Achterdocht Denkwijzer IP v Onze taal ZATERDAG 28 MAART 1987 EXTRA PAGINA 25 Kort geleden presenteerde Philips met enige trots de cijfers over 1986. Een onverwachte winst van meer dan een miljard gulden. Gaat het dus goed? Of betekenen de onlangs aangekondigde ontslagen dat Philips problemen heeft? Philips-topman C. van der Klugt, opvolger van de publiciteitsbewuste dr. Wisse Dekker, is optimistisch. Hij gelooft in de kracht van Philips. Maar hij waarschuwt tegelijkertijd tegen de uitdaging van de Japanners. "Moet Reagan straks de onderdelen voor zijn SDI-project in Tokio kopen?" Een winst van meer dan een miljard gulden en toch wordt er voor het eerst in jaren collectief ontslag aan gevraagd voor 200 medewerkers in een proeffabriek voor beeld en ge luid. In de plaats nog wel waar het allemaal begon: Eindhoven. door Dick Fijistra en Harry Meijer Het is nauwelijks voor te stellen dat Philips, de grootste particuliere werkge ver in Nederland (70.000 personeelsle den), een dergelijke maatregel treft. Maar Philips-topman Cor van der Klugt wil best uitleggen waarom dat nodig is. Hij benadrukt dat een dergelijke beslis sing tot de onaangenaamste behoort. „Niet dat de werkgelegenheid bij Phi lips nu drastisch wordt aangetast, we ne men veel meer mensen aan dan we nu laten gaan, maar dat zijn wel anderen. Voor het gehele concern is het niet veel, maar voor de individuele gezinnen is het een drama", klinkt het begripvol. Maar toch: het is de economie die de marges van het sociaal haalbare bepaalt. Probleem Van der Klugt: ,,Je onttrekt je niet aan bepaalde wetmatigheden die te maken hebben met technologische ontwikke ling. Er treedt daarbij automatisch een produktiviteitsstijging op die, als het met elektronica te maken heeft, dik bo ven de vijftien procent per jaar ligt en hier en daar zelfs 30 procent. Een kleu rentelevisie, daar deed je zes jaar gele den nog vier tot zes uur over om die in elkaar te zetten. Nu gebeurt het in min der dan zestig minuten. Wanneer je met dezelfde aantallen mensen wilt doorwer ken, dan moet de produktie omhoog en je marktaandeel stijgen. Dat is een hele tijd mogelijk geweest. Maar nu de groei van de markt achterblijft bij de produk tiviteitsstijging, heb je een levensgroot probleem, dat in andere landen veel har der heeft doorgewerkt dan in Neder land. Er komt een moment dat er voor bepaalde arbeid absoluut geen uitwijk mogelijkheid meer is. Van der Klugt (62) werd een jaar gele den 'captain' van multinational Philips. Een onderneming met een omzet van rond 55 miljard en wereldwijd 345.000 werknemers. Hij volgde dr. Wisse Dek ,-ker op, die er de afgelopen jaren in slaag de de NV Philips Gloeilampenfabrieken een gezicht te gegeven. Het concern wist zich onder zijn leiding te bevrijden van het negatieve imago, dat multinationals in maatschappijkritische tijden kregen toegemeten. Philips was niet langer een ondoorzichtige moloch met een grenzen overschrijdende verdeel- en heerspoli tiek, maar een open concern dat begrip wist te kweken voor de wijze waarop het de strijd om het voortbestaan wilde voe- Van der Klug;t begon zijn loopbaan bij Philips als 24-jarige, als gewoon com mercieel medewerker. Na tien jaar ging hij voor Philips naar Latijns-Amerika. Via Chili en Uruguay kwam hij als alge meen directeur terecht in Brazilië. In J978 kwam hij terug naar Eindhoven als ud van de Raad van Bestuur. Vorig jaar werd hij voorzitter van die raad. Dekker is nu voorzitter van de Raad van Toe zicht, een soort raad van commissaris- Water en brood Van der Klugt is een radde prater. Een markant gezicht, dat de vitaliteit van een vechtjas verraadt, en evenzo de onver mijdelijke sporen van een zwaar be staan. De Philips-president houdt van uitdagingen en daagt zelf graag uit. Met bravour schuift hij onze wat gedateerde bandrecorder van Japans fabrikaat van zich af. „Hij zal het best doen, maar je rijdt tegenwoordig toch ook niet meer in een oude Volkswagen....". Even later heeft hij het over de klein dochter van dat apparaat, Beter, geavan ceerder. En wat dat betreft staat ons nog heel wat te wachten. Op de vraag of de consument op al die nieuwe ontwikke lingen zit te wachten: „Als je die vraag in 1886 gesteld zou hebben zou je kunnen zeggen: zit ik te wachten op een ding dat een motor heeft en stank voortbrengt? Ik kan toch op een paard rijden of in een koets? Nou, om het helemaal ridicuul te maken: we wachten alleen op water en brood. Als je dat hebt kun je overleven. Al het andere is extra". „Maar ik denk dat er nog veel te wej- nig is voor de consument. Wanneer je dë keuken in huis, het kantoor of de fabriek analyseert, dan zijn er nog massa's din gen die helemaal niet zo fijn zijn voor de mens. Hoeveel tijd besteedt een vrouw in huis niet aan werk waarin ze absoluut geen zin heeft, maar dat toch gedaan moet worden? Ik denk dat over vijftien jaar dat werk met zeker 75 procent is verminderd. Dan heeft een huis een cen traal systeem met een beeldscherm. Van daaruit bedien je een veiligheidssys teem, de energieverzorging, je contro leert het vullen van het bad, er is recep tuur aanwezig voor keukenwerk en ze ker ook het aan- en uitschakelen van ap paratuur in het huis, op langere afstand via de telefoon, maar ook met de stem. Over vijftien jaar zitten er geen schake laars meer in de muur. Dan zèg je tegen het licht dat het aan moet. En dan gaót het ook aan. Voor iedere bewoner is er een beeldscherm aan de wand, of aan ta fel, van waaruit hij kan communiceren met werk waarmee hij kan recreëren of kan studeren. Makkelijker Hij gaat verder met het schilderen van de nabije toekomst. „Wanneer u over vijftien jaar een interview met de presi dent van Philips heeft, dan gaat u voor een scherm zitten, net als ik, en dan spreken we met elkaar net als nu. Dat is geen Jules Verne-achtig gepraat. Dat komt gewoon op je af. Er zijn nog zoveel mogelijkheden om het leven van de mens makkelijker, prettiger en interres- santer te maken. Neem de werkomge ving. Ik denk dat we wat dat betreft nog helemaal in het stenen tijdperk leven. Nieuwe systemen waarmee je kunt com municeren, ook naar je werkplek. En wat is zo'n werkplek dan nog? Mensen die vertaalwerk doen, schakelen 's mid dags hun personal computer uit, gaan het weekeind naar de Veluwe, pluggen het ding in de computer van hun uitge verij en gaan gewoon door met hun werk. Waarom zouden die op een kan toor moeten zitten? Als je de keus hebt ga je toch niet de hele dag op kantoor zitten of in de fabriek? Dat doe je liever ergens anders, denk ik. Onlangs maakte Philips bekend dat het bedrijf overweegt produktie te ver plaatsen om de gevolgen van de sterk gedaalde dollar op te vangen. Van der Klugt: „Het is zeker niet onze bedoeling om op grote schaal zaken te verhuizen van Zuidoost-Azië naar Amerika. Alleen in een uitzonderingsgeval, bijvoorbeeld vanuit landen waartegen de Verenigde Staten represailles onderneemt of lan den die niet in het dollarblok thuis ho ren. Daar moeten we de koers verleg gen". Prijskaartje Is het makkelijker in het Verre Oosten af te slanken en wellicht ook in de Ver enigde Staten? „Uiteraard is dat veel makkelijker. Er hangt overal een prijs kaartje aan, maar dat is daar anders. Als je ziet wat General Motors doet. Zij kon digen aan dat 140.000 mensen weg moe ten. Dat kan in Amerika. En op korte ter mijn. Ik laat in het midden of je daar blij mee moet zijn. Ik kritiseer ook niet de sociale omstandigheden in Europa. Maar het is nu eenmaal zo dat wanneer je in een bepaald land gedwongen bqnt je activiteiten te verminderen, het je soms zelfs verboden is mensen te ont slaan". „Dat maakt het ondernemen in Euro pa wel moeilijker. Onder deze omstan digheden, als je moet concurreren in de wereld - wat wij dus van plan zijn te doen - dan is de sociale infrastructuur van Europa geen hulpmiddel, maar een belemmering". Japanners overwegen in de Verenigde Staten te gaan produceren voor de we reldmarkt. „Dat wordt tijd ook, wij doen het al lang zo. Wij waren lange tijd de laatste fabrikant van kleinbeeld kleuren- tv's in de Verenigde Staten. Er werd nog geen spijker door een Japanner in Ame rika vertimmerd. Zij bleven gewoon thuis en exporteerden alles vanuit Ja pan. Toen Europa een vuist maakte en liet zien dat het zijn werkgelegenheid niet wilde laten wegzuigen door hun goedkope produkten, hebben de Japan ners begrepen dat je ook waarde aan je produkten moet toevoegen, wil je in Eu ropa op de lange duur kunnen blijven meedoen. Dat je ook werkgelegenheid moet scheppen. Nu beginnen ze in Euro pa langzamerhand bedrijven op te zetten waar meer komt kijken dan alleen een schroevendraaier". „In de Verenigde Staten is de consu- menten-elektronica vrijwel verdwenen. Veel van de nieuwe ontwikkelingen zijn de laatste jaren niet ontstaan op het ge bied van computers of telefooncentra les, maar op dat van gewone platenspe lers. Dat is een hele nieuwe ontwikke ling. Wanneer je geen industrie hebt die video's of compact discs kan maken, kun je de grappige vraag stellen aan me neer Reagan: waar denkt u die lasers te kopen voor uw SDI-project, dat ruimte schild? Ik denk in Tokio. In de Verenig de Staten zijn ze niet te vinden". „In Europa worden geen lenzen meer gemaakt. Waarom niet? De camera's worden in Japan gemaakt. Dus de len- zenindustrie is ook naar Japan verhuisd, terwijl Europa notabene de bakermat van de lenzenindustrie is. En het komt nooit meer terug. Als je dat z'n gang laat gaan, worden we het pretpark van de Ja panners en een soort Pompei' van de 21- ste eeuw". Opmerkelijk op de wereldmarkt voor elektronica en hoogwaardige technolo gie is ondertussen de innige samenwer king tussen multinationals op deelterrei nen. Het gaat vaak om kortstondige rela ties tussen concerns, die elkaar normaal gesproken keihard bestrijden. Ook op strategisch gebied slaan mondiaal ope- (fotoGPD) rerende concerns de handen ineen. Phi lips is samen met het Japanse Kyocera bezig met de ontwikkeling van home in teractive systems (consumentenprogam- ma's gebaseerd op de personal compu ter). Met het Westduitse Siemens wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een super-chip, en met Sony werd een we reldstandaard voor compact discs over eengekomen. Overigens werkt Philips al sinds 1952 samen met het Japanse Mat sushita op het gebied van elektronische componenten en verlichting. „De ontwikkelingen gaan steeds snel ler. Het megachip-project kost Philips, Siemens en de regeringen van Neder land en West-Duitsland twee tot drie miljard. De volgende generatie chips zal een investering vergen van tien tot vijf tien miljard. Een jaar of vijftien geleden nam niemand bij Philips het woord mil jard in de mond. We vonden miljoenen al erg veel. Er zijn weinig multinationals die dergélijke bedragen alleen kunnen opbrengen". Standaard „En ook het talent is schaars. Voor het mega-project hebben onze scouts in de hele wereld naar geschikte mensen moe ten zoeken. Het is geen hulpeloosheid dat je gaat samenwerken. Op het gebied van de consumentenelektronica zijn wij de grootste in de wereld. Als wij het niet kunnen, kan niemand het in ons vak". Met Sony werd een wereldstandaard voor compact discs ontwikkeld omdat Philips wilde voorkomen dat haar vin ding even roemloos ten onder zou gaan als het V 2000 video-systeem. „Met Mori- ta (de president van Sony, red.) heb ik zelf de afspraken gemaakt over de cd- standaard. Ingenieurs van Philips en So ny hebben tien maanden bij elkaar geze ten om dat vorm te geven. Dat was nog nooit voorgekomen. Het ging echter om afspraken over een systeem en niet over een produkt". Samenwerking met de Japanners is zelfs op strategisch terrein mogelijk, maar de economische structuur van dat land maakt een al te innige verstandhou ding gevaarlijk. „In Japan werken be drijven, regering, banken en universitei ten nauw samen. Het is de enige natie ter wereld met een keiharde industriepoli tiek. Als het gaat om basisconcepten dan vertrouwen Japanners alleen Japanners. Je kunt met Japanse bedrijven nauwe lijks geheimhouding over bepaalde za ken afspreken, want vroeg of laat merk je dat het uitgelekt is. Dat komt door de grote betrokkenheid van overheid en wetenschap. Ik twijfel niet aan de eer lijkheid van Japanners, ik ben nog nooit bedrogen uitgekomen, maar die mensen hebben maar één prioriteit. Dat is Ja pan". Boom Philips zoekt ondertussen zijn verdere ontwikkeling in eigen sterkte. „Wij gelo ven niet in dingen waarvan we geen ver stand hebben. We hebben zulke kapita len nodig en zo veel talent dat we een hoop dingen het liefst samen doen met anderen, zodat we onze aandacht kun nen richten op datgene dat voor ons voortbestaan het belangrijkst is". „Je kunt ons vergelijken met een boom. Dan bestaat de stam uit de com ponententechnologie en de wortels zijn de research; de andere wortels bestaan uit de gigantische Philips-kracht op marketinggebied in de wereld. Geen concurrent heeft zo'n fijn net over de ge hele wereld. Overal waar je komt is Phi lips. Aan de takken groeien produkten, voor consumenten, kantoren en fabrie ken. We wensen aanwezig te blijven in de voorste linies van ons soort activitei ten. Je moet zorgen dat je op de grote slagvelden van de wereld met je regi menten aanwezig bent". Daartoe behoort ook duidelijk Euro pa. Net als Dekker pleit Van der Klugt voor een gemeenschappelijke markt. „Als je van die twaalf landen een goede combinatie maakt, kan niets of niemand je aan. Maar Europa is duur. Nu maakt Philips voor de Europese markt nog steeds haardrogers met twaalf verschil lende stekkers. Een normering en geen gedonder aan de grenzen zou de Philips- produkten zeven tot vijftien procent goedkoper maken. Aan de andere kant heeft een dergelijk labyrinth ook voor delen. Wij weten er de weg in; de concur rentie niet. Dat heeft voordelen gegeven, maar altijd kleine en ten koste van de consument". Stervelingen Die andere regimenten die Philips op de slagvelden ontmoet, bestaan voorna melijk uit Japanners. Beschouwt Van der Klugt hen als zure regen die zijn boom bedreigt? „Nou nee, eigenlijk niet, we moeten realistisch blijven. Ook Ja panners kunnen niet toveren. Die heb ben zich heel verstandig, na een verloren oorlog, ongelooflijk hard ingezet om het land vooruit te brengen. Ze hebben een aantal typisch nationale eigenschappen waarop je alleen maar jaloers kunt zijn. Verder zijn het gewone stervelingen". DOOR JOOP VAN DER HORST Vandaag precies driehonderd jaar gele den is Constantijn Huygens overleden. In veel steden is wel een Huygensstraat of Huygenslaan, maar bijna niemand weet nog wie hij was. Men is hem meer vergeten dan zijn tijdgenoten Vondel, Bredero of Cats. Dat is begrijpelijk, want Huygens is nooit een veel gelezen schrijver geweest. Hij werd geboren in 1596, als tweede zoon van Christiaan Huygens en Su sanna Hoefnagels. Haagse chic dus. Hij was wat wij een hoge ambtenaar zou den noemen. Van 1625 af werkte hij als secretaris van Frederik Hendrik en hij vergezelde de stedendwinger op al diens veldtochten. Brieven schrijven was zijn vak, gedichten maken een hob by. Toch heeft hij alles bij elkaar veel geschreven, maar het waren geen best sellers. Huygens schreef vernuftig, spits, je moet ervan houden. Niet de ou bollige schoolmeesterverzen van Vader Cats, niet de warmbloedige liefdesge dichten van Bredero, niet de meesle pende en grootse toneelstukken van Vondel, niets daarvan. Huygens bleef steeds de gentleman, koel, gereser veerd, geestig, netjes. Beschaafd en toch niet smakeloos. Geen schrijver om mee weg te lopen. Het aardigst zijn voor ons nog zijn sneldichten, de korte geestige doorden kertjes. De keurige ambtenaar blijkt van alle markten thuis. Waarom Nee! paarlen draagt, nu eens echt en dan eens vals, beduidt zij met een woord dat waar is: om haar hals. Wat is hij voor een man, zei Griet, die 'k trouwen zou? Eêl, rijk en geleerd, zei Neel, in aller hande spraken. Eêl, rijk en geleerd? zei Griet. 't Zijn meugelijke zaken; maar Neeltje, zeg erbij, wat is hij voor een vrouw? 'k En kan niet weigeren, zegt Pieter nel, aan heren van aanzien en gezag, die vreugd van mij begeren. Zij kan 't niet weigeren't is waar, maar vat het wel: die zij 't niet weigeren kan, heet Pie ternel. Men schat dat Huygens in totaal on geveer 72.000 brieven heeft geschre ven. Het merendeel daarvan was voor zijn werk, maar ook het aantal persoon lijke brieven moet enorm groot geweest zijn: rond 18.000. De meeste zijn verlo ren gegaan. In de vorige eeuw kwam een aanzienlijke partij brieven boven water en die zijn in boekvorm uitgege ven. Altijd nog zo'n kleine 8.000. Zijn laatste brieven zijn van januari 1687. Hij is dan negentig. Op 20 januari van dat jaar schrijft hij: Dese is, in meer als drij weecken, de eerste hand die ick op het papier bren- ge. Tot noch toe is sij in onmacht ge houden door een' soort van gicht, die, hoewel niet de pijnelijxste van alle, als gemeene functies belettende. In geen drie weken heeft hij kunnen schrijven door de jicht in zijn hand. De jicht is niet erg pijnlijk maar maakt toch het schrijven onmogelijk. Vandaag gaat het weer. Hij vindt het vooral jammer dat hij niet meer zo goed een muziekinstru ment kan bespelen door die stijve vin gers doordien mij dese gaende ende comende gichten hier en daer eenen vinger wat verswackt hebben; met de theorba (een soort luit) niettemin derve ick vertrouwen, dat ick tot accompagne ment noch wel sooveel soude connen te wege brengen, dat, gelijck men seght, een droncken boer het gebreck niet en soude gewaer werden. Op 28 maart 1687 is hij overleden. Bijna vergeten, maa dit jaar komt hij op een postzegel. Het is zaterdagmiddag. Na een aantal inkopen te hebben gedaan gaat u een koffiehuis binnen. Terwijl u door de zaak loopt, nemen vier aan een tafeltje gezeten personen u uitvoerig op. U gaat zelf aan een tafeltje zitten en hoort dat een van hen iets tegen de anderen zegt, maar u kunt niet verstaan wat. Alle vier barsten ze vervolgens in lachen uit. U gaat naar een verjaardag van een familielid en komt wat later dan gebrui kelijk aan. De meeste gasten zijn er al. Terwijl u de kamer binnen loopt, zegt een van de aanwezigen: "als je over de duvel praat Als u een beetje normaal gecon strueerd bent, zult u in zulke situaties een gevoel van onbehagen ervaren en een tijdje allerlei gedachten koesteren over wat er dan wel zo lachwekkend aan uw uiterlijk is, of wat voor negatieve dingen ze mogelijk over u hebben zitten kletsen. Dat gevoel van onbehagen heeft twee oorzaken. De ene is dat onze menselijke geest voortdurend bezig is verklaringen te zoeken voor allerlei gebeurtenissen waarbij we betrokken zijn of betrokken kunnen raken. In de krant, op de radio of televisie kunnen we dagelijks zien hoe mensen de meest uitlopende dingen pro beren te verklaren en hoe ongelukkig ze vaak zijn als ze dat niet kunnen. Om. die ■reden gaan we ook naar een dokter of een andere deskundige, of kijken we in een medische encyclopedie als we iets in ons lichaam voelen dat er volgens ons niet hoort te zijn. Die verklaringsdrift is uitermate nut tig. Als we eenmaal weten waaraan we een bepaald probleem moeten toeschrij ven, hebben we een eerste belangrijke stap gezet naar de oplossing ervan. Nu hebben psychologen vastgesteld dat men sen bij het zoeken naar verklaringen voor dingen die hen overkomen systema tisch een bepaalde fout maken. Als ons of anderen iets vervelends of negatiefs overkomt, zijn we namelijk geneigd dat op de eerste plaats toe te schrijven aan bepaalde persoonlijke eigenschappen van onszelf of die van anderen. Bijvoorbeeld: iemand die we goed ken nen groet ons op een bepaald moment niet. Onmiddellijk vragen we ons dan af wat we verkeerd gedaan of gezegd heb ben waardoorOf we hebben onze mooiste kleren aangetrokken, de duurste make-up gebruikt en het liefste gezicht voorgetoverd, en nog kijkt niemand op straat naar ons en maakt geen van onze kennissen of vrienden een compliment. Gegarandeerd dat we hevig teleurge steld zijn en ons afvragen of we dan in derdaad minder aantrekkelijk zijn dan we gehoopt hadden. In eerste instantie denken we er meestal niet aan dat de niet-groetende ander wel eens door een slecht humeur, ruzie met zijn partner of gewoon verstrooidheid vergeten kan heb ben te groeten. Of dat andere mensen zo druk met zichzelf bezig zijn, dat ons aan trekkelijke uiterlijk hun nog niet was op gevallen. De neiging om het gedrag, dat anderen in onze nabijheid vertonen, in eerste in stantie op onszelf te betrekken is een rest- verschijnsel uit onze kindertijd. Voor jonge kinderen is het heel normaal dat ze zichzelf als het middelpunt van de we reld beschouwen. Kinderen zijn op de eerste plaats wezens die streven naar een zo direct mogelijke vervulling van hun wensen en behoeften. Alles wat de directe bevrediging daarvan frustreert of uit stelt, roept gevoelens van onlust, verdriet of agressie op. Voor hen is het nog niet mogelijk te begrijpen dat anderen hun eigen behoeften hebben en bevrediging daarvan nastreven zonder daarbij vaak ook maar te denken aan wat dat voor ons kan betekenen. Naarmate we opgroeien en geestelijk door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden volwassen worden, moeten we geleidelijk aan ook ontdekken dat we niet het cen trum van het universum zijn. Dat veel van wat anderen in onze nabijheid doen en zeggen weinig of niets met ons of onze persoonlijkheid te maken heeft. Als we langs een tafeltje lopen in een café en de daaraan gezeten personen barsten in la chen uit, kan het best zijn dat een van die gasten steeds de behoefte heeft om de' lol broek uit te hangen. Het is vermoedelijk zijn manier een plaats in de groep te ver overen. Mogelijk bent u al de zoveelste van die middag over wie hij dezelfde ou bollige opmerking maakt. Gelukkig raken de meeste mensen het gevoel van onbehagen dat zo'n gebeurte nis bij hen oproept ook vrij snel weer kwijt en gaan over tot de orde van de dag. Maar er zijn helaas ook mensen die zich zo gekrenkt blijven voelen, dat ze zelfs niet meer rustig kunnen koffie drin ken en pas weer wat ontspannen raken als ze ver uit de buurt van de lachers zijn. Het zijn dezelfde mensen die een kritische opmerking van een ander niet kunnen verteren en daarover direct in zak en as gaan zitten of daar almaar weer op terugkomen. Net zo lang tot het voor hun gevoel uitgepraat of 'rechtge zet' is. Zij lijden aan een denkbeeld dat ze al van jongsaf hebben en dat kort sa mengevat neerkomt op: "uit alles wat andere mensen - vooral degenen in mijn directe omgeving - ten opzichte van mij doen of zeggen moet blijken dat ze me mogen of goed vinden". Ze zijn verslaafd aan liefde of waarde ring en beoordelen het gedrag van ande ren voortdurend op de mate waarin daaruit liefde of waardering voor hen blijkt. Als ze een ander opbellen en vra gen of ie zin heeft gezellig langs te komen en die ander laat duidelijk blijken geen zin te hebben vanwege andere plannen, dan zijn ze vaak diep gegriefd. Ze voelen zich als persoon afgewezen. Door hun sterk egocentrisch-zijn geloven ze van binnen dat de ander in feite 'neen' zegt, omdat deze hen niet (zo erg) mag. Dat er andere redenen voor de weigering zijn, kunnen ze niet of nauwelijks geloven. Hun achterdocht kan soms zo sterk wor den, dat ze anderen voortdurend testen en daardoor iets oproepen waar ze bang voor zijn, namelijk dat die ander echt een hekel aan hen gaat krijgen. Iets dat ze heel graag willen, vragen ze niet of heel indirect, omdat naar hun idee een geschenk of attentie alleen maar 'echt' is als de ander uit zichzelf aanvoelt en geeft wat ze graag willen. Het inzicht dat mensen elkaar moeten leren (en dus zeggen) wat ze fijn vinden, is hun vreemd of ze willen er uit angst niet aan. Uit angst namelijk dat als ze ergens om gevraagd hebben en de ander doet of geeft het gevraagde dan nóg niet, ze hele- mddl het gevoel zullen hebben te zijn af gewezen. Bij mensen die in extreme mate zulke persoonlijkheidstrekken hebben, spreken psychologen van een paranoide persoon lijkheidsstoornis. Paranoide is oorspron kelijk een Grieks woord dat zoiets als 'verkeerd zien of verkeerd beoordelen' betekent. Mensen met een paranoide per soonlijkheid kan men aan het volgende herkennen. Ze zijn extreem gevoelig voor afwijzing of kritiek. Beledigingen of krenkingen vergeven ze niet of heel moei lijk en ze blijven meestal vol wrokgevoe lens. Verder zijn ze heel achterdochtig en sterk geneigd de neutrale of vriendelijke gedragingen van anderen innerlijk zo te verdraaien dat ze als vijandig of min achtend worden ervaren. Ze staan ex treem sterk en op een overdreven manier op hun recht. Een ander kenmerk is de neiging vrijwel alles dat anderen doen of zeggen op zichzelf te betrekken alsof iedereen voortdurend alleen met hen be zig is. Daarbij hebben ze vaak de ge dachten dat alles en iedereen tegen hen is of tegen hen samenzweert. (Verder kun nen ze ook ziekelijk jaloers zijn, een pro bleem waarop ik volgende keer terug kom). Als u met zo iemand samenleeft, dan hebt u het niet gemakkelijk. Het is nau welijks een troost, maar besef dat hij of zij niet anders kan, het er zelf ook vaak moeilijk mee heeft en alleen kan veran deren met deskundige hulp (maar die vaak niet wil, tenzij u zelf meegaat). Pas u niet aan de achterdocht aan, maar blijf duidelijk zeggen wat u denkt of voelt. Want Argus is een monster dat zich'voor- al voedt met onduidelijkheden, halve waarheden en goedbedoelde leugens! Reacties op de; blad, postbus 54, 2300 AB Leiden. iek naar Leidsch/Alphens Dag-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 25