Van dik hout planken zagen
'De Heesterboom': hels kabaaiineen wereld van wind en techniek
ZATERDAG 14 MAART 1987
EXTRA
PAGINA 19
-
De Léidse houtzaagmolen 'De Heesterboom' aan de
Haagweg behoort tot Nederlands meest bijzondere
monumenten. Ruim 182 jaar lang wordt er op
windkracht hout gezaagd, al gebeurt dat de laatste
jaren alleen nog maar op basis van liefhebberij. En
ondanks de ogenschijnlijke chaos heeft alles er -
precies als vroeger-een vaste plaats. Om het in
termen van molenaar Piet de Jager te zeggen:
ieder werktuig moet te pak liggen.
door Alfons Roebroek
Met het kruirad de wieken op de wind draaien, en snel reageren op weersverandering
"Mooie stam ligt hier!" Met zijn
hand strijkt Piet de Jager over de
gekapte boomstam die voor hem
ligt. "Mahonie". Even is de laatste
molenaar/zager van 'De Heester
boom' afgeleid. Hij laat ons de mo
len zien waar hij vanaf 1947 heeft ge
werkt. Hij is gepensioneerd, maar
een mooi stuk hout bekoort hem
nog steeds.
"Ruik je de lucht?", vraagt hij. "Als je
hier een dag gewerkt hebt, ruik je heel
sterk naar hout. Vooral als je eiken hebt
gezaagd. Daar hou je bovendien blauwe
vingers aan over en het is er bijna niet af
te krijgen".
We zijn in de zaagschuur van 'De
Heesterboom'. Dat is de grote, hoge
ruimte beneden in de molen. Halverwe
ge de schuur hangen over de hele breed
te drie grote houten ramen. Hierin zijn
de ijzeren zagen gespannen. Drie gevel
de bomen liggen bij de zaagramen om
tot grote planken verwerkt te worden.
De werkruimte biedt een rommelige,
bijna verwaarloosde aanblik. Maar de
chaos bestaat alleen in de ogen van de
leek. Volgens molenaar De Jager heeft
alles een vaste plaats. Ieder werktuig
moet te pak liggen. Hij laat de uitgesle
ten plek in een balk zien waar zagers al
182 jaar lang de hamer neergooien.
Balkenhaven
De Heesterboom staat aan de oevers
van de Rijn. Wie over de Haagweg Lei
den verlaat, kan hem aan de rechterkant
zien staan. De nabijheid van de rivier
was belangrijk voor de aanvoer van
hout. De te zagen bomen kocht de firma
Noordman via agenten in Zweden.
Finland en het Russische Riga. Het
rondhout, zoals de vakterm voor onge
zaagde bomen luidt, bereikte Nederland
per schip. Vanaf Zaandam bracht een
sleepdienst het in vlotten naar Leiden
"Soms ging Noordman de bomen met
een eigen boot ophalen", vertelt De Ja
ger. "Dan stond ik achterop zo'n vlot
met een plank als hulproer. De stammen
werden in de balkenhaven verzameld,
een afgesloten stuk van de Rijn vlak bij
de werf'.
"Dat was praktisch", legt Jan Noord-
man ons later uit, "het water was een
enorme bergplaats. Bovendien heb je
het voordeel dat het water de natuurlijke
sappen in de boom verdunt. Ze zeggen
weieens dat het hout zo duurzamer
wordt, maar dat geloof ik niet. Het hout
trekt gewoon minder omdat de levens
sappen worden opgelost".
Tegenwoordig treft men geen grote
partijen bomen meer aan in de balken
haven. "Daar begin ik niet meer aan",
zegt Noordman. "Om vijftig bomen te
kopen en in het water te leggen moet ik
speciaal een kraanwagen laten komen.
Dat wordt me te duur. Maar als er ergens
één boom te koop is en het lijkt me de
moeite waard, dan wil ik er nog wel eens
over denken".
Naast de stammen die uit Scandinavië
en Rusland kwamen zaagde Noordman
ook hout van particulieren. De Jager
herinnert zich: "Voor Baron van Schim-
melpenninck zaagden we zijn eigen bo
men. We kapten ze in zijn bossen bij de
Raaphorst. De gevelde bomen werden
met de mallejan naar de molen gebracht.
Het gezaagde hout ging per dekschuit
naar Wassenaar, waar de baron het voor
onderhoud aan zijn boerderij gebruikte.
Wij noemden dat loonwerk".
Anno 1987 wordt er nog steeds hout
gezaagd in de Heesterboom, op dezelfde
manier als toen. Alleen gebeurt het niet
meer door mensen die er hun broodwin
ning in vinden. Op windkracht zagen is
geen lonende zaak meer. Tegenwoordig
is de Heesterboom het domein van drie
liefhebbers. Ze hebben een molenaars
examen afgelegd bij het Gilde van Vrij
willige Molenaars en bezitten een bijna
encyclopedische feitenkennis op het ge
bied van windmolens. Al hun vrije tijd
brengen ze door in de Heesterboom.
Meerdere
Dank zij een extra opleiding bij Piet
de Jager zijn ze in staat de molen te laten
draaien en de zagen te bedienen. On
danks zijn pensioen laat De Jager de mo
len niet in de steek. Hij woont er tegen
over en komt geregeld de hobbyisten,
zoals hij ze noemt, opzoeken. Af en toe
geeft dat lichte irritatie, want hij betrapt
ze wel eens op onnauwkeurigheden bij
de bediening van de molen. In de veertig
jaar die hij er heeft doorgebracht weet
hij als geen ander hoe alles werkt. De
liefhebbers zijn goed op de hoogte van
de geschiedenis van molens en de theo
rie rond de techniek, maar als het gaat
om de feitelijke bediening moeten ze in
De Jager hun meerdere erkennen.
Piet de Jager is van 1946 tot 1979 als
zager/molenaar bij Noordman in dienst
geweest. Vanaf zijn zestiende heeft hij
zich het vak in de praktijk eigen ge
maakt. Het grappige is dat zijn vader en
grootvader ook molenaars waren, maar
opmerkelijk genoeg niet zijn leermees
ters. "Dat ik in een molen terechtkwam
-was eigenlijk toeval. In die tijd van vlak
na de oorlog moest je bepalen wat voor
werk je ging doen. Ik had op de am
bachtsschool voor timmerman geleerd
en kreeg een verwijsbriefje waarop twee
mogelijkheden stonden: dekenfabriek
Zaalberg of Noordman. Ik dacht: dat
wordt Noordman, daar staat een molen.
Later hoorde ik van Spierenburg, de ou
de molenaar, dat de molen vóór de oor
log verbouwd was door mijn vader en
grootvader. Toevallig was dat".
Het zagen leerde Piet van ambachts
man Dries Franke. Hij begon als hulpza
ger naast twee molenaars. De eerste
twee jaar moest hij hoofdzakelijk bomen
uit de balkenhaven halen, van de bast
ontdoen en schoonschrobben. In de
winter kapte hij de stammen uit het ijs,
want als het vroor ging het zagen ge
woon door. Na twee jaar erbij lopen en
afkijken mocht hij de kleine slee bedie
nen, een soort wagen waarop de boom
ligt die gezaagd wordt.
Een werkdag duurde van zeven uur 's
ochtends tot zeven uur 's avonds. "Ik be
gon de dag altijd met het insmeren van
de bewegende delen. Met een bokke-
pootje en een busje vet liep ik alle wrij
vingspunten na. De glijpunten van de
sleden wreef ik in met potlood. Grafiet.
Het is belangrijk dat alles soepel loopt
met zoveel overbrengingspunten".
Twee ambachten
In De Jagers begintijd zaagde men
elektrisch. In 1922 was er namelijk een
elektromotor geplaatst om ook bij wind
stilte te kunnen werken. In de praktijk
kwam het er op neer dat men altijd de
motor gebruikte vanwege het gemak. In
1955 brak echter de krukas, de aandrij
ver van alle bewegende delen. Noord-
man besloot tot een restauratie en ver
wijderde de elektromotor. In 1962 draai
den de wieken van de Heesterboom
De Jager maakt duidelijk dat je twee
ambachten moet beheersen om een
houtzaagmolen te bedienen: naast het
vakmanschap van de molenaar om de
wieken te laten draaien is er het am
bacht van de zager om beneden in de
zaagschuur de bomen recht voor de za
gen te manoeuvreren.
Toen de elektromotor werd verwij
derd en de molen weer op windkracht
ging draaien, moest De Jager er dus een
nieuw vak bij leren. Het windgedeelte,
zoals hij zelf zegt. Dat vak heeft Van den
Berg hem bijgebracht, de molenaar van
de molen aan de Lee bij Warmond. "Aan
hem heb ik een heel goede leermeester
gehad. Z'n kennis was enorm. Als ik
moest zagen kwam hij erbij om de mo
len op de wind te draaien. Samen span
den we dan de zeilen van de wieken. Van
het zagen had hij geen verstand. Hij was
een zogenaamde ruige molenaar. Hij
keek naar de wind en zei "dat kan ie wel
hebben" en begon te draaien. Maar hij
begreep niet dat er beneden in de zaag
schuur iets ging klappen als de wieken
te hard draaiden".
"Van den Berg was een echte weer
man. Hij kon voorspellen wat voor wind
er zou komen. Dat zag hij aan de lucht,
de wolken en de koppen op het water
van de Rijn. Hij woonde in een polder
molen waar hij ook geboren was. Van
jongsaf leerde hij naar de lucht kijken.
Die weerkennis vind je nergens anders,
ook niet bij het KNMI. Die proberen een
voorspelling voor het hele land te geven,
maar wat plaatselijk gebeurt kan sterk
afwijken. In een molen moet je altijd
alert zijn. De wind verandert met het
weer. Als er een bui aankomt, kan er
wind in zitten. Dat moet je in de gaten
houden".
Lawaai
Als de molen in werking is, veroorza
ken de bewegende delen een voortdu
rend lawaai. De Jager heeft in de loop
der jaren in het geraas de specifieke ge
luiden leren onderscheiden. Hij kan pre
cies zeggen wanneer er iets fout gaat. "Ik
heb een keer meegemaakt dat we een
vreemd geluid in de zaagschuur hoor
den. We konden het niet thuisbrengen
en alles bleef ook gewoon goed lopen.
Toen er op een gegeven moment iets
ging roken hebben we de molen toch
maar stilgelegd. We constateerden dat
de tanden van de zagen helemaal plat
waren; afgesleten. Wat bleek nu: de
boom die we aan het zagen waren was
gevuld met beton. Het werk van boom-
chirurgen. Ze hadden een zieke, holle
boom volgestort met cement, waarna de
bast weer was dichtgegroeid. Aan de
buitenkant kon je er niets aan zien. Zo
hebben we na de oorlog veel bomen ge
had met granaatscherven. Dat hoorde je
meteen".
Als je in de molen staat en het geheel
aan bewegende delen bekijkt, lijkt het
één grof stuk techniek. De Jager wijst er
echter op dat de constructie zeer door
dacht is. Alle afstanden van de onderde
len tot elkaar moeten precies kloppen
omdat anders het materiaal slijt of
breekt. Dat op de millimeter op elkaar
afstellen van de bewegende delen is het
werk van de molenbouwer.
Het principe van een windhoutzaag-
molen is in wezen eenvoudig. De wind
oefent kracht uit op de wieken. Daar
door gaat de as van de wieken, de ko-
ningsspil, draaien. Die drijft via houten
raderen een grote krukas aan, die op zijn
beurt de drie zaagramen beneden in de
molen op en neer beweegt. Via een inge
nieus systeem van touwtjes, die de za
gers kunnen aantrekken of laten vieren,
worden de bomen door de zagen heen
getrokken. In molenaarstermen heet dit
het haalwerk.
Duiffie zetten
Zo bestaan voor alle onderdelen,
werktuigen en handelingen namen en
uitdrukkingen die alleen molenaars ge
bruiken. Het verhaal van De Jager is
doorspekt met woorden als zetijzer,
haal- en luiwerk, een duiffie zetten en
schotel versteken. Voor iemand die nog
nooit de wereld van wind en hout is bin
nengegaan is het geheimtaal. Maar een
bezoek aan de molen brengt ophelde
ring.
Een touw dat naar boven leidt, ver
dient speciale vermelding, omdat het in
bijna geen andere molen voorkomt. Het
is het zogenaamde vangtouw. De vang is
als het ware de rem van de molen. Door
een ruk aan dit touw te geven kan de
molenaar het draaien van de wieken af
remmen en stopzetten vanaf de begane
grond. Omdat het van binnen uit te be
dienen is, heet het een binnenvang. Bij
de andere molens zit de vang meestal
bovenin en kan slechts van buitenaf be
diend worden. Het voordeel van een bin
nenvang is duidelijk. Als er iets fout gaat
in een draaiende molen kan de molenaar
de zaak veel sneller stilleggen om onge
lukken te voorkomen. Men kan de vang
echter niet gebruiken als de wieken te
hard draaien. Door de wrijving, die ont
staat doordat het houten remblok tegen
het razendsnel ronddraaiende wiel
drukt, kan brand ontstaan. Veel molens
zijn vroeger zo aan hun einde gekomen.
De bijna twee eeuwen oude Heester
boom valt onder Monumentenzorg. De
laatste restauratie vond plaats rond I960.
Maar sindsdien is de molen weer aan een
grondige opknapbeurt toe. In december
1985 is een restauratieplan bij de Rijks
dienst voor Monumentenzorg inge*
diend.
"De gemeente staat er gelukkig posi
tief tegenover", aldus Frans Rutten, een
van de liefhebbers, die de De Heester
boom hun vrije tijd doorbrengen. "Ze
hebben al heel wat betaald voor de wie
ken en een deel van de staartbalk. Maar
er is een veel groter bedrag nodig. Als je
alles in orde wilt maken, gaat het in de
tonnen lopen. We zullen zien. Het plan is
ingediend en gaat op dit moment door
de ambtelijke molen".
En als die net zo kwiek maalt als 'De
Heesterboom', is er weldra redding op
komst voor een markant stukje Leiden.
Piet de Jager in de zaagschuur. De boom moet kaarsrecht voor de zagen liggen. (foto's Paul Smit»
Het bedienen van de 'vang', als het
de rem van de molen.
De Jager (op de wiek): "Als er een bui aankomt kan er wind in zitten".