Honderd jaar AH: van bakfiets tot miljardenconcem ZATERDAG 14 FEBRUARI 1987 EXTRA PAGINA 33 Ins sin Oostzaan de kleine kruidenierszaak van zijn vader overnam. Bij die ene zaak is het niet gebleven. Nu telt Nederland zo'n vijfhonderd Albert Heijn-winkels. Ook in het buitenland is het bedrijf actief. Albert Heijn is populair bij een groot publiek. „Vooral in de Zaanstreek hebben de mensen een hevig ontzag voor de man die met één tientje begon. Het is ook een ontzettend familiebedrijf. Iedereen daar heeft wel familie die bij Albert Heijn werkt", zegt een woordvoerder van de vakbond. door Nel van Bemmel Toen T. J. G. Hoendervangers, nu bedrijfsleider van een grote Albert Heijn in Deventer, ruim veertig jaar geleden bij het concern in dienst kwam, bestond zijn opleiding uit enkele rondjes oefenen op de trans portfiets. Dat was in het Noordbra bantse suikerdorp Dinteloord. Als instructiemateriaal kreeg hij een lijstje met adressen in de hand ge drukt. Zo wist hij waar hij, diezelfde dag, de boekjes met de bestellingen moest opha len. Om de klantenkring tot wat extra aankopen te stimuleren, kreeg hij het mandje met aanbiedingen van die week mee. Zo verrichtte de toen 18-jarige Hoendervangers als bediende zijn eerste opdracht voor Albert Heijn, fietsend over de dijken van Dinteloord. Het Albert Heijn-concern telde tóen al rond de 250 filialen, en was bijna zestig jaar oud. Het viert in mei dit jaar zijn honderdjarig bestaan. Het fundament werd gelegd in 1887. Toen nam Albert Heijn in Oostzaan de kleine kruideniers zaak over-van zijn vader, en bij die ene zaak zou het niet blijven. Een recon structie van dat winkeltje in Oostzaan staat nog steeds in het museumdorp De Zaanse Schans. Hoendersvangers begon net na de oor log. Artikelen als koffie, suiker en boter waren nog op de bon. Voor de bedien den werden wedstrijden uitgeschreven in het werven van nieuwe klanten. De filialen streden om de hoogste omzet. Op stille dagen werd het jonge personeel er daarom op uit gestuurd om te colporte ren: met een volle bakfiets moesten ze huis aan huis proberen te verkopen. In de bietencampagne gingen de jongens met hetzelfde doel de schepen langs. Bestellingen werden steevast per bak fiets bezorgd. Dat betekende in Din teloord met het loodzware gevaarte de dijk af naar boerderijen. En dus ook weer ertegenop. In de winter bij sneeuw en ijs was het een gezwoeg met jutezak ken om wegglijden te voorkomen. Alles 'los' Het was de tijd waarin alles nog 'los' was. De bloem, de suiker, het zout wer den afgewogen in de diverse formaten puntzakken, of in de langwerpige half- ponds-, ponds- en kilozakken. Tegen oudjaar arriveerden de krenten en rozij nen in grote blokken in kisten. Hoen- den'angers ziet nog voor zich hoe hij die met water moest losweken, afwegen en in zakjes doen. „Een verschrikkelijke plakzooi". Bezien door de ogen van de be drijfsleider van nu, was de organisatie toen niet erg handig: „Als het 's morgens rustig was, werden de boekjes, de bestel lingen klaargemaakt. Het gevolg was dat, als 's middags de klanten kwamen, de winkel leeg was". Nu zou Hoendervangers dat opvangen met part-timers. Zoals dat in zijn zaak in Deventer elke avond gebeurt door een ploeg scholieren die een paar uur de vakken bijvullen. Maar in die tijd dacht niemand aan part-time. Een werknemer maakte 52 uur; dat betekende naast de zondag één vrije middag in de week. Tussen de ouderwetse winkel in Din teloord en de moderne supermarkt in Deventer doorliep Hoendervangers een hele reeks van vestigingen. Zo werd hij rond zijn twintigste eerste bediende in Bergen op Zoom. Zijn promotie bracht onder meer met zich mee dat hij nu ook de etalages mocht maken. Hoendervan gers: „In die tijd waren de etalages de verkoop, zoals nu de winkel de verkoop is. Toen waren de mensen meer op straat om etalages te kijken, ook 's avonds. Jongelui liepen urenlang de straat op en neer. Nu zijn de straten leeg". Albert Heijn maakt nu dan ook geen etalages meer. Behalve in de winkel eta leert Albert Heijn nu in de krant, met paginagrote en kleine advertenties. En dat sorteert effect. Want wie weet er nu nog steeds niet dat Albert Heijn dit jaar honderd jaar bestaat? Auto In 1952 opende Albert Heijn zijn eerste zelfbedieningswinkel. Hoendervangers vertrok dat jaar naar Renkum, waar hij chef werd van een 'gewone zaak'. Een belangrijke verbetering was de aanwe zigheid van een auto, die 'Renkum' met enkele andere filialen deelde, en waar mee bestellingen rondgebracht konden worden. Het zelfbedieningssysteem ging niet aan Renkum voorbij. Hoendervangers: „Wij begonnen koek en snoep in cello faan verpakt op de toonbank neer te leg gen. Met het idee: pakt u zelf maar vast. Maar toch moesten wij nog altijd de hele winkel door om klanten te helpen. We liepen ontzettend veel kilometers". De reputatie van Albert Heijn liep in die tijd van plaats tot plaats wat uiteen. In sommige plaatsen hadden andere kruidenier een betere naam. Anderzijds begon AH al voorop te lopen in het as sortiment. Bijvoorbeeld in de comesti bles: blikjes vruchten, zalm en andere vis. Daar was Albert Heijn al groot in. En in truffels, voor die tijd een luxe. Toen al had het bedrijf eigen merken, uit eigen fabrieken. Fabrieken voor koek, suikerwerk, chocolade, koffie, thee, beschuit, banket, biscuit en melk, grotendeels in de Zaanstreek gevestigd. Hoendervangers: „Maar we waren daar niet star in. We deden ook veel met ande re merken. Anders dan bijvoorbeeld De Gruijter, die alleen eigen merken had en daardoor in de problemen raakte". De ontwikkeling naar zelfbediening en supermarkt spoedde voort. Leveran ciers speelden erop in door steeds meer artikelen verpakt aan te bieden. De vers- groepen deden hun intrede in de AH- winkels, eerst de groente, daarna het vlees. Trendsetter! Diverse overplaatsingen brachten Hoendervangers zeventien jaar geleden in Deventer, waar hij tot zijn pensione ring later dit jaar zal blijven. Als hij nu moet bedenken wat het bijzondere is aan Albert Heijn, noemt hij vooral het invoeren van nog weinig ingeburgerde artikelen, het trendsetten. Een jaar of ze ventien geleden waren dat bijvoorbeeld rosé en sherry. Daarna werd het witte wijn. Drogisterij-artikelen namen via AH een enorme vlucht, maar ook zoutjes en limonade. Hoendervangers: „Je ziet vaak hoe anderen ons volgen. Soms be tekent trendsetten ook een stapje terug doen. De onverpakte waar is terug in de winkel. Eerst met groente, nu ook met snoep, dierenvoeding, en salades. Zodat de klant zijn eigen hoeveelheid kan be palen. Daarnaast brengen we steeds meer kleine verpakkingen, voor één- en tweepersoons huishoudens". Wat niet loopt, moet er weer uit. Dat gebeurde met niet-levensmiddelen, in het kruideniersvak 'non-food' genoemd. In de tijd van de opgaande economie leek de non-food een goudmijn. Hoen dervangers: „Je hoefde de aanbiedingen maar neer te zetten of de mensen namen ze mee. De draagbare tv's, de klokra dio's, de stofzuigers. Soms alleen maar om de kleur. Maar toen werd het wat ln de jaren vijftig haalden de be dienden van Albert Heijn de boekjes met bestellingen bij de klanten op. In de mand gingen de aanbiedingen van die week mee. minder met de economie. De mensen begonnen meer na te denken bij wat ze wilden kopen. Daardoor ging het niet meer, en zijn we ermee gestopt". Een groot deel van Hoendervangers' arbeidsverleden is niet gemakkelijk meer terug te vinden: bijna alle zaken waar hij heeft gewerkt zijn weg, en ver vangen door grotere filialen elders. De schaalvergroting die Albert Heijn - en daarmee het hele Ahold-concern- een enorme expansie bezorgde, kostte veel kleine winkels echter de kop. Concurrentie De concurrentie was al in de jaren vijf tig hard. Als ergens een artikel goed koop werd aangeboden, volgde de con currentie onmiddellijk met dezelfde of een lagere prijs. Ook Albert Heijn. Daar na volgde de slag om het assortiment. R. Zwartendijk van de raad van bestuur van Ahold zei het onlangs zo: „Als de concurrent iets interessant vindt, moet je hem onmiddellijk de wind uit de zei len nemen door het ook te gaan maken". De gevolgen voor de kleinere kruide niers bleven niet uit. Bij gebrek aan op volgers en rendement sloot de een na de ander. Het publiek verkoos de grote, ruim gesorteeerde supermarkt boven de kleine kruidenier met zijn vaak hogere prijzen. Vanaf het begin van de jaren ze ventig ging de groei van het Ahold-con- cern echt hard. De Miro-weidewinkels kwamen erbij, de Simon de Wit-keten, de ETOS-drogisterijen, de Alberto-slijte- rijen, de AC-restaurants en de Ostara- vakantieparken. In het buitenland de Spaanse supermarkt-keten CadaDia en in de VS de ketens Bi-Lo en Giant Foods, uit welke twee Ahold inmiddels meer dan de helft van zijn bedrijfsresul taat haalt. Niet iedere uitbreiding werd een suc ces. CadaDia, de eerste buitenlandse aanwinst, werd wegens gebrek aan ren dement in 1985 weer van de hand ge daan. De hypermarkt-formule van Miro kwam niet van de grond: de Miro's kos ten Ahold nog steeds geld, hoewel zij voor de verkoop van kleding en huis houdelijke artikelen intussen met be drijven op dat terrein samenwerken. Met Simon de Wit wilde het ook niet vlotten. Simon, van oudsher een goed kopere 'arbeiderswinkel', kwam in de verdrukking toen de Albert Heijn-win kels begin jaren tachtig onder het motto „Albert Heijn gaat op de kleintjes let ten" een prijzenslag begonnen. Een jaar later besloot Ahold dertig Simons te sluiten, en de overige 71 te 'remodellen' tot Albert Heijn. Enkele smetjes hebben de goede naam van Albert Heijn als succesvolle onderneming met een behoorlijk sociaal beleid nooit aangetast. Dat bevestigen ook de wat hardere vakbondsmensen. Districtsbestuurder L. Voormeulen van de Dienstenbond FNV is er zo een. Op zijn kamer staat een aardig schilderijtje. Daarop prijkt een foto van het breed grijnzende hoofd van de heer Albert Heijn, met de tekst: „Die Voormeulen is de meest krankzinnige bestuurder die ik ooit heb meegemaakt. Hij moet met zijn handen van mijn winkeltjes afblijven". Het citaat, haast Voormeulen zich te ver tellen, is niet echt. Hij kreeg het schilde rij een paar jaar geleden, (toen hij als be stuurder Ahold 'deed') als sinterklaasca deau van collega's. Het cadeau kwam niet uit de lucht val len. Voormeulen heeft het wel eens be hoorlijk met Ahold aan de stok gehad. Hij is een ander type vakbondsman dan Ahold gewend was. Eén van de leden van de raad van bestuur zei daarover laatst: „Eerst hadden wij steeds te ma ken met vakbondsmensen met een stropdas. Toen kwam Thomasson van de FNV, en dat was een straatvechter. Toen kwam Voormeulen, en dat was een ordinaire straatvechter". 'Onder' Voormeulen kreeg Ahold dan ook voor het eerst te maken met een sta king, begin jaren tachtig, in de distribu tiecentra. Voormeulen: „Dat was wen nen voor ze. Onze bond heeft sinds 1980 een gedaantewisseling ondergaan. Dat was voor veel bedrijven een hele over gang". Toch prijst Voormeulen het sociaal be leid van Ahold, althans in vergelijking met de rest van de detailhandel. Positief vindt hij bijvoorbeeld dat full-timers en oproepkrachten voor gelijk werk het zelfde uurloon verdienen, iets waartoe het bedrijf niet wettelijk verplicht is. En het feit dat de Ahold-cao's gunstiger voor de werknemers zijn dan de cao's in de rest van de branche. Familie „Ahold heeft het beste met zijn perso neel voor, mits de marges dat toestaan", is Voormeulens ervaring. Nu zijn die marges niet groot: het concern verdient maar net een cent op iedere gulden om zet. Maar bij een jaaromzet van ruim 12 miljard gulden (1985), tikken die centen toch leuk aan. Ook met de 'operatie Simon de Wit' bracht Ahold het er in sociaal opzicht re delijk van af. Het personeel in de win kels die moesten sluiten kreeg ander werk aangeboden. Wie daarop niet wil de ingaan jcreeg een goede afvloeiings regeling. Voormeulen: „Het bedrijf stopt liever wat extra geld in zo'n operatie dan negatieve publiciteit te riskeren". Albert Heijn verzint vaak iets waar mee het positief in het nieuws komt: een kunstwerk voor het personeel ter gele genheid van het honderdjarig jubileum, een kopje koffie voor de klanten op 2 ja nuari ter gelegenheid van datzelfde jubi leum, een beeld voor de gemeente Zaan dam, of de aanplant van bomen in Apel doorn nadat milieugroepen zich hadden beklaagd over het gebrek aan groen in de gemeente. Het personeel hoort niet graag kritiek op zijn werkgever. Voormeulen herin nert zich nog goed door zijn eigen leden te zijn teruggefloten toen hij bezwaar maakte tegen het wegconcurreren van de kleine kruideniers. Voormeulen: „Vooral in de Zaanstreek hebben de mensen een hevig ontzag voor de man die met één tientje begon. Het is ook een ontzettend familiebedrijf. Iedereen daar heeft wel familie die bij Albert Heijn werkt". Wensen De kracht van de vakbonden bij Ahold wisselt per afdeling. Op het hoofdkan toor, de distributiecentra en de groente- centrale is ongeveer de helft van de werknemers lid van een bond. In de win kels ligt dat onder de tien procent. Daar werken dan naast de bedrijfsleiders en de afdelingschefs erg veel part-timers en oproepkrachten. Van het totale perso neelsbestand van Ahold is bijna drie kwart part-timer. En de meeste part-ti mers zijn geen lid van een bond. Daardoor zitten de vakbonden al ge ruime tijd met enkele wensen die Ahold al even geruime tijd afwijst. Zo is daar in de eerste plaats het 'afhelp-halfuurtje'. Het halve uur na sluitingstijd waarin kassa's moeten worden afgesloten en de boel moet opgeruimd, zonder dat daar voor wordt betaald. Net als de rest van de detailhandel wil Albert Heijn daarin geen verandering brengen. Ook de afroepcontracten zinnen de bonden niet. Albert Heijn werkt voor een deel met nul-urencontracten, waar bij de werknemer nooit van te voren weet of en voor hoe lang hij of zij wordt opgeroepen. Ook wil de bond dat op roepkrachten niét voor periodes korter dan drie uur achtereen worden opgeroe pen. Nu kan het gebeuren dat iemand van vijf tot zes moet komen opdraven om de spits even te helpen opvangen. Maar een vuist maken kan de bond, gezien het geringe aantal leden, moeilijk in de filialen. In de slagerijen ligt dat an ders. Daar behaalde de Voedingsbond begin december nog een succesje met een staking tegen invoering van ver plicht werken op zaterdag. Jeugdfïlialen Liever dan het te laten aankomen op confrontaties, komt Ahold met iets leuks. Zo bedacht het enkele jaren gele den de jeugdfïlialen, waarmee het be drijf iets zou kunnen doen, tegen de jeugdwerkloosheid. Bijna iedereen was enthousiast, maar de FNV had haar be denkingen. Voormeulen: „Albert Heijn zat in die tijd met het probleem dat het verloop onder het personeel veel minder werd door de stijgende werkloosheid. Daar door namen de loonkosten voor het be drijf enorm toe, want jong personeel wordt elk jaar een stuk duurder. In de jeugdfïlialen kregen de jongeren con tracten van 28 tot maximaal 30 of 32 uur. En dus gingen ze, als ze na een poosje een volle baan konden krijgen, op den duur vanzelf wel weg. Zo kon Albert Heijn door het weer groeiende verloop zijn loonkosten wat bijsturen". De kritische kanttekeningen van de bond berokkenen de reputatie van het concern, zoals gezegd, weinig schade. De 30.000 werknemers die bij de Nederland se Ahold-bedrijven in dienst zijn werken er graag, de consumenten winkelen er graag, en de gemeenten hebben graag een Albert Heijn in hun nieuwe winkel centrum. Want zo'n vestiging trekt ande re winkels aan. Voormeulen: „Als er ergens een win kelcentrum komt, wordt Albert Heijn even gewaarschuwd". Foto linksonder: een Albert Heijn-filiaal van weleer, in de tijd dat alles nog 'los' werd verkocht. Met reorga nisaties in later jaren werden dergelijke panden mas saal gesloten en gingen de winkels op in grote super markten. Het filiaal aan de Leidse Doezastraat was een van de laatste die verdwenen. Studenten uit de buurt hielden destijds tevergeefs een actie tot behoud van de winkel (foto onder). (archieffoto»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 33