100)03 ]&mwss 'Een liefde voor het ieven' Mulisch als heer van gezelschap DE KEER 'Buiten het bereik van lantarens' zandvliet Tentoonstelling Wilmink 18 T/M 28 MAART Hoogleraar Fresco over dichter Dèr Mouw: WOENSDAG 18 MAART 1987 fALrlINA Zó De vakanties zijn vele jaren bedorven door Dèr Mouw. Deson danks heeft mevrouw Fresco geen hekel aan de dichter gekre gen. "Mijn vrouw vindt de gedichten nog steeds even prach tig". De Leidse hoogleraar Marcel Fresco heeft al een groot gedeelte van zijn leven besteed aan de belangrijke Nederlandse filosoof/dichter Johan Andreas Dèr Mouw (1863-1919), die onder het pseudoniem Adwaita sonetten schreef. Die liefde heeft tot nu toe driemaal vruchten afgeworpen. In 1971 schreef Fresco een lijvig proefschrift over Dèr Mouw; in 1984 verscheen onder zijn redactie bij uitgeverij BZZT6H beschouwingen over J.A. Dèr Mouw. En onlangs is zijn ijver opnieuw beloond met de uitgave van het complete dichtwerk van Dèr Mouw (896 pag.) in dundruk en soepele linnen band bij uitgeverij Van Oorschot. door Saskia Stoelinga Als Fresco over Dèr Mouw begint, kun je niets anders doen dan aan dachtig luisteren. Laden vol met gedichten worden af en toe bruusk opengetrokken om zijn woorden kracht bij te zetten. De kasten op zijn kamer puilen uit van papieren en aantekeningen die nauw met het leven van de dichter te maken hebben. "Om wel honderd redenen is de ze man belangrijk", zegt Fresco. "Allereerst hou ik van zijn poezië en zijn filosofische geschriften. Hij is een intens levend mens geweest. Hij had een geweldige belangstel ling voor de wetenschap, de kunst, de literatuur en de natuur. Men zegt weieens (en niet ten onrechte) dat hij het prototype was van de onhandige, verstrooide kamerge leerde, maar tegelijk was hij een ij verig genieter van de natuur. Ie mand die bezeten was van de ont wikkelingen van de moderne tech niek, vooral als die snelheid of energie vertegenwoordigden; er komen opvallend veel treinen voor in zijn poëzie en ook het vliegtuig (door hem 'aëroplaan' genoemd) fascineerde hem". M.F.'Fresco is eigenlijk bij toeval met J.A. Dèr Mouw in aanraking gekomen. Als student filosofie en klassieke talen in Amsterdam ver nam hij dat de letterkundige Victor van Vriesland een 'knechtje' nodig had die in staat zou zijn de om de manuscripten van Dèr Mouws La tijnse en Griekse gedichten persklaar te maken. "Dat leek mij wel wat". Fresco schetst in smake lijke bewoording zijn eerste dag. Voor het leven men met de dundrukeditie. Door allerlei vertragingen ging dat mis. "Het probleem is nu", constateert de professor wat spijtig, "dat het boek van BZZTöH uitverkocht is en een nieuwe druk nog niet in zicht is. Heel jammer, want beide boeken vullen elkaar zo mooi aan. Sterker nog, in dundrukeditie maakt de BZZTóH-bundel een groot deel van de verwijzingen uit naar de secundaire literatuur". Tot nu toe bestonden er van Dèr Mouws poëzie alleen uitgaven die nagenoeg niet meer te krijgen zijn. Het betekende dat het werk van een van onze belangrijkste dich ters van deze eeuw zo goed als on toegankelijk was voor de gewone belangstellende lezer. Fresco meent dat er ook een vooroordeel jegens Dér Mouw bestaat. "Ten onrechte wordt er dikwijls gezegd dat de poëzie zo filosofisch en moeilijk is. Filosofisch is zij, maar moeilijk is zij eigenlijk niet. De dichter verlangt van zijn lezer wél dat hij een deel van de grote eruditie heeft waarover hij zelf be schikt, want met grote onbekom merdheid maakt hij korte flitsende toespelingen op alle takken van wetenschap en kunst. Maar tege lijk is veruit het meeste van zijn dichtwerk", doceert de professor liefdevol, "zo simpel en klaar van zegging dat er geen enkele barrière is voor wie lezen wil". Vergrootglas "Van Vriesland zat in een grote kamer aan een groot bureau. Ik werd ergens anders neergezet aan een klein tafeltje en daar kreeg ik toen alle spullen. Na een half uur al vroeg ik Van Vriesland of ik hem even mocht spreken. Wat u van mij vraagt kén niet, zei ik, ik heb hier varianten en soms twee van elkaar verschillende ontwerpen van het zelfde gedicht. Dat kun je niet zo maar overtypen. Van Vriesland antwoordde - en daar ben ik nog altijd beduusd van: meneer Fresco, dén moet u het maar op eigen ver antwoordelijkheid doen. Vandaar dat mijn eerste wetenschappelijke activiteit het uitgeven van Latijnse en Griekse gedichten van Dèr Mouw was. En zo werd deze man een liefde voor het leven". Na zijn afstuderen besloot Fres co te promoveren. De titel van zijn proefschrift luidde: 'De dichter Dèr Mouw en de klassieke oud heid'. Ook na zijn promotie (cum laude) in 1971 bleef de dichter/filo soof hem boeien. Vlak erna vroeg Van Vriesland zijn medewerking om samen de poëzie opnieuw uit te geven. Uitgever Van Oorschot voelde er ook wat voor. "Het idee voor die schitterende dundrukedi tie dateert dus al van die tijd. De Vrnnwpn V.Q+ nniKro. V lUUVVV.il Het drietal heeft jarenlang vol energie aan deze uitgave gewerkt. Het heeft er ook van alles aan ge daan om de toegankelijkheid van de verzen te vergroten. Zo bevat de uitgave een woordenlijst waarin de minder gangbare namen en termen uit de poëzie zijn opgenomen. De uitgave is vollediger dan welke an dere ook. Zij bevat naast de Brah- man-gedichten, de vroege verzen, de andere nagelaten gedichten, fragmenten en schetsen, de Griek se en Latijnse gedichten, maar ook de grapjes en de gelegenheidsge dichten. Dèr Mouw had de ge woonte om op verjaardagen of bruiloftspartijen een 'light verse' aan het feestvarken op te dragen. "Hij komt hieruit naar voren als een bijzonder geestig, inventief en vaak hoogst ongegeneerd en open hartig dichter", aldus Fresco. De soms moeilijk te ontcijferen maar poëtisch waardevolle frag menten, schetsen en gedichten, heeft hij soms met een ver grootglas moeten bestuderen. "Meermalen heb ik echt een tekst moeten reconstrueren. Dat kon ook op verantwoorde wijze gebeu ren. Eén van de mooiste voorbeel den vind je achterin in de artike lenbundel van BZZTöH. Daar geef ik ook een kijkje in de keuken. Vertel ik hoe ik zoiets recon strueer. Het gedicht waar het hier om gaat staat overigens op pag.472 van de dundrukeditie". Marcel Fresco: 'Mijn leerling. Het greep hem zo aan dat hij tot tweemaal toe een zelfmoord poging ondernam. Hij vestigde zich in Den Haag waar hij privéles- sen gaf in onder anderen klassieke talen, Sanskriet, westerse en Indi sche filosofie. Samen met een col lega, dr. Edward B. Koster, organi seerde hij een cursus tot opleiding voor het staatsexamen. Later na men zijn vrouw en hij ook weieens studenten als 'paying-guests' in huis, onder wie Victor van Vries land en W.E. Monod de Froideville. Fresco schrijft hierover in de BZZTóH-bundel: 'Het privé-le- raarschap was dus broodwinning, soms, als hij begaafde leerlingen en verwante zielen trof, met vreug de uitgeoefend, vaak zonder en thousiasme. Zijn levensvervulling was nog steeds, op zijn studeerka mer of in de wijde natuur (tijdens vakanties in het buitenland en op de Veluwe), zoeken naar een hou vast voor het leven: door diepgaan de wijsgerige en wetenschappelij ke studie'. ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drié da- gen verkrijgbaar. Dèr Mouw was medeoprichter en bestuurslid van de in 1907 ge stichte Haagse Vereniging voor Wijsbegeerte. In filosofische krin gen werd hij zeer gewaardeerd en schreef hij een aantal artikelen voor het (Algemeen Nederlands) Tijdschrift voor Wijsbegeerte. In 1905 publiceerde hij zijn belang rijkste filosofische werk: Het abso luut idealisme. Een jaar later volg de zijn tweede belangrijke filosofi sche bóek: Kritische Studiën. Laatbloeier Als dichter was Der Mouw een laatbloeier. Weliswaar had hij in zijn jeugd vrij veel gedicht, maar pas omstreeks zijn vijftigste, in 1912 of 1913 hervatte hij, en nu met de hele inzet van zijn persoonlijk heid, het dichterschap. Op raad van Frederik van Eeden, met wie hij in 1918 contact kreeg, publiceerde hij zijn poëzie onder pseudoniem; hij koos daarvoor het Sanskrits-woord Adwaita, wat 'tweeheidsloze' betekent. Het be grip stamt uit de Indische denkwe reld, waarmee Dèr Mouw zeer ver trouwd was. Het betekent onge veer dat de eenheid slechts kan worden gekend als een bevrijding die wordt veroverd op de 'twee heid', die de natuurlijke toestand is van de mens: de gespletenheid tus sen ziel en wereld ofwel het door zien van de schone schijn en het doordringen tot de éne ware werkelijkheid Zijn dichtbundel droeg als titel: Brahman - het ene goddelijke principe. Om reden van te grote omvang werd het oeuvre in twee delen gesplitst. Alles wat in deze gedichten werd gezegd over de jeugd, het natuurbeleven, het zoe ken naar de wetenschap, het ver driet, de liefde, is de uitdrukking van het streven naar de Brahman- eenheid. Hij is in deze veelheid en verscheidenheid van inhoud de centrale lichtbron, die heden en verleden doorlicht en in een nieu we werkelijkheid plaatst. Het eerste deel verzorgde Dèr Mouw nog geheel zelf, maar het verschijnen ervan mocht hij net niet meer beleven. Hij stierf op 8 juli 1919. Het tweede deel verzorg de Victor van Vriesland en ver scheen in 1920. J.A. dèr Mouw: Volledig dichtwerk, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 896 pag. gebonden, ƒ95,- Over J.A. dèr Mouw, Beschouwin gen, BZZTóH Literair Archief, Den Haag, 345 pag., ƒ17.50. ADVERTENTIE N- BOIKHANDEl BV jj Haarlemmerstraat 117 Leiden-tel. 120421 algemene- en assortimentsboekhandel full-time bestelafdeling levertijd vanaf 2 dagen Debuut van Neeltje Zoetje Jobse Neeltje Zoetje Jobse. Haar naam lijkt op die van een andere dich teres: Neeltje Maria Min. Maar daarmee houdt iedere verwant schap op. Debuteerde het voor malige wonderkind van de Ne derlandse poëzie op tamelijk jeugdige leeftijd met haar bundel 'Voor wie ik liefheb wil ik heten', Neeltje Zoetje Jobse deed er zo'n vijfentwintig jaar over voordat ze met een boekje op de markt kwam. Pas onlangs verscheen bij uitgeverij Thomas Rap in Am sterdam haar eersteling: 'Buiten het bereik van lantarens'. Het is een titel die boekdelen spreekt. Neeltje Zoetje Jobse zal de publiciteit niet zoeken. Ze woont nogal afgelegen, ver van het randstedelijke gewoel: in Biggekerke op het Zeeuwse Wal cheren. "Ik heb hier altijd ge woond", vertelt ze. "Nee, ik heb ook nooit de drang gekend om weg te gaan. Nu zou ik het mis schien wel willen, maar nu is het te laat". Over laat gesproken: ze is over al nogal laat mee, vertelt ze. "Ik heb pas m'n rijbewijs gehaald en ben nog niet zo lang geleden voor het eerst in het buitenland geweest". Met het schrijven van poëzie begon ze op dertigjarige leeftijd. Voor die tijd las ze wel veel, maar schrijven - nee. "Toen ik wat ouder was, voelde ik de aandrang pas. Maar toen heeft het ook nog een hele tijd ge duurd voordat ik wist dat ik poë zie maakte. Ik ben nogal een voorzichtig mens, denk ik". Eén van de eerste gedichten die ze schreef was 'Onder het grijze stoppen van de sokken': Onder het grijze stoppen van de sokken eenvoudig poëzie bedrijven, de muze tot een lied verlokken en dat als het ware op de voetzool schrijven zodat elke stap in 't grijze eentonige der dagen een voetnoot wordt, naar nieuwe wijzen, die 't leven lichter maken om te dragen. Eenvoudig poëzie bedrijven - het is een misleidende kwalifica tie. Haar gedichten zijn inder daad eenvoudig geschreven. Het lijkt wel alsof ze in één zucht werden gemaakt. Maar schrijft de dichteres zo makkelijk, al sok ken stoppende? "Nee, integen deel. Pas als ik iets helemaal ver werkt hebt, als ik denk: dit is het, schrijf ik iets op. Eerder heeft geen zin". Uit haar gedichten blijkt een grote verbondenheid met Wal cheren. Neem het gedicht dat die titel draagt, waarin sprake is van het geliefde eiland waar ze wo nen moet en sterven wil, "zodat mijn stof zich mengen zal met de geboortegrond van volgende ge slachten". Uit dit citaat komt Zoetje Job se tevoorschijn als een traditio neel mens, iemand die zich ver bonden weet met de volgende generaties Zeeuwen. In een an der opzicht is ze echter beslist niet traditioneel. Ze mag dan cal vinistisch zijn opgevoed, onder tussen heeft ze God van zich af geschud. "In één van m'n ge dichten daag ik God uit. Dat durf ik nu inderdaad te schrijven. Vroeger had ik me wel tien keer bedacht". Hoe reageren haar mededorpe lingen op deze instelling? "Ze weten natuurlijk wel hoe ik er over denk, want Biggekerke is klein. Toch hebben de mensen wel leuk gereageerd toen m'n bundel was verschenen. Ze kwa men aan de deur en vroegen of ik een handtekening wilde plaatsen in hun exemplaar van mijn boek je. Dat is wel gek natuurlijk. Je kent die mensen goed en dan staan ze opeens formeel aan de deur". "Er waren ook mensen die vroegen of ik dat nou allemaal had meegemaakt, wat ik had op geschreven dus. Sommige men sen zullen wel bedenkingen heb ben, maar dat hoor je niet. Zeeu wen zeggen elkaar meestal de waarheid niet in het gezicht". Hoe komt het dat zij in die toch niet bepaald kunstzinnige omge ving gedichten is gaan schrij ven? Ze weet het eigenlijk niet. Hoewel: "Als ik nou naga...m'n grootvader kon ook aardig schrijven. Die maakte gedichten voor bruiloften en partijen. En wat nog mooier is: hij liet zich daarvoor betalen en dat was na tuurlijk uitzonderlijk in die tijd". Van hem zal ze het dus wel heb ben. "En van m'n ouders natuur lijk". Ze verwacht nog wel meer bundels te schrijven, al was het alleen maar om haar overleden vader een plezier te doen: Vader, geen zonen zijn er meer die de naam van ons geslacht nog verder zullen dragen, ons bloed stroomt naamloos voort. Geen sterveling zal straks nog naar ons vragen. Is het niet ongehoord dat dit Gods wil zou zijn Gods woord op al ons vragen. Ik heb de moed Hem uit te dagen mijn bloed zal kruipen waar het niet kan gaan uw naam zal blijvend onder al mijn verzen staan. WIM BRANDS. Buiten het bereik van lantarens, Neeltje Zoetje Jobse, uitg. Thomas Rap. Aan alle rottigheid valt wat te doen en daarbij moet de literatuur, en de kunst in het algemeen, een belangrijke plaats worden toegekend. Dit wordt mensen van 7 tot 77 jaar van 7 maart tot 25 mei duidelijk gemaakt met de tentoonstelling „Dicht langs de huizen" die in het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag wordt gehouden over het werk van Willem Wilmink. Wilmink maakte liedjes voor onder anderen Herman van Veen, Adèle Bloemendaal, Joost Prinsen en Don Quishocking. Hij schreef mee voor televisieprogramma's als „De stratemaker-op-zee-show", „J. J. de Bom, voorheen de kindervriend", „De film van Ome Willem" en „Geef je ou ders maar weer de schuld". Op de tentoonstelling zijn ook liedjes van hem te horen en worden stukken uit de televisieprogramma's vertoond. Van zijn verhalen voor kinderen zijn vooral „Het Bangedierenbos" en „Het verkeerde pannetje" bekend. Hij schreef voorts de cursus dichten „Waar het hart vol van is". Hiervoor kreeg hij een onderscheiding. Wilmink (50) studeerde Nederlands en geschiedenis, werkte 17 jaar aan een universiteit, gaf enkele jaren les aan de Kleinkunstacademie en schrijft al heel lang. In 1966 debuteerde hij met de bundel „Brief van een Verkademeisje". Zijn lievelingsdichter is Hendrik de Vries. Over hem en over het Nederlandse lied gaan het proefschrift, waaraan Wilmink thans werkt. zaak stagneerde door het ontbre ken van subsidie voor het project Johan Andreas dèr Mouw werd Volgens sommige filosofen loopt de geschiedenis cyclisch. In hun opvatting bijt de toekomst in het overlijden van Van Vries- op 24 juli 1863 in Westervoort gebo- de staart van het verleden. Zij stel- daar het leven hem uitnodigt om als gezelschaps heer met haar mee te gaan naar haar villa in Capri. Mulisch wacht land in 1974. Toen die subsidie als nog los kwam ging Fresco aan de slag met de neerlandicus prof. H. van den Bergh en de neerlandica dr. A.M. Cram-Magré. Aanvulling Het eerste resultaat van die in spanning van Fresco was het sa menstellen en het redigeren van een kloek boekwerk met beschou wingen over Dèr Mouw, uitgege ven bij BZZTóH (1984). Het was de bedoeling dat deze bundel, waarin volgens Fresco alle belangrijke ar tikelen staan die over Dèr Mouw zijn verschenen, tegelijk zou uitko- ADVERTENTIE Méér "gebroken-benen- in-het-gips" worden op gefleurd met een boek van de ^RIJNLANDSE WBOEKHANDEL Lange Voort 35-37 2343 CB Oegstgeest Telefoon 071-172271 overleed op 8 juli 1919 Den Haag. Drie weken na zijn dood kwam zijn eerste en enige bundel gedichten uit. De titel: 'Brahman'. Veel erkenning als dichter heeft hij dus tijdens zijn leven niet gehad. Hij kwam uit een protestants- christelijk gezin, dat door vrouwen werd gedomineerd: energieke moeder, grootmoeder en twee in wonende tantes. Bovendien was er een twee jaar ouder zusje. Hij stu deerde, na zijn gymnasiumoplei ding in Deventer, klassieke lette ren in Leiden; in 1887 legde hij zijn doctoraal examen af en driejaar la ter promoveerde hij. Inmiddels had hij al een baan als leraar klas sieke talen aan het gemeentelijk gymnasium in Doetinchem. Zijn moeder was lerares en werd in 1872 benoemd tot directrice van een meisjes-hbs in Deventer. Zijn vader dreef een boekhandeltje an nex uitleenbibliotheek in de ambtswoning van zijn echtgenote. In 1893 trouwde Johan Andreas met Wijnanda Ernst, een tien jaar len dat alles eeuwig terugkomt concluderen daaruit dat er niets nieuws onder de zon kan zijn. Het bestaande neemt alleen telkens een andere verschijningsvorm aan. Ook voor de kunst zou dit gelden. Ik geef deze opvatting hier even in het kort weer omdat ze een be langrijke rol speelt in Harry Mu lisch' nieuwste boek 'De Pupil'. Een en ander zou de indruk kun nen wekken dat we hier te maken hebben met een pendant van het ingewikkelde 'De compositie van de wereld', maar dat is niet het ge val. 'De pupil' is een hoogst amu sant en leesbaar boek. Natuurlijk is er - hoe kan het anders bij Mu lisch? - een filosofische onder stroom aanwezig, maar laten we, voor we ons daardoor laten meesle pen, eerst eens kijken naar het ver haal zelf. We schrijven mei 1945. De acht tienjarige Mulisch ziet het in Ne derland na al die kou en honger niet meer zitten. Hij vertrekt naar Rome waar hij een baantje aan- i prins. Hij jongere Doetinchemse, die voor neemt als pompbediende en pro beert in de vrije uren te schrijven, onpraktische ka- Op zekere dag stopt er voor het n zorgende moe- benzinestation een Rolls Royce, met daarin Madame Sasserath, de schatrijke weduwe van de uitvin- Dèr Mouw, toen al een typische verstrooide mergeleerde. derfiguur kon zijn. In 1904 nam leraar Dèr Mouw ontslag na een conflict met de rec tor over de zijns inziens on rechtvaardige behandeling van een keuvelt wat met madame Sasse rath en wijdt zich tussen de bedrij ven door aan de literatuur. De oude dame lijdt aan slape loosheid. Haar dokter stelt de diag nose dat zij het slachtoffer is van een betreurenswaardige psychi sche allergie. 'Wie niet kan slapen, wil niet dromen', zo concludeert hij. Mulisch twijfelt aan die diagno se. Zou het niet veeleer zo zijn, dat madame Sasserath niet wil slapen, omdat zij niet meer kan dromen? De jonge schrijver doet haar een methode aan de hand om dat dro men weer op te vatten en zie - zijn gastvrouw ligt al snel weer in Mor pheus' armen. Madame Sasserath heeft het stadsbestuur van Napels een stoel- tjeslift aangeboden die toeristen naar de krater van de Vesuvius moet brengen. Die lift, waarvan de vorm veel lijkt op die van een vei ligheidsspeld, moet een dyna misch monument zijn voor haar Tijdens de feestelijke opening van de lift nemen Mulisch en ma dame Sasserath als eersten plaats in de stoeltjes. Even onder de top van de vulkaan is het nogal mistig. Als de jonge schrijver weer uit de nevelen tevoorschijn komt, ziet hij der van de veiligheidsspeld. Deze tot zijn grote ontzetting dat de c dame raakt zo onder de indruk van de welbespraakte jongeman, dat zij de dame is verdwenen. En dat ter wijl de ketting van haar stoeltje nog vastzit! Mulisch zit voor een raadsel. Het wordt nog geheimzin niger als hij ziet dat er met dezelfde lift een aantal mensen naar bene den komt, mensen die hem vaag bekend voorkomen. Hoe kan dat? Hij en de oude dame waren toch de eersten die van de lift gebruik maakten? Als de jongeman de bestuurders van de stad op de hoogte heeft ge bracht van de verdwijning van ma dame Sasserath worden er onmid dellijk reddingsploegen op uit ge stuurd. Tevergeefs. Er is nergens meer een spoor van de dame te be kennen. Tot zover het verhaal. Nu de on derstroom. De veiligheidsspeld en de stoel- tjeslift symboliseren de opvatting dat de geschiedenis een cyclisch verloop heeft. Het is dan ook niet toevallig dat we in de mensen die met de lift naar beneden komen veel van Mulisch' latere romanper sonages kunnen herkennen. Het is alsof de schrijver ermee wil zeggen dat ze toen al bestonden en hem vanuit de toekomst passeerden. Maar er is meer. Die veiligheids speld is eveneens een metafoor voor het schrijverschap. Ook de schrijver probeert immers van zijn romanwereld een gesloten systeem te maken, een wereld waaruit niets meer kan ontsnappen. In dit ver band is het veelzeggend dat Mu lisch in 'De pupil' Italiaans leert met behulp van een vertaling van Knut Hamsuns roman 'De cirkel gesloten'. Door zo'n gesloten wereldbeeld te construeren heft de schrijver de dood in zekere zin op. In 'De pupil' doet Mulisch dat door verleden en toekomst naar elkaar toe te buigen, net zoals de uitvinder van de veilig heidsspeld de twee uiteinden van een stukje staaldraad naar elkaar toe boog. Is het 'sluitstuk' bij de veiligheidsspeld een eenvoudig, doch 'sluw geconstrueerd kapje', in 'De pupil' is het Mulisch' vernuf tige stijl. Ik heb het al gezegd: ondanks de filosofische onderstroom is 'De pu pil' geen zware kost. Integendeel, het is verhaal is luchtig en spranke lend als Spumante. Sommige zin nen ervan deden mij denken aan de klassieke poëzie. Zo beschrijft Mulisch het uitzicht vanaf Capri als "het grandioze gebaar, waar mee het land daar de zee omarmde als een sterke zoon zijn oude moe der". Bovendien komen er weer heel wat mooie, boude, typisch Muli- schiaanse uitspraken in voor. Neem deze: "Geld...wat hielp mij geld? Het zou mij alleen maar vad sig maken. Schrijven wilde ik, het geld kwam dan vanzelf wel. En als het wegbleef, des te beschamender voor het geld." Vadsig is Mulisch, ondanks zijn zestig jaren, nog lang niet. Zowel niet van geest als van lijf. Dat laat ste bewijst een foto op de achter flap van 'De pupil'. De schrijver staat er in rood-wit-blauwe Spido- zwembroek op afgebeeld. Mooi bruin. Ik vind het dan ook nogal smakeloos dat zijn muze, madame Sasserath, hem consequent 'bietje' blijft noemen. Of was er in 1945 misschien nog geen zonnebrando lie? CEES VAN HOORE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 23