Poëzie langs de rails PAGINA EXTRA ZATERDAG 18 APRIL 1987 ik zo weerbarstig om na de vierde klas van school te gaan. Jarenlang heb ik daaronder geleden. Alle jongens en meisjes uit mijn klas gingen studeren, werden arts, fysicus, jurist, maar ik had niks bereikt. Vandaar 'Baron', hè. Onbe wust schrijf ik met mijn boeken toch dingen van me af'. De derde van het patroon afwijkende gebeurtenis was de terugkeer in 1970 van Theun de Vries in de 'Pen', een in ternationale organisatie van schrijvers, dichters en essayisten. Twee jaar later werd hij zelfs voorzitter. „Dat was na tuurlijk helemaal verschrikkelijk. Het liefst zag de literaire wereld een conser vatief iemand op die plek". 'De Pen' had hem samen met dichte res Sonja Prins en de radicale journalist Henri Wiesing in 1956 gewipt, het jaar waarin de Russen Hongarije binnenvie len. „We waren als marxisten helemaal mis, landverraders, hoewel we die titel nog net niet zwart op wit kregen". Weerstand De Nederlandse Letterkundige Ver eniging gedoogde hen in die periode ter nauwernood. „Een kleine meerderheid vond dat we lid konden blijven. Maar Geert van Oorschot deed na een stem ming daaromtrent de suggestie dat we buitenlandse agenten waren. Toen is er een weerstand tegen mij ontstaan die tij dens mijn leven wel niet meer zal over gaan". Dat is opmerkelijk, wantin 1971 stapte hij uit de CPN. Hij is echter een aanhan ger van de marxistische theorie geble ven en gebeurtenissen in de Sowjet- Unie blijven hem hoe dan ook boeien, vooral nu het daar volgens hem onder Gorbatsjov de goede Jtant opgaat. „Het valt niet te ontkennen dat er zich. econo mische hervormingen aandienen. En als de economie vrijer wordt, moet ook de cultutir veranderen". Theun de Vries heeft sowieso een opti mistische toekomstvisie: „De geschiede nis is één lang proces naar een grotere vrijheid. De mensheid heeft het vermo gen de samenleving rechtvaardiger in te delen. Honger, oorlogen, ziekten: we zul len ze gezamenlijk, rationeel oplossen. Internationale economische samenwer king, het bestaan van de Wereldvoedsel organisatie en de gesprekken over ont wapening móeten eenvoudigweg wel tot iets leiden. De noodzaak wordt zo groot dat het niet anders kan. Neem een atoomoorlog. Die zal geen overwinnaars opleveren en politieke leiders wéten dat". De auteur voelt zich ook sterk verbon den met de Sowjet-Unie door de Russi sche wereldliteratuur. 'Oorlog en Vrede' van Tolstoi is een boek dat hij zyn leven lang al op gezette tijden herleest. Hij heeft er allerlei mogelijke edities van. „Ik bewonder die roman zonder enig voorbehoud. Je kunt er zo veel van le ren. Net zo goed als van andere Russen en van moderne Amerikanen als Faulk ner en Burgess". Niets Beïnvloed acht hij zich niet door ande re schrijvers. Zeker niet door Neder landse collega's; de meesten vindt hij nietszeggend, zeker de jongeren van dit moment. Ja, Wolkers en Bernlef kan hij waarderen. „Maar die zijn al een dagje ouder. De rest geloof ik wel". „Maarten 't Hart bijvoorbeeld zegt me niets. Dat soort mensen'maakt zich dik over heel andere dingen dan ik. Al dat gedoe van teren op jeugdherinneringen, dat verschrikkelijke zelfmedelijden, het is niks. Het burgerlijk leven dat ze be schrijven is niet interessant, ze weten geen tragische elementen te benadruk ken. Het komt doordat bijna alle Neder landse auteurs van dit moment uit de middenklassen komen, kinderen zijn van kruideniers, onderwijzers of kleine zakenmensen". De Nederlandse literatoren die hij echt groot vindt zijn niet meer in leven. „Het grote.historische inlevingsvermo gen en de psychologische kracht van zo'n boek als 'Van oude mensen, de din gen die voorbij gaan' van Couperus is fantastisch. En bij Vestdijk zitten de gro te Nederlandse romans: het psychologi sche werk uit zijn beginperiode en de historische romans daarna, zoals 'Het Vijfde Zegel'. Wat ik wil is dat een boek me meesleept, dat ik het kan bewonde- Groot Verhalend werk leest hij niet veel meer. Hij kiest liever historische boe ken. Die voorkeur heeft ervoor gezorgd, dat hij meestal 'kloeke romans' schrijft. „Als eerste las ik middeleeuwse sagen en legenden, omvangrijke verhalen van aan elkaar geregen gebeurtenissen. Dat epische heeft later een andere betekenis voor me gekregen. Ik ging mensen be schrijven die zó iets groots in hun optre den hadden dat het boek óók groot "moest worden. Daden en menselijke conflicten zijn belangrijk, niet de ziels gesteldheid van personages. Ik wil de le zer niet vervelen met mijn eigen psychi sche roerselen en heb dan ook nooit di rect autobiografisch geschreven. Ele menten van mezelf zijn slechts verstopt in mijn hoofdpersonen terug te vinden". Dit brengt hem terug bij 'Baron'. Ter illustratie van het epische karakter van zijn nieuwste boek zet hij een uitpuilen de linnen tas op tafel. Het manuscript. „Veertienhonderd getypte vellen", zegt hij. „Het zijn uiteindelijk duizend ge drukte pagina's geworden". „Doordat er zo weinig van Baron be kend is, heb ik hem allerlei merkwaardi ge geschiedenissen kunnen laten bele ven. Criminaliteit, liefdesaffaires, de re latie van hem en Molière tot koning Lo- dewijk de Veertiende. Die beschouwde kunstenaars als zijn lakeien. Zolang hij geen oorlog voerde of met de vrouwen bezig was, moest Molière pleziertjes voor hem bedenken, terwijl de mensen in het land het slecht hadden. Er komt dan ook een boerenopstand in het boek voor, een historisch feit". Over Baron: „Hij was een kritisch en opvliegend baasje. De vrouw van Moliè re, Armande, was koket en schond nogal eens de echtelijke trouw. Baron maakte daar een keer opmerkingen over, zij sloeg hem in het gezicht en Baron liep weg. Maar Molière kon hem niet missen en kreeg de koning zo ver dat die Baron het bevel gaf terug te keren". „Na die tijd waren de bordjes verhan gen. Baron, inmiddels achttien, begon zelf een verhouding met Armande. Zij was tien jaar ouder dan hij en twintig jaar jonger dan Molière; dat is een Oedi- pus-achtig complex geweest. Maar de misère heeft niet lang geduurd. Molière en Armande verzoenden zich voor de zo veelste keer en Baron is tot Molières dood gebleven. Toen is hij overgestapt, hij was twintig jaar, naar het gezelschap Hotel de Bourgogne en daarmee begon een geweldige carrière. Op dat moment houdt mijn boek op". De trein remt af, de deur sist open, voetzolen bonzen op donkergrijs asfalt. Een man duwt zijn wang tegen een met regen bespat raampje en kijkt naar buiten. Mensen. Neonlicht. Reclame. Een gedicht. Een gedicht!? 'Tekstbeeld' heet het project. Vier ge dichten die elk drie maanden op drie honderd stations in Nederland hangen. Juli vorig jaar hing de eerste er: 'Opont houd' van Remco Campert. Vorige week bracht de Stichting Plint, die in samen werking met de Rijksdienst Beeldende Kunst de zaken op touw heeft gezet, de laatste van de serie uit. Dit keer is het de beurt aan Bert Schierbeek om door de twee miljoen treinreizigers die iedere dag in- en uitstappen gelezen te worden. Dat wil zeggen: óls ze het lezen. Maar de cijfers wijzen uit dat zeker een kwart van hen de posters opmerkt en dat is nog al tijd een half miljoen mensen Toch krijgen ze er bij de Nederlandse Spoorwegen grijze haren van. Het is geen ongebruikelijk verschijnsel dat 's avonds, of 's nachts, of zelfs op klaarlich te dag iemand met zijn gereedschapskist naar de reclameborden loopt, de schroe ven uit de hoeken verwijdert en het affi che met bord en al mee naar huis neemt. „Daar zijn ze natuurlijk niet voor be doeld", vindt Frank Eerhart, voorzitter van de Stichting Plint, „maar het is toch wel leuk als je iets maakt dat kennelijk hebzucht opwekt bij de mensen. Het - blijkt dat het project erg aanslaat. Dat geeft me een tevreden gevoel". Het idèe werd geboren op een Belgische - snelweg. Huizenhoge borden in de berm -tonen daar wat er allemaal mis kan gaan als je als automobilist niet de juiste vei ligheidsvoorschriften opvolgt. Eerhart: „Binnen de Stichting Plint kregen we de gedachte om dat ook in Nederland te gaan doen, aangepast aan onze eigen doeleinden. Wij willen een grotere be kendheid geven aan het Nederlands ge dicht. Daar zoeken we telkens andere manieren voor. We speelden met het idee om langs de Nederlandse wegen grote borden te plaatsen, met telkens een dichtregel. Daar zijn we later van af gestapt omdat dit plannetje financieel en technisch niet haalbaar was. We heb ben nog even gedacht aan teksten op re clamezuilen, maar die loop je zo voorbij. Dat valt niet op. Toen dachten we aan de spoorwegstations". Treinreizigers zijn als doelgroep dubbel interessant. Door de wachttijden heb ben zij alle tijd om de gedichten op hun gemak te lezen. Als bovendien op ieder station langs de spoorlijn een exemplaar hangt, wordt de boodschap herhaald. „Dat vonden we heel belangrijk. De rei ziger heeft dan de kans om het gedicht goed in zich op te nemen", aldus Eer hart. Uiteindelijk werd reizen en alles wat daarmee te maken heeft zelfs de leidraad aan de hand waarvan de gedichten van Remco Campert, Rutger Kopland, Ja cob Israel de Haan en Bert Schierbeek zouden worden uitgekozen. Campert raakte zozeer geïnspireerd door het pro ject dat hij het tot onderwerp maakte van het vers dat als eerste op de perrons zou hangen: je staat even stil bij een lijn, bij een kleur je ziet een bloem en hoort om je heen stemmen en schoenen maar nu reis je alweer verder. Ondanks de produktiekosten en de hoge huurprijs van een reclamebord (het project kostte al met al 120.000 gulden) betekent 'Tekstbeeld' geen forse aderla ting voor Plint. De Rijksdienst Beelden de Kunst (RBK) was zo vriendelijk om het project samen met het ministerie van wvc voor het grootste deel te finan cieren. „De aanplakbiljetten zijn alle vier ontworpen door gevestigde beel dend kunstenaars, zoals Eli Content en Erik Andriesse. De rijksdienst is ons met de keuze van deze ontwerpers be hulpzaam geweest" aldus de voorzitter van Plint. Op kleinere schaal werkt de stichting al veel langer met kunstenaars en dich ters. Eerhart: „We zijn in 1980 met een paar mensen begonnen. Gratis stuurden we een affiche met een gedicht naar scholen op, met de vraag of ze er oren naar hadden om voor 'een paar tientjes per jaar meer uitgaven te ontvangen. Het idee sloeg aan. We leveren tegenwoordig op regelmatige basis aan 1600 middelba re scholen en 1100 basisscholen deze aanplakbiljetten". „Sinds een paar jaar kunnen we het ons bovendien veroorloven om het affi che in vier kleuren te drukken en te la ten ontwerpen door een serieuze beel dend kunstenaar. Maar we hebben altijd gezocht naar verdere verspreiding, on der andere door buttons en briefkaarten met gedichten uit te brengen. 'Tekst beeld' was een logisch vervolg". Het project maakt veel reacties los. Reeksen telefoontjes komen binnen: bij Plint, bij de RBK, bij de NS. Of de affi ches te koop zijn. In welke bundel de gedichten voorkomen. Of de tekst bij een begrafenis gebruikt mag worden. Een mevrouw wil gedicht nummer 2, dat 'Weggaan' heet, met haar ontslagbrief op het bureau van haar baas deponeren. Het mag van Plint. Jammer alleen voor de belangstellenden dat de affiches niet meer te krijgen zijn. Weliswaar is het ge dicht 'Afreis' van Jacob Israel de Haan nog twee keer herdrukt, vanwege de grote belangstelling, maar nu is alles toch echt op. „We waren soms al in drie weken door al onze extra exemplaren heen", verklaart Eerhart. „Tja, als de NS de affiches steeds moet vervangen ben je gauw door je overschot heen". Een enquête heeft ondertussen uitge wezen dat het Nederlandse publiek ui terst welwillend staat tegenover het ini tiatief. Het kijkt zelfs verlangend uit naar een vervolg. Helaas houdt ha Bert Schierbeek de subsidie op. Brinkman sluit de portemonnee. Sterft het trein- rijm een zachte dood? Nee, zegt Frank Eerhart. „Als het alleen aan ons zou lig gen brengen we zó een tweede serie uit. Maar geld speelt ook een rol. We zoeken naarstig naar een sponsor uit het be drijfsleven". Wat rijmt er ook alweer op gloeilamp? Eerhart grijnst. „Nee. We blijven kwali teit bieden". (GPD) Schrijver Theun de Vries wordt op 26 april 80 jaar. Op die dag verschijnt bij Querido een nieuw boek van hem: 'Baron'. De Vries is marxist en volgens hem is dat de reden waarom zijn bekendheid altijd tot een kleine van kring trouwe lezers beperkt is gebleven. „Ik ben nou eenmaal de man die er niet bij hoort", zegt hij. De Tweede Wereldoorlog heeft veel invloed op hem gehad, zowel literair als persoonlijk. Verscheidene van zijn romans hebben de oorlog als thema. De afgelopen jaren heeft hij moeten vechten tegen een kampsyndroom dat eensklaps bij hem opkwam. De oorlog is nooit weggeweest. Op latere leeftijd bleek die de pit te zijn van 'een psychische tumor'. Voor die tijd gebruikte hij de Tweede We reldoorlog als thema in verscheide ne romans. door Jos van der Meer 'Doodskoppen en kaalkoppen' is zo'n oorlogsboek. Het gaat over zijn gevan genschap in het kamp Amersfoort, van wege zijn lidmaatschap van het kunste naarsverzet. De doodskoppen stonden op de petten van de SS'ers; de gevange nen waren de kaalkoppen. „Vernederen: daar waren ze goed in", zegt Theun de Vries (79). Na het schrijven van die ro man, eind jaren zestig, is het kampsyn droom bij hem doorgebroken. „De klachten komen bij mensen die op de grens van de ouderdom leven. De psychische weerstand vermindert. Je hebt veel gedaan in je leven, ook al om dat je wilt vergeten, maar dan komt er een geestelijke moeheid over je. Ik ben daar kwetsbaar door geworden; velen hebben er last van". De een krijgt nachtmerries, de ander wijst alles af wat Duits is, of er ontstaan angstpsychosen. Bij hem is 'een sterk bewustzijn van de dood' opgekomen. Dreiging „In het kamp heb ik het gedicht 'De Dood' geschreven, over de dreiging die mij daar tegemoet trad in de vorm van de SS. Als krijgsgevangene heb ik dat verdrongen, terwijl ik er elke dag vernie tigd kon worden. Het hernieuwde ge voel dat het sterven op handen is over kwam me begin jaren zeventig eensklaps". Hij werd bang op straat te overlijden. „Ik durfde me niet meer te verplaatsen. In alle mogelijke vormen kwam de dood op me af. Dan kon ik me plotseling niet meer bewegen, ik dacht dat ik van mijn stokkie ging. Vreselijk. Het waren bijna doodsstuipen. Ik kreeg eens een aanval op de Dam in Amsterdam. Ik ben een café binnengedoken en heb twee glazen cognac gedronken. Daarvan kreeg ik een waas over mijn bewustzijn waardoor ik naar huis k9n". „In lange gesprekken met een psy- chiater heb ik die angsten weten te tem men. Dat heeft jaren geduurd. Maar ze gaan nooit meer helemaal weg, er zit een geweldig trauma in me. Ik durf nu wel weer op reis, maar niet met groot genoe gen. Ik beperk het tot het allernoodzake lijkste. Met de auto, dat gaat. Maar de trein? Nee. Dat komt, denk ik, omdat ik indertijd met de trein naar Amersfoort ben overgebracht". „Hallucinaties heb ik ook. Als 'de kampbei schelde, 's ochtends heel vroeg, moesten we opstaan. Soms hoor ik die bel weer en dan vlieg ik mijn bed uit. Het beste is er niets aan te doen. Niet drinken, roken of pillen slikken. Je moet proberen in te zien wat er aan de hand is. Maar dat is alleen mogelijk voor mensen die goed met hun ziel kunnen omsprin gen". Niet aangetast De restanten van het kampsyndroom hebben zijn geweldige gedrevenheid als schrijver niet aangetast. Hij vertaalt mo menteel het werk van de Franse dichter Rimbaud, van wie hij vijf jaar terug al een vertaling in het Fries maakte: 'Het dronkene skip'. „Ik doe dat om mijn geest levendig te houden. Die teksten zijn net crypto grammen. De Nederlandse dichter Slauerhoff heeft geprobeerd die poëzie te vertalen, maar dat is hem niet gelukt". Hij bereidt een tweede deel voor van het geschiedenisboek 'Ketters'. Het eer ste gaat tot het jaar 1600, het volgende zal een overzicht geven van 'alle mogelij ke dissidenten en dwarsliggers' tot he den. En hij is van plan een kleine roman te schrijven, een thriller. „Al het mate riaal ligt klaar. Het boek zal spelen in de muziekwereld. Meer wil ik er niet over zeggen". Op 26 april, op zijn tachtigste verjaar dag, verschijnt bovendien een nieuwe roman, 'Baron'. Dat moet om en nabij zijn zestigste titel zijn. Uitgeverij Queri do maakt er met een presentatie in ge bouw Odéon in Amsterdam, de woon plaats van Theun de Vries, een ingeto gen feest van. „Ik zie er tegenop, maar het moet maar", zegt de auteur, even glimlachend. Hij schreef romans en non-fictie, no vellen en dichtbundels, essays en hoor spelen. Zijn romandebuut, ('Rembrandt' uit 1931), gaat over de bekendste kunst schilder die Nederland ooit voortbracht. Dit keer wilde hij weer een boek schrij ven over een beroemde kunstenaar: Mo lière, de Franse toneelschrijver uit de ze ventiende eeuw. Het pakte iets anders uit. Beeldje In zijn bovenwoning aan de Egelan tiersgracht in de Jordaan zegt hij, wij zend op een klein borstbeeld op een an tieke secretaire: „Ik had een literair boek voor ogen over het ontstaan van het toneelstuk 'Tartuffe' in 1664. Ik had al een beeldje van Molière gekocht; kijk, daar staat het. Om zo veel mogelijk van hem te weten te komen, ging ik lezen. Daarbij stuitte ik op een figuur die ik niet kende". „Een jaar na 'Tartuffe' zag Molière een jongen van twaalf jaar, Michel Boyron, bij het kindertoneel spelen - een wees, van broertjes of zusjes is niets bekend - en die jongen heeft hij in zijn eigen ge zelschap opgenomen. Molière vond de naam Boyron te lastig en daarom noem de hij hem 'Baron"'. „Die figuur interesseerde me, omdat hij een jaar later al een hoofdrol kreeg. Ja, het was slechts in een herdersspel, maar toch een hoofdrol. Daarna zag Ba ron in een paar jaar tijd kans aan de top te komen. Zoiets vind ik heel intrige rend. Het is een positief verhaal gewor den over de ontwikkeling van een jong talent". „Deze geschiedenis is tegenoverge steld aan die van mijn eigen jeugd. De puberteit was de ergste, maar ook de meest vruchtbare periode uit mijn leven. Ik had vreselijke depressies en was le lijk. Mijn hoofd staat scheef, maar mijn vader zei altijd: 'Hou je hoofd recht'. Voor mijn artistieke aspiraties hadden mijn ouders geen aandacht, ik moest verschrkkelijk mijn best doen om me te laten gelden. Mijn vader ging ook nog eens failliet na onze verhuizing van Friesland, waar hij bedrijfsleider op een boerderij was, naar Apeldoorn; hij ging in zaken en het was tegenslag op tegen slag. Ik begreep dat we, omdat we uit een gegoed boerenmilieu kwamen, diep waren gezonken. In die tijd ben ik ge dichten gaan schrijven". Erkenning Baron is iemand bij wie alles lukt. „Het publiek bejubelt hem. In zijn ge schiedenis zit iets van een wensdroom. Ik had toendertijd zelf zo'n zondagskind willen zijn. Achteraf ben ik blij dat ik helemaal op eigen kracht aan erkenning ben toegekomen, gedreven door de eige naardige dynamiek die je bij iedere kun stenaar terugvindt en die wel lijkt op een soort lotsbeschikking". Volledig is de erkenning echter zeker niet, geeft hij toe. Neem de reactie van het publiek op zijn roman 'Het Wolfsge tij of een leven van liefde', ook ontleend aan de Tweede Wereldoorlog. „Het is een van mijn meest geslaagde boeken", vindt hij. Maar de verkoop bleef steken op 12.000 exemplaren. Het is de indrin gend opgeschreven levensloop van een Haarlems meisje dat zich in oorlogstijd als hoer vergooit aan nazi-officieren, in ruil voor een bontjas, drank en een huur flatje. „Als ik Engelsman was geweest, voor een ander taalgebied en voor een pu bliek met een andere mentaliteit had ge schreven, waren er honderdduizenden van verkocht. Maar het is nu eenmaal een boek van Theun de Vries. Dat moet je niet kopen, die man deugt politiek niet, hij is communist. De koude oorlog woedt nog steeds. Als mijn naam valt is het van: „O ja, dat is de man die er niet bij hoort". Dat speelt bij redakties van de meeste tijdschriften en dagbladen, in de literaire wereld en onder critici. En daardoor ook bij mensen die boeken ko pen". 'Het meisje met het rode haar' - ook over een jonge vrouw uit Haarlem, maar zij ging in het gewapend verzet - is „de enige kraker" die hij schreef. Al vlug na het verschijnen was een Vierde druk no dig. Verfilming volgde. Zo'n honderd duizend exemplaren werden verkocht. Maar de schrijver bleef tamelijk onbe kend. Kleiner „Ja, ik heb een kleine kring trouwe le zers en die wordt alleen maar kleiner. Dat heb je als je zo oud bent als ik, dan sneuvelen er een hoop van die mensen. Gebruikelijk is een verkoop van onge veer drieduizend stuks per titel. Van succesnummers zoals 'Rembrandt', 'Ketters' en 'Het Geslacht Wiarda' zijn er tien-, twintigduizend verkocht". Dat juist 'Het Wolfsgetij' niet echt doorbrak is een grote teleurstelling voor hem geweest. „Het is één lange litanie, er zijn geen hoofdstukken. Een duidelijk psychologische roman, ook al zeggen ve len dat ik die niet kan maken. 'Theun de Vries is goed in de natuurbeschrijvin gen', hé". „Nee, ik zie allerlei werken van andere schrijvers die minder goed zijn- maar dat mag ik niet zeggen, die boeken zijn óók goed - en die toch hoger scoren. Heel verdrietig". 'De Aanslag' van Harry Mulisch heeft overigens wel wat weg van 'Het Wolfsge tij' en dat boek is een bestseller. De Vries: „Nou, ik vind 'Het Wolfsgetij' be ter. Harry Mulisch heeft de souplesse ge had om zijn imago van radicaal links te laten omslaan in acceptabel liberaal. Hij heeft zich in de publieke opinie weten te nestelen. Jammer. Ik mocht hem vroe ger graag. Maar ik wijd hier liever niet over uit, u begrijpt wel wat ik bedoel". „Trouwens, 'Het Wolfsgetij' zou ook worden verfilmd, de tekst is zó als script te gebruiken. Cineast Gerrard.VerhagÉn diende een aanvraag voor geld in bij het Produktiefonds voor de Film en die is afgewezen. „Er is al zo veel van hem verfilmd", zeiden ze. Terwijl dat met maar één boek is gebeurd. Van andere schrijvers zijn tientallen boeken verfilmd. Maar het moeten 'Flodders' en 'Spetters' zijn. En dan ben ik ook nog eens de man die ze behoren te vergui- Leedvermaak Dat laatste is driemaal doorbroken „op voor het literaire establishment on aangename wijze", zegt Theun de Vries niet zonder leedvermaak. „Dat gebeurde vooral in 1963, toen ik de P. C. Hooftprijs kreeg voor mijn historische romans. De jury was niet eenstemmig hoor, het was geloof ik drie tegen twee". „De tweede doorbraak was heel ver rassend. De Groningse universiteit vroeg me in 1979 of ik een eredoctoraat in de letteren wilde aannemen. De pers besteedde er absoluut geen aandacht aan. Tien jaar ervoor kreeg Vestdijk een eredoctoraat, een ware triomf voor hem, en zo werd het ook behandeld". „Ik mag nu dr. voor mijn naam zetten en dat is wel een genoegdoening. Ik heb niet gestudeerd. Op het gymnasium was

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 30