ais je ae ervaring van aooagaan nero
gehad, wat moet je dan nog bang zijn?'
PAGINA 32
ZATERDAG 21 FEBRUARI 1987
Vorig jaar kreeg
Anton Koolhaas (74)
tijdens de
Nederlandse
Filmdagen in
Utrecht een gouden
Kalf vanwege zijn
verdiensten voor de
Vaderlandse cinema.
Als auteur heeft de
oud-directeur an de
Nederlandse Film
Akademie een
omvangrijk oeuvre
opgebouwd, dat voor
een groot deel uit
dierenverhalen
bestaat. Ondanks
zijn slechte
gezondheidstoestand
schrijft hij nog
steeds ballet-en
toneelkritieken en is
hij ook weer met een
nieuwe roman bezig.
Een gesprek over zijn
leven-nu en dus over
de dood.
Mm
i rvA
door Peter van der Maat
sSJSaSL
Anton Koolhaas (74): "Over het algemeen
Het leven van Anton Koolhaas nadert
zijn eind, dat beseft hij ten volle. Hij be
rust erin. En die berusting stelt hem in
staat om dat wat het leven nog biedt te
waarderen.
- Verval en de dood zijn thema's die in
bijna al uw boeken terugkomen. Wat u zo
dikwijls heeft beschreven, valt u zelf ten
deel.
„Ja, ik sta nu dicht bij de dood, geloof
ik. Dat vind ik niet zo erg, ik zie er niet zo
vreselijk tegenop. Aan ouder worden
ontkom je alleen als je met een vliegtuig
omlaag stort of voor de tram valt. Het is
onvermijdelijk, je moet het ervaren. Je
kan je er een beetje tegen verzetten - tot
dat dat te veel moeite kost".
Berusting
- In uw ,Corsetten voor een libel' ver
liezen een oude uitgezakte libel en een
korsterige bejaarde forel het leven tussen
het vuil dat zich voor een dam in een ri
viertje ophoopt. Ze doen geen pogingen
zich te bevrijden, aanvaarden hun lot.
„Er zijn processen gaande die me bui
tengewoon in mijn mogelijkheden be
lemmeren, die me verhinderen om snel
tegen een stroom in te zwemmen, die me
eenvoudig tot berusting veroordelen.
Dat is vervelend".
- Het irriteert u.
„Ja, maar ik moet me er maar bij neer
leggen. Anders zou je ongeduldig moe
ten worden en dat zou stom zijn, hè.
Want als je ongeduldig wordt, is er hele
maal niks meer aan. Ik geniet nog
werkelijk van het leven. Ik ga naar ballet
en toneel en kan nog bij mensen op be
zoek, dat vind ik heerlijk. Maar die pijn
in mijn rug is er altijd; het hindert voort
durend. Alleen als ik stilzit valt het mee.
Het is een buitengewoon naar iets, die
pijn, die kan niet meer weggenomen
worden, die is definitief. En pijnstillers
helpen niet. Vervelend, maar zo is het"
Zachte ogen. Een gedempte stem die
soms moeilijk te verstaan is omdat zijn
rechter mondhoek dan opeens omlaag
zakt.Zijn monumentale woning biedt
uitzicht over het Vondelpark. Op de
schoorsteen in zijn werkkamer staat het
Gouden Kalf, dat hij vorig jaar tijdens de
Nederlandse Filmdagen in Utrecht
kreeg vanwege zijn verdiensten voor de
vaderlandse cinema.
Prenten van beesten aan de muren,
her en der verspreid dierenfiguurtjes.
Van dochter Annabel (handarbeidlera-
res) een rond aardewerken beest met
een kleine kop; van zoon Rem (architect)
een duiveltje van papiermaché, een
jeugdwerkje.
Onhandig zijn
„Ik praat een beetje moeilijk want ik
heb twee hersenbloedingen achter de
rug". Het is een mededeling, geen ver
ontschuldiging. In 1970 kreeg hij de eer
ste, precies tien jaar later de tweede.
Vier jaar terug mislukte een hernia-ope
ratie, sindsdien wankelt zijn rug op twee
plaatsen. Lopen is schuifelen. De han
den liggen stil in de schoot.
„Op het ogenblik kan ik niet meer zo
veel werken, ik ben vreselijk onhandig.
Gewoon tikken is niet mogelijk, mijn
handen zijn te onzeker geworden om op
een schrijfmachine een leesbaar typsel
te vervaardigen. Ja, dat zit me dwars.
Het is afschuwelijk als je geen zin kan
schrijven zonder vijf fouten te maken.
Gisteren ben ik een paar opdrachttoet-
sen vergeten aan te slaan en u ziet het
resultaat".
Op het velletje papier in de printer van
zijn tekstverwerker staan een paar re
gels met louter X-en. Sinds enkele jaren
werkt hij met het moderne apparaat,
schreef er zijn laatste verhalenbundel
.Liefdes tredmolen' (1985) op, gebruikt
het voor de recensies die hij nog steeds
over toneel en ballet schrijft voor Vrij
Nederland.
„Zonder die machine zou ik niet kun
nen, u zal er van mij dus geen kwaad
over horen. Maar het loopt nogal eens
mis - in toenemende mate eigenlijk".
Zo goed en zo kwaad als het gaat,
werkt hij aan een nieuwe roman over mi
lieuverontreiniging en de boze krachten
die daar achter schuilen.
Keihard werken
Toen hij nog directeur van de Neder
landse Film Academie was, schreef hij
zijn boeken altijd in de kerstvakantie.
Het verhaal had zich gedurende de zo
mer en de herfst in zijn hoofd ontwik
keld en moest binnen een dag of tien op
papier worden gezet. Dat betekende kei
hard werken, dikwijls zo'n tienduizend
woorden per dag, hij ramde zijn vingers
letterlijk kapot op de toetsen.
„Ik schreef die boeken razendsnel.
Dat kan dus niet meer. En daardoor is
mijn hele manier van leven veranderd.
Als ik nu wat schrijf, doe ik daar erg lang
over - te lang, voor mijn eigenlijke tem
po. Enerzijds maakt de moderne tech
niek het me mogelijk om het nog te
doen, maar anderzijds heb ik bij het
schrijven zo veel materie te overwinnen
dat het scheppingsproces er ernstig door
wordt vertraagd".
- U zat altijd barstensvol ideeën voor
verhalen. Stapelen die zich nu niet in uw
hoofd op?
„Nee, op de één of andere manier
houd ik er rekening mee dat een verhaal
nu heel anders tot stand komt. Maar het
gevolg is wel dat het spontane is verdwe
nen. Ik word er niet opstandig van, nee,
ik ben überhaupt niet zo opstandig. Ik
ben niet eens zo slecht gehumeurd. Wel
slechter dan tevoren, maar nog niet ex
treem".
- Toch bent u vrij somber.
„Ja, dat is zo, maar daar moet je niet
aan toegeven, want dan ben je helemaal
verloren. Ik geloof dat ik nog steeds een
bepaald vermogen in mijn geest en in
mijn lichaam heb om te scheppen. Zo
lang ik dat nog voel, zolang ik die aan
driften nog heb, zolang ben ik echt te
vreden. Al moet ik het resultaat wel ex
tra kritisch bekijken, maar dat is niet
•erg".
- Voor veel Nederlandse auteurs is
schrijven het herbeleven van hun erva
ringen. Voor u was het: inleven in een
dier of een persoon en vervolgens mee-
s terven.
„Er vallen zeer veel doden in mijn boe
ken en ik beleefde het altijd heel inten
sief als ik een figuur liet doodgaan. In
die tijd had ik de ervaring van het bijna-
sterven zelf nog niet gehad, maar ik kan
nu zeggen dat de gevoelens die ik toen
had overeenstemmen met de werkelijk
heid. Dat inleven is- blijkbaar goed ge
weest. betrouwbaar".
-Hoe deed u dat?
„Dat weet ik niet, dat weet ik niet. Ik
ging zitten, begon een verhaal en langza
merhand vereenzelvigde ik me met zo'n
dier. Vergelijk het met de manier waar
op een toneelspeler zich in zijn rol in
leeft".
- Voelde u zich dan ook een muis, of
een snoek.
„Ja, want als je je een snoek voelt, be
sef je hoe zo'n vis stikt: op een vreselijke
manier. En als je dat weet, kan je erover
schrijven. Dieren leven met de dood, die
is voortdurend aanwezig. Bij mensen ei
genlijk ook, maar zij hebben die con
stante bedreiging langzaam afgekocht
met dokters. De wetenschap stelt hen in
staat om een soort beschermende laag
om zich heen te creëren. In mijn leven is
de dood eigenlijk steeds op de één of an
dere manier aanwezig geweest; anders
zou ik met dat inleven niet zo goed zijn
geslaagd. Maar ik voel zelf ook wel dege
lijk die beschermende laag. Hoewel ik
voor mijn hernia eigenlijk beter op de
Wegenwacht had kunnen wachten in
plaats van op de chirurg".
- Uw vertrouwen in de medische we
tenschap is geschokt.
„Ja, zonder meer Ik ben erg kwaad op
die chirurg. Hij heeft te veel van mijn
wervels weggefreesd. En heeft geen re
kening gehouden met de bloedverdun-
ners die ik gebruikte, waardoor er com
plicaties zijn opgetreden. Later heeft hij
gezegd dat hij niet wist van die verdun
ners, maar hij was van alle kanten op de
hoogte gebracht. Een dag na de operatie
ging hij met vakantie. Hij heeft te veel
risico's genomen. En nooit zijn excuses
gemaakt".
- In een brief aan een vriend schreef u
een aantal jaren terug dat u een letter
kundige, die uw werk had gekritiseerd,
wel op zijn gezicht zou kunnen timme
ren. Komt xdie chirurg daarvoor ook in
aanmerking?
„Ik ben natuurlijk veel te zwak om dat
te doen, maar ik zou wel willen".
- Emoties spelen in uw werk een be
langrijke rol.
„In die dierenverhalen moest ik emo
ties aanbrengen die voor anderen begrij
pelijk, meevoelbaar waren. Dat is altijd
mijn streven geweest. Over het alge
meen waren het eenvoudige emoties, zo
als van een duif die eieren ging leggen,
of van een varken dat zou worden ge
slacht. Dierlijke situaties dus, maar zo
vormgegeven dat ze voor mensen emo
tioneel herkenbaar waren. Zelf ben ik
vreselijk vatbaar voor emoties, bij toneel
en ballet. In de schouwburg ben ik nog
steeds een gretig schreier. Niet dat ik zit
te balken van het huilen, maar bij ont
roerende momenten, als een acteur
wérkelijks iets overbrengt, raak ik licht
bewogen".
- Terwijl het theater toch maar spel is.
„Dat is niet zo. Als het écht emoties
wekt is het dus geen spel".
- Autobiografisch schrijven heeft u
nooit interessant gevonden. Voor menig
auteur is het beschrijven van zijn emo
ties een manier om ze te verwerken.
„Alleen als het autobiografisch schrij
ven tot conclusies leidt die andere men
sen nog niet kennen, is er niets op tegen.
Maar zonder persoonlijk te zijn geweest,
heb ik mijn gevoelens altijd goed in mijn
boeken kwijt gekund. Veel emoties heb
ik zorgvuldig weergegeven. Vind ik".
- Daarom wordt u ook boos als mensen
zeggen dat u niet geëngageerd schrijft.
„Ja, dat vind ik zo'n onzin. Ik laat juist
een hoop over mezelf los, eigenlijk, al
leen doe ik dat in de vorm van dierenver
halen. Je moet er een reuk voor hebben
om het te kunnen opsporen, maar zodra
je het gevonden hebt is het heel duide
lijk. Die engagement-periode, een idiote
mode is dat geweest. Je inleven in een
schoorsteenveger en in een lopende
band-arbeider, dat is geen meeleven, dat
is geen betrokkenheid. Als een schrijver
zich van zulke maniertjes bedient zegt
dat juist veel over de beperktheid van
zijn inlevingsvermogen".
Fantasiewereld
Geboren in Utrecht, 1912, de jongste
van vier kinderen. Een a-musisch gezin
en om daaraan te on vluchten creëerde
hij al jong een fantasiewereld. Als stu
dent raakte hij bevriend met Marsman,
Nijhoff, Moesman, Vroman, een inspire
rende club van jonge kunstenaars. Hij
speelde, regisseerde en schreef toneel.
Via de journalistiek en een filmbedrijf
kwam hij bij de filmacademie, waarvan
hij van 1968 tot 1978 directeur was. Voor
Vrij Nederland schrijft hijal tientallen ja
ren ballet- en toneelkritieken.
Van zijn hand verschenen bij uitgeve
rij Van Oorschot zesentwintig titels, niet
alleen dierenverhalen, ook toneelstuk
ken, novellen en romans. Hij raakte in
bredere kring bekend toen hij voor .Van
wege een tere huid' (1973) de Multatuli-
prijs ontving, het boek beleeft inmiddels
zijn negentiende druk. Toch is hij nooit
een gevierd auteur geworden.
„De literaire kritiek heeft me lange tijd
ontkend. Ook al waren mijn boeken sel
lers, ze werden nauwelijks besproken.
Daar ben ik wel eens beroerd van ge
weest, maar ik heb er nooit echt onder
geleden. Op enkelen na wilden de recen
senten zich geen buil vallen aan een
goeie kritiek. Een kwestie van zwijgen,
dat heb ik altijd verdacht gevonden. Ik
denk dat het een tendens is geweest: je
mag Koolhaas niet goed vinden".
"Veel van mijn verhalen zijn niet au
serieux genomen, omdat ze over dieren
gingen. De critici richtten zich liever op
een ontbrekende punt-komma dan dat
ze zich wérkelijk in een boek verdiepten.
Voor zulke figuren moet de dood heel
herkenbaar worden behandeld; ze zien
niet dat als ik over het doodgaan van een
dier schrijf, ik het in feite over het men
selijk sterven heb. Over het algemeen
heeft de kritiek de essentie van mijn
boeken gemist".
"Ach, ik heb er niks minder om ge
schreven. Alles bij elkaar heb ik onna
tuurlijk veel geproduceerd. Ik heb altijd
hard en veel gewerkt en had geen tijd
om me verongelijkt te voelen".
Walgelijke vent
- Maarten 't Hart heeft ufel aangeval
len: er zijn twee miljoen diersoorten en
Koolhaas moet er zo nodig nog een paar
fantasiedieren aan toevoegen;
werkelijkheid en fantasie kunnen niet
met elkaar worden verweven.
,,'t Hart voelt zich een uitverkorene en
ik gruwel van mensen die zich boven an
deren verheven voelen. Een man die
voor zijn rechthaberij oneerlijk citeert,
vind ik een walgelijke vent. Natuurlijk
kan een schrijver de werkelijkheid met
de fantasie verweven, de mens heeft
nooit anders gedaan. Die man is het niet
waard om over te praten. God verdorie
als je nou als schrijver niets anders kan
bedenken dan een geschiedenis over
een droomkoningin in tuinhuisjes, een
geïdealiseerde vrouw die hij 's nachts in
zijn dromen ontmoet; dat vind ik zo'n
walgelijke burgerpreu, fantasie van een
kwartje, bah".
-Uw toneelstuk Noah is slechts een en
kele keer door een amateurgezelschap
uitgevoerduw ballet over een aap die
uit de boom komt, de akkker gaat bewer
ken en zich bewapent is nog nooit ge
speeld.
„Dat is erg jammer, ja. Ik maak me er
wel kwaad over, maar niet demonstra
tief. Misschien heb ik de neiging om te
gauw te berusten. Maar de praktijk was:
jammer dat het stuk niet wordt ge
speeld, maar wat maakt het uit, morgen
ben ik weer met iets anders bezig. Kijk,
die boeken zijn toch altijd blijven ko
men - maar daar had ik dan ook zelf de
hand in. Als die jongens van het Natio
nale Ballet liever een stuk over suicide
op het toilet spelen, ëen stuk van hele
maal niks,.als dat hun wereld is moeten
ze het zelf maar weten. Maar gelukkig is
hun smaak tegenwoordig weer wat be
ter".
Praktisch dood
- Je zou verwachten dat u voldoende
contacten en invloed heeft om uw werken
.op de planken te krijgen.
„Ja, dat is zo. Maar ik vind datje er, als
je nog actief criticus bent, niet achteraan
kan jagen dat ze jouw stuk nou eens
gaan spelen. Ze zullen het wel na mijn
dood doen. Nou ja, graag".
Op de hernia-operatie volgde een
blaasoperatie, daarna kreeg hij een pace
maker. Op 't nippertje overleefde hij vo
rig jaar een longontsteking.
- Dat een lichaam dat allemaal uit
houdt.
Lachend, een sigaret opstekend: „Ze
trekken erg aan me. Tijdens die longont
steking ben ik praktisch dood geweest.
Toen ontdekte ik dat als je werkelijk
denkt dat het leven afgelopen is, dat he
lemaal niet zo erg is. Sindsdien kan ik
me nauwelijks meer ergens over opwin
den. Van de onaangename dingen voel
je meteen het betrekkelijke. Ik liep net
even een andere kamer binnen om een
glas uit de kast te pakken, een mooi glas,
en laat het vallen: kapot. Maar ja, god,
het is niet anders".
- In het verhaal Finismol uil de bundel
'Liefdes tredmolen' wordt een mol dood
gebeten door een wezel. Aan het slot
schrijft u: „Zonder de dood zag hij al af
van verder leven. Hij schikte zich alleen
een beetje in de aardkluiten". Is dat wat
er gebeurt als je aan het sterven bent?
„Dat vond ik zelf een goed verhaal en
ook een mooi einde. Precies in die regels
staat een stuk doodsbeschouwing. Die
mol merkt dat het leven voorbij is en
roept: „Waar ben ik toch, waar ben ik?"
Maar de nieuwsgierigheid naar het ant
woord is dan al verdwenen, omdat zijn
aanwezigheid, zijn bestaan op aarde te
gering is om nog enig antwoord te kun
nen bevatten. Dat is precies wat ik wil
zeggen. Een half uur voordat er bij mij
een pacemaker zou worden geplaatst,
dacht ik dood te gaan. Toen heb ik ook
liggen roepen: „Waar ben ik?" En toen
had ik dat gevoel: mijn aanwezigheid is
nu zó klein dat het antwoord er niet
meer toe doet. Als je die ervaring hebt
gehad, wat moet je dan nog bang zyn".