'Ik ontwerp voor iedereen' 'Lourdes op zich is voor mij al een wonder* Jan des Bouvrie, beroemd om kubistische meubels 'Ze zeggen wel eens je was gisteren zeker dronken' Herman Snijdersvroegop voor dertigste keer naar bedevaartplaats in de Pyreneeën ZATERDAG 9 MEI 1987 EXTRA v PAGINA 33 door Annemarie Zevenbergen Jan des Bouvrie, meubelontwerper en binnenhuisarchitect. Beroemd geworden met zijn simpele kubistische zitmeubels. Een geslaagd zakenman ook die verandering op tijd weet door te voeren en op het juiste tijd moment 'karweitjes' aanpakt als het ontwerpen van een huisprogrammaatje voor de groothandel of tuinmeubels. Hij is gek van paardensport en zette zelfs de eerste schreden op het mode-ontwerperspad. De succes-story van Des Bouvrie. Jan des Bouvrie: 'Om te ontwerpenmoet je een leuk leven hebben'. (foto GPD) Een donkerblauw, goed gesneden pak met een krijtstreepje, een rood vlinderdasje en een quasi noncha lante krullebol. Doosje sigaren voor zich op tafel, relaxed achteroverge leund. De levenswijze van Jan des Bouvrie. Ontwerper van meubels. Meubels die zoals hij zelf zegt voor iedereen bereikbaar zijn, maar de naam hebben alleen voor de happy few realiseerbaar te zijn. Bij een de cent achtergrondmuziekje, dwars fluit met begeleiding, vertelt hij in zijn meubelzaak in Bussum over zijn jarenlange verbintenis met Gel derland, zijn filosofie achter het on- werpen en zijn liefde voor paarden en mode. Des Bouvrie zag in 1942 het levens licht in hetzelfde pand waar hij nu zijn winkel heeft. „Ik ben hierboven gebo ren. Vroeger waren hier een stuk of vijf winkels. Een kruidenier, een ijzerwin kel, een bar en mijn ouders hadden hier hun meubelzaak. Zij kwamen uit Am sterdam en zijn hier in de oorlog een zaak begonnen. Na de oorlog hadden zij een van de eerste Goed Wonen zaken. Er was toen vrijwel niets te koop op het ge bied van modern wonen en de Stichting Goed Wonen was destijds het meest be zig met onder andere Gispen, Gelder land Spectrum, Ploeg Stoffen en Arti- fort en Pastoe". Hij groeide op in die meubelbranche. „Ik kom uit vier generaties meubelma kers, dus ik kreeg het echt met de paple pel ingegoten. Ik ben in de zaak van mijn ouders gaan werken nadat ik de academie had afgemaakt en zo ben ik ei genlijk met ontwerpen begonnen. Naar aanleiding van allerlei vragen van men sen van 'we willen dit en we willen dat'. Je had in die tijd alleen maar Scandina vische meubels. Toen kwamen de Italia nen ook sterk op, heel sterk. En dat zijn ze nog, maar in wezen vind ik dat toch een bijna onbetaalbare markt". Eenvoud Wat Des Bouvrie wilde was een een voudig meubel ontwerpen waar alles mee kon worden gedaan. „De Neder landse huiskamer was, en is, in feite te klein. Ik denk dat men voor bijna het zelfde geld die kamers groter kan bou wen. In elk geval wilde ik een meubel ontwerpen dat variabel was en dat rust zou geven in het interieur. Een simpel en makkelijk toepasbaar stuk dat ook na 20 jaar nog acceptabel is, want een meubel is duur dus het moet tijdloos zijn". De ontwerper kwam toen bij de meu belfabriek Gelderland terecht en begon met Pastoe en later met Rohé. En daar kon hij zijn ideeën in een ontwerp bren gen. „Een combinatie van vorm en be wust denken waar het uiteindelijk te recht komt", zoals hij het zelf omschrijft. Nu na 20 jaar is er nog steeds geen einde gekomen aan een vruchtbare samenwer king met Gelderland. „Die fabriek maakt mooi en houdt zich exact aan de prijs. Niet te duur en niet te goedkoop. Bovendien hebben die meubels een goe de zit. Er gaat bijna geen bank de deur uit of die zit fantastisch. Men blijft daar ook steeds in ontwikkeling en dat vind ik een goede zaak. Het is niet zo dat ik als ontwerper een ding maak dat zij uit voeren en de fabriek uitgooien. Nee, er komt bewust iets terug". Des Bouvrie bouwde zijn naam op met zijn strakke kubistische vormen. Rechte banken, simpele lijnen. Een formule waar hij nu nog succes mee heeft. Maar vorig jaar introduceerde Gelderland een nieuw meubelprogramma van de hand van Des Bouvrie. Opvallendste ken merk: ronde vormen. Veranderingen „Ik zit nu twintig jaar in die hele vorm geving bij Gelderland. Op een gegeven moment kwam ik met een wat andere vormgeving en dat kreeg ik er niet door heen. De directie redeneerde toen 'never change a winning horse' (zie hier duide lijk Des Bouvries liefde voor paarde- sport). Dat is natuurlijk ook wel zo maar ik zag zelf zo veel veranderingen in vorm om me heen. De modellen die we had den liepen goed en zullen ook nog wel jaren blijven lopen, maar ik vind dat je als fabriek, zeker als je internationaal wilt gaan werken, je af en toe moet ver jongen. Onder die veijonging versta ik dat de modellen weer zwevend zijn ge worden. En het fauteuiltje is weer heel belangrijk geworden, het individueel zit ten. Dat is in die kubistische vormen al tijd wat massaal. Toen heb ik, met de zelfde formule een totale nieuwe collec tie op de beurs in Keulen gebracht en dat bleek een schot in de roos te zijn. Voor mij is daarbij heel belangrijk dat ik niets aan vormgeving heb hoeven inle veren. Ik heb dezelfde vormen kunnen toepassen, maar nu rond. Het is eigenlijk heel simpel". De nieuwe collectie bestaat uit vier modellen en een variant op een bestaand model. „Het gekke is dat we dat laatste al eens eerder hebben gehad maar toen was het geen succes. Nu wel. Dat bete kent dus, en dat zie ik ook duidelijk, dat het interieur wat speelser is geworden. Mensen accepteren wat makkelijker vormen. Het publiek weet nu ook veel meer. Je moet als fabrikant dan ook niet denken dat het publiek achterlijk is. Voordat hij gaat inrichten weet iedereen eigenlijk precies wat hij wil. Men heeft daar een duidelijk beeld van. Dat was toen ik begon nog helemaai niet zo. Ko pers kwamen dan met 'we willen een stoel of een lampje'. Terwijl de mensen nu met duidelijke vragen komen. Dat is een goeie ontwikkeling". „Je huis is in feite de plaats waar je op kunt terugvallen en waar je tot rust komt. Je moet dan ook niet zomaar meu bels kopen. Jë moet dat bewust doen. En als je geen keus kunt maken, moetje eerst een bank kopen die je absoluut mooi vindt en daarna komt de rest staps gewijs vanzelf'. Meer vrijheid Des Bouvrie laat wat broodjes aanruk ken en steekt nog een sigaar op. Woelt even met zijn hand door zijn haar. „Ik heb de afgelopen twintig jaar van alles meegemaakt. Van nostalgie tot art deco, de metaalachtige meubels, de houten meubels, die ineens wit werden. Ik heb alle mogelijke vormen al eens meege maakt. Maar ik ben toch doorgegaan met mijn eigen idee. Vorig jaar bijvoor beeld, toen we met die ronde vormen zijn begonnen, kwam die hele Memphis- beweging op. Ik had daar helemaal geen zin in. Voor mij was dat maar van tijde lijke aard. Maar het geeft wel een hele nieuwe richting aan, waardoor er een grotere vrijheid in het hele ontwerpen is gekomen. Men is daardoor ook in een hele andere sfeer gekomen. Ook op de academies. De leerlingen dachten op een gegeven moment alleen nog maar in Memphis. Er werden overal schuine pootjes en bolletje op geplaatst. Maar het sterke van deze beweging is wel dat het direct een internationale beweging werd. In Amerika, Japan, alles werd post modern". „Maar ik wil gewoon een meubel waar je lekker op zit en dat makkelijk toepas baar is. Kijk, als ik een bankje of een stoel ontwerp, wat ik het liefst doe, dan heb ik maar één uitgangspunt als het ik getekend heb, en dat is dat ik het zelf zou willen hebben. Voor de rest interes seert het me allemaal niet zo. Ik doe er ook niet zo gewichtig over. Ik maak hon derden tekeningen. Ik zit altijd te schet sen op mijn sigarendoosje of wat dan ook. Ik zit altijd te ontwerpen. Nooit achter mijn tekentafel. En ik probeer bij een ontwerp altijd seriematig te denken. Ik heb er niets aan als mijn bankje in het Stedelijk Museum komt te staan. Ik heb liever dat iedereen er op kan zitten". Geheel „Ik maak ook meubels waar iedereen plezier van kan hebben. Ik heb wel de naam dat ik voor de happy few werk, en dat is misschien ook wel zo, maar daar zit mijn markt niet. Dat klinkt misschien gek. Wat wij maken is gericht op die 250 inrichters in Nederland die bezig zijn leuke interieurs te maken. Dat is ons grootste afzetgebied. Je kunt zeggen: dat is de middengroep, maar daar geloof ik nooit zo in. Er is een postbode die een Gelderlandbankje koopt, maar ook een directeur van de ABN zit op datzelfde bankje. Als iemand het echt leuk vindt kan hij het ook kopen. Daar zit geen ver schil in". „Vorig jaar heb ik voor de Makro een programmaatje gemaakt met meubels voor mensen die thuis werken. Ik vond dat een uitdaging. Bij de Makro komt een bepaalde klantengroep, van mensen met het laagste inkomen tot mensen met het hoogste inkomen". „Omdat het steeds vaker voorkomt dat mensen thuis werken wilde de Ma kro daar een programma voor op de markt brengen. Zij benaderde een Ne derlandse fabrikant waar ik toen mee werkte voor een eenvoudig huispro grammaatje. We hebben een serie op de markt gebracht en dat was bij de Makro binnen veertien dagen uitverkocht. Ge woon een bureautje met een kastje. Wit gelakt. Dat vind ik nou leuk, dat zoiets lukt". „Een groot stuk van mijn succes heb ik te danken aan het feit dat ik heb ge leerd middenstander te zijn en met men sen kan omgaan. Ik denk dat ik nooit dit succes zou hebben gehad zonder mijn winkel. Dat is de basis van mijn informa tie. Ik richt ook nog steeds bijvoorbeeld een flatje in. Zodra ik dat niet meer doe weet ik niet meer voor wat en wie ik ont werp". Leuk „Een van de leukste dingen van mijn vak is het ontwikkelen. Ik ben nooit be wust bezig iets vernieuwends te maken. Waar ik wel altijd mee bezig ben is te zorgen voor continuiteit met een ont werp alsof het mijn eerste ontwerp is. Ik moet het echt verkopen. Ik moet echt vertellen waarom. Er wordt ook wel eens tegen me gezegd: je was zeker dronken gisteravond. Dat vind ik dan een uitdaging. Het is helemaal niet zo van goh, daar komt Jan des Bouvrie. Hup. jongens, maken, want dat is jé van hét. Zeker niet. Ze dammen me zelfs in. Ik ben nogal zo van: we gaan dit en we gaan dat doen. Maar daar moet je dan ook voor vechten. Ik vind dat veel ont werpers te vaak zeggen: 'ja, maar die fa brikant'. Je moet het zelf doen. Er ge beurt niets als ie dat niet zelf doet". „Een tendens van de laatste jaren is dat het interieur mode is geworden. Alles wisselt snel. Een mode-ontwerper geeft zo'n twee shows per jaar en een meubel ontwerper zou dat eigenlijk ook moeten doen. Qua kleur en stoffen vind ik overi gens dat meubelen en mode steeds dich ter bij elkaar komen te liggen". Des Bouvrie wijst op een bankje be kleed met chinz. „Frank Govers zou daar een hele mooie jurk van kunnen maken. Ik bezoek ook alle modeshows, dat doe ik al twintig jaar. Ik heb het ge voel dat mode-ontwerpers ook verder zijn dan interieurontwerpers. Het be stond in het hele interieurgebeuren niet of nauwelijks dat je van te voren al moest bedenken welke stof in welke kleur je over twee of drie jaar op een meubel moet doen. Dat moet je nu wel. En die stof moet niet al te frivool zijn, zodat je er na een jaar op uitgekeken bent. Het moet min of meer tijdloos zijn". Truien Overigens heeft Des Bouvrie enige tijd geleden ook stappen gedaan op het mo- de-ontwerpgebied. Hij heeft een collec tie katoenen truien ontworpen. Deze truien werden met de hand vervaardigd en verkocht in de winkel van Bussum. „Dat liep zo verschrikkelijk hard dat we geen mensen konden vinden om de truien te maken. Dus ze waren binnen korte tijd uitverkocht. Bovendien gaf het zoveel werk dat ik me maar weer op de meubels heb gegooid. Ik vind kleding één van de leukste en belangrijke din gen. Of je nu in een colbert zit of in een bank. Het is precies hetzelfde. Het zit al lemaal om je heen. Je straalt ook uit wie je bent, via je kleding, via je meubelen. Het geeft je een eigen 'personality'. Maar ik zou nooit mode-ontwerper kunnen worden. Die pretentie heb ik ook hele maal niet". „Ik hou ook van kunst. Ik heb altijd kunst verzameld. Kunst is een bele- vingsvorm. Ik hou erg van schilderijen. Plastieken vind ik niet zo mooi. Ik ben zelf een groot liefhebber van David Hockney. Die vind ik na Picasso een van de meest creatieve schilders. Hij teken de ook. Als hij een ouderwetse fauteuil tekent dan ademt die stoel echt de moe heid uit van alle mensen die erin hebben gezeten. Verder vind ik de werken van Ger van Elck en Wim Schippers erg goed. Ik heb nog met hen samen op de academie gezeten. Ik denk - en dat heeft alles te maken met kunst, mode, archi tectuur, meubelontwerpen - dat niet al leen de vorm bepalend is, maar datgene wat er achterzit. En dat is niet aan te ra ken. Iets vertelt iets". Lekker leven „Je moet om goed te kunnen ontwer pen een leuk leven hebben. En je moet veel reizen, veel praten met mensen en veel kijken. Niet alleen in je vak maar ook en vooral daarbuiten. Ik ken ont werpers die dag in dag uit met meubels bezig zijn. Ik ben bijna nooit met meu bels bezig. Ik ben met alles bezig. Met paardensport bijvoorbeeld". „Ik rij zelf nog wel en als het even kan rij ik ieder weekeinde een wedstrijd. Dat kan ik nog aan. Vroeger had ik een grote stal, maar omdat ik zoveel reis heb ik dat moeten indammen. Ik zie het paardrij den puur als hobby. Ik vind het prach tig, maar ik heb niet de pretentie dat ik het kan". Het gesprek is ten einde. Nog een foto sessie en Des Bouvrie verdwijnt in zijn snelle sportwagen naar de volgende af spraak. De helft van de pizzabroodjes ligt nog op het fraaie zwarte glazen blad van de tafel. De tol van de roem? In 1962 kwam hij voor het eerst in Lourdes. Een ontnuchterende erva ring. Hij was er niet heen gegaan in de verwachting beter te worden. Dat niemand dat denke. De cijfers wijzen het ten slotte uit: zestig door de Rooms-Katholieke Kerk officieel erkende wonderen in ruim honderd jaar. Het zou wel heel erg toevallig zijn geweest als hem het eenenzes tigste wonder was overkomen. Maar waar hij zo depressief van was ge worden, was het aanschouwen van al die zich door Lourdes slepende zieken. Van de ellende. Van het ge klaag. door Rob v. d. Dobbelsteen Dat Herman Snijdersvroegop nu toch voor de dertigste keer naar het Pyre- neeëndorpje gaat, ligt 'm dan ook in het feit dat hij in december 1962 plotseling werd aangeraakt door een vonk. Ja, hoe zou hij dat moeten omschrijven. Dat weet-ie eigenlijk niet. Opeens was het er. Een flits, een vonk. Hij wist ineens: ik moet terug naar Lourdes. En aan die aanwijzing heeft hij toen voldaan. Herman Snijdersvroegop uit Koog aan de Zaan: „Dat was misschien wel het be langrijkste moment in m'n leven. Ik heb veel tegenslag gehad. Mijn vrouw woont al vijfentwintig jaar in Castricum in het psychiatrisch ziekenhuis Duin en Bosch en mijn twee dochters zijn zwakbegaafd en leven in twee verschillende huizen. Maar in Lourdes, en in de trein ernaar toe, heb ik gezien dat er mensen zijn die het nog veel erger hebben. Dat is een troost. Dat doet mij toch blijmoedig het leven inkijken." Babywol-kleurtjes Een wat chaotisch verlopend gesprek. Een gezinsverzorgster komt afscheid ne men, de telefoon rinkelt om de ha verklap en de videoband waarop vrien den zijn televisieoptreden op paasmaan dag bij Sonja hebben ópgenomen, lijkt aanvankelijk niet in staat beelden door te seinen naar de grootbeeld-kleuren-tv. die ietwat misplaatst staat opgesteld tus sen een vracht aan snuisterijen in baby wol-kleurtjes. Aan de koffie, die meteen bij aankomst wordt gezet, komen we dan ook niet toe. Herman: „Naa, dat is stom zeg! Vergeten!". Negenentwintig keer Lourdes. Tegen de interviewer slechts twee keer. Ik ver tel hem van mijn ervaringen. Van die wee-makende optocht van kermende zieken om zes uur 's ochtends, van die trissen souvenirwinkeltjes waar je ball points kon kopen, waarin je op een door zichtig gedeelte Maria vroom biddend ten hemel zag varen. Van de grot ook, waarin aan het plafond de duizenden krukken waren geklonken van mensen die volgens de verhalen plotseling weer konden lopen. Ik zeg: „Vind je het erg als ik je vertel dat ik er nogal sceptisch tegenover sta"? Lourdeswater Dat vindt Hermanus Snijdersvroegop geenszins. Sterker: hij kan er begrip voor opbrengen. „Die ballpoints", haast hij zich te zeggen, „die mogen niet meer verkocht worden. Maar die kruiken met Lourdeswater zijn er nog altijd. Ik heb een hekel aan die handel er omheen. Als mensen mij vragen of ik zo'n kruikje Lourdeswater wil meenemen omdat ze zelf niet in de gelegenheid zijn naar Lourdes te gaan, zeg ik: liever niet. Ze kunnen het Lourdeswater zo wel van mij krijgen." Lourdeswater dat hij per jerrycan aan voert. Elke reis gaan er twee lege mee; elke reis komen er twee volle terug. Een heel gesjouw inderdaad. Vijftig tot zes tig kilo. Maar hij heeft het er voor over. Omdat hij er mensen die nog armer zijn dan hij, zo blij mee kan maken. Laatst nog een vrouw in Beverwijk. Ze vroeg i Lourdes barst ik meteen in tranen uit'. om vijf liter. Hij heeft het haar gegeven. Wat ze er mee doen? Het wordt als wij water gebruikt. Maar er zijn ook mensen die het opdrinken. Ooit hoorde hij eens een man aan een bisschop vragen, of die zo vriendelijk wilde zijn het Lourdeswa ter te zegenen. Maar dat deed de bis schop niet. Die zei: „Dat water is zo geze gend, dat laat geen zegen meer door". En zo is het natuurlijk ook. Heel bijzonder water, Lourdeswater. Hij zelf, zegt hij, hij zelf vindt er troost in. 't Is alleen al zo fijn te weten datje het hebt. Dat het hem van zijn astma zou kunnen afhelpen, gelooft hij niet. Trou wens dat is onderhand wel bewezen. Net zoals bewezen is dat Lourdes zelf hem ook niet van zijn kortademigheid kan af helpen. Een kuur in Davos? Dat zal niet gaan. Herman Snijdersvroegop: „Ik kan mijn meiden niet alleen laten. Mijn dochters zie ik meerdere keren per week; naar mijn vrouw ga ik zeker een keer per week. Dat is mijn door God ge geven geluk. Dat ik astma heb gekregen en twee hartaanvallen. Ik mocht niet meer werken en kreeg alle tijd voor mijn gezin." Aardappelschilmesj e Niet meer werken? Voor het interview staat Herman Snijdersvroegop in z'n met trottoirtegels bestrate achtertuintje als een bezetene met een aardappelschil mesje koperdraad van z'n plastic jasje te ontdoen. Op zijn hoofd een joyeuse alpi nopet vol speldjes. Onder het flauwe zonnetje, dat als een witte blaar in de mist hangt, zweet hij dat het een aard heeft. 'Doorrammen' noemt hij dit en als hij 'echt doorramt', zegt hij, haalt hij veertig kilo koperdraad per dag. Op brengst: één gulden per kilo; doel: een kaartje voor de trein naar Lourdes. Maar waarom toch altijd weer naar Lourdes? Straks, in september, mis schien zelfs met zijn geesteszieke vtouw. Hoopt hii stilletjes dan toch nog op een wonder? Meewarige blik. „Nee. Ik voel dat ik het dit jaar moet doen. Maar stel dat er een wonder zal plaatsvinden, dat ze daar dus terstond zal genezen, dan word ik knettergek, denk ik. Van vreug de en tegelijk van angst. Ze is nu vijfen twintig jaar uit huis, ik ben nu vijfen twintig jaar alleen, dat gaat toch zeker... Nee, nee, dat zal niet gaan." Hij zwijgt voor het eerst langdurig. Het hoofd in zijn handen. Dan: „Lourdes op zich is een wonder. Al die men sen, al die verschillende nationaliteiten die opeens een grote, eensgezinde groep vormen. Dat wonder is voor mij vol doende. Daar put ik troost uit. En weet je wat trouwens ook een wonder is? Dat van die mensen nooit iemand onder een van al die auto's raakt, die daar rijden". Een schor lachje. En de mededeling dat we hem maar het beste met een accu kunnen vergelijken. Een accu die zich elke keer weer in Lourdes gaat opladen. „Als ik in Lourdes aankom is het eerste j wat ik doe naar de grot gaan. Daar barst j ik meteen in tranen uit. Zeker als er wordt gezongen. Oh hoor ons eens roe- pen, oh moeder van God. Dat vind ik zo mooi, dat treft mij in het diepst van m'n hart. 't Is jammer dat de grot nu 's nachts dicht is. Maar ik haal eruit wat erin zit. Als ik er 's nachts om één uur vandaan ga, dan sta ik 's ochtends om vyf uur al weer voor het hek." De mooiste plek ter wereld? Heftig: „Ja, ja. Zeker. Als ik mijn vrouw niet had gehad en mijn kinderen, dan was ik er gaan wonen. Ja, dat mag je rustig op schrijven, dan was ik er gaan wonen." Zijn ogen glanzen. itJL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 33