Persoonlijke
reisnotities
OEKEN
'Donderslagen op muziek':
natuurkunde van het hart
DE
KEER
Boeiend debuut van
oud-misdaadcriticus
Wisselvallig dichtwerk Sanders
Verhalen over ruwe
bolster, blanke pit
Van Dis en Zwier:
BIJRGERSDIJK 8f NIERMANS
Inkoop verkoop van boeken
WOENSDAG 13 MEI 1987
PAGINA 23
In 'De Harzreis' van Heinrich Hei
ne krijgt het professorenkorps in
de Duitse universiteitsstad Göttin-
gen er behoorlijk van langs. De
dichter typeert de hooggeleerde
Vossen als een stelletje verwaande
kwasten, in wier hoofd nog nim
mer een originele gedachte is opge
komen.
Wat goed geschreven is, wordt
waar. Heine heeft goed geschre
ven. Göttingen is bij mij sinds het
lezen van Heine dan ook altijd een
beetje in een smoezelig daglicht
blijven staan, ook al weet ik dat de
universiteit in deze stad tal van
eminente wetenschappers en filo
sofen heeft voortgebracht.
Door 'Donderslagen op muziek'
werd ik daar weer eens met de
neus op gedrukt. Dit boek bevat
een door Adriaan Morriën en Henk
Mulder vertaalde selectie uit de
'kladboeken' van de Duitse wis- en
natuurkundige Georg Christoph
Lichtenberg, die leefde van 1744
tot 1799, voor Heines tijd dus.
Lichtenberg heeft er tijdens zijn
hoogleraarschap in Göttingen van
alles aan gedaan om op het gebied
van de natuurkunde beroemd te
worden, maar is daarin niet ge
slaagd. Zijn kracht lag op een an
der terrein, op dat van 'de natuur
kunde van het hart', zoals Henk
Mulder het in het nawoord bij het
boek omschrijft.
In 'Donderslagen op muziek' zijn
een groot aantal observaties en afo
rismen van de Duitse geleerde bij
eengebracht die getuigen van een
uiterst scherpzinnige en kritische
geest. Het zijn de bespiegelingen
van iemand die zijn tijd ver vooruit
was, opgeschreven in een taal, die
wat helderheid betreft niet onder
doet voor die van een Giacomo
Leopardi.
Ik raad het u niet aan dit boek in
een keer uit te lezen - van zoveel
vernuft achter elkaar wordt men
moe. Beter is het om elke dag twee
of drie bladzijden van de gebo
chelde dwerg uit Göttingen', zoals
Lichtenberg werd genoemd, te le
zen. Of het nu gaat over schrijven,
filosofie, bijgeloof, religie, gevoe
lens, dromen, ziekte, ouderdom of
de dood, elke notitie van Lichten
berg genereert nieuwe gedachten
in het hoofd van de lezer. Die
zwerftochten van de geest zijn na
tuurlijk uiterst aangenaam. Maar
ze vergen enige tijd.
Lichtenberg lezend, heb je de
neiging om wat hij beweert meteen
aan jezelf en je omgeving te toetsen
op waarheid. Neem een observatie
als deze:"Om een vreemde taal
echt goed te leren spreken en haar
in gezelschap werkelijk te spreken
met het onvervalste accent van het
volk dat die taal spreekt, moet men
niet alleen een geheugen en een ge
hoor maar in zekere mate ook iets
van een ij dele kwast hebben".
Pats! Daar stond onze onvolpre
zen Adriaan van Dis. Van zijn 'stiff
upperlip' zou menige Engelsman
nog wat kunnen leren. Laat van
Dis praten met een Zuid-Afrikaan
en je ziet die man denken: ben ik
die snuiter niet eens ergens op een
ossewa in Transvaal tegengeko-
Aangezien ik mij gesteld zag
voor de taak het boek van Lichten
berg te bespreken, heb ik 'Donder
slagen op muziek' wél in een keer
uitgelezen. Dat heeft toch nog wel
een voordeel: je merkt sneller dat
Lichtenberg nogal onderhevig was
aan stemmingen. In korte notities
als: 'Ik zie het graf op mijn wan
gen', 'De herfst die de bladeren
weer terugbetaalt, die de aarde de
zomer heeft geleend' en 'Wij kun
nen werkelijk niet weten of wij op
dit ogenblik niet in een gekken
huis zitten' schemert iets door van
zijn hypochondrische, melancho
lieke natuur.
Lichtenberg lijkt in niets op de
verwaten geleerde. Bij al zijn ken
nis en analytisch inzicht blijft hij
een mens, met alle momenten van
zwakten die daar bij horen. In zijn
werk niet die arrogante toon van:
'Ik weet het wel. Wie maakt me
wat?' Hij laat zich ook van zijn
zwakke kant zien, iets dat je een
Karei van het Reve bijvoorbeeld
niet snel zult zien doen.
'Donderslagen op muziek' bevat
nogal wat observaties en gedach
ten, die door latere generaties
schrijvers meer in detail lijken te
zijn uitgewerkt. In observatie (461)
heeft Lichtenberg het bijvoorbeeld
over een wereld waarin de mensen
oud zijn bij de geboorte en daarna
hoe langer hoe jeugdiger worden.
Meteen denken wij aan Hanlo's ge
dicht 'Wij komen ter wereld'. En
dan de notitie over de snelheid
waarmee de tijd in verschillende
situaties verstrijkt - ze lijkt een kor
te samenvatting van Thomas
Manns bespiegeling over datzelfde
onderwerp in 'De Toverberg'.
Dat Lichtenbergs 'kladboekaan
tekeningen' nog steeds van deze
tijd zijn, bewijst een uitspraak op
bladzijde 128. Daar schrijft hij:
"Wanneer een oorlog twintig jaar
heeft geduurd kan hij ook wel hon
derd jaar duren. Want de oorlog
wordt dan een toestand. Polemo-
kratie. De mensen die de smaak
van de vrede hebben geproefd ster
ven uit". Wie met deze uitspraak in
gedachten de troebelen in Libanon
bekijkt, beseft hoe raak die opmer
king is.
'Donderslagen op muziek' is het
boek van een denker, wiens gees
teshouding mij zeer sympathiek
aandoet. Het mag op mijn nacht
kastje, binnen handbereik. Naast
'De Harzreis' van Heine.
CEES VAN HOORE
Georg Christoph Lichtenberg, Don
derslagen op muziek, Een keuze uit
zijn kladboeken, vertaling Adriaan
Morrièn en Henk Mulder, Nawoord:
Henk Mulder. Uitgeverij G.A. Van Oor
schot, Arasterdam, 1987. 34,90.
Het is te hopen dat de hausse in
reisverhalen nog een hele tijd
aanhoudt, want wat er zoal in
binnen- en buitenland op dat ge
bied gepubliceerd wordt bevrijdt
menige lezer van de dwangmati
ge behoefte er in vakantietij d zelf
op uit te trekken. Neem nou Chi
na, of IJsland. Wilde, dure en
vooral verre gebieden waarover
men - laten we wel wezen - toch
het beste rustig, goedkoop en
vooral dichtbij kan lezen.
Geen taalproblemen, geen gif
tige hitte of snijdende koude,
geen psychische en cultuur
schokken, geen raar volk waarop
men machteloos is aangewezen,
geen vreselijke middelen van
vervoer, geen' darmteisterend
voedsel, geen diepe teleurstel
ling omdat men in den vreemde
ontdekt dat men beter veilig
thuis had kunnen blijven.
"Nu zit ik tussen echte Chine
zen en ik geloof niet dat ik ze aar
dig vind," schrijft Adriaan van
Dis ergens halverwege zijn boek
'Een barbaar in China', een ver
slag van zijn tocht langs de zijde
route, die van oudsher door Chi
na voerde. Een verslag vol erge-
nissen. Hij krijgt geen fiets in een
land waar het rinkelt van de fiet
sen, de mensen zeggen nooit dui
delijk ja of nee, het personeel is
onbeschoft, alles smaakt naar
yakboter, militairen vertonen na
zistische trejsjes, het is er te
ADVERTENTIE
LITERATUUR
in Leiden
op Nieuwe Rijn 13
bij
BOEKHANDEL
KOOYKER
warm of te koud, etc. etc. Niets
dan leed en imperfectie.
"Ik las dat de Han-Chinezen
vroeger stenen tegen de fortwal
(van het zeshonderd jaar oude
Jiayu-fort aan de Jiayuguan-pas -
RVJ gooiden, uit wanhoop, om
dat zij het grondgebied van de
barbaren moesten betreden",
schrijft de ongelukkige toerist.
"Ik kan mij iets van hun wan
hoop voorstellen, reizen in een
vreemd gebied waar je de taal
niet lezen of spreken kunt,
maakt onzeker en eenzaam. En
ook de Chinezen laten niets na
om je nog vreemder te maken
dan je al bent. Ze komen kijken
hoe ik zit, hoe ik een appel eet,
mijn tanden poets, ik voel mij
een aap in Artis".
En zo lamenteert Van Dis een
kleine honderd bladzijden voort,
zodat de huiselijke lezer met gre
tigheid zijn vooroordeel dat het
elders maar niks is, bevestigd
ziet. Natuurlijk irriteert de
hoogstpersoonlijke visie van de
auteur ook: wie verre reizen doet
zou meer en opgewekter moeten
kunnen verhalen.
En er is twijfel: overdrijft Van
Dis zijn leedwezen niet? Heeft
China echt zo weinig schoons te
bieden of wordt het zo te schan
de geschreven, omdat literair ge
kanker leuker is dan het dorre
gejubel van een reisgids?
Het verhaal van de Chinese
treinreizigers die arme, om eten
bedelende kinderen juichend be
kogelen met "eieren, graten,
schillen, dozen", en zelfs kokend
water lijkt de echtheid van Van
Dis' weerzin te bevestigen. Een
merkwaardig, maar vlot en
boeiend geschreven reisvertel-
ling.
Eigenlijk vind ik dan 'Land
van grote eenzaamheid', reisnoti
ties over IJsland van schrijver
antropoloog Gerrit Jan Zwier
een stuk aardiger.
Net als Adriaan van Dis
schrijft hij vanuit een heel per
soonlijk perspectief en geeft hij
onbekrompen uiting aan afkeu
rende gevoelens. Zijn verhaal is
echter stukken beter gedocu-
Adriaan van Dis: overdreven?
menteerd (hij haalt bv. tal van
andere IJsland-vorsers aan),
geestiger en indringender. Hier
hebben we een voorbeeld van
een land waar je veel beter over
kunt lezen dan naartoe moet
gaan. Het wemelt er van de vo
gelsoorten, geisers, onherberg
zaamheden, neerslag, dranklusti-
gen, gletsjers, vulkanen en hete
springbronnen, rare toeristen en
andere verdrietigheden.
Een droef, doods eiland dat
niettemin door Zwier tot verruk
kelijk leven wordt gebracht.
Geen detail van mensen, flora,
fauna en landschap ontkomt aan
zijn nieuwsgierigheid. Observa
tievermogen en (zelf)spot, sa
mengesmeed door een grote be
lezenheid en anekdotisch vermo
gen.
Zwier schrijft leuk: hij spot
met de literaire neigingen land
schappen in fraaie termen te be
schrijven. Maar wat moet hij zelf
met dit ijzige gebied? "Ik kon
mijn lezers moeilijk gaan vertel
len dat ik in een bus door de re
gen reed en door de natte en be
slagen ruiten geen steek van de
omgeving kon zien".
Zijn kritiek laat hij dan een
bladzijde verderop achteloos en
onopvallend volgen door een ei
gen staaltje van geëxalteerd pro
za: "IJsland schreide zijn over
vloed weg in stromen en beken,
die zich over het graniet van de
bergen en de stenen van de kust
vlakte naar zee repten. Overal
klonk het geruis en geklok van
water. Voor mij ben je als een
boerin uit de saga's, met sneeuw
witte borsten, billen als tafelber
gen en met de passie van je hete
bronnen. Rijk, gezegend IJsland!
Ik zie de blinkende helderheid
van je zee en merk hoe de San
ders naar mij opstijgen met de
ontroerende lieflijkheid van een
verre roep."
Gerrit Jan Zwier biedt de lezer
aanzienlijk meer waar voor zijn
vakantiegeld dan Adriaan van
Dis, wiens gejammer uiteindelijk
weinig diepte heeft. "Van moder
ne reizigers als Paul Theroux en
Bruce Chatwin wordt vaak ge
zegd dat zij reizen om het reizen,
dat het doel van hun gereis in de
reis zelf besloten ligt," noteert
Zwier. "Dat klinkt heel modern,
ontheemd en romantisch, maar
ik denk dat het juister is om te
zeggen dat het doel van deze rei
zen het reisboek is."
Waar Van Dis zijn aardige
boekjes net zo goed in de achter
tuin kan schrijven, is het juist
Zwier die het ware doel bereikt:
een volkomen reisboek. China,
de volgende keer?
ROB VOOREN
Een barbaar in China. Een reis
door Centraal-Azië, Adriaan van
Dis. Uitg. Meulenhoff.
Land van grote eenzaamheid.
Reisnotities over IJsland, Gerrit Jan
Zwier. Serie: Op Schrijvers Voeten.
Uitg. Veen.
t De postbode uit de cyclus in het gezelschap v
i de dood.
(tekening Gerrit Hardcnbol) Pierrot mijn lacheni
Cees Sanders debuteerde drie jaar
geleden met 'Waaien op het dek',
een bundel die het niet verdiende
om op de grote hoop te worden ge
gooid, simpelweg omdat de debu
tant een eigen toon had. En toon,
het mag bekend zijn, is het hart
van talent. Toch was het geen vol
maakt debuut. De lezer dreigde
voortdurend te sneuvelen in een
wildernis van beelden. Het leek
wel alsof Sanders te graag schreef,
zo jongleerde hij.
Sanders heeft zelf klaarblijkelijk
ook ingezien dat teveel verbeel
ding niet alles is: zijn tweede boek
'In de luwte van eros' is namelijk
zorgvuldiger van compositie.
Strakker. De dichter heeft leren in
zien dat je met één beeld ook aar
dig uit de voeten kunt.
'In de luwte van eros' bestaat uit
vijf cycli. Twee daarvan maken een
niet erg sterke indruk: 'Een ar
cheologische reis' en 'clownesk'.
Al lezende kun je je niet aan de in
druk ontrekken dat het gelegen
heidsgedichten zijn. Anders gefor
muleerd: een noodzaak lijkt te ont
breken. Dit geldt vooral voor
'clownesk'. Om een voorbeeld te
geven:
Pierrot! Het lachen
Heb ik verleerd!
Mijn ziel in de spiegel
Vervloog - vervloog!
Zwart is het doek
Van de spiegel in rouw.
Pierrot! Het lachen
Heb ik verleerd!
O, geef mij opnieuw
Harde leermeester
Van ieders ziel,
Verhevene i
Dit is een smeekbede, geen ge
dicht. Nog preciezer: een tot uit
roepteken gestolde mededeling. In
de andere cycli is Sanders beslist
beter op dreef. Daarin toont hij
zich een dichter die in staat is om
de dingen naar zijn hand te zetten.
Zo schrijft hij over r
Eenmaal in de stad wijken ze
al weer naar een andere kust
alsof ze van geen straat mogen eten
alsof ze alleen op haar mogen wij
zen en
huizen op een paalhoofd misschien
lantaarn
als hij in een pension, misschien.
Lowry typeerde meeuwen welis
waar nog mooier toen hij schreef
dat ze zuivere straatvegers zijn, op
zoek naar eetbare sterren, maar
Sanders komt met zijn zinnen
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN - LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij ons dl rekt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.
dicht in de buurt. De verbinding
die hij legt tussen de dichter en de
meeuwen is bovendien geslaagd,
niet in de laatste plaats door de
herhaling van het woord mis
schien.
Op zijn sterkst is Sanders in de
laatste cyclus, 'In het gezelschap
van de dood'. De gedichten zijn ge
baseerd op tekeningen van Gerrit
Hardenbol. Deze Utrechtse kun
stenaar maakte foto's op de Parijse
begraafplaats Père-Lachaise.
Thuis sloeg hij vervolgens aan het
tekenen. Op alle tekeningen die in
deze bundel zijn opgenomen zie je
tombes waarvoor de toekomstige
bewoners posteren. Een vervreem
dend effect krijg je hierdoor.
Nog vreemder wordt het als je de
gedichten van Sanders leest. Bij de
tekening van de postbode die voor
zijn toekomstig graf staat, dicht hij
bijvoorbeeld: hem weet ik alleen,
nog te verzinnen dat hier geen plek
voor mijn dienstfiets is. Een nuch
tere mededeling, maar in het licht
van de dood bezien....
Het knappe van deze cyclus is
dat de tekenaar en de dichter zich
niets aan elkaar gelegen hebben la
ten liggen. Dat wil zeggen: Harden
bol tekende op zijn manier en San
ders schreef op wat hem goed-
dunkte. Hij loog als hem dat zo uit
kwam, zoals het een dichter be
taamt. Ze waren dus niet eikaars
knecht. Tekeningen en gedichten
staan elkaar naar het leven op een
WIM BRANDS
Taalwetenschap is zijn vak, mis
daadromans zijn afwijking. Over
het eerste schreef hij boeken en ar
tikelen, over het tweede ook. Als
recensent van het NRC Handels
blad bekeek René Apppel jaren
lang misdaadromans met een zeer
kritische blik. Nu is die kijker ook
doener geworden: 'Handicap' is
zijn eerste thriller. Een goede pre
mière van de doe-het-zelver Appel.
Geen gewoon verhaal van
moord-politie-speurtocht. De lezer
wordt direct ondergedompeld. Hij
ziet hoe de leraar tijdens een
vakantie in Tunesië zijn aan een
rolstoel gekluisterde vrouw in een
zwembad duwt. De liefde voor zijn
gehandicapte ex-leerlinge was al
lang tevoren verdronken in de poel
van irritaties over de opgefokte
blijmoedigheid, waarmee zij haar
hindernis naar buiten uit toonde
en haar eeuwige eis tot indringen
de aandacht.
Maar het aanvankelijk gevoel
van bevrijding na haar dood maakt
al snel plaats voor angst en onze
kerheid als belanghebbenden - zo
als de verzekering - nadrukkelijk
vraagtekens plaatsen bij het 'onge
luk'. Het wantrouwen neemt bezit
van zijn bestaan. In alles en overal
ziet hij tekenen van achterdocht.
Een getuige in Tunesië wordt uit
de weg geruimd, maar dat brengt
ook geen rust. Integendeel, hij
raakt nog verder van de wijs en be-
lanceert op de rand van totale over
spanning.
Het is niet de misdaad, die domi
neert in René Appels verhaal, maar
meer de misdadiger. Geen crimi
neel van huis uit, maar een gewone
man die alleen niet is opgewassen
tegen de verstikkende nabijheid
van de vrouw, die hij ooit als echt
genote koos. En nog minder opge
wassen blijkt te zijn tegen de ont
wikkelingen, die hij door zijn ri
goureuze daad in gang heeft gezet.
Een wat beladen begrip mis
schien, maar toch: het is een psy
chologische thriller. Boeiend van
opzet en goed verteld. Een belang
wekkend debuut.
Altijd Maalbeek
De naam Maalbeek lijkt onver
brekelijk verbonden met de thril
lers van de Nederlandse auteur
Jacques Post.
Toch is die Maalbeek geen huis-
speurder van de auteur. Maalbeek
verschijnt in steeds wisselende ge
daanten. In Post eerste thriller als
de onverbiddelijke rechercheur
Maalbeek, vervolgens enkele ma
len als ex-rechercheur.
In 'De meimoorden' wordt Maal
beek losgeweekt van het misdaad
milieu. Daarin zien we hem terug
als de zoon van een vermoorde ta
xichauffeur, die temidden van het
lombarstende oorlogsgeweld de
moordenaar van zijn vader moet en
zal vinden.
Maar niet alleen Maalbeek ont
stijgt het uitgesproken criminele
milieu. Ook zijn geestelijke vader
Jacques Post maakt een enorme
overstap. Hij verlaat het louche we
reldje van randfiguren dat in zijn
eerste boeken de sfeer bepaalde.
In zijn zesde boek 'Het Pincoffs
Spel' neemt hij ons zelfs mee naar
de negentiende eeuw van Max Ha-,
velaar. Zo heet ook zijn hoofdfi
guur, die als het ware door het
avontuur wordt achtervolgd. In
Nederland, in België, in Afrika.
Havelaar krijgt daar te maken
met allerlei vormen van misdaad.
Alleen heet dat nu anders. Oplich
ting heet handelen, moord heet
duelleren, mishandeling heet af
straffing. Zo kan ik doorgaan, want
Posts verhaal is een aaneenschake
ling van wilde avonturen en kei
hard geweld.
Het is dan ook meer een bruisen
de en kleurrijke avonturenroman
dan een thriller. Maar zelfs dat van
bruut geweld druipende avontuur
lijke relaas moet onverbiddelijk te
recht komen bij Posts eeuwig uit
gangspunt: Maalbeek.
Maar dan heeft de lezer inmid
dels een levendige, van actie bar
stende wandeling door de negen
tiende eeuw van Havelaar (Maal
beek) achter de rug.
KOOS POST
'Handicap' door René Appel, ver
schenen bij Bert Bakker (ƒ24,90) en
'Het Pincoffs Spel' door Jacques Post,
verschenen bij Luitingh 24,90).
'De aard van het Beest' is het ijzersterke debuut van de Engelse schrijf
ster Jani Howker. Het verhaal speelt zich af in een grauw Brits stadje,
waar we kennis maken met de jonge Bill Coward, zijn vader en grootva
der. Het drietal vormt een rommelig huishouden. De twee volwassenen
zijn afwisselend weg, dronken of hangen voor de televisie. Het wordt aan
Bill overgelaten om de boel te redderen. Plaats voor fijngevoeligheden is
er niet, al is er wel sprake van een soort ruwe hartelijkheid tussen het
drietal.
Het verhaal begint op het moment dat vrijwel alle mannen in het stadje
zonder werk dreigen te raken, omdat de enige fabriek die het stadje rijk is
gaat sluiten. Dat geeft flinke spanningen en conflicten, ook bij Bill thuis.
In deze hectische situatie duiken er opeens berichten op over een onbe
kend, verscheurend beest dat op de onherbergzame moors rond het stad
je zwerft en geregeld dieren aanvalt.
Als eerste wordt Bill met de daden van het Beest geconfronteerd, wan
neer de kippen van zijn grootvader worden uitgemoord. Hij heeft zo zijn
eigen ideëen over het monster en begint een hardnekkige speurtocht.
Wat dit boek zo bijzonder maakt is de verteltrant: in nuchtere ronde
taal vertelt Bill in een lange monoloog zijn verhaal. Met weinig woorden
worden sferen opgeroepen en beelden neergezet die indruk maken. Het
uitzichtloze bestaan van mensen de deprimerende, sombere moors, de
weergaloze portrettering van Bill en zijn familie.
Howker zadelt de lezer op met één brandende vraag: wat is het beest en
wat is zijn rol? Dat klinkt vreemd, maar Howker laat dit met opzet in het
ongewisse. Je komt er niet achter hoe het beest er werkelijk uitziet. Is het
een hond, zoals de mensen beweren, is het een panter, zoals Bill ver
moedt, of is het Bill zelf misschien?
Dit verhaal is zo gelaagd, dat het nauwelijks kan worden naverteld. Die
gelaagdheid maakt dat dit boek zich op verschillende manieren laat le
zen: als een spannend verhaal of als een knappe sfeer- of karakterteke
ning. Dat maakt De aard van het Beest een boek voor iedereen vanaf 12
jaar en ouder, ook volwassenen ondanks de leeftijd van de hoofdpersoon.
Geen boek datje in een uurtje uit leest. Maar mag lezen ook nog wel eens
moeite kosten?
Een kritische kanttekening: voortdurend verspringt de schrijfster van
tegenwoordige naar verleden tijd. Een echte noodzaak daartoe heb ik niet
kunnen ontdekken. Wellicht is dit gedaan om de gewone spreektaal van
Bill te accentueren. In dat geval vind ik het geen geslaagde greep. Het
suggereert een zekere beholpenheid van Bill die onterecht is.
Ook zo'n 'ruwe bolster-blanke pit'-verhaal is 'De eerste ploeg' van de
Tsjechische auteur Karei Capek. De jonge arbeiderszoon Standa moet
zijn studie uit geldgebrek afbreken en belandt in een mijn. Hij voelt zich
niet erg thuis onder de mijnwerkers. Hij praat te duur, vinden zijn ploeg
maten. "Ze pikken het niet dat ik heb doorgeleerd, dat is het 'm", ver
moedt Standa. Standa en zijn ploegmaten groeien echter naar elkaar toe
tijdens een heroïsche reddingspoging van een aantal ingesloten mijnwer
kers.
Capek weet in zijn verhaal het geploeter, de moed en angst van mijn
werkers tastbaar te maken. Door zijn kleurrijke wijze van vertellen ko
men alle betrokkenen met hun eigenaardigheden tot leven. Griezelige
voorvallen worden doodnuchter verteld: als op een gegeven moment
Standa's vingers worden verpletterd door een vallende steen, krijgt hij te
horen "dat de dokter die er wel zal afknippen". Ieeeeek, denkt de lezer in
zijn veilige stoel thuis, en even krommen de tenen zich in de schoenen.
Bloed, zweet en tranen worden fraai afgewisseld met de dromerige fanta
sieën van Standa waarin vrouwen uit zijn omgeving de hoofdrol spelen.
De eerste ploeg is een boeiend en vlot geschreven verhaal dat je in één
ruk uitleest. Een compliment voor de uitstekende vertaling: de robuuste
en gespierde taal past volledig bij de sfeer van dit verhaal.
MARGOT KLOMPMAKER
De aard van het beest, Jani Howker, uitg. Querido.
De eerste ploeg, Karei Capek, uitg. Leopold.
ADVERTENTIE
O.A. KLASSIEKE I N NED. LITERATUUR.GFSCHIHDKNIS. FILOSOFIE
OPENINGSTIJDEN: MA-VR09.00-1H.00ZA 11.00-17.00 KOOPAVOND 19-00-21.00
NIEUWSTE EG I - 2MI RW LEIDEN - TELEEOON 071-121067 -I2MNI