Der Rosen kavalier vocaal sterk bezet Helder spel Appel Verbluffend verzorgde voorstelling van LEST Magie Martha Graham aan slot verbroken MAANDAG 2 MAART 1987 KUNST PAGINA 19 In verjaardagsfeest van Pinter Het Verjaardagsfeest van Harold Pinter door toneelgroep De Appel. Met: Willem Wagter, Christine Ewert, Robert Prager, Camilla Braaksma, Eric Schneider en Hugo Koolschijn. Regie: Lodewijk de Boer. Toneelbeeld: Tom Schenk. Ge zien op 28 februari in het Appelthea ter, Den Haag. Op 1 en 2 mei in de Leidse schouwburg te zien. DEN HAAG - Plaats van hande ling is de woonkamer van een huis in een badplaats. Aangezien gasten hier onderdak kunnen krijgen, zou je het een pension kunnen noemen. Het is vooral de zorgzame Meg, die deze taak op zich genomen heeft. Haar man Petey verhuurt bovendien lig stoelen. Dat laatste gegeven heeft de decorontwerper tot uit gangspunt gekozen van het to neelbeeld: rondom de in het mid den opgestelde tafel staan vele ligstoelen in een wijde cirkel. De stoelen liggen niet opgesta peld in een hoekje, maar vullen vrijwel het gehele podium - uit nodigend klaargezet voor gasten, die (op drie na) niet komen. Die drie gasten zijn Goldberg en McCann, die naar hun zeggen in dit huis een paar dagen willen lo geren, en de wat zonderlinge Stanley, die hier al enige tijd als permanente gast verblijft. Ook fi gureert in dit gezelschap nog buurvrouw Lulu, die met Gold berg aanpapt. Geen enkele verhuurder zal zo temidden van zijn stoelen leven. Het tegendraadse toneelbeeld, dat niet bepaald een alledaagse woonkamer laat zien, staat aan vankelijk in contrast met het vrij normaal overkomende gesprek tussen de praatgrage Meg en de zwijgzame Petey. Het werpt ech ter feilloos zijn schaduw vooruit op gebeurtenissen, die heel wat minder voor de hand liggen. Hoogtepunt daarvan is het ver jaardagsfeestje voor Stanley die zelf beweert niet jarig te zijn. Stanley voelt zich bedreigd door Goldberg en McCann, die het i.. derdaad op hem gemunt lijken te hebben. Waarom? - dat is één van die vragen, waarop het stuk van Pin ter geen antwoord geeft. Als toe schouwers zullen we er zelf mee moeten worstelen, al moeten we ons waarschijnlijk niet blind sta ren op die vermeende antwoor den. Het gaat om de manier, waarop herkenbare mensen in dit stuk met elkaar communice ren. Dat lukt niet zo best. Het on- uitgesprokene en het onuit spreekbare staan in de weg. Voortdurend ontwijkt men echte communicatie. 'Het Verjaardagsfeest' is dus voor alles een taalbouwsel, dat in de voorstelling door 'De Appel' goed tot zijn recht komt: het spel is helder en trefzeker, het houdt de aandacht van de toeschouwer goed vast en moedigt aan tot na denken. Wét Goldberg en McCann tegen Stanley hebben, mag dan onbeantwoord blijven - dót ze iets tegen hem hebben, lijdt in deze voorstelling geen twijfel. Onnodige vaagheden blijven gelukkig achterwege. Met huiveringwekkende zelf verzekerdheid stevent een prachtig spelende Eric Schnei der als Goldberg op zijn doel af. Hugo Koolschijn laat steeds mer ken, dat McCann nerveus terug schrikt voor de eventuele gevol gen van hun handelen. Goed zichtbaar is dat Stanley zich be dreigd voelt. Robert Prager maakt van Stanley een rusteloze excentriekeling, die uiteindelijk in beangstigend veranderde ge daante, als na een hersenspoe ling, zich laat wegvoeren. Daar van is Meg niet op de hoogte, als zij in de laatste scène (evenals i de vTijwel identieke beginsitua tie) met haar man zit te praten. Ogenschijnlijk is er niets ge beurd; als toeschöuwer weten wij meer, maar niet veel meer. WIJNAND ZEILSTRA Der Rosenkavalier van Richard Strauss naar een libretto van Hugo von Hoffmansthal, uitgevoerd door De Nederlandse Opera, en het Rot terdams Philharmonisch Orkest. Muzikale leiding: Hartmut Haen- chen. Regie: John Cox. Decor en kos tuums: Elisabeth Dalton, Première op donderdag 26 februari in het Mu ziektheater in Amsterdam. Volgende voorstellingen: 3, 7, 10, 12, 15 en 17 maart in Amsterdam. AMSTERDAM - Toen Richard Strauss in de herfst van 1910 de partituur van Der Rosenkavalier voltooide betekende dat een ra dicale en definitieve ommeker in zijn compositorische loopbaan. De componist die zich met zijn opera's Salomé (1905) en Elektra (1906) leek te scharen in de rij van de muzikale avant garde, keerde terug tot het idioom waarin hij zich het meest thuis voelde: de romantiek van het eind van de 19e eeuw. Was het de zucht naar algeme ne erkenning en populariteit die deze ommekeer teweeg bracht? Wie heeft immers ooit gehoord van populaire avantgardistische muziek? Niet alleen in composi torisch opzicht maar ook naar de inhoud richtte Strauss zich naar het verleden. De persoonsver wisselingen, verkleedpartijen, verwarringen en intriges in Der Rosenkavalier stammen uit de tradities van de opera buffa ten tijde van Mozart, vermengd met een scheutje operette, zonder overigens de lichte toets daar van. De figuren in de opera zijn welhaast stereotype voor het genre: het jonge liefdespaar Oc- tavian en Sophie, de lompe schuinsmacheerder Baron Ochs waaraan Sophie uitgehuwelijkt zal worden door haar zojuist in de adelstand verheven vader Herr von Faninal, een parvenu. Daaromheen een bonte stoet van personages, die soms zelfs wei nig met de eigenlijke intrige van doen hebben en meer dienen om het geheel aan te kleden. De eni ge figuur die aan het stereotype ontsnapt is die Van de Marschal- lin, de vrouw die zich na een lief desnacht met de jeugdige Octa- vian realiseert dat de tijd onont koombaar voortschrijdt en dat haar relatie met een zo jonge minnaar ,een poging is om die tijd te doen stilstaan. Het inzicht in haar eigen situatie en het uit eindelijk afstand doen van haar minnaar aan Sophie vormen de zwaartepunten aan begin en ein de van de opera. In wezen is zij de enige mens van vlees en bloed temidden van clichématig frivo le, domme en quasi-naïeve figu ren. Strauss' muziek is meester lijk in de typering van karakters en stemmingen door vermen ging van harmonisch en melo disch zeer gecompliceerde muzi kale structuren met uiterst sim pele zettingen. Het groot bezette orkest levert het klankpalet, en wordt op bepaalde momenten uitgedund tot enkele instrumen ten. De walsen en walsflarden die door het hele werk heenspe- len zijn een anachronisme, door Strauss niet alleen verwerkt om dat het in zijn tijd een populair genre was, maar ook als pikante rie: de wals gold oorspronkelijk als zedeloos, en het is dan ook niet voor niets dat Ochs in zijn verleidingsscène met de als ka mermeisje Octavian deze mee tracht te sleuren in een wals. Het succes van deze spranke lende voorsteling was gelegen in de vocaal zeer sterk bezette hoofdrollen. Ster van de avond was Susan Quittmeyer als de jon ge onstuimige Octavian met een stem vol jeugdige kracht en ex pressie. Geestig was zij in de scè ne waarin Octavian in de ver momming van het argeloze sim pele kamermeisje een rendez vous met Ochs heeft om hem door de mand te laten vallen. Ook de Marschallin werd schitte rend gezongen door Rachel Ya- kar. Haar stemvolume was niet altijd opgewassen tegen dat van het grote orkest, maar de mo menten van inkeer, resignatie en berusting in het eerste en laatste bedrijf waren dramatische hoog tepunten in hun intensiteit. John Tomlinson, een ontzagwekkende diepe bas, maakte zijn debuut bij de Nederlandse Opera met de rol van Baron Ochs, die hij gelukkig niet als karikatuur neerzette; wanneer aan het eind alles en ie dereen zich tegen hem keert wist hij hem toch met een zekere, waardigheid te doen afgaan. Gwendolyn Bradley bracht met haar stralende sopraan de figuur van Sophie tot leven, culmine rend in een prachtig gezongen te der liefdesduet met Octavian bij het 'eind goed, al goed'. Heel aar dig werd de rol van de omhoog gevallen vader van Sophie, Herr von Faninal ingevuld door Derek Hammond Stroud. Ook in de be zetting van de vele kleinere rol len was geen zwakke plek te vin den. De enige ernstige aanmer king betreft de volstrekte onver staanbaarheid van sommigen, waardoor geestige en vaak sub tiele tekst van Hugo von Hoff mansthal geheel verloren ging. De regie zat vol aardige kleine Fragment uit 'Der Rosenkavalier' met in het midden op de voor grond Susan Quittmeyer als Octavian en naast haar Gwendolyn Bradley als Sophie. JaaP Piepen détails, kostuums en decors oog den zeer fraai; de zaal ten huize van Herr Faninal in zilver uitge voerd oogstte een open doekje. In niet geringe mate werd de voorstelling gedragen door het voortreffelijk spelende Rotter dams Philharmonisch Orkest. Hartmut Haenchen heeft met de ze oog en oor strelende voorstel ling wederom een bewijs gele verd van zijn uitstekende kwali teiten als opera-dirigent. MIES ALBARDA. 'The Typists': kantoorerotiek tussen palmen 'The Typists' door 'The Leiden English Speaking Theatre (LEST). Tekst: Murray Schisgal, regie en sce nario: Kees Epskamp, spelers: Terry Benett en Jenny Mijnhijroer. Gezien op 28 februari in het notariskantoor Rapenburg 43. Aldaar nog te zien tot en met 4 maart en op 5 maart in het LAK, Leiden. LEIDEN - Museumdirecteur Rudy Fuchs hield onlangs een pleidooi voor een museum waar de bezoeker in alle rust en stilte kon ronddwalen. Deze wens was ingegeven door de massale toe loop van het publiek bij een aan tal recentelijke tentoonstellin gen. Voetbal, toneel, opera en het concert, betoogde hij, waren col lectieve gebeurtenissen. Het mu seum zou er ideaal gezien, voor de enkeling moeten zijn. 'The Typists', in de opvoering van LEST, weerspreekt Fuchs' opvatting. Voor een publiek van sléchts vijftien personen (meer werden er niet toegelaten) werd The Typists in één van de ka mers van het statige notariskan toor Gaarlandt-Meiners aan het Rapenburg gespeeld. Een exclu sieve aangelegenheid dus, maar wel één van zeer hoog niveau. The Typists (1960), een eenakter van de Amerikaanse toneel schrijver Murray Schisgal, kwam in de levensechte notariële type kamer uitstekend tot zijn recht. Het stuk beschrijft een kan toordag van twee typistes en geeft tegelijkertijd informatie over hun achtergrond, hun situa tie nu en hun toekomstdromen. Hun dagelijkse werk bestaat uit het uittypen van het adressenbe stand van het telefoonboek van New York. Terry Bennett (als Sylvia) en Jenny Mijnhijmer (als Lindsay) speelden de beide ty pistes. Hun spel was van begin tot eind een lust voor het oog. Ze speelden niet alleen sterk en ge concentreerd maar gaven aan het geheel ook een erotische lading die het stuk extra spanning gaf. Het resultaat: fraai gestileerde, suggestieve 'kantoorerotiek' tus sen de kantoorpalmen. Murray Schisgal zou beïnvloed zijn geweest door avant-garde to neelschrijvers als Pirandello, Ge net en Ionisco en dat is goed te merken. Het stuk is vrij fragmen tarisch, tekstfragmenten komen verschillende malen terug en worden dan door de een, dan door de ander uitgesproken. Een sleuteltekst: 'Er zijn een miljoen verschillende dingen in de we reld te doen: in de zon liggen, dansen, reizen, mooie kleren dra gen, plaatsen bezoeken, interes Een scène uit de Lest-produktie: 'The Typists' santé mensen ontmoeten, ber gen...'. Aan de andere kant is het een typisch Amerikaanse tekst met veel gefilosofeer over 'jezelf leren kennen', 'jezelf ontwikke len' en 'je eigen leven leiden'. Een prominente rol in The Ty pists spelen de video-registra ties. Ze dragen ontegenzeglijk bij tot het kijkplezier van de toe schouwer, die zo een collage-ach- tig geheel krijgt aangereikt van verschillende gradaties van rea lisme en kunstmatigheid. Het LEST heeft met The Typists in de regie van Kees Epskamp, een verbluffend verzorgde en profes sionele voorstelling afgeleverd. Tot 4 maart kan men nog terecht op Rapenburg 43, daarna (5 maart) moet men zich weer tus sen 'de massa' in het LAK neste len. RADBOUD ENGBERSEN Martha Graham Dance Company met 'Diversion of Angels' (Graham/ Norman della Joio), vijf solo's, •Temptations of the moon' (Graham/ Béla Bartók) en 'The rite of spring' (Graham/Igor Strawinsky). Gezien op 27 februari in het Muziektheater, Amsterdam. AMSTERDAM - Behalve Martha Graham is er geen choreograaf ter wereld die een programma met eigen dansen kan samenstel len dat een periode van bijna ze ventig jaar beslaat. Die tijdspan ne zit er tussen de solo 'Serenata Morisca' uit 1918 en 'Tempta tions of the moon', dat vorig jaar werd gemaakt. Door de samen stelling van het programma leek het optreden van de Graham Dance Company in het Muziek theater een afscheidstournee met een historisch-educatieve ondertoon. Want Martha Graham is oud, erg oud, en dat de mensen in de Kaukasus soms 120 jaar worden schynt eerder aan de be volkingsregisters dan aan de ge zonde lucht te liggen. Door de repertoirekeuze gaf het programma een indruk van de ontwikkeling van haar dans stijl. Een belangrijke bron daar van werd getoond in de oriën taalse solo 'The Incense', in 1906 is gemaakt door Ruth St. Denis. de leermeesteres van Graham. Daarna volgden vier solo's van de hand van Graham zelf, die te- samen de beginperiodeverte genwoordigden. De eerste twee daarvan bleken evenals 'The In cense' vooral curieus te zijn. Ver kenningen van het terrein, waar in de danseres nog bij uitstek de verleidster van het publiek is. Met 'Lamentation' uit 1930 maakte ze opeens een enorme sprong voorwaarts. Een plas tisch bewegen op de plaats, dat in amper twee minuten uitdruk king geeft aan al het lijden van de mensheid. De vijfde solo was 'Frontier', een ode aan de Ameri kaanse pioniersvrouw, die met haar blik de horizon aftast en zich vol optimisme op de toe komst stort. Typerend voor Gra ham is dat deze solo door een zwarte danseres werd uitge voerd. Het podium was eigenlijk te groot voor dergelijke intieme dansen. 'Diversion of Angels' (1948) stamt uit een zeer creatieve pe riode. Een loflied op het leven, dat nog steeds imponeert. Met uitbundige zevenmijlspassen vliegen de dansers over het po dium, als door de bliksem getrof fen trollen. In dit ballet is duide lijk te zien hoe Graham de dans een nieuwe definitie heeft gege ven. Juist in het afwijken van wat als volmaakt wordt be schouwd schuilt haar zeggings kracht: de iets gedraaide rug, de plotselinge knak in de nek. Hier is geen plaats voor toeval. Elk vingerkootje doet wat het doen moet. De dansers spreken allen dezelfde, door haar gemaakte taal, zodat uit de veelheid aan be wegingen een onwrikbare een heid ontstaat. Temptations of the moon' (1986) is naar de aard bijna een rc-make van het vorige stuk. Dansers die dol geworden zijn van het maanlicht, waarin zoals men weet de waanzin schuilt, en uitbarsten in een furie van flit sende lichamen. Ze maken kop rollen en salto's, zweven, buigen, strekken en reiken al springend bijna tot aan het lampenplafond van Struycken. In dit stuk krygt de Graham Company de kans te laten zien waartoe ze in staat zijn en dat is onwaarschijnlijk veel. Inhoudelijk is het ballet niet meer dan een parade van razen de variaties op de muziek van Bartók. Juist de tegendraadse subtiliteiten van het eerdere werk ontbreken hier Na al die uitbundigheid was de afsluiter 'The rite of spring' (1984) een enorme afknapper. Een Frühlingsopfer in de oertijd, met onhandig stampende man nen, verderlicht zwevende vrou wen en een voor een afgodsbeeld met mammoettanden resideren de demonische priester, die zich allengs ontpopt als groene super man. Als hij eenmaal het meisje heeft uitgekozen dat hij zal offe ren, ontvouwt zich een lood zwaar en omslachtig spektakel met de subtiliteit van een slechte griezelfilm. Was het veertig jaar oud gèweest, ik had er met verte dering naar gekeken. Maar nu konden de enkele knappe stuk jes theater en de ritmische vond sten niet verhinderen dat de ma gie van de avond werd verbro ken. Martha Graham was zelf niet aanwezig om bij het slotapplaus die magie weer te herstellen. De reden is triest: ze moest in New York aanwezig zijn bij de veiling van een aantal decorstukken. Een veiling die nodig is om haar dansgroep in stand te kunnen houden. Het is treurig dat Ameri ka zo met z'n kunstenaars om springt. ARIEJAN KORTEWEG - Joyce Herring in de solo Lamentation

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 19