'Ik moet het zo vaak, die sjieke etentjes' Goede opsteker na duffe dag Mooie altstem mist diepgang Indrukwekkend recital Rolf Plagge Mimiek s Theater moet zorgvuldiger JAZZ Nieuwe aanpak van filmmuziek Stevig solowerk van leider Pope ZATERDAG 21 FEBRUARI 1987 RADIO-TV-KUNST Vader Abraham: 'Ik hoef niet in het pakket van de schouwburgen(foto gpdi 'Volksartiest' Vader Abraham door Margriet Hunfeld neer om in Slagharen mijn show- tjes te doen. Waarom? Ik leer van de mensen daar wat ik niet moet zingen en wat ik wèl moet schrij- .Bovendien ben ik niet kieskeu rig. ik hoef niet in het pakket van de schouwburgen. Ik ben een volksartiest, een soort kleine Speenhof, zal ik maar zeggen, ik zing over alledaagse dingen, over 'Bedankt lieve ouders' en 'de blau we kinderogen', ja, de ogen dus, van mijn zoon toen hij klein was. Want zo schrijft een volkszanger: je kijkt om je heen en je raakt ont roerd door het gewone. Laat ik het zo noemen: Simon Carmiggelt op noten". - Dat lijkt me wat hoog gegrepen. Kartner, ernstig: „Kijk eens, Van Agt heeft acht platen van me ge kocht. Indertijd toen hij premier was verzocht hij mij, als zijn meest favoriete zanger, op te treden in een programma van Karei Prior. Hij legde ook uit, wat hij zo boeiend aan me vond. Maar zo", onderbreekt Kartner dan, „kan ik doorgaan. Tot professor Buikhui zen toe. Topartiesten als Charles Aznavour, Mouskouri en Peter Alexander nemen nummers van me op, er bestaan dertig elpees van me met luisterliedjes a la Boude- wijn de Groot, die gaan ook over troubadours en (sterk articulerend) pre-si-dent-ten. Tja: wie moet mij dan nog zeggen dat ik geen goede liedjesschrijver ben. - Wordt u dan vaak met zo'n uit lating geconfronteerd. Kartner: „Ja. Omdat de mensen me niet kennen. Van de 751 liedjes die ik heb geschreven gaan er één envijftig over 'Uil zat in de Olie', over 'de smurfen' of 'Uche, uche uche', begrijp-je-wel. Maar die an dere songs, die liggen in de sfeer van 'Het kleine café bij de haven' en die laatste is dan wel een acht- miljoenseller. Honderden van zul ke liedjes heb ik geschreven. Hon derden... Maar die staan allemaal op de elpees. Dus met dat 'Uche,U- che.Uche'-effect wil ik dan nu even afrekenen, ik ben niet de een of an dere domme bakker die liedjes is gaan schrijven". - Maar op dit moment hebt u wel weer zo'n lied op de plaat gezet: 'Ik neem geen bloemen voor je mee' etc. Kartner, fel: „Mag ik misschien ook verkoop halen. Dat hele appa raat hier moet wel draaiende ge houden worden. Ik kan niet bij een kouwe kachel gaan zitten. Maar in Nederland ben je domweg niet gearriveerd als je dergelijke dingen doet en daar voor durft uit te ko men. Ik vind het schandalig dat mensen neerkijken op nummer 1 hits van Corrie en de Rekels. Dat zijn stuk voor stuk goeie produk- ten. En de aantallen (de verkoop cijfers) bewijzen gewoon dat die liedjes kwaliteit hebben. Dat ik een goeie tekstschrijver ben. Maar dat schijn je allemaal niet te mogen zeggen. Dat je zowel producer als componist en zanger bent, is voor veel mensen iets om neerbuigend over te doen. Zakkenvuller noe men ze je dan. Moetje zien hoe dat in het buitenland wordt bena derd..." - U woont in een Rietveld huis van een aanzienlijk aantal tonnen, u rijdt in een Jaguar met privé-te- lefoon, u kijkt niet op een paar tien tjes als u uit eten gaatverwondert het u dan dat sommigen twijfelen aan uw inborst als volkszanger.- Kartner: „Ik heb altijd heel dui delijk gesteld dat ik trots ben op mijn werk als liedjesschrijver, maar dat ik de geborgenheid en de zekerheden mis van het bakkers- bestaan. Ik ben en blijf de man van de doorgebakken kotelet, ik hoef geen kikkerbillen en inktvis met een sausje. Maar mijn probleem is: ik moet het zo vaak, die sjieke eten tjes met de toppluggers of de pla- tenbonzen. Er gaat geen week voorbij dat ik niet in een Lufthansa zit, ik doe tournees in Süd-Tirol van tien, twintig dagen. Elke avond ben ik weg van huis, vaak weet ik niet eens hoe laat ik klaar zal zijn met werken. „Tja", ernstig „dan prijs ik een arbeider gelukkig om het hoge goed van de gebor genheid en de vaste lijnen in zijn leven!" Poppenproject - Onlangs hebt u zich in een nieuw amusementsprojékt gestort poppen. Net als zes jaar geleden probeert u met pratende en bewe gende poppen en bijbehorende lied jes een tweede 'smurfensucces' te evenaren. Dat is dan wéér een aan slag op de door u zo bezongen 'ge borgenheid en vaste lijnen' in uw leven. Waarom? Kartner: „Omdat ik gek ben". Haastig: „Gek van het vak. Ik blijf werken, ik voel er niets voor om op een jacht op de Middellandse Zee te gaan zitten vissen. Niets of nie mand krijgt me over de kop. Ik heb een lage bloeddruk. Hengelen: daar ga ik dood van". Dan, openhartig: „Dat poppen- projekt loopt niet. Ik heb er inmid dels twee ton in geinvesteerd, dus terug kan ik niet meer. Het pro bleem ligt bij de platen, ze doen niets. Het is een vicieuze cirkel, de warenhuizen, de pr-bazen en de speelgoedfabrikanten willen van alles, maar eerst moet er iets ge beuren bij het publiek. Daar is het wachten op. Ach", relativerend „ie dereen moet van nul af beginnen. Dat blijkt elke keer weer". - U hebt nu in ieder geval de Ne derlandse disc-jockeys mee, u wordt weer gedraaid. Kartner, glimlachend. „Ik moet je iets eerlijk zeggen: ik heb dat vroeger een klein beetje gezocht, dat afgeven op iedereen die me niet snel genoeg in de publiciteit bracht. Ik ben nogal ijdel, wie is dat niet in ons vak? Ik heb mezelf altijd zeer uitgesproken op de voorgrond willen schuiven en als dat niet snel genoeg ging dan werd er door mij wat aan gedaan". La chend: „Wanneer ik echt boos was, dreigde ik met twee suppoosten van de Ahoyhal, vrienden van me. Die kwamen dan wel even ie mands kop eraf halen... Nu ben ik wat ouder, wat rustiger geworden. Die dingen doé ik niet meer, ik heb het allemaal wel gezien en meege maakt en ik weet wat ik waard ben als artiest. Ik krijg bovendien de normale aandacht, ik zit in de lied jesprogramma's die daarvoor be stemd zijn en ik word door géén enkele disc-jockey genegeerd. De strijd is gestreden, wat mij betreft en ik vind dat ik er goed ben uitge sprongen". Pullen/Adams 'Breakthrough' (30 april 1986) Blue Note BT-85122; CD: CDP7- 46314-2). Eindelijk heeft dit zo consistent opererende neo-bop-kwartet een Amerikaans contract te pakken. Voordien verschenen de meren deels uitstekende platen op Ti meless (Nederland) en Soul Note (Italië). De groep heeft zo vaak in Europa opgetreden dat de leden nauwelijks introductie behoe ven. Afgezien van bassist Came ron Brown, hebben pianist Pul len, tenorsaxofonist Adams en drummer Dannie Richmond al len hun sporen verdiend bij wij len Charles Mingus, bij wie ze ook samen hebben gespeeld. Ze horen zeker tot de besten op hun instrument, vooral Pullen (flexi bele linkerhand, veel clusters) en Adams (bluesy toon, boterzacht in het hoge register) spreken mij tot de verbeelding. Zoals gewoonlijk zijn de com posities (van Adams en Pullen) niet van uitzonderlijke kwaliteit, doch slechts goede voertuigen voor solide en spannend solo- werk. Het kwartet speelt op deze plaat, uitstekend opgenomen, nog iets beter dan gebruikelijk, dat wil zeggen bijna perfect. De muziek is geslaagde synthese van hard bop met blues en avant- garde verwijzingen, een goede opsteker na een duffe dag. Het overigens goede 'The necessary blues' staat alleen op de CD, maar had met enig geschuif ook op de zwarte schijf gekund. Een niveau van jazzmuziek dat velen tevergeefs proberen te bereiken, een standaard voor de main stream van de jaren tachtig. Lillian Boutté Miller Revival Orchestra 'Music is my life' (1985. Sunny/ Timeless JC-11002). 'I sing be cause I'm happy' (1985. Sunny/ Timeless JC-11003). 'Glenn Mil ler Revival Orchestra' (1986. Sunny/Timeless JC-11004). Voor deze produkties heeft Wim Wigt, de baas van Timeless Re cords, gemeend een nieuw sub- label te moeten beginnen. Niet onterecht, want je kan ze met de beste wil van de wereld niet tot de echte jazz rekenen. Zangeres Boutté en haar begeleiders (op beide platen dezelfde bezetting) maken op 'Music is my life' een soort 'happy jazz', die meer weg heeft van popmuziek met jazz- V Zaal te klein voor pianogeweld LEIDEN - Het was jammer dat amper 30 man publiek de kapel zaal bevolkte, want wat er te ho ren was had meer belangstelling verdiend. De jonge Duitse pia nist Rolf Plagge toonde dat hij niet voor niets al negen keer een prijs in een concours heeft be haald. Hij begon met de Franse Ou verture in b, BWV 831 van Bach, een minder bekende suite uit zijn uitgebreide oeuvre voor kla vier, die de sfeer van de orkest- suites van Bach ademt. Duidelijk werd dat de 18e eeuwse uitvoe ringspraktijk bij de meeste pia nisten nog niet is doorgedron gen, gezien de lange vloeiende lijnen die Rolf Plagge in zijn ver tolking aanbracht. Ondanks sti listische bezwaren die men kan hebben, overtuigde de piansit in zijn heldere weergave van de meerstemmige structuren. Een heel andere wereld is Beethovens sonate in E op. 109. Deze is optimistischer dan veel andere van zijn late pianowerken en kenmerkt zich door zangerige thema's die quasi improviserend elkaar afwisselen. Rolf Plagge wist de grote lijn vast te houden door een uitstekende timing. In drukwekkend klonk het thema met variaties, met grote rust in gezet en met een spannende af wisseling in karakters. De varia tie met de trillers kreeg een dra matische stuwing, terwijl het slot weer heel verstild klonk. De sonate van Liszt, die na de pauze werd gespeeld, bevat een half uur muziek zonder onder breking en telt muzikaal en tech nisch de hoogste eisen aan een pianist. Rolf Plagge liet horen boven de materie te staan, het begin en het eind van deze sonat eklonken heel geheimzinnig met daar tussenin smachtende en briljante gedeelten. De fuga die in dit stuk voorkomt werd in een hoog tempo opgezet en volge houden, ook in de beruchte octa- venpassages, die hamerend door ht zaaltje daverden. Eigenlijk zijn deze zaal en deze vleugel te klein voor het geweld dat de pianist ontketende en zou zo'n stuk in een grote ruimte meer tot zijn recht komen. In ie der geval was dit een indrukwek kend slot door een pianist van wie we wel vaker zullen horen. FRANK DEN HERDER BREDA - De volkszanger 'Va der Abraham' (in het dage lijks leven Pierre Kartner) moppert niet meer. Zijn me ning over de Nederlandse showwereld in het algemeen en omroepland in het bijzon der is een gans andere gewor den, zozeer zelfs dat hij er zich tegenwoordig positief over kan uitlaten. „Ik word op dit moment niet meer tegengewerkt", zegt hij nu, na jarenlang te hebben af gegeven op de onwil van de Nederlandse disc-jockeys, „sterker: ik merk dat ze daar in Hilversum eindelijk dóór hebben dat zes miljoen land genoten gewoon van een Ne derlands moppie houden en niet van een paar gekken om de hoek!" Praten met Pierre Kartner is in eer ste instantie geconfronteerd wor den met de enorme verdedigingsli nies die hij in de loop der jaren heeft opgeworpen. Zijn gouden platen, de honderden hits, de vele ontdekkingen en de internationale smurfentopper, het wordt er alle maal bijgesleept om duidelijk te maken dat Kartner zich verwant voelt met mensen als Koos Speen hof, Simon Carmiggelt, Charles Aznavour en Toon Hermans. Honderdachtentwintig gouden platen, honderden hits, 751 liedjes, een miljoenen verkoop van zijn nummers. „Dat is mijn alibi", vindt hij, wij zend op de volgestouwde muren met foto's, blinkende platen en al lerhande trofeeën „het bewijs dat ik een topper ben en een kassuc ces. Alleen ik moet het elke keer weer zelf komen vertellen!" Op dit moment is Vader Abraham veel vuldig te beluisteren met zijn on langs geschreven lied 'Ik breng geen bloemen voor je mee, maar wel de rekening van het café', dat hij samen met Barry Hughes als carnavalshit heeft gelanceerd. „De Nederlandse markt", vertelt hij, zijn hand als een microfoon te gen zijn mond gedrukt „is nog al tijd geinteresseerd, maar het gaap- werk, het Hazes-effect zal ik maar zeggen, is er niet meer. Ik ben geen wereldwonder meer, die periode ligt achter me. Toen ik mensen ont dekte als Mieke, Corrie en de Re kels, Ben Cramer, Wilma, Jacques Herb, noem maar op en elke maand een nieuwe hit had, varië rend van 'Vader Abraham had ze ven zonen' tot 'Het kleine café aan de haven', werd ik beschouwd als DE artiest van Nederland. Maar die dingen gaan over. Toon Hermans is ook geen wereldwonder meer. Nu, als mensen me nu willen in terviewen, verwijs ik ze naar mijn vijftig plakboeken. Daar staat het allemaal in: dat ik vroeger bakker ben geweest en toen liedjes ben gaan schrijven. Maar ook de heel indrukwekkende dingen, dingen die niemand hier in Nederland kan navertellen. Ik heb grote evene menten meegemaakt, een wereld- carrière gehad door die 1-positie van de Smurfen, elke dag in vier praatshows over de hele wereld ge zeten, waar veertig miljoen men sen naar keken, de gouden Europa cup ontvangen uit handen van de Duitse minister van cultuur in Saarbrücken. Dan zit Abba rechts van je en Mouskouri links. „Tja", sarcastisch „dat is dan wel even an ders dan hier in Nederland". Ontdekkingen - Uw grote Vader Abraham Show bestaat niet meer en u schnabbelt tegenwoordig ook vier maal een half uur in het Dolfina rium in Harderwijk. Hoe komt dat dan? Kartner: „Indertijd, toen ik met die enorme show het land doortrok wezen mijn boekhouders, elke keer als ik kwam binnenlopen, op hun hoofd. Gek was ik, zeiden ze me: de centen die ik verdiende met schrijven, pompte ik doodleuk in mijn shows. Met andere woorden: daar moest geld bij. Heel aardig dus om de 'ontdekkingen' voor het voetlicht te brengen, maar te duur om er eindeloos meer door te gaan. Ik ben er mee gestopt. Nu treed ik op met een zeven-mans orkest en doe mijn eigen liedjes. Eenenveer tig nummers zijn dat er1 nog altijd, daar kan ik een avond mee vullen. En dat vind ik lollig. Ik ben een po- diumdier, een artiest. Als het moet rijd ik vijftig keer per dag op en 'En ik dan', blijspel van Annie M.G. Schmidt door Mimiek's Literair Theater. Regie: Adri van Beelen. Ge zien op 20 februari in Tripodia, Kat wijk. KATWIJK - Mimiek's Theater heeft zich opgesplitst in twee on derafdelingen, waarvan de een zich traditiegetrouw met kluch ten blijft bezighouden en de an dere op zoek gaat naar werk van meer literaire kwaliteit. Voor de eerste produktie van Mimiek's Literair Theater is gekozen voor werk van Annie M.G. Schmidt. Als visitekaartje is 'En ik dan' een verstandige en vrij originele keus. Het is namelijk geen stuk, waaraan een nieuwe groep zich vrijwel zeker zou vertillen. Cary van de Plas als de moeder van secretaris Han Reuling bena dert het best de manier van spe len, die bij dit blijspelgenre van toepassing is. Haar spel is vlot en doet natuurlijk aan. In tegenstel ling tot het presenteren van kluchten, waarbij vaak flink uit gepakt kan worden, moet dit genre het hebben van geloof waardig acteren met slechts hier en daar een goedgetimede uit schieter. Niet bepaald gemakkelijk is het overigens om een evenwichti combinatie daarvan te vinden. Wil de Reus als de typiste juf frouw Bats neigt bijvoorbeeld wat meer naar de kluchtige kant, wat ze trouwens aardig doet. Min of meer geldt dit verhaal even eens voor Jan de Reus, terwijl Ferdi Kremer (mede door toe doen van de tobberige aard van zijn personage) zich geen hou- digng weet te geven en veel te veel ijsbeert of met de handen wappert. Wat hij soms te veel aan expressie geeft, heeft Wilma Hoek wel eens te weinig gedaan. Evenals het spel missen ook nog enkele andere zaken de no dige zorgvuldigheid. Het decor mag dan wel door een professio neel bedrijf geleverd zijn, de rommelige indeling van de to neelruimte en de wiebelende deurwanden laten te wensen over. Bovendien is een souf fleurshokje middenvoor op het toneel tegenwoordig hoogst on gebruikelijk; om nog maar te zwijgen van het geknoei met het gordijn, als de souffleur in zijn hokje moest afdalen. Tot slot moet nog vermeld, dat twee scè nes lang het toneel werklicht van enkele gloeilampen bleef bran den. Het zjjn al met al geen onover komelijke zaken, die deson danks de sfeer beïnvloeden. Voor het debuut van een nieuwe onderafdeling stemt het resul taat tot tevredenheid. WIJNAND ZEILSTRA. bijdrage: Ken Voss kreeg je alleen het gevoel dat de opbouw van zijn improvisaties ondergeschikt was aan zijn tech nische demonstratiezucht. The Saxophone Choir, waar mee hij in andere vorm eerder in deze streken te beluisteren was, was voor de plaatopname samen gesteld uit acht saxen en een alerte ritmesectie. De arrange menten, alle van Pope's hand, zijn niet opzienbarend, maar vor men een goede ondergrond voor het stevige solowerk van de lei der. In zijn soli (Pope is de enige blazer die afzonderlijk te horen is) maakt hij goed gebruik van 'circular breathing', continu bla zen, en zijn handelsmerk, 'multi- phonics', het spelen van meerde re noten tegelijk. Het brede saxofoongeluid komt in de opname goed tot zijn recht en de groep doet zo nu en dan denken aan een echte big band. Een solide plaat, die best tien minuten langer had mogen duren. John Zom 'The big gundown' (september 1984 - september 1985. Nonesuch 979139-1; CD: 979139-2). Dit is niet bepaald de modale jazzplaat. De grote Newyorkse individualist Zorn (saxofoon, mondstukken en zang) heeft hier een interessant project ter hand genomen: het spelen van Ennio Morricones filmmuziek. Morri- cone is vooral bekend geworden door zijn werk voor Sergio Leo- nes spaghetti-westerns. Maar zijn nu eens broeierige dan weer relativerende composities heb ben ook een belangrijk aandeel gehad in het werk van regisseurs als Bertolucci, Petri en Pontecor- Voor elk nummer heeft Zorn een andere bezetting samenge steld uit het grote reservoir im proviserende musici tussen de rock en jazz dat New York te bie den heeft. Het is een zeer afwis selende plaat geworden, soms zo afwisselend, dat een zekere sa menhang lijkt te verdwijnen. Dit collage-effect is echter terug te voeren op de noodzakelijkerwijs verbrok1"^? presentatie van Mornco verk in de desbetref fende fi Door ird van het project moest 2 jeel uitschrijven en dirigerei ïar er is toch enige ruimte ebleven voor solo prestatie jrricone neigt zo nu en dan bombast en Zorn weet da. cd gebruik van te maken door daar soms humoris tische passages tegenover te stel len. Ook Zorns eigen compositie, 'The nel 5000' past goed in het ge heel, en benadrukt nog eens ex tra dat hij aan hokjesgeest een broertje dood heeft. Een fraai produkt, goed opgenomen en uitstekend gepresenteerd. Glenn Miller kent vele navolgers. connotaties dan van creativiteit. De andere plaat, geheel opge bouwd uit gospel-stukken, be valt iets beter, niet in het minst doordat het grotendeels overbe kende repertoire van goede kwa liteit is. Boutté heeft een mooie ronde altstem, maar mist emotio nele diepgang. Over de instru mentalisten kan ik kort zijn: niet echt slecht, maar leuk soli zal je niet horen. .Rietblazer Thomas L'Etienne heeft een ronduit slap pe embouchure- De plaat van hel Glenn Miller Revival Orchestra is een tikkeltje minder interessant. Om alle mis verstanden uit de weg te ruimen: het oorspronkelijke Glenn Mil- ler-orkest was helemaal geen jazz-orkest, maar een poging om door middel van gladde arrange menten de swing-ritmiek, die zich zo goed leende voor dans werk, te koppelen aan gemakke lijk in het gehoor liggende deun tjes. Alles, inclusief (verrassing) enkele composities van het Revi val Orchestra, is vakkundig door leider Wil Salden in de zoete Mil- ler-stijl gearrangeerd. De hoes geeft geen enkele informatie over de muzikanten, zelfs niet over de zangeres die drie num mers zingt. Wel een obligaat ver haaltje over Glenn Miller. Het schijnt dat dit orkest uit Oosten rijk komt. Hopelijk blijft het daar ook. De persing, in tegenstelling tot die van de Boutté-platen, is matig. The Saxophone Choir 'The saxophone shop' (Soul No- te SN-1129. 30 september en 1 oktober 1985). Titel en bezetting van deze plaat maken duidelijk dat het een pro dukt is van saxofoonfanaten voor saxofoonfanaten. Deze gro te groep jazzliefhebbers komt dan ook behoorlijk aan zijn trek ken, want wat leider-tenorsaxo fonist Odean Pope (1938) ons hier voorschotelt, is een fraaie demonstratie van wat men met dit populaire rietinstrument zoal vermag. Pope zelf, de laatste jaren voor al te horen "in het kwartet van meesterdrummer Max Roach, baarde in Europa in 1981 nogal wat opzien met zijn trio, waarin agressieve ritmiek werd gekop peld aan het technische vuur werk dat hij te bieden had. Soms

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 35