'Fraudebestrijding vraagt de grootst mogelijke beheersing' M A BIJLAGE VAN HET LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD Leidse sociale dienst plaatst kanttekeningen bij plannen minister De Graaf ZATERDAG 4 APRIL 1987 EXTRA PAGINA 21 Minister De Graaf van sociale za ken heeft de gemeenten vorige week een vergoeding van 80.000 gulden aangeboden om het aan tal personen dat betrokken is bij de bestrijding van steunfraude drastisch uit te breiden, en de zelfde bewindsman lanceerde pas nog het plan van de 'omge keerde bewijslast' voor uitke ringsgerechtigden. door Paul de Tombe Beide voorstellen staan weliswaar ter discussie, maar tonen niettemin aan dat de overheid het duel met list en bedrog op dit gebied met meer mankracht en scherpere wapens wil uitvechten. Hard nodig, volgens So ciale Zaken, omdat hier te lande jaar lijks voor twee miljard gulden aan premiefraude wordt gepleegd en er voor een even groot bedrag wordt gefraudeerd door uitkeringsgerech tigden. Tegen de achtergrond van die cijfers zou iedere nieuwe sociaal re chercheur zichzelf 'dubbel' kunnen terugverdienen. De jacht op fraudeurs - om maar eens enkele voorbeelden te noemen: zwartwerkers, echtgenoten die elkaar voor de schijn verlaten of de ex-part ners die de alimentatie-truc toepas sen (toch naar de bijstand gaan als de ex-partner zelf in het onderhoud zou kunnen voorzien), en 'economische eenheden' die ten onrechte een uitke ring genieten - lijkt kortom te zijn ge opend. Tenminste, als de plannen doorgaan en dan nog kan de uitvoe ring per regio sterk verschillen. Geen heksenjacht In Leiden en omgeving hoeft geen angst te bestaan voor een heksen jacht. Alphen zal het aantal sociaal- rechercheurs niet uitbreiden en houdt het op één met een part-time hulp op een totaal van 1600 uitke ringsgerechtigden; in Leiden met z'n ongeveer 8000 uitkeringstrekkels komt er wèl een sociaal-rechercheur bij, maar dat is geen gevolg van het ministeriële plan. Integendeel. Als directeur van de Leidse Sociale Dienst plaatst Jan Kleijne nogal wat kanttekeningen bij de ideeën van minister De Graaf. Hij ventileert zijn kritiek samen met mr. Mea ten Cate, chef juridische zaken en in die functie tevens hoofd van het bureau sociale recherche. Zij zetten vraagtekens achter de omgekeerde bewijslast, waarbij de uitkeringsge rechtigde die op fraude is betrapt en van wie het 'redehjke vermoeden' be staat dat hij of zij al langer fraudeert, verplicht kan worden het tegendeel aan te tonen. „In het strafrecht kun nen we daar niks mee en bij de civiele rechter ook niet. In de praktijk werkt het niet, dus ik begrijp dat plan niet zo goed", zegt de juriste, die samen met Kleijne meer aantekeningen heeft: bij de uitbreiding van het aan tal sociaal-rechercheurs tot één op duizend, uitkeringsgerechtigden en bij het gegeven dat de fraudebestrij der zichzelf dubbel zou kunnen te rugverdienen. „Ik denk dat je in de collectieve sector nooit geld kunt terugverdie nen", zegt Kleijne. „Dat kan alleen als je geen uitkeringen meer hoeft te ge ven. Daarop zou het beleid dus ge richt moeten zijn. Mijn kritiek op de ze minister is dat hij te weinig doet om de mensen weer op de arbeids markt te krijgen, maar dat hij wel uit gebreide opvattingen heeft over hoe je ze moet aanpakken als ze over de schreef gaan". Richtlijnen Bovendien vindt Kleijne dat de wij ze van aanpak juist nu weieens om schreven had mogen worden. „Wat de minister doet is centen geven om extra sociaal-rechercheurs aan te stel len, maar nergens wordt aangegeven hoe ze moeten werken. Dat soort richtlijnen geeft hij niet", uit hij zijn bezorgdheid. „Dat is griezelig. Een heleboel gemeenten kunnen aan de slag, zonder te zorgen voor de waar borgen die het 'instituut' verdient en dat kan het kip-zonder-kop effect hebben. Dat effect moeten we koste wat het kost voorkomen. Bijvoor beeld door een vorm van regionalise ring. Daarmee bedoel ik dat kleinere gemeenten die voor het eerst met een sociaal-rechercheur gaan werken, zich gaan oriënteren bij de grotere broers in de buurt. Om te zorgen dat er geen willekeur ontstaat, maar ook als bescherming voor de recher cheurs zelf. Met een halve kop voor 500 mensen kun je nooit goed profes sioneel aan de slag". Van een professionele aanpak is in Leiden volgens hem wel sprake. Dat het aantal sociaal-rechercheurs op korte termijn desondanks, of juist daarom, met een man zal worden uit gebreid „staat geheel los van het plan van De Graaf, zo betoogt Kleijne. „Dat is enkel de opvulling van een va cature die was ontstaan op grond van het werkaanbod. Dat heeft voldoende omvang voor vier man en het is bij zonder arbeidsintensief. Maar er mag beslist geen rechtstreeks verband worden gelegd met de grootte van het aantal uitkeringsgerechtigden in het Leidse. Er is ook nog geen onderzoek gedaan naar het fraudepercentage", zegt hij. „Daar gaan wel heel wilde verhalen over", weet Kleijne, doelen op aller lei uitspraken, waarin het wordt voor gesteld dat landelijk gezien 60 pro cent van de mensen met een uitke ring zou frauderen. „Dat cijfer is vol komen uit de lucht gegrepen, dat zou ik niet kunnen onderbouwen. Dat be tekent dat tweederde van de cliënten Jan Kleijne en Mea ten Cate: ,JJeze minister doet te weinig om de mensen weer op de arbeidsmarkt te krijgenterwijl hij wel uitgebreide opvattingen heeft hoe je ze moet aanpakken als ze over de schreef gaan". (foto wim Dijkman» Als het aan minister De Graaf van sociale zaken ligt, krijgt de sociaal-rechercheur op korte termijn niet alleen steun van nieuwe collega's, maar hij kan ook rekenen op een scherper wapen in de vorm van de 'omgekeerde bewijslast'. De jacht op fraudeurs op het gebied van de sociale voorzieningen lijkt daarmee echt geopend. De vraag is alleen of de betrokken diensten de voorgestelde uitbreiding en het nieuwe middel wel willen. Leiden is er in elk geval tegen. Jan Kleijne, directeur van de Gemeentelijke Sociale Dienst, plaatst een aantal kritische kanttekeningen bij de plannen. Hij wordt terzijde gestaan door mr. Mea ten Cate, chef van het bureau sociale recherche. Samen gaan ze ook in op de werkwijze van de sociaal rechercheur. „Geen boeman of macho in een sportwagen, maar iemand die zijn werk komt doen, naar huis gaat en ook een volkstuin heeft". fraudeert en als dat zo is heb je de sociale dienst slecht georganiseerd. De eerste taak is toch het verstrekken van uitkeringen en als je er zoveel on juist zou verstrekken, ligt daar dus een gat". Verbeteren In het verlengde van die uitspraak ligt het gegeven dat Kleijne er een voorstander van is eerst het uitvoe ringsapparaat te verbeteren voordat er geld wordt uitgegeven voor nieu we sociaal-rechercheurs. „Er is in elk geval geen aanleiding om zo cijferma tig te denken als op het ministerie wordt gedaan met dat getal van één op duizend", beaamt hij. „Dat vind ik onvoldoende onder bouwd. Als je naar de sociale dien sten in hun totaliteit kijkt, liggen er in de organisatiesfeer nog zaken die ver beterd moeten worden. Dan moet je niet aan de achterkant beginnen, want zo beschouw ik het aanstellen van extra sociaal-rechercheurs. Dat is een beetje het paard achter de wagen spannen, al moet er natuurlijk wel ruimte voor zijn, of voor worden ge maakt. Uiteraard zijn ook wij voor standers van fraude-aanpak". Landelijk gezien was Leiden er zelfs vrij vroeg bij. Aan het einde van de jaren zeventig al werd iemand voor dat werk vrijgemaakt. De bij zondere controleur, zoals hij destijds minder bedreigend werd genoemd, kreeg pas op de helft van 1984 colle ga's die sociaal-rechercheurs gingen heten, vanwege de gigantische stij ging van het aantal uitkeringsgerech tigden na 1982 (een cijfer dat zich ove rigens vanaf 1986 heeft gestabili seerd) en dezelfde lijn die in het ple gen van fraude te bespeuren viel. „Door de enorme toename van het aantal uitkeringsgerechtigden in die jaren kregen we er minder zicht op. Bovendien is de sociale controle min der geworden en dat betekent dat je je ook wat gemakkelijker aan de re gels kunt onttrekken zonder dat de maatschappij het afkeurt", noemt Kleijne als oorzaken voor de fraude stijging in die periode. „Er zijn ook steeds meer mensen die hun eigen weg zoeken in andere samenlevingsvormen. Op zich vind ik dat een goede ontwikkeling, maar dat betekent wel dat de geldende re gels achterhaald zijn. En als mensen zich in de regelgeving niet meer her kennen, vinden ze meer grond voor fraude. Maatschappelijk gezien speelt ook een rol wat de grote jon gens doen. De affaires rond ABP, de ABN-top en RSV, dat zijn geen zaken die bevorderen dat men zich aan de regels houdt. Dat is geen rechtvaardi ging van meer frauduleus gedrag, maar het verklaart het wel mede", al dus Kleijne. Voorzichtig Het leidde tot grotere bevoegdhe den voor de sociaal-rechercheur, maar diens werkwijze veranderde daardoor in Leiden niet. Nog altijd gaat hij „met grote voorzichtigheid te werk", zo benadrukt Mea ten Cate. Nooit op eigen houtje, maar altijd op grond van vermoedens van de uitke ringsafdeling. Nietrondtuffend, maar gericht onderzoekend. „Het gros van de klanten kent grote zorgen, je moet dus erg voorzichtig zijn die toch al kwetsbare categorie in een hoek te drukken. Dat heeft ons steeds voor ogen gestaan en dat zal ons steeds voor ogen blijven staan. Maar dat wil niet zeggen dat je er onduidelijk over moet zijn en dat je moet ontkennen dat het instituut bestaat". „Wij doen ook helemaal niet ge heimzinnig over de identiteit van de sociaal-rechercheur", zegt de chef van het bureau, die met directeur Kleijne van mening is „dat de winst van de laatste jaren is dat we onder kennen dat er gefraudeerd wordt. De feitelijke vraag die daaraan kleeft is hoe groot de omvang in Leiden dan is. Daar durven we geen percentage van te noemen en dat willen we ook niet". Het duo is wel bereid tot het noe men van algemene cijfers. Zo werd er over 1986 een fraudebedrag vari één miljoen gulden boven tafel gebracht en het jaar daarvóór was dat zelfs 200.000 gulden meer. „Maar het is uit gesloten dat je dat geld allemaal te rugkrijgt. De aflossingsmogelijkhe den van iemand die fraudeert worden immers nihil, en van een kale kip kun je moeilijk plukken. We hebben ook niet veel zicht op wat er wel terug komt. Die stortingen gaan heel ver schillend en onregelmatig. Maar fei telijk is dat ook niet interessant, het gaat om de bestrijding". Die richt zich alleen op de werkne mersfraude. Koppelbazen en werkge vers blijven buiten het werkterrein van de sociaal-rechercheur, wat voor al bij gepakten nogal eens wrevel wil opwekken. „Wij houden ons alleen bezig met de werknemer, maar de werkgeversfraude is natuurlijk even belangrijk. Als we daarop stuiten, sig naleren we die ook. Aan bedrijfsver enigingen en soms aan de belasting", melden Kleijne en Ten Cate. De benaming 'kleine fraudejager' voor de sociaal rechercheur wijzen ze om meer redenen met klem af. „Om dat jager een te negatief beeld schetst en omdat het er maar aan ligt wat je onder klein wilt verstaan. Afgezet te gen andere vormen is dit inderdaad 'klein', maar waar twee samenwoners beiden een uitkering hebben en dan nog eens zwart werken, kan het toch om 5000 gulden per maand gaan. Is dat klein?". Ze beantwoorden de vraag zelf met een paar voorbeelden. „In het afgelo pen jaar hebben we in Leiden drie za ken van boven een ton opgespoord. Bij samenwonenden die over een aantal jaren geen recht hadden op een uitkering, waarbij één partner ook nog werkte. In alle drie de geval len moeten we nog vonnis halen. Daar wordt gevangenisstraf voor ge geven", weet het tweetal bijna zeker. De grens voor aangifte bij de offi cier van justitie ligt in Leiden op 5000 gulden, wat natuurlijk niet wü zeg gen dat fraude tot dat bedrag zou mo gen ("dan gaan we niet naar de straf rechter, maar naar de civiele rech ter"). Elders in het land variëren die bedragen sterk, terwijl ook de be voegdheden van de sociaal recher cheur en de wijze van opsporing be paald niet overal gelijk zijn. Onder de 600 sociaal-rechercheurs die in Ne derland werken, zijn er die zich bezig houden met het overhoop halen van kleerkasten, die paspoorten inzien en in slaapkamers gluren. Daarvan is in Leiden geen sprake. „Wij houden ons aan de richtlijnen, maar dat gebeurt niet overal", moe ten Jan Kleijne en Mea ten Cate wel beamen. „Wij vinden dat er wel één lijn moet komen, daarom houden we ons ook aan de regels van het Open baar Ministerie. We gaan niet iets ty pisch Leids verzinnen. Niet voor de bedragen en niet voor de werkwijze. •Dat is trouwens een algemene opvat ting. Er is een landelijke vereniging voor sociaal rechercheurs en samen met de kernwerkgroep fraude van Di- vosa (de vereniging van directeuren van sociale diensten) wil die tot ge lijkschakeling komen. Om willekeur uit te sluiten. Daarom wordt er ge werkt aan een gedragscode voor re chercheurs". Vorig jaar zomer is daartoe bijvoor beeld ook een opleiding begonnen waarin kandidaten worden onderwe zen en rechercheurs worden bijge schoold in een aantal 'sociale vaardig heden en wetstechnische zaken'. „Daarin wordt ze ook bijgebracht wat wel kan en wat niet kan". Taboe In vergelijking met de eerder ge noemde voorbeelden kan de recher cheur in Leiden niet veel. Zomaar huiszoeking doen is taboe. „Zo in de privésfeer binnendringen vinden we gewoon onbeschoft en je hebt er niks aan. Het wordt netjes gevraagd of we mogen binnenkomen en dat levert zelden problemen op. Het in de auto volgen en observeren doen we wel als de bewijsvoering opgebouwd moet worden". „Wij werken hier heel gediscipli neerd", aldus het tweetal. „Zonder grote emoties. Fraudebestrijding moet je per definitie ook met de grootst mogelijke beheersing doen. Voorop staat dat je de uitkering moet kunnen halen bij de Sociale Dienst, als je dat scheef gaat trekken onstaat er een ander imago. Dat van 'Big Bro ther is watching you'. We moeten er voor waken dat het halen van een uit kering in de aalmoezensfeer wordt getrokken". „Hier in Leiden bestaat een goed evenwicht tussen het werk van de so ciale recherche en de uitvoering van de eerste taken. In dat laatste ligt toch het hart van het bedrijf, bij het verstrekken van de uitkeringen. De sociale recherche moet een afgeleide zijn en dan is het niet meer zo belang rijk of er één sociaal-rechercheur is op de duizend of op de tweeduizend", zeggen ze. „Eén op de duizend slaat de zaak uit het lood. We zouden rustig zes tot acht mensen aan het werk kunnen houden. Om de achterstand weg te werken. Maar het is de vraag of je al die acht mensen over vijfjaar ook nog nodig hebt", stellen ze met het oog op de preventieve werking die van het werk van de sociaal-re chercheur uitgaat en is uitgegaan. „Het instituut is absoluut niet meer omstreden. By de andere medewer kers van de dienst bestond grote te rughoudendheid ten aanzien van de sociaal-rechercheur, maar zijn wijze van onderzoek is volledig geaccep teerd. Het rechtvaardigde de contro le, waardoor de controleur aan de slag kon. En van zijn arbeid gaat na tuurlijk ook naar buiten toe een pre ventieve werking uit, hoewel dat nooit te meten is". Mogelijkheden Evenmin is meetbaar wie de fraude plegen. „Ook daar is nooit onderzoek naar gedaan. Dat loopt door alles heen", houdt Kleijne zich bewust aan de oppervlakte. „Het heeft te maken met de mogelijkheden die je hebt om zoiets te doen, maar het is levensge vaarlijk die te schilderen. Dat is ook volstrekt onbelangrijk. Het is alleen belangrijk om het te constateren". In het recente verleden kon dat me de aan de hand van anonieme klik brieven, nu via de uitbreiding van het aantal rechercheurs en daar kan-ook nog eens de omgekeerde bewijslast bij komen. Waar gaat dat naartoe?. Het antwoord is kort en duidelijk: „We moeten niet alles op één hoop gooien. Anonieme klikbrieven be handelen we niet meer na een besluit van het college vorig jaar november. Die gaan sindsdien de prullenbak in. Met de omgekeerde bewijslast zien we ons niet functioneren, dus blijven alleen de sociaal-rechercheurs over. Die dienen eens per week verant woording af te leggen aan de chef'. Van bedreiging in de privésfeer van de sociaal-rechercheur zegt Mea ten Cate nog nooit iets te hebben ge merkt, gewetensconflicten van de be trokken controleurs zijn naar haar weten ook zelden voorgekomen.Als het onderzoek zich zou richten op een kennis of vriend van een rechercheur nemen we aan dat hij zelf zou vragen die zaak aan een ander over te dra gen". Uiteraard doen zich soms wel eens dillema's" voor. „Als iemand voor fraude gebruikt blijkt te zijn. Dan is het nadeel van vervolging zo ontzet tend zwaar. Dan wordt er niet afge zien van vervolging, maar gaat er wel een rapportage mee naar de rechter om de zaak te seponeren". Geen boeman „De sociaal-rechercheur is niets menselijks vreemd", willen beiden er maar mee zeggen. „Iemand die niet fraudeert heeft niks te vrezen, want hij is echt niet de boeman of de ma cho in de witte Porsche. Dat is vol strekte waanzin. Hij komt hier zyn werk doen, gaat naar huis en heeft ook een volkstuin. Dat het instituut nu zo wordt opgeblazen, is ten nadele van de bonafide cliënt. Het trekken van een uitkering en het profiteren liggen vlak naast elkaar. Daarom is controle zo noodzakelijk".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 21