Een levensdelict op termijn Rijn blijft ondanks maatregelen bezwangerd van dodelijke chemicaliën ZATERDAG 9 MEI 1987 PAGINA 23 Een reisje langs de Rijn is al sedert jaar en dag geen onverdeeld genoegen meer. De giflozingen door met name de chemische industrie bezorgden de rivier in de vroege jaren zeventig het predikaat 'Riool van Europa'. Als we al het water van alle rivieren in de geïndustrialiseerde westerse wereld bij elkaar rekenen, stroomt daarvan slechts twee proeent door de Rijn. Maar aan de oevers van diezelfde Rijn staat niet minder dan twintig procent van alle chemische bedrijven van de westerse wereld. Een vergiftigde Rijn houdt via het drinkwater (20 miljoen mensen zijn van deze rivier afhankelijk) en het voedsel een directe bedreiging in voor de mens. Verslaggever Joop Holthausen en fotograaf Wubbo de Jong zakten de Rijn af en namen de stand van zaken op. Vandaag de eerste aflevering. De macht van de chemie aan de hand van een bezoek aan het BASF-concern in Ludwigshafen. Het BASF-concern in Ludwigshafen behoort met Bayer en Hoechst tot de top-drie van de Westduitse industrie. Verbindingswegen heten er toepasselijk Salpeterstrasse, Amoniakstrasse, Chlorstrasse enzovoort. (foto's wubbo de jong) Vijf dagen nadat door een ongeluk bij het Zwitserse chemische con cern Sandoz het complete palingbe stand van de Rijn tussen Bazel en de Loreley bij Königswinter was vernietigd, verscheen de Westduitse industrie met een paginagrote ad vertentie in een aantal dagbladen. door Joop Holthausen „Beste vis", zo luidde de tekst van de advertentie, „het zal je goed doen dat de chemische industrie de organische be lasting van het water in de laatste 20 jaar met meer dan 90 procent heeft terugge bracht. Er valt niets te verontschuldi gen. Samen moeten we nog veel doen om de lozingszonden uit het verleden uit te wissen. Maar het zou onredelijk zijn om voorbij te gaan aan alles wat we sa men al hebben gedaan. En daaraan heeft de chemische industrie in belangrijke mate bijgedragen". De advertentie werd besloten met de woorden: „Natur ist Chemie. Chemie ist Leben. Leben ist Verantwortung". Cynisme Menigeen zal tegen de achtergrond van de Sandoz-ramp verbijsterd kennis hebben genomen van het cynisme dat spreekt uit deze publicatie. Een wat wrange vergissing van de dames en he ren chemici? Vergeet het maar. In het tijdschrift Wasser, Luft und Betrieb van december vorig jaar, laat professor dr. Karl Geert Malle doorklinken dat we blij mogen zijn met dat grote aantal (tussen de 150.000 en 500.000) dode palingen. Het bewijs is geleverd: de Rijn is een ri vier waarin de vis weer goed kan gedij en. Anders hadden er niet zoveel vissen kunnen doodgaan. Wie meent dat die bewering als een geïsoleerde miskleun dient te worden beschouwd, onderschat de betekenis van Malle. Deze hooggeleerde heer, staf lid van het BASF-concern in Ludwigs hafen, wordt door het overkoepelende Verband der Chemischen Industrie meer dan eens naar voren geschoven als de grote expert in milieuzaken. Professor Malle beseft beter dan menigeen dat het om aanzienlijk veel meer gaat dan kre- perende paling. Het gaat om het imago van de complete chemische industrie. Het gaat - uiteindelijk - om miljarden marken. BASF behoort met Bayer en Hoechst tot de top-drie van de Westduitse indus trie. De economie aan de andere kant van onze oostgrens mag dan sinds het Wirtschaftswunder de nodige klappen hebben gekregen, de chemische tak is steeds kaarsrecht overeind gebleven. Een reisje langs de Rijn en de zij-armen maakt dat meer dan duidelijk. Ter hoog te van Mannheim en Ludwigshafen rij- gen de fabrieken zich als een langgerekt lint aaneen langs de bedreigde rivier. Het beeld dat de dagjesmensen wacht die zich op Rijnschepen vanaf Keulen stroomafwaarts door het Roergebied la ten varen door een woud van schoorste nen, die 24 uur per etmaal hun vervuilde last de lucht in jagen. Maar wat eerst uit sluitend als een zegen voor de Westduit se portemonnee werd beschouwd, krijgt nu meer en meer het stempel van vloek voor de gezondheid. De houding van de chemische indus trie is veranderd. Werd er jarenlang schouderophalend voorbijgegaan aan de protesten van milieugroeperingen, nu sloven hoog- en minder geleerde em ployés zich uit om te demonstreren hoe zeer de chemie zich bekommert om het milieu. Chemici heten nu in de publieke opinie 'gifmengers'. Het ongeluk bij Sandoz werd langzaam maar zeker een ramp voor het imago van de bedrijfstak. Tulpen Die dag staat bij BASF Klaus Peter Rieser van de public-relations afdeling geduldig te wachten. In een Volkswagen Cabriolet voert hij zijn bezoekers over het terrein dat zich over een oppervlakte van zes vierkante kilometer langs de Rijn uitstrekt Wie de neus dicht houdt en de tranende ogen voor lief neemt, heeft de kans een hoogst merkwaardige samenleving te aanschouwen waarbin nen in 1600 gebouwen bijna 55.000 men sen dag-in-dag-uit werkzaam zijn. De bedrijfsleiding heeft de verbindingswe gen voorzien van welluidende namen als de Saltpeterstrasse, de Amoniakstrasse en de Chlorstrasse. Temidden van die bi zarre architectuur van buizen, schoor stenen en fabrieken doet een groepje tul pen z'n best de omgeving een wat na tuurlijker aanzien te geven. Het zou wel licht beter in het beeld van de chemi sche industrie hebben gepast als de bloemen zwartgerand en zielloos naar de aarde hadden gewezen, maar dat vloekt met de werkelijkheid. De BASF-tulpen kunnen uiterlijk de vergelijking met die van de Keukenhof glansrijk doorstaan. Een peloton tuinlieden is dan ook dage lijks in de weer om in deze onwerkelijke omgeving een stukje kunstmatige na tuur in leven te houden. Herr Rieser verstaat zijn vak. Hij leidt zijn klanten langs installaties en beamb ten die duidelijk moeten maken hoezeer BASF het milieu in het algemeen en de Rijn in het bijzonder ter harte gaat. Rie ser heeft na ieder gesprek wel een aan vullende vraag aan de desbetreffende beambte, speelt steeds - na het voorspel bare antwoord - de verbaasde nieuws gierige en beklemtoont tijdens de uren lange rondleiding met niet aflatende ij ver dat zijn concern zich indrukwekken de inspanningen getroost om de gevol gen van de productieprocessen voor het milieu tot een minimum te beperken. Hoe ver die zorg zich in werkelijkheid uitstrekt, wordt pas later die avond dui delijk tijdens een diner met professor Malle. Het is de regenten van de chemische industrie een doom in het oog dat twee Nederlandse schepen, de VIOS en de Onrust, een tocht over de Rijn maken om bij de diverse bedrijven in Zwitser land, West-Duitsland en Nederland vast te stellen in welke mate zij bijdragen aan de Rijn vervuiling. Het onderzoek, vol gens een geheel nieuwe methode uitge voerd door het Amsterdamse Internatio nal Centre of Water Studies, beperkt zich tot de lozing van vijf zware metalen (cadmium, koper, lood, chroom en zink). Het wordt verricht in opdracht van de gemeente Rotterdam, 's Werelds groot ste havenstad moet (mede) opdraaien voor de kosten, die worden veroorzaakt door de Rijnvervuiling van de chemi sche industrie. De vervuilde en gezond heid bedreigende slib, die via de Rijn uiteindelijk uit de haven moet worden gebaggerd en op de Maasvlakte moet worden opgeslagen, komt Rotterdam op een schadepost van meer dan 200 mil joen gulden te staan. Rotterdam onder zoekt in hoeverre het mogelijk is om de vervuilers aansprakelijk te stellen voor die kosten. Professor Karl Geert Malle klapt uit de school. Hij heeft als vertegenwoordiger van de totale Westduitse chemische in dustrie samen met een prominent van het Bayer-concern een bezoek gebracht aan Rotterdam om eens uit te leggen wat hij van dat onderzoek vond. Malle koos in het gesprek met de ge meentelijke vertegenwoordigers onver vaard voor de aanval. „Ik heb de heren onomwonden gezegd waar het op staat: u springt wel op een heel bijzondere ma nier met uw klanten om. Eerlijk gezegd vind ik het weggegooid geld, dat onder zoek. Het is te gek voor woorden. De stad Rotterdam heeft een pr-bureau in de arm genomen om stemming te ma ken tegen de Duitse industrie. Laat ik het heel duidelijk stellen: de haven van Rotterdam zou volstrekt overbodig zijn zonder de chemische industrie. Daar leeft ze van". Dat lijkt op chantage, professor. „Neen, het is een symbiose. Zonder ons is de haven van Rotterdam ondenkbaar. Het is niet logisch om ons eerst te laten betalen voor de havenfaciliteiten en dan nog eens een rekening te presenteren voor het slib. Alle andere wereldhavens hebben dezelfde uitgangspositie als Rot terdam. Iedereen die aan het eind van een rivier zit en daar een diep gat maakt om de grote schepen te kunnen ontvan gen, die krijgt in dat diepe gat het slib dat in de rivier zweeft. Dat is normaal. Dat heeft Hamburg ook. Denkt u nu werkelijk dat Hamburg op het idee zou komen voor het uitbaggeren de indus trie van de DDR of van Tsjechoslowa- kije te laten betalen? Of dat Hamburg een schip de Elbe op zou sturen om te meten hoeveel de industrie loost aan af valstoffen? Ik vind het onzinnig om de kosten voor het uitbaggeren van de ha ven naar de industrie te verschuiven. Het behoort tot de normale kostenpost van de haven". Tijdelijk Malle heeft Rotterdam namens de che mische industrie verzekerd dat de ver vuiling van het slib een tijdelijk pro bleem is. „We zijn er zeker van dat vóór het jaar 2002, wanneer de ruimte bij de Slufter verbruikt zal zijn, de vervuiling van het slib teruggebracht zal zijn tot be neden de grenswaarden die nu gelden". De woordvoerder van de Westduitse chemische industrie is nog verder ge gaan. Malle: „Ik heb Rotterdam er op ge wezen dat de haven niet zonder concur rentie is. Ik heb gezegd: er bestaat ook nog zoiets als Antwerpen". Dat amper verholen dreigement miste zijn uitwerking niet in Rotterdamse ge lederen. Alleen de gedachte al dat Malle een deel van zijn dreigement zou kun nen waarmaken, deed de Rotterdam mers verbleken. Malle: „Zij hebben veel redenen om bleek te worden. Ze zullen wel begrepen hebben dat wy het niet op prijs stellen dat de kwaliteit van de zuiveringsinstal laties van de Westduitse industrie wordt gemeten, terwijl die van de stad Rotter dam zelf pas recentelijk in gebruik is ge nomen. De industrie in Rotterdam zelf doet beduidend minder aan afvalwater zuivering dan de Westduitse industrie. We hebben tot nu toe alles gedaan wat in ons vermogen ligt - miljarden geïnves teerd om het water te zuiveren - dan is het toch niet logisch dat we nog eens een keer de kassa van Rotterdam moeten passeren?" Maar die 200 miljoen gulden voor de aanleg van de Slufter is voor de West duitse chemische industrie toch pea nuts? Malle: „Ach ja, dat bedrag stelt niet zoveel voor. Maar wij vinden het principieel volkomen onjuist om te beta len". Dr. Henk Saeys, hoofd van de afdeling waterhuishouding van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, is het volko men oneens met Malle. Bij de ministers conferentie die na de Sandoz-ramp in Rotterdam werd gehouden, stelde hij: „Nederland draait op voor de kosten die voor 95 procent door anderen zijn ge maakt. Ze doet dit om een Europees be lang, het schone Noordzeemilieu, te die nen. Is het redelijk dat Nederland alleen voor deze kosten blijft opdraaien?" Saeys maakte duidelijk waar het om draait. „Wat door de rivieren naar Neder land en de Noordzee stroomt, is een re gelrechte ramp. Het water bevat te veel zout en te veel voedingsstoffen voor de zoete wateren. Ja, het vervoert zelfs gro te hoeveelheden uiterst giftige zware metalen en organische micro-verontrei nigingen. Deze stoffen hechten zich aan slib, waardoor dat verandert van een ze gen in een vloek. De giftige stoffen ho pen zich via de voedselketens ook op in de levensgemeenschap, met alle nare ge volgen vandien". Twintig miljoen mensen zijn voor hun drinkwatervoorzienigingen direct of in direct afhankelijk van de kwaliteit van het Rijnwater. Dat geldt evenzeer voor een miljoenenstad als Keulen als voor Amsterdam dat niet onmiddellijk aan de rivier ligt. Zo'n vijftien jaar geleden toen de Rijn echt als het riool van Europa kon worden beschouwd, hoorde je veelvul dig de grap 'je kunt rustig in de Rijn gaan zwemmen, want ook de ziektekie men zijn inmiddels dood'. De beschuldi gende vinger wees vooral - en terecht - in de richting van de chemische indus trie. Saeys vatte dat als volgt samen: „De winst die in die periode werd gemaakt door het vrij lozen van afvalstoffen, be liep miljoenen guldens. De problemen die de lozingen met zich meebrachten zijn echter slechts op te lossen met mil jarden guldens. De maatschappelijke kosten/baten analyses blijken niet paral lel te lopen aan die van de industrieën. Waar zijn we mee bezig? De ene genera tie gooit het gif 'goedkoop' in het water en speelt een spelletje dat 'welvaart' heet met de gemaakte winst. De andere gene ratie moet de troep tegen nauwelijks voor te stellen kosten weer proberen kwijt te raken en zit met geruïneerde ecosystemen". Geheim Terug naar de industrie, terug naar professor Malle. In de Bondsrepubliek zijn de lozingsgegevens van de chemi sche industrie officieel geheim. Uit con- currentie-overwegingen. Als een con cern bekendmaakt wat er exact geloosd wordt, zou de concurrentie daaruit kun nen afleiden wat er precies werd ge maakt. Bijna iedere milieu-deskundige en menig chemicus houdt dat voor non sens. Het is slechts een middel om de bittere realiteit te kunnen verbloemen. Heel recentelijk is er een kentering merkbaar. Onder druk van de publieke opinie lichten sommige bedrijven schoorvoetend een tipje van de sluier op; vertellen ze wat er volgens de ver gunning via de zuiveringsinstallatie ge loosd mag worden. Er is, laat daar geen misverstand over bestaan, de afgelopen tien jaar veel ver beterd. Met name op het gebied van de biologisch gemakkelijk afbreekbare stoffen is spektaculair veel winst be haald. Maar wat er ondanks al die maat regelen nog in de Rijn vloeit, is alles bij een voldoende om te huiveren. Waarom aarzelt de chemische industrie met het bekend maken van de gegevens? Malle: „Het werkt als een schroef die steeds verder wordt aangedraaid. Als wij precies vertellen wat er geloosd wordt zullen politieke partijen als de Grünen en actiegroepen schreeuwen: het is te veel. Dan komen er politici die dat bea men en beambten die zeggen: BASF, u moet nog meer doen. Dat gaat steeds maar verder. Waar is het einde?" Het is voor de industrie ook niet zo ge makkelijk, verzekert de professor. „Als we nog meer afvalstoffen uit het lozings water willen halen dan nu, dan moeten we ons geweldige investeringen getroos ten. Misschien, wel tien keer zoveel als nu het geval is. Wij exporteren meer dan vijftig procent van onze producten. We moeten concurreren met bijvoorbeeld de Britse industrie, die bijna niets doet aan zuivering van afvalwater; met de Ja panners die wel veel doen om de lucht verontreiniging tegen te gaan maar praktisch niets aan maatregelen tegen de verontreiniging van oppervlaktewa ter. Als wij die geweldige investeringen opgedrongen krijgen en onze concurren ten niet, wordt het moeilijk". Geld tegenover gezondheid. Welvaart tegenover welzijn. Prof. dr. K.G. Malle, staflid van BASF: "Natur ist Chemie". Er is in West-Duitsland in een periode van vijftien jaar veertig miljard mark geïnvesteerd in de zuivering van het af valwater. Een gigantisch bedrag, maar nog veel te weinig om de Rijn het predi kaat 'veilig' te kunnen verlenen. Van die 40 miljard heeft de industrie - naar eigen berekening - 14 miljard betaald. En dat terwijl tweederde van het afvalwater van de Rijn van de industrie afkomstig is. In verhouding betaalt de industrie dus veel te weinig, concludeert Jürgen Volz van de Samenwerkende Rijn- en Maaswater leidingbedrijven (RIWA) in Amsterdam. „We doen wat we kunnen," houdt dr. Malle vol. Maar naspeuringen bij het Bundesministerium für Umwelt, Natur- schutz und Reaktorsicherheit leert an ders. In een periode van vijf maanden (van 25 juni '86 tot 2 december '86) moes ten chemische fabrieken wegens be drijfsstoringen veertien keer stoffen in de Rijn lozen, die soms meer, soms min der kwalijke gevolgen voor het milieu hebben. Let wel: het betreft hier lozin gen die uitgaan boven de normale lozin gen die onder de (geheime) vergunnin gen vallen. BASF was in kwantiteit (vier keer) en kwaliteit ('na de Sandoz-ramp de gevaarlijkste giflozing op de Rijn') koploper. De tweede plaats was voor Bayer AG, het concern in Leverkusen dat de automobilist via het verlichte kruis in de nachtelijke uren tegemoet straalt. In een aantal gevallen vond de concernleiding het niet - of pas uren la ter - nodig om de autoriteiten te waar schuwen. Sandoz, hoe rampzalig ook, was slechts een incident in een lange conti nue reeks. Sandoz veroorzaakte paniek omdat het effect direct waarneembaar was. „Slachtoffer en dader waren in dit geval duidelijk aan te wijzen", stelt Saeys. „Wordt iemand echter stukje bij beetje vergiftigd, dan duurt het welis waar langer, maar op termijn is het ef fect hetzelfde. Zoiets wordt een levens delict op termijn genoemd. Het slachtof fer is bekend, de dader blijft echter vaak De chemicus die wij ergens aan de Neckar spreken, wenst voorlopig ook anoniem te blijven. Hij weet waarover hij spreekt, was zelf bij een van de grote concerns werkzaam. „Nu pas gaan mij de ogen open", zegt hij. „We handelen onverantwoord. We smijten het gif in de Rijn zonder ons om de gevolgen te be-, kommeren. Hoechst, BASF en Bayer doen weinig voor elkaar onder. Maar eens zal de mensheid de rekening hier voor betalen". Een voorbeeld? „Ach, het publiek weet nergens van. Iedere dag wordt er bij BASF zo'n kleine tweeduizend liter kankerverwekkende stof geloosd. Zes tig liter daarvan is nitrozamine, zwaar kankerverwekkend Zijn er door al die lozingen al mensen gestorven? De man haalt wat moedeloos de schouders op. „Natuurlijk. Alleen: het valt nimmer te bewijzen. Ach, weet u, pas als de laatste bomen in het woud verdroogd zijn en de laatste vis in het water gestorven is, pas dan zal de mens begrijpen dat men geld niet eten kan". Dit is het eerste artikel van een serie over de Rijnvervuiling die de komende we ken in Extra zal verschijnen. Een lozingspijp op de Rijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 23