mensen 'Schaakcomputers zijn net Volgens Jan Louwman zullen de grootmeesters ooit het onderspit delven ZATERDAG 9 MEI 1987 EXTRA PAGINA 29 Naarmate de speelsterkte stijgt, hebben schaakcomputers de neiging zich 'menselijker' te gaan gedragen. Tegenwoordig staan ze hun menselijke tegenstanders grootmoedighet herstel van blunders toe, terwijl normale schakers er niet over zullen piekeren de klungelende overbuurman een ondeugdelijke zet te laten verbeteren. Sterker nog, volgens Jan Louwman uit Botterdam zal het niet lang meer duren voordat de schaakcomputer de grootmeester in kunnenzal overtreffen. En Louwman kan het weten, want hij heeft van het testen van schaakcomputers een levenswerk gemaakt. In ruim 200.000 Nederlandse gezin nen overschaduwt de schaakcom puter in meer of mindere mate de vrijetijdsbesteding. Er zijn gevallen bekend van hobbyisten die tot af grijzen van het niet-schakende deel van de familie hun passie niet kun nen afremmen. Zodra dergelijke maniakken in de clinch gaan met hun schakende machine, vernauwt het blikveld zich tot de vierenzestig ruiten. Dan vergeten ze de wereld om zich heen en denken ze uitslui tend nog in wit en in zwart. door Gerard van Putten Jan Louwman merkt het aan de vra gen die hem tijdens zijn telefonische spreekuren („per jaar krijg ik meer dan 2100 telefoontjes") worden gesteld hoe zeer sommigen zijn gegrepen door hun elektronische speelgoed. Het komt bij voorbeeld geregeld voor dat hem op ho ge toon de vraag wordt gesteld waarom „dat ding" niet in staat is een matvoe ring aan te geven in een stelling waarin wit beschikt over een koning en twee paarden en zwart alleen de koning. „Voor mij is dat niet interessant omdat een dergelijke partijstand in de praktijk zelden of nooit voorkomt. Maar aan zul ke vragen merk je dan wat er leeft onder de consument. Dan merkje hoe mensen bezig kunnen zijn met hun bezit en er tevens alles van verlangen. Ook het on mogelijke. Laatst belde een vent woe dend op omdat zijn computer in een par tij tegen hem de bedenktijd had over schreden. Dan heeft u zeker een paar keer teruggezet, veronderstelde ik toen, normaal gesproken overschrijdt immers geen computer de toegestane bedenk tijd. Nou, hij had de partij inderdaad te ruggezet naar de stelling van dertig mi nuten daarvóór, maar volgens hem mocht dat voor het apparaat nog geen reden zijn de bedenktijd te overschrij den. Tja, met die man viel eenvoudig niet te praten, terwijl ik toch vrij lenig van geest ben". Gewetensvol Een jaar of zes al test Jan Louwman „professioneel" schaakcomputers. Heel intensief en met een bijkans griezelig aandoende perfectie doet hij dat. Al met al schenkt de 62-jarige Rotterdammer per jaar drieduizend manuren aandacht aan de schakende rekenmachines. Hij predenteert dat bovenal gewetensvol te doen. Aan de hand van talloze testpartij en vormt Louwman zich een oordeel over de bekwaam- en onvolkomenheden van de programma's. In bladen als Com puterschaak en Schakend Nederland pleegt hij zijn bevindingen voor te leg gen aan de consument. Indien Louw man, die ook al een boek over computer- schaak op zijn naam heeft staan, zulks nodig acht deinst hij er niet voor terug de pen scherp te slijpen. Zijn publicaties leverden hem tot eigen verrassing („per soonlijk had ik niks ingezonden") in 1982 de Elektronica Persprijs op, maar het laat zich raden dat de fabrikanten hem de kritische recensies niet altijd in dank afnemen. Met enig gevoel voor pathos roept Louwman uit: „Ik ben ervan overtuigd dat Jan Louwman nu niet meer zou be staan als hij niet ooit aan het testen van schaakcomputers was begonnen. Aan de andere kant zeg ik heel tegenstrijdig: als ik alles van tevoren had geweten was ik er nooit aan begonnen. Dat hele com merciële gedoe eromheen, daar word ik soms echt beroerd van. Je wordt als tes ter en publicist bijvoorbeeld geconfron teerd met een fabrikant uit Hongkong die je probeert om te kopen om zodoen de een goede recensie over een produkt in de krant te krijgen. Hoe aantrekkelijk hun voorstellen ook klinken, van mijn leven zal ik er niet op ingaan. Als je je met zulke praktijken inlaat word je als tester levend begraven". „Maar al te vaak ook heb ik te maken met blackmail, met pure chantage. Er zijn fabrikanten die letterlijk over lijken gaan als ze geld ruiken. Ik heb eens over een bepaalde computer geschreven: wat is dèt ding slecht! Nou, de dreigementen waren niet van de lucht, de figuren van die Amerikaanse fabriek wisten me wel te wonen, ze zouden me wel even in el kaar slaan. Ik wil niet zeggen dat ik bang ben uitgevallen, maar ik heb wel geleerd me niet meer zo zwart/wit uit te druk ken. Het is gebeurd dat fabrikanten steen en been hebben geklaagd over mijn publicaties. Ze verkochten van een bepaald type geen computer meer, om dat ik had geschreven dat het eindspel slecht was, terwijl het in wezen ging om een voor de consument alleszins accep tabel apparaat". Rechtvaardig Vertrouwelijk: „Mijn nadeel is dat ik een overdreven rechtvaardigheidscom plex heb. Dat heb ik overgehouden aan mijn verblijf in het concentratiekamp. Ik wil zo eerlijk mogelijk zijn, maar het gaat natuurlijk te ver als je je eisen zo hoog opschroeft dat ze eigenlijk niet meer aansluiten op die van de consu ment. Niet dat ik me nu grijs uitdruk, maar ik heb geleerd om wat genuanceer der te schrijven. Vandaag de dag schrijf ik: het gaat hier om een behoorlijk goeie computer met een relatief minder eind spel. Feitelijk beweer ik dan hetzelfde, maar als ik het zo neerpen roept dat geen bezwaren op. Niet bij de fabrikant, en ook voor de consument vormt een der gelijke beoordeling geen reden zo'n ding bij de winkelier te laten staan". De kettingrokende Louwman beschrijft zichzelf als een man die intens leeft. Als een workaholic die op zijn 56ste bruusk in een leegte tuimelde toen hij tegen zijn zin werd afgekeurd. „Ik be kleedde een topfunctie bij de milieu dienst van het openbaar lichaam Rijn mond. Vanaf het eerste uur was ik daar bij betrokken geweest, ik kan wel zeg gen dat ik die dienst heb opgezet. Tach tig uur per week gaf ik er mijn krachten aan, totdat ik rugklachten kreeg. Ik ben nog een tijdje verlamd geweest. Ik werd lichamelijk ongeschikt verklaard voor dat ambt, een stuk van mijn leven viel van de ene op de andere dag weg". Die klap had Louwman nog maar nau welijks verwerkt, of hij besloot zich met hart en ziel te storten op het computer schaak. In hem was nu eenmaal de niet in te tomen drang dat vóór alles de leeg te van zijn bestaan moest worden opge vuld. Nu had Louwman altijd al een aar dig potje kunnen schaken, eens was hij als leerling van Max Euwe en Willem Mühring de beste jeugdspeler van Rot terdam. Dat hij juist het schaken uitkoos als een vervulling van z'n verdere leven lag dus enigszins voor de hand. Toeval „Toch heb ik eigenlijk bij toeval met schaakcomputers te maken gekregen. In 1978 verbleef ik een tijdje in Limburg. Op zekere dag maakten mijn vrouw en ik een uitstapje naar Düsseldorf. In een warenhuis zag ik daar de Mark 1 staan, een commerciële computer die net op de markt was gekomen. Ik was meteen ver kocht, dus kocht ik dat ding. Als een nat te krant schaakte die Mark 1. Geen greintje theorie zat er-in het programma, illegale zetten liet-ie toe en al gaf ik 'm een toren voorsprong, dan nóg won ik ervan. Maar ik vond het al mooi dat die computer iets kon doen dat in de verte deed denken aan schaken". Hij schafte ook de andere modellen aan die de fabrikanten nadien te koop aanboden. Tot groot ongenoegen van zijn echtgenote gaf hij kapitalen uit aan schakende rekenmachines. „Ik weet het tot op de cent: f 58.907,37 is er hier in een paar jaar tijd de deur uit gegaan. Nou kunnen we financieel gelukkig een stootje velen, uiteindelijk heb ik een pensioen van tachtig a negentig mille per jaar. Maar toch, mijn vrouw vond dat met mijn hobby wel erg veel geld ge moeid was en achteraf moet ik zeggen dat ze daar eigenlijk wel gelijk in had. Op een gegeven moment werd het zó erg dat ik het voor m'n vrouw niet wilde we ten dat ik weer zo'n ding had gekocht. Dan liet ik die computer maar in de auto staan totdat mijn vrouw boodschappen ging doen, dan kon ik dat ding eindelijk naar binnen smokkelen. Want ik wilde hoe dan ook vaststellen hoe de compu ters zich per generatie qua speelsterkte ontwikkelden". Niet alleen speelde Louwman zelf te gen zijn Mephisto's, Fidelity's, Novags, Scisy's, Super Constellations en hoe ze ook mogen heten, hij liet ze ook tegen elkaar spelen. Gaandeweg ontwikkelde de schaakcomputer-freak zijn eigen test methoden, waarover hij onder meer op universiteiten lezingen heeft gehouden. „In Nederland zijn er een heleboel men sen die testen, maar ze doen het ver keerd. Net als ik laten ze een computer tegen een computer spelen, maar daar mee ben je er niet. Bovenal moet je in zicht hebben in de schaakprogramma's, je moet op de hoogte zijn van zogenaam de horizon-effecten. Kijk, een schaak computer is niks anders dan een reken machine die graag wil rekenen, maar die door de programmeur ervan wordt weerhouden een zet te doen die reken kundig valt te verdedigen maar die op grond van de partij stelling positioneel onverantwoord is". Denkniveaus Louwman verschaft nadere uitleg: „Een beetje schaker weet dat een paard aan de rand van het bord slecht is, zoals ook een dubbelpion. Om dat soort din gen eruit te halen laat ik ze op vier ver schillende denkniveaus minimaal zes tien partijen spelen en ik laat ze mee doen aan toernooien. De resultaten van de testen benauwen mij wel eens. Wie vandaag de dag een computer van pak weg 500 gulden koopt, haalt geen techni sche wanprestatie in huis. De meesten schaken op een behoorlijk niveau, de topprogramma's hebben al een Elo-ra- ting van dik 2000, vergelijkbaar met het spelpeil van hoofdklassers. Vandaar dat het steeds moeilijker wordt om mense lijke tegenstanders voor die dingen te vinden. De realiteit is dat thans 98 pro cent van de schakers door computers wordt verslagen. In vluggertjes, in par tijtjes van vijf minuten, zijn die dingen al nauwelijks meer te verslaan. De com merciële topcomputer van nu is in staat per seconde 2000 zetten te overwegen. Kijk, dat die dingen in de bedrijfscom- petities en in de derde klasse van de KNSB-competitie de ene na de andere partij winnen vind ik natuurlijk niet erg. Maar als tester zeg ik dat ik in winstpar tijen niet geïnteresseerd ben. Want al leen door verliespartijen kun je fouten uit een programma halen". Voor nieuwe computer-typen hoeft Louwman thans geen geld meer uit te trekken. Intussen in binnen- en buiten land erkend als consumentvoorlichter leveren de importeurs de nieuwe of ver beterde modellen gratis bij Louwman thuis af. „Gemiddeld heb ik er zeventig of tachtig in huis staan. We woonden hier in Rotterdam in een mooie flat. Maar vanwege al die computers móésten we wel verhuizen naar een grotere wo ning. We zaten daar te eten op de drie- zits, omdat al die computers op tafel stonden. Voldoende ruimte om ze er te testen had ik eenvoudig niet. En ook hier is de ruimte natuurlijk beperkt. Het is daarom dat ik de dingen waarin geen nieuw programma kan worden gestopt na verloop van tijd de deur uitdoe. Ik geef ze weg aan invaliden of doe ze voor een prik van de hand aan kennissen". Veeg uit de pan Globaal besteedt hij dagelijks („inclu sief de weekends") vijftien uur aan zijn testexemplaren; van acht tot twaalf on derzoekt de "self-made testman" ze. Hij demonstreert ze in warenhuizen. Hij is met ze onderweg naar de clublokalen waar de partijen tegen menselijke tegen standers worden afgewerkt, op gezette tijden reist Louwman de wereld rond („van Dallas naar Hongkong, van Hong kong naar München, van toernooi naar fabriek en van fabriek naar toernooi") en hij begeleidt de vier programmeurs die hij op verzoek van een Duitse firma heeft opgespoord. Bovendien vraagt hij namens datzelfde merk de bezitters van een bepaald type computer naar de erva ringen op basis van waarvan Louwman een rapportje samenstelt. „Per onder zoekje krijg ik van de fabriek duizend gulden". Louwman weerspreekt de veronder stelling dat hij als gevolg van zijn relatie met het bewuste Duitse merk wel erg vriendelijk zal schrijven over de produk- ten die uit München komen. Als bewijs toont hij de april-uitgave van het maand blad Computerschaak waarin Louwman schrijft dat de bewuste firma aan pot sierlijke struisvogelpolitiek doet door de nieuwste computers wel op de jaarlijkse Spielwarenmesse in Neurenberg te sho wen, maar tegelijkertijd eist dat er terug houdend over wordt gepubliceerd. „Ik weet nu al dat mijn recensie slecht zal vallen in München. Dat is dan jammer, als ik vind dat ik ze een veeg uit de pan moet geven doe ik dat. En daarover hoe ven ze geen grote bek op te zetten, van moffen accepteer ik dat alleen al op grond van mijn concentratiekampverle den niet". Zijn relatie met de computerfirma zegt Louwman vooral te gebruiken om de be langen van het door hem uitgezochte kwartet programmeurs te behartigen. Hij heeft een Deen, een Engelsman en de Nederlanders Ed Schroder en Frans Morsch „voor München" weten te strik ken. „Met name Schroder heeft er moei te mee zichzelf te verkopen. Laatst speelde zijn programma in een simul- taanséance tegen Kasparov. Daar zou hij dan eigenlijk bij moeten zijn, maar dat komt eenvoudig niet in zijn hoofd op". Kaplan Louwman stelt dat een programmeur van een schaakcomputer zelf geen bege nadigd schaker hoeft te zijn om een pro gramma van behoorlijk kaliber samen te stellen. „Er zijn op dit moment zes, ze ven programmeurs die commerciële schaakcomputers programmeren. Met uitzondering van de Amerikaan Kaplan die tegen het grootmeesterniveau aan leunt, worden ze in een schaakpartij alle maal verslagen door hun eigen program ma's. En daarbij moet ik zeggen dat Ka- plan niet de beste programma's maakt". Vroeger vond Louwman dat ook vreemd, nu niet meer. „Ik weet nu dat een goeie programmeur van schaakcom puters allereerst een heel bekwaam pro grammeur van gewone computers moet zijn. Al datgene wat met schaken heeft te maken kan de programmeur uit schaakboekjes halen. Bijvoorbeeld dat een toren op een open lijn belangrijk is, dat een dubbelpion slecht is, dat een da me niet onmiddellijk in de strijd moet worden gegooid. Eigenlijk moet een schaakcomputerprogrammeur de kunst verstaan het juiste evenwicht te vinden tussen tactisch en positioneel spel, de mentaliteit hebben om door te gaan na tegenslagen en openstaan voor de advie zen van een tester". „Dat laatste doet de een beter dan de ander", zegt Louwman ook. „Een Ed Schroder kan ik desnoods om drie uur 's nachts bellen als ik iets in zijn program ma heb gevonden dat naar mijn mening hoognodig veranderd moet worden. Maar er zijn er ook die meteen al roepen: 'Onmogelijk om daarin verbetering te brengen'. Als je als programmeur zo rea geert moetje er ook niet van uitgaan dat je het beste programma maakt. Een goed schaakprogramma vergt zeker 5000 manuren, alleen al van het in okto ber verschijnende programma van Schroder hebben vijfendertig eerdere versies bestaan. Dan kwam Ed weer met dit en vond Ik weer dat, we zijn er bijna gek van geworden". Net mensen Schaakcomputers zijn in sommige op zichten net mensen, spreekt Louwman uit de ervaring van zes jaar testpraktijk. Er zijn programma's die een bloedhekel aan elkaar hebben, vertelt hij bijna ver rukt. Als die computers tegen elkaar spelen, vliegen als het ware de vonken van de borden. „Hoe gek het ook klinkt, ze vertonen tegenwoordig emotioneel gedrag. Ik heb hier zelfs een paar schaakrobots staan waarvan de lichten beginnen te knipperen als ze merken dat ze er goed voor staan in hun partij. En van de computerdisplays kun je van daag de dag ook aflezen hoe ze de stel ling waarderen". Schaakcomputers, beweert Louw man, hebben een sociale functie. Ook hij kent de verhalen van schakers die het maar niets vinden om tegen een appa raat te spelen, die het een gemis vinden als ze aan de overzijde van het bord geen menselijk hoofd ontwaren. Maar Louw man is aan de hand van wat hem tijdens zijn telefonische spreekuren geregeld wordt ingefluisterd in staat anderslui dende verhalen op te hangen. Over inva lide mensen bijvoorbeeld die afleiding vinden in hun strijd tegen hun mechani sche opponent. Over de talloze schakers die niet tegen hun verlies kunnen en voor wie de computer een uitkomst is, omdat een nederlaag nu blijft verborgen in de beslotenheid van de huiskamer. „En welke schaker staat het de tegen stander toe een slechte zet te corrigeren? In mijn boek heb ik ook geschreven dat geen menselijke tegenstander een take- back knop heeft waarop naar hartelust kan worden gedrukt". Bij leven heeft dr. Max Euwe uitgeroe pen dat-ie met zijn pink van schaakcom puters zou winnen, Jan Hein Donner be weert nu nog dat hij die chïpstroep nog nimmer op een zinnige zet heeft kunnen betrappen, terwyl ook Jan Timman bij herhaling laat uitkomen niets van „die dingen" te moeten hebben. „Ik denk dat die grootmeesters bang zijn dat de computer het menselijk brein gaat overvleugelen. Vlak voor zijn dood heeft Euwe zich tegenover mij al aan zienlijk gematigder over schaakcompu ters uitgesproken. Niet ten onrechte, wantje kunt de ogen er niet voor sluiten dat ze steeds beter worden. Onlangs werd Hans Böhm nog door zo'n ding verslagen. Dat hij achteraf zei dat ik hem had afgeleid vond ik een zwak excuus. Het huidige niveau van de topcompu- ters mag je niet meer onderschatten. We reldkampioen Kasparov doet dat niet meer, die zei onlangs tegen mij dat hij de tijd misschien nog zal meemaken dat de schaakcomputer de grootmeester de baas zal zijn". Uitdaging „Persoonlijk geloof ik dat ook. Alles wijst daar toch op! Drie jaar geleden be gon ik met een team van computers in de eerste klasse van de onderafdeling, ze zijn achter mekaar gepromoveerd naar de derde klasse. Laatst heb ik het in de bedrijfscompetitie meegemaakt dat een stel goed schakende bankemployés han denwrijvend aan hun partijen begonnen tegen wat zij leuk speelgoed noemden. Ze werden van het bord geveegd en de heren willen zo snel mogelijk weer tegen mijn team van computers spelen, dat vinden ze nu een uitdaging". "Ik ben er ook getuige van geweest dat een kerel in lachen uitbarstte toen de computer waartegen hij speelde hem aankondigde dat-ie in zeven zetten mat ging. Die man riep heel misprijzend: wat een kolere ding, dat kan toch niet scha ken. Maar hij ging mat in zeven zetten! Zelden heb ik iemand zo ontdaan een clublokaal zien verlaten....". Jan Louwman (62) met twee geavanceerde schaakcomputers: soms vliegende vonken van het bord. Computers tegen een schaakteam in de derde klasse KNSB: de andere tegenstander van het bord geveegd. na de oto TNO)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 29