Poëzie langs de rails
PAGINA
EXTRA
ZATERDAG 18 APRIL 1987
ik zo weerbarstig om na de vierde klas
van school te gaan. Jarenlang heb ik
daaronder geleden. Alle jongens en
meisjes uit mijn klas gingen studeren,
werden arts, fysicus, jurist, maar ik had
niks bereikt. Vandaar 'Baron', hè. Onbe
wust schrijf ik met mijn boeken toch
dingen van me af'.
De derde van het patroon afwijkende
gebeurtenis was de terugkeer in 1970
van Theun de Vries in de 'Pen', een in
ternationale organisatie van schrijvers,
dichters en essayisten. Twee jaar later
werd hij zelfs voorzitter. „Dat was na
tuurlijk helemaal verschrikkelijk. Het
liefst zag de literaire wereld een conser
vatief iemand op die plek".
'De Pen' had hem samen met dichte
res Sonja Prins en de radicale journalist
Henri Wiesing in 1956 gewipt, het jaar
waarin de Russen Hongarije binnenvie
len. „We waren als marxisten helemaal
mis, landverraders, hoewel we die titel
nog net niet zwart op wit kregen".
Weerstand
De Nederlandse Letterkundige Ver
eniging gedoogde hen in die periode ter
nauwernood. „Een kleine meerderheid
vond dat we lid konden blijven. Maar
Geert van Oorschot deed na een stem
ming daaromtrent de suggestie dat we
buitenlandse agenten waren. Toen is er
een weerstand tegen mij ontstaan die tij
dens mijn leven wel niet meer zal over
gaan".
Dat is opmerkelijk, wantin 1971 stapte
hij uit de CPN. Hij is echter een aanhan
ger van de marxistische theorie geble
ven en gebeurtenissen in de Sowjet-
Unie blijven hem hoe dan ook boeien,
vooral nu het daar volgens hem onder
Gorbatsjov de goede Jtant opgaat. „Het
valt niet te ontkennen dat er zich. econo
mische hervormingen aandienen. En als
de economie vrijer wordt, moet ook de
cultutir veranderen".
Theun de Vries heeft sowieso een opti
mistische toekomstvisie: „De geschiede
nis is één lang proces naar een grotere
vrijheid. De mensheid heeft het vermo
gen de samenleving rechtvaardiger in te
delen. Honger, oorlogen, ziekten: we zul
len ze gezamenlijk, rationeel oplossen.
Internationale economische samenwer
king, het bestaan van de Wereldvoedsel
organisatie en de gesprekken over ont
wapening móeten eenvoudigweg wel tot
iets leiden. De noodzaak wordt zo groot
dat het niet anders kan. Neem een
atoomoorlog. Die zal geen overwinnaars
opleveren en politieke leiders wéten
dat".
De auteur voelt zich ook sterk verbon
den met de Sowjet-Unie door de Russi
sche wereldliteratuur. 'Oorlog en Vrede'
van Tolstoi is een boek dat hij zyn leven
lang al op gezette tijden herleest. Hij
heeft er allerlei mogelijke edities van.
„Ik bewonder die roman zonder enig
voorbehoud. Je kunt er zo veel van le
ren. Net zo goed als van andere Russen
en van moderne Amerikanen als Faulk
ner en Burgess".
Niets
Beïnvloed acht hij zich niet door ande
re schrijvers. Zeker niet door Neder
landse collega's; de meesten vindt hij
nietszeggend, zeker de jongeren van dit
moment. Ja, Wolkers en Bernlef kan hij
waarderen. „Maar die zijn al een dagje
ouder. De rest geloof ik wel".
„Maarten 't Hart bijvoorbeeld zegt me
niets. Dat soort mensen'maakt zich dik
over heel andere dingen dan ik. Al dat
gedoe van teren op jeugdherinneringen,
dat verschrikkelijke zelfmedelijden, het
is niks. Het burgerlijk leven dat ze be
schrijven is niet interessant, ze weten
geen tragische elementen te benadruk
ken. Het komt doordat bijna alle Neder
landse auteurs van dit moment uit de
middenklassen komen, kinderen zijn
van kruideniers, onderwijzers of kleine
zakenmensen".
De Nederlandse literatoren die hij
echt groot vindt zijn niet meer in leven.
„Het grote.historische inlevingsvermo
gen en de psychologische kracht van
zo'n boek als 'Van oude mensen, de din
gen die voorbij gaan' van Couperus is
fantastisch. En bij Vestdijk zitten de gro
te Nederlandse romans: het psychologi
sche werk uit zijn beginperiode en de
historische romans daarna, zoals 'Het
Vijfde Zegel'. Wat ik wil is dat een boek
me meesleept, dat ik het kan bewonde-
Groot
Verhalend werk leest hij niet veel
meer. Hij kiest liever historische boe
ken. Die voorkeur heeft ervoor gezorgd,
dat hij meestal 'kloeke romans' schrijft.
„Als eerste las ik middeleeuwse sagen
en legenden, omvangrijke verhalen van
aan elkaar geregen gebeurtenissen. Dat
epische heeft later een andere betekenis
voor me gekregen. Ik ging mensen be
schrijven die zó iets groots in hun optre
den hadden dat het boek óók groot
"moest worden. Daden en menselijke
conflicten zijn belangrijk, niet de ziels
gesteldheid van personages. Ik wil de le
zer niet vervelen met mijn eigen psychi
sche roerselen en heb dan ook nooit di
rect autobiografisch geschreven. Ele
menten van mezelf zijn slechts verstopt
in mijn hoofdpersonen terug te vinden".
Dit brengt hem terug bij 'Baron'. Ter
illustratie van het epische karakter van
zijn nieuwste boek zet hij een uitpuilen
de linnen tas op tafel. Het manuscript.
„Veertienhonderd getypte vellen", zegt
hij. „Het zijn uiteindelijk duizend ge
drukte pagina's geworden".
„Doordat er zo weinig van Baron be
kend is, heb ik hem allerlei merkwaardi
ge geschiedenissen kunnen laten bele
ven. Criminaliteit, liefdesaffaires, de re
latie van hem en Molière tot koning Lo-
dewijk de Veertiende. Die beschouwde
kunstenaars als zijn lakeien. Zolang hij
geen oorlog voerde of met de vrouwen
bezig was, moest Molière pleziertjes
voor hem bedenken, terwijl de mensen
in het land het slecht hadden. Er komt
dan ook een boerenopstand in het boek
voor, een historisch feit".
Over Baron: „Hij was een kritisch en
opvliegend baasje. De vrouw van Moliè
re, Armande, was koket en schond nogal
eens de echtelijke trouw. Baron maakte
daar een keer opmerkingen over, zij
sloeg hem in het gezicht en Baron liep
weg. Maar Molière kon hem niet missen
en kreeg de koning zo ver dat die Baron
het bevel gaf terug te keren".
„Na die tijd waren de bordjes verhan
gen. Baron, inmiddels achttien, begon
zelf een verhouding met Armande. Zij
was tien jaar ouder dan hij en twintig
jaar jonger dan Molière; dat is een Oedi-
pus-achtig complex geweest. Maar de
misère heeft niet lang geduurd. Molière
en Armande verzoenden zich voor de zo
veelste keer en Baron is tot Molières
dood gebleven. Toen is hij overgestapt,
hij was twintig jaar, naar het gezelschap
Hotel de Bourgogne en daarmee begon
een geweldige carrière. Op dat moment
houdt mijn boek op".
De trein remt af, de deur sist open,
voetzolen bonzen op donkergrijs
asfalt. Een man duwt zijn wang
tegen een met regen bespat
raampje en kijkt naar buiten.
Mensen. Neonlicht. Reclame. Een
gedicht. Een gedicht!?
'Tekstbeeld' heet het project. Vier ge
dichten die elk drie maanden op drie
honderd stations in Nederland hangen.
Juli vorig jaar hing de eerste er: 'Opont
houd' van Remco Campert. Vorige week
bracht de Stichting Plint, die in samen
werking met de Rijksdienst Beeldende
Kunst de zaken op touw heeft gezet, de
laatste van de serie uit. Dit keer is het de
beurt aan Bert Schierbeek om door de
twee miljoen treinreizigers die iedere
dag in- en uitstappen gelezen te worden.
Dat wil zeggen: óls ze het lezen. Maar de
cijfers wijzen uit dat zeker een kwart van
hen de posters opmerkt en dat is nog al
tijd een half miljoen mensen
Toch krijgen ze er bij de Nederlandse
Spoorwegen grijze haren van. Het is
geen ongebruikelijk verschijnsel dat 's
avonds, of 's nachts, of zelfs op klaarlich
te dag iemand met zijn gereedschapskist
naar de reclameborden loopt, de schroe
ven uit de hoeken verwijdert en het affi
che met bord en al mee naar huis neemt.
„Daar zijn ze natuurlijk niet voor be
doeld", vindt Frank Eerhart, voorzitter
van de Stichting Plint, „maar het is toch
wel leuk als je iets maakt dat kennelijk
hebzucht opwekt bij de mensen. Het
- blijkt dat het project erg aanslaat. Dat
geeft me een tevreden gevoel".
Het idèe werd geboren op een Belgische
- snelweg. Huizenhoge borden in de berm
-tonen daar wat er allemaal mis kan gaan
als je als automobilist niet de juiste vei
ligheidsvoorschriften opvolgt. Eerhart:
„Binnen de Stichting Plint kregen we de
gedachte om dat ook in Nederland te
gaan doen, aangepast aan onze eigen
doeleinden. Wij willen een grotere be
kendheid geven aan het Nederlands ge
dicht. Daar zoeken we telkens andere
manieren voor. We speelden met het
idee om langs de Nederlandse wegen
grote borden te plaatsen, met telkens
een dichtregel. Daar zijn we later van af
gestapt omdat dit plannetje financieel
en technisch niet haalbaar was. We heb
ben nog even gedacht aan teksten op re
clamezuilen, maar die loop je zo voorbij.
Dat valt niet op. Toen dachten we aan de
spoorwegstations".
Treinreizigers zijn als doelgroep dubbel
interessant. Door de wachttijden heb
ben zij alle tijd om de gedichten op hun
gemak te lezen. Als bovendien op ieder
station langs de spoorlijn een exemplaar
hangt, wordt de boodschap herhaald.
„Dat vonden we heel belangrijk. De rei
ziger heeft dan de kans om het gedicht
goed in zich op te nemen", aldus Eer
hart.
Uiteindelijk werd reizen en alles wat
daarmee te maken heeft zelfs de leidraad
aan de hand waarvan de gedichten van
Remco Campert, Rutger Kopland, Ja
cob Israel de Haan en Bert Schierbeek
zouden worden uitgekozen. Campert
raakte zozeer geïnspireerd door het pro
ject dat hij het tot onderwerp maakte
van het vers dat als eerste op de perrons
zou hangen:
je staat even stil
bij een lijn, bij een kleur
je ziet een bloem
en hoort om je heen
stemmen en schoenen
maar nu reis je alweer verder.
Ondanks de produktiekosten en de
hoge huurprijs van een reclamebord (het
project kostte al met al 120.000 gulden)
betekent 'Tekstbeeld' geen forse aderla
ting voor Plint. De Rijksdienst Beelden
de Kunst (RBK) was zo vriendelijk om
het project samen met het ministerie
van wvc voor het grootste deel te finan
cieren. „De aanplakbiljetten zijn alle
vier ontworpen door gevestigde beel
dend kunstenaars, zoals Eli Content en
Erik Andriesse. De rijksdienst is ons
met de keuze van deze ontwerpers be
hulpzaam geweest" aldus de voorzitter
van Plint.
Op kleinere schaal werkt de stichting
al veel langer met kunstenaars en dich
ters. Eerhart: „We zijn in 1980 met een
paar mensen begonnen. Gratis stuurden
we een affiche met een gedicht naar
scholen op, met de vraag of ze er oren
naar hadden om voor 'een paar tientjes
per jaar meer uitgaven te ontvangen. Het
idee sloeg aan. We leveren tegenwoordig
op regelmatige basis aan 1600 middelba
re scholen en 1100 basisscholen deze
aanplakbiljetten".
„Sinds een paar jaar kunnen we het
ons bovendien veroorloven om het affi
che in vier kleuren te drukken en te la
ten ontwerpen door een serieuze beel
dend kunstenaar. Maar we hebben altijd
gezocht naar verdere verspreiding, on
der andere door buttons en briefkaarten
met gedichten uit te brengen. 'Tekst
beeld' was een logisch vervolg".
Het project maakt veel reacties los.
Reeksen telefoontjes komen binnen: bij
Plint, bij de RBK, bij de NS. Of de affi
ches te koop zijn. In welke bundel de
gedichten voorkomen. Of de tekst bij
een begrafenis gebruikt mag worden.
Een mevrouw wil gedicht nummer 2, dat
'Weggaan' heet, met haar ontslagbrief op
het bureau van haar baas deponeren.
Het mag van Plint. Jammer alleen voor
de belangstellenden dat de affiches niet
meer te krijgen zijn. Weliswaar is het ge
dicht 'Afreis' van Jacob Israel de Haan
nog twee keer herdrukt, vanwege de
grote belangstelling, maar nu is alles
toch echt op. „We waren soms al in drie
weken door al onze extra exemplaren
heen", verklaart Eerhart. „Tja, als de NS
de affiches steeds moet vervangen ben
je gauw door je overschot heen".
Een enquête heeft ondertussen uitge
wezen dat het Nederlandse publiek ui
terst welwillend staat tegenover het ini
tiatief. Het kijkt zelfs verlangend uit
naar een vervolg. Helaas houdt ha Bert
Schierbeek de subsidie op. Brinkman
sluit de portemonnee. Sterft het trein-
rijm een zachte dood? Nee, zegt Frank
Eerhart. „Als het alleen aan ons zou lig
gen brengen we zó een tweede serie uit.
Maar geld speelt ook een rol. We zoeken
naarstig naar een sponsor uit het be
drijfsleven".
Wat rijmt er ook alweer op gloeilamp?
Eerhart grijnst. „Nee. We blijven kwali
teit bieden". (GPD)
Schrijver Theun de Vries wordt op 26 april 80 jaar.
Op die dag verschijnt bij Querido een nieuw boek
van hem: 'Baron'. De Vries is marxist en volgens
hem is dat de reden waarom zijn bekendheid altijd
tot een kleine van kring trouwe lezers beperkt is
gebleven. „Ik ben nou eenmaal de man die er niet
bij hoort", zegt hij.
De Tweede Wereldoorlog heeft veel invloed op
hem gehad, zowel literair als persoonlijk.
Verscheidene van zijn romans hebben de oorlog
als thema. De afgelopen jaren heeft hij moeten
vechten tegen een kampsyndroom dat eensklaps
bij hem opkwam.
De oorlog is nooit weggeweest. Op
latere leeftijd bleek die de pit te zijn
van 'een psychische tumor'. Voor
die tijd gebruikte hij de Tweede We
reldoorlog als thema in verscheide
ne romans.
door Jos van der Meer
'Doodskoppen en kaalkoppen' is zo'n
oorlogsboek. Het gaat over zijn gevan
genschap in het kamp Amersfoort, van
wege zijn lidmaatschap van het kunste
naarsverzet. De doodskoppen stonden
op de petten van de SS'ers; de gevange
nen waren de kaalkoppen. „Vernederen:
daar waren ze goed in", zegt Theun de
Vries (79). Na het schrijven van die ro
man, eind jaren zestig, is het kampsyn
droom bij hem doorgebroken.
„De klachten komen bij mensen die
op de grens van de ouderdom leven. De
psychische weerstand vermindert. Je
hebt veel gedaan in je leven, ook al om
dat je wilt vergeten, maar dan komt er
een geestelijke moeheid over je. Ik ben
daar kwetsbaar door geworden; velen
hebben er last van".
De een krijgt nachtmerries, de ander
wijst alles af wat Duits is, of er ontstaan
angstpsychosen. Bij hem is 'een sterk
bewustzijn van de dood' opgekomen.
Dreiging
„In het kamp heb ik het gedicht 'De
Dood' geschreven, over de dreiging die
mij daar tegemoet trad in de vorm van
de SS. Als krijgsgevangene heb ik dat
verdrongen, terwijl ik er elke dag vernie
tigd kon worden. Het hernieuwde ge
voel dat het sterven op handen is over
kwam me begin jaren zeventig
eensklaps".
Hij werd bang op straat te overlijden.
„Ik durfde me niet meer te verplaatsen.
In alle mogelijke vormen kwam de dood
op me af. Dan kon ik me plotseling niet
meer bewegen, ik dacht dat ik van mijn
stokkie ging. Vreselijk. Het waren bijna
doodsstuipen. Ik kreeg eens een aanval
op de Dam in Amsterdam. Ik ben een
café binnengedoken en heb twee glazen
cognac gedronken. Daarvan kreeg ik
een waas over mijn bewustzijn waardoor
ik naar huis k9n".
„In lange gesprekken met een psy-
chiater heb ik die angsten weten te tem
men. Dat heeft jaren geduurd. Maar ze
gaan nooit meer helemaal weg, er zit een
geweldig trauma in me. Ik durf nu wel
weer op reis, maar niet met groot genoe
gen. Ik beperk het tot het allernoodzake
lijkste. Met de auto, dat gaat. Maar de
trein? Nee. Dat komt, denk ik, omdat ik
indertijd met de trein naar Amersfoort
ben overgebracht".
„Hallucinaties heb ik ook. Als 'de
kampbei schelde, 's ochtends heel
vroeg, moesten we opstaan. Soms hoor
ik die bel weer en dan vlieg ik mijn bed
uit. Het beste is er niets aan te doen. Niet
drinken, roken of pillen slikken. Je moet
proberen in te zien wat er aan de hand is.
Maar dat is alleen mogelijk voor mensen
die goed met hun ziel kunnen omsprin
gen".
Niet aangetast
De restanten van het kampsyndroom
hebben zijn geweldige gedrevenheid als
schrijver niet aangetast. Hij vertaalt mo
menteel het werk van de Franse dichter
Rimbaud, van wie hij vijf jaar terug al
een vertaling in het Fries maakte: 'Het
dronkene skip'.
„Ik doe dat om mijn geest levendig te
houden. Die teksten zijn net crypto
grammen. De Nederlandse dichter
Slauerhoff heeft geprobeerd die poëzie
te vertalen, maar dat is hem niet gelukt".
Hij bereidt een tweede deel voor van
het geschiedenisboek 'Ketters'. Het eer
ste gaat tot het jaar 1600, het volgende
zal een overzicht geven van 'alle mogelij
ke dissidenten en dwarsliggers' tot he
den. En hij is van plan een kleine roman
te schrijven, een thriller. „Al het mate
riaal ligt klaar. Het boek zal spelen in de
muziekwereld. Meer wil ik er niet over
zeggen".
Op 26 april, op zijn tachtigste verjaar
dag, verschijnt bovendien een nieuwe
roman, 'Baron'. Dat moet om en nabij
zijn zestigste titel zijn. Uitgeverij Queri
do maakt er met een presentatie in ge
bouw Odéon in Amsterdam, de woon
plaats van Theun de Vries, een ingeto
gen feest van. „Ik zie er tegenop, maar
het moet maar", zegt de auteur, even
glimlachend.
Hij schreef romans en non-fictie, no
vellen en dichtbundels, essays en hoor
spelen. Zijn romandebuut, ('Rembrandt'
uit 1931), gaat over de bekendste kunst
schilder die Nederland ooit voortbracht.
Dit keer wilde hij weer een boek schrij
ven over een beroemde kunstenaar: Mo
lière, de Franse toneelschrijver uit de ze
ventiende eeuw. Het pakte iets anders
uit.
Beeldje
In zijn bovenwoning aan de Egelan
tiersgracht in de Jordaan zegt hij, wij
zend op een klein borstbeeld op een an
tieke secretaire: „Ik had een literair
boek voor ogen over het ontstaan van
het toneelstuk 'Tartuffe' in 1664. Ik had
al een beeldje van Molière gekocht; kijk,
daar staat het. Om zo veel mogelijk van
hem te weten te komen, ging ik lezen.
Daarbij stuitte ik op een figuur die ik
niet kende".
„Een jaar na 'Tartuffe' zag Molière een
jongen van twaalf jaar, Michel Boyron,
bij het kindertoneel spelen - een wees,
van broertjes of zusjes is niets bekend -
en die jongen heeft hij in zijn eigen ge
zelschap opgenomen. Molière vond de
naam Boyron te lastig en daarom noem
de hij hem 'Baron"'.
„Die figuur interesseerde me, omdat
hij een jaar later al een hoofdrol kreeg.
Ja, het was slechts in een herdersspel,
maar toch een hoofdrol. Daarna zag Ba
ron in een paar jaar tijd kans aan de top
te komen. Zoiets vind ik heel intrige
rend. Het is een positief verhaal gewor
den over de ontwikkeling van een jong
talent".
„Deze geschiedenis is tegenoverge
steld aan die van mijn eigen jeugd. De
puberteit was de ergste, maar ook de
meest vruchtbare periode uit mijn leven.
Ik had vreselijke depressies en was le
lijk. Mijn hoofd staat scheef, maar mijn
vader zei altijd: 'Hou je hoofd recht'.
Voor mijn artistieke aspiraties hadden
mijn ouders geen aandacht, ik moest
verschrkkelijk mijn best doen om me te
laten gelden. Mijn vader ging ook nog
eens failliet na onze verhuizing van
Friesland, waar hij bedrijfsleider op een
boerderij was, naar Apeldoorn; hij ging
in zaken en het was tegenslag op tegen
slag. Ik begreep dat we, omdat we uit
een gegoed boerenmilieu kwamen, diep
waren gezonken. In die tijd ben ik ge
dichten gaan schrijven".
Erkenning
Baron is iemand bij wie alles lukt.
„Het publiek bejubelt hem. In zijn ge
schiedenis zit iets van een wensdroom.
Ik had toendertijd zelf zo'n zondagskind
willen zijn. Achteraf ben ik blij dat ik
helemaal op eigen kracht aan erkenning
ben toegekomen, gedreven door de eige
naardige dynamiek die je bij iedere kun
stenaar terugvindt en die wel lijkt op een
soort lotsbeschikking".
Volledig is de erkenning echter zeker
niet, geeft hij toe. Neem de reactie van
het publiek op zijn roman 'Het Wolfsge
tij of een leven van liefde', ook ontleend
aan de Tweede Wereldoorlog. „Het is
een van mijn meest geslaagde boeken",
vindt hij. Maar de verkoop bleef steken
op 12.000 exemplaren. Het is de indrin
gend opgeschreven levensloop van een
Haarlems meisje dat zich in oorlogstijd
als hoer vergooit aan nazi-officieren, in
ruil voor een bontjas, drank en een huur
flatje.
„Als ik Engelsman was geweest, voor
een ander taalgebied en voor een pu
bliek met een andere mentaliteit had ge
schreven, waren er honderdduizenden
van verkocht. Maar het is nu eenmaal
een boek van Theun de Vries. Dat moet
je niet kopen, die man deugt politiek
niet, hij is communist. De koude oorlog
woedt nog steeds. Als mijn naam valt is
het van: „O ja, dat is de man die er niet
bij hoort". Dat speelt bij redakties van
de meeste tijdschriften en dagbladen, in
de literaire wereld en onder critici. En
daardoor ook bij mensen die boeken ko
pen".
'Het meisje met het rode haar' - ook
over een jonge vrouw uit Haarlem, maar
zij ging in het gewapend verzet - is „de
enige kraker" die hij schreef. Al vlug na
het verschijnen was een Vierde druk no
dig. Verfilming volgde. Zo'n honderd
duizend exemplaren werden verkocht.
Maar de schrijver bleef tamelijk onbe
kend.
Kleiner
„Ja, ik heb een kleine kring trouwe le
zers en die wordt alleen maar kleiner.
Dat heb je als je zo oud bent als ik, dan
sneuvelen er een hoop van die mensen.
Gebruikelijk is een verkoop van onge
veer drieduizend stuks per titel. Van
succesnummers zoals 'Rembrandt',
'Ketters' en 'Het Geslacht Wiarda' zijn er
tien-, twintigduizend verkocht".
Dat juist 'Het Wolfsgetij' niet echt
doorbrak is een grote teleurstelling voor
hem geweest. „Het is één lange litanie,
er zijn geen hoofdstukken. Een duidelijk
psychologische roman, ook al zeggen ve
len dat ik die niet kan maken. 'Theun de
Vries is goed in de natuurbeschrijvin
gen', hé".
„Nee, ik zie allerlei werken van andere
schrijvers die minder goed zijn- maar
dat mag ik niet zeggen, die boeken zijn
óók goed - en die toch hoger scoren.
Heel verdrietig".
'De Aanslag' van Harry Mulisch heeft
overigens wel wat weg van 'Het Wolfsge
tij' en dat boek is een bestseller. De
Vries: „Nou, ik vind 'Het Wolfsgetij' be
ter. Harry Mulisch heeft de souplesse ge
had om zijn imago van radicaal links te
laten omslaan in acceptabel liberaal. Hij
heeft zich in de publieke opinie weten te
nestelen. Jammer. Ik mocht hem vroe
ger graag. Maar ik wijd hier liever niet
over uit, u begrijpt wel wat ik bedoel".
„Trouwens, 'Het Wolfsgetij' zou ook
worden verfilmd, de tekst is zó als script
te gebruiken. Cineast Gerrard.VerhagÉn
diende een aanvraag voor geld in bij het
Produktiefonds voor de Film en die is
afgewezen. „Er is al zo veel van hem
verfilmd", zeiden ze. Terwijl dat met
maar één boek is gebeurd. Van andere
schrijvers zijn tientallen boeken
verfilmd. Maar het moeten 'Flodders' en
'Spetters' zijn. En dan ben ik ook nog
eens de man die ze behoren te vergui-
Leedvermaak
Dat laatste is driemaal doorbroken
„op voor het literaire establishment on
aangename wijze", zegt Theun de Vries
niet zonder leedvermaak. „Dat gebeurde
vooral in 1963, toen ik de P. C. Hooftprijs
kreeg voor mijn historische romans. De
jury was niet eenstemmig hoor, het was
geloof ik drie tegen twee".
„De tweede doorbraak was heel ver
rassend. De Groningse universiteit
vroeg me in 1979 of ik een eredoctoraat
in de letteren wilde aannemen. De pers
besteedde er absoluut geen aandacht
aan. Tien jaar ervoor kreeg Vestdijk een
eredoctoraat, een ware triomf voor hem,
en zo werd het ook behandeld".
„Ik mag nu dr. voor mijn naam zetten
en dat is wel een genoegdoening. Ik heb
niet gestudeerd. Op het gymnasium was