftijd van de hoofdpersoon. Geen boek datje in een uurtje uit leest. Maar mag lezen ook nog wel eens moeite kosten? Een kritische kanttekening: voortdurend verspringt de schrijfster van tegenwoordige naar verleden tijd. Een echte noodzaak daartoe heb ik niet kunnen ontdekken. Wellicht is dit gedaan om de gewone spreektaal van Bill te accentueren. In dat geval vind ik het geen geslaagde greep. Het suggereert een zekere beholpenheid van Bill die onterecht is. Ook zo'n 'ruwe bolster-blanke pit'-verhaal is 'De eerste ploeg' van de Tsjechische auteur Karei Capek. De jonge arbeiderszoon Standa moet zijn studie uit geldgebrek afbreken en belandt in een mijn. Hij voelt zich niet erg thuis onder de mijnwerkers. Hij praat te duur, vinden zijn ploeg maten. "Ze pikken het niet dat ik heb doorgeleerd, dat is het 'm", ver moedt Standa. Standa en zijn ploegmaten groeien echter naar elkaar toe tijdens een heroïsche reddingspoging van een aantal ingesloten mijnwer kers. Capek weet in zijn verhaal het geploeter, de moed en angst van mijn werkers tastbaar te maken. Door zijn kleurrijke wijze van vertellen ko men alle betrokkenen met hun eigenaardigheden tot leven. Griezelige voorvallen worden doodnuchter verteld: als op een gegeven moment Standa's vingers worden verpletterd door een vallende steen, krijgt hij te horen "dat de dokter die er wel zal afknippen". Ieeeeek, denkt de lezer in zijn veilige stoel thuis, en even krommen de tenen zich in de schoenen. Bloed, zweet en tranen worden fraai afgewisseld met de dromerige fanta sieën van Standa waarin vrouwen uit zijn omgeving de hoofdrol spelen. De eerste ploeg is een boeiend en vlot geschreven verhaal dat je in één ruk uitleest. Een compliment voor de uitstekende vertaling: de robuuste en gespierde taal past volledig bij de sfeer van dit verhaal. MARGOT KLOMPMAKER De aard van het beest, Jani Howker, uitg. Querido. De eerste ploeg, Karei Capek, uitg. Leopold. ADVERTENTIE O.A. KLASSIEKE I N NED. LITERATUUR.GFSCHIHDKNIS. FILOSOFIE OPENINGSTIJDEN: MA-VR09.00-1H.00ZA 11.00-17.00 KOOPAVOND 19-00-21.00 NIEUWSTE EG I - 2MI RW LEIDEN - TELEEOON 071-121067 -I2MNI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 23