a zover 'Het eerste anale contact van m'n leven, dat vind ik cynisch' ZATERDAG 14 FEBRUARI 1987 PAGINA 31 Ivo Corthals (51) is secretaris van de Belangenvereniging Mensen met Aids. Die functie is van korte duur. Want mensen met aids hebben één zekerheid: ze gaan gauw dood. Dat is één reden om het aantal leden drastisch uit te breiden. Een andere is dat de organisatie moet groeien omdat het aantal patiënten gestaag toeneemt. In 1990 zullen tussen 300.000 en 600.000 Nederlanders met het virus besmet zijn. Iedereen die wel eens een slippertje maakt loopt gevaar. Voor Ivo is het al bijna zover. Een gesprek met de dood voor de deur. Ivo Corthals heeft aids. Volgens de berekeningen moet hij vóór augus tus dood zijn. Als jongetje was de dood voor hem ook dichtbij. In een jappenkamp, in Indië. Maar er is een verschil. Nu is er de zekerheid, het is duidelijk, min of meer gere geld. Aids betekent op termijn doodgaan. Toen, in het kamp, wasje je leven niet zeker. Je ging er aan of je overleefde. „In hét kamp kon je doodgaan van de angst. Maar ik wil eigenlijk niet over het kamp praten. In details over het kamp praten is voor mij heel vervelend. Ik denk dat mensen die verhalen ook wel kennen. En als dat niet zo is zal me dat worst wezen". „Ik heb die tijd erg verdrongen en ik denk dat ik dat nog doe. Het vertroebelt mijn denken als ik die periode terug haal. Dan word ik heel wazig en chao tisch. Dan kan ik de dingen niet op een rijtje houden. Dat is rond mijn dertigste begonnen. Ja, ik denk dat dit ëen KZ- syndroom is. Ik heb wel van proffessor Bastiaans gehoord, maar ik ben nooit naar zijn kliniek gegaan". door Pieter van de Vliet „Als kind van vijf, zes jaar heb ik doodsangsten gekend. Heel erg bang zijn, en dat continu. Het is misschien te vergelijken met het opgroeien in een heel disharmonieus gezin. Een voortdu rende dreiging dat je iets wordt aange daan. Geslagen worden, zonder aanlei ding, op onverwachte momenten. Ik zie me daar nog staan als jongetje, hoor me zelf zeggen: als dit ooit tot een einde komt doe ik nooit meer iets dat ik niet wil. Later hebben mensen dat wel ver taald als puur egoïsme". Eenzaam geweest Een flat aan de Stadionweg in Amster dam-Zuid. De ruimte van een gestrande reiziger. Prachtige voorwerpen die van ver komen. Ze hebben geen definitieve plaats. Het kamerscherm achter hem, een voorstelling van het oude Indië, de sfeer van tempo doeloe. Het is zo antiek, dat het uit elkaar valt als je het aanraakt. Het zou geprepareerd moeten worden, achter glas moeten zitten. Het is eigen lijk doodzonde, weet Ivo, binnenhuisar chitect. „Maar die laatste maanden dat ik ernaar kan kijken laat ik het maar zo". Hij zit in kameijas, op rode kousevoe ten. De kleur van de kousen past bij het interieur. Uitzicht op de slaapkamer. Iets frivools dat het midden houdt tus sen een hemelbed en een wieg. Een reus achtig insekt, ëen bij in felle kleuren, ligt op de sprei. Ivo's vader koos voor zijn gezin, vond dat belangrijker dan bezittingen. Hij probeerde de oorlog aan de zijnen voor bij te laten gaan, deed pogingen om van uit Indië naar Amerika te komen. Maar het kamp leek bepaald, er was niet aan te ontkomen. Het leven van Ivo werd er anders door. „Ik ben op de middelbare school eenzaam geweest, vond weinig meest volledige verhaal van mij heeft". „Het is het zesde jaar dat wij samen wonen. Cynisch genoeg was ik net be smet met het aids-virus toen ik hem leer de kennen. Hajo en ik zijn beiden nogal onderkoeld, houden niet zo van melo dramatische shit; zo hebben we er ook op gereageerd. De naam aids was nog niet zo algemeen. Ik geloof wel dat ik wist dat er een nieuwe ziekte was, maar er was zo weinig publiciteit, zo weinig ken nis over. Het was het eerste anale con-^ tact van mijn leven, een jongen in Portu-" gal. Dat vind ik behoorlijk cynisch". „Maar ik heb geen enkel gevoel van wrok. De verantwoording voor mijn da den ligt bij mij, niet bij die jongen. Je kunt natuurlijk zeggen: waarom ik? Maar ik heb 'm er toch ingestoken? Ja panners haat ik evenmin; het is hun zaak wat zij deden, hun verantwoordelijk heid. Maar de kapo's, de kampbewakers, moeten niet zeggen dat ze niet anders konden, dat ze wel moesten. Dat accep teer ik niet. Want er is altijd een keus. Wrok koesteren, haten, is verspilde ener gie. Daarbij komt dat energie voor mij een steeds schaarser wordend goed is. Ik ben een laatbloeier, zo veel jaren na Den Uyl ben ik met de energiecrisis bezig". Zo moe „Alles stopt bij augustus. Dan is de dertiende maand bereikt. De tijd die je nog krijgt als het wordt geconstateerd. Voor veel mensen betekent de dertiende maand iets moois. Maar ik geloof dat ik het niet eens haal. Toch maak ik me daar niet echt zorgen over. Wat ik het meest irritante van aids vind is dat je zo onbe schrijfelijk moe bent. Onbeschrijfelijk, precies zoals ik het zeg. Andere mensen aansluiting bij andere kinderen. Uit die periode heb ik geen vrienden overge houden. Op de Academie voor Beelden de Kunsten in Rotterdam was een stu dent, een man met wie ik nog contact heb". „Ik begin te denken dat echte vrien den bestaan. Ik denk dat Hajo een echte vriend is. Dat is die man die net door de schuifdeuren binnenkwam om koffie te brengen. Ook zonder sex houdt hij de zelfde benadering. Zoals hij me verzorgt, allerhande dingen doet". Door elkaar "Sex kan heel snel competitie en jaloe zie veroorzaken. Lust en liefde worden zo vaak door elkaar gegooid. Terwijl het een wereld van verschil is, lust en liefde. Ik denk dat er een heel goede vriend schap is tussen Hajo en mij. Ook zonder aanraking is er erotiek. Ik vind hem mooi. Beauty is in the eye of the beholder. Iemand is zo mooi als je hem ziet. Ik ben op 16 november geboren, een schor pioen. Ik geloof een beetje in de karak tertrekken die bij de sterrentekens ho ren. Schorpioenen hebben graag ge heimpjes, verstoppen gevoelens. Ze ver delen die gevoelens; die mag een beetje hebben en die. En dan maar hopen dat die mensen elkaar niet ontmoeten, er niet met elkaar over praten. Bij Hajo ben ik het meest open. Ik denk dat hij het die moe zijn gaan liggen en die voelen de vermoeidheid wegvloeien. Ik sta ver moeid op. Als ik voel wat ik nog aan energie heb vergeleken met een maand geleden dan is het zo buiten verhouding minder". „We wilden al iets doen voor aids-pa- tiënten voordat ik wist dat ik aids had. Gelukkig, want anders had het zoiets liefdadigs gekregen. Dat wordt een puinhoop, zeiden we tegen elkaar. Het isolement van de mensen. De stigmati sering. Dat het vooral homofiele man nen zou overkomen die maar wat aanrot- zooien. Die valse hoop heeft even bij de goegemeente geleefd. Nu wordt die stig matisering uitgebreid tot iedereen die buiten de pot piest. Een soort straf van God voor overspel. Alsof God zijn tijd zou verdoen door vanaf een wolkje te kijken wie wat waar instopt. Alsof het virus zich ook maar iets zou aantrekken van man of vrouw, van hetero of homo, van spaarzame of veelvuldige seksuele contacten, van betaalde of onbetaalde liefde". „Je hoeft maar éénmaal besmet te worden. Sommige mensen winnen de loterij. Is die tegenstelling unfair? Ik denk dat die vraag niet relevant is. Zo gaan de dingen. Je gaat maar één keer dood, hoop ik tenminste. Er zijn zo veel dingen die je maar één keer doet, die je maar één keer kunnen overkomen. Waarom ik wel en hij niet? Die vraag is niet één keer bij mij opgekomen". Weerzien - U lijkt wat te koketteren met de dood. Is dat om de angst te verdringen? „Als je hoort dat je doodgaat dringt het niet meteen tot je door. Het is alsof ze het tegen een ander zeggen, alsof het jou niet betreft. Je moet een vorm vin den om het te aanvaarden. Ik ben niet bang voor de dood, wel voor het af scheid nemen. Ik ben niet bang voor het overgaan. In een god van liefde en wraak geloof ik niet. Ik zie me niet weldra er gens omhoog met vleugels aan een door zichtig tafeltje zitten. Het lichaam gaat niet verloren; de bouwstoffen gaan terug naar de aarde. De hersens, ach, dat is veelal een zooitje, onnodige informatie, vooroordelen, frustraties. Maar de geest is te meten in energie. Daarom denk ik dat ook die geest niet verloren gaat. Ik geloof en hoop op weerzien. Dat vrien den elkaar weer zullen ontmoeten, in een hogere orde, in een nieuwe dimen sie. Ik hoop dat een goed gevoel niet voor niets is geweest". „Een groot voordeel is de duidelijk heid betreffende de tijd die je nog hebt. De tijd is schaars. Maar als je er efficiënt mee omgaat kun je er nog veel mee doen. Je straatje schoonvegen, vrede maken met mensen met wie je geen vre de had. Dat is het voordeel boven ie mand die acuut aan een hartaanval over lijdt. Of wordt vermoord. Of onder een tram komt. Zo'n sudden death, zo'n mort subite, kan heel onbevredigend zijn voor de mensen die achterblijven. Ze kunnen er een schuldgevoel aan overhouden". „De tijd is zo schaars datje moet sane ren in je kennissenbestand. Al die men sen die nog zo veel van je willen hebben, daar moet je heel selectief in zijn. Dat botst met mijn gevoel voor Indische gastvrijheid. Maar het is niet anders. Je kunt je tijd maar éénmaal besteden". Wennen „De onzekerheid, ziek zijn maar niet weten wat je hebt, was wennen. Mensen die zeggen: zeur niet zo, de dokter heeft toch gezegd dat er niets aan de hand is. En: je vader had ook altijd wat. Op een bepaald moment ga je ook zelf denken dat het psychosomatisch is, een vorm van aandacht vragen. Maar als je zo veel bloed verliest als een vrouw die men strueert, zodat je moet opassen dat het niet door je bovenkleren sijpelt, dan is er toch echt iets niet in orde. Pas vorig jaar januari is in het VU-ziekenhuis in Am sterdam geconstateerd dat ik sero-posi- tief ben, dus dat ik besmet was door het virus. De onzekerheid: krijg je het wel of krijg je het niet. En ten slotte de afbraak. Het immuun-systeem dat aan het afbre ken is, waardoor onverwacht de gekste dingen gebeuren. Drie maanden heb ik totaal geen smaak gehad in m'n mond. En als de dokter me niet had zitten door zagen over een rare droge kuch dan was ik nu al overleden aan een longontste king. Niet een gewone longontsteking maar pneuma cyste carinii.wat alleen bij kalveren voorkomt. Zoals de diarree waaraan ik leed tot voor kort uitsluitend bij kippen voorkwam. Het medicijn daartegen heb ik van een dierenarts ge had. Ja, dat komt ervan als je als een beest hebt geleefd". Hij lacht. „Ja, dat hadden ze graag ge wild, dat het alleen mensen met een la ten we zeggen nogal ruig leven zou kun nen overkomen. Maar het kan iedereen gebeuren. Ook een brave huisvader die één keertje, nou ja..." „Dan heb ik het verder nog aan m'n hart, maar dat is nu van ondergeschikt belang. Zelfspot? Ja, natuurlijk". Gegiegeld „Het is me wel kwalijk genomen dat ik nog grappen maak. Sommigen schijnen te denken dat mensen die doodgaan doodserieus moeten wezen. Maar je moet toch goed gek zijn wil je de laatste maanden die je hebt in tranen plengen. Een bezoeker, een bekakte miet uit Den Haag, merkte laatst plichtmatig op dat het vervelend was dat ze niks bij me hadden kunnen vinden. Ik zei: noem het maar niks, ik heb aids. We hébben gegie beld. Die man blééf bijna in z'n stoel, to taal verbijsterd dat in een sterfhuis nog zoveel plezier kan zijn". „Dan zijn er de mensen die denken dat je op reis moet als je ten dode bent opge schreven. Rio de Janeiro en zo. Maar ik deel mijn tijd het liefst met mensen van wie ik hou, in een omgeving die ik zelf heb geschapen, waarin ik betrekkelijk gelukkig ben. En dan gaat het niet om de voorwerpen, want ik ben niet materialis tisch. Het gaat om de herinnering". - Het mooiste voorwerp. „Die diamanten broche. Omdat dat het eerste is dat ik met Hajo heb ge kocht". „O, is het een libelle?". Dat schijnt hem te zijn ontgaan. Veel voorwerpen zijn achtergebleven, elders op de wereld. De huwelijksfoto's. Drie keer is hij getrouwd geweest. Ze ven kinderen heeft hij. „Ik ben daar eer lijk in geweest. Dat ik biseksueel ben. Ze zijn er in Australië. Drie zijn er in Neder land. Eén is er dood. Ik heb gewacht tot ze op een leeftijd zouden zijn dat ze zelf gaan denken. Ik had gehoopt dat ze nieuwsgierig zouden zijn, zouden willen weten wie ik was. Waar kom ik van daan? Waarom heeft die man dat alle maal gedaan? Dat zijn normale vragen die nieuwsgierige mensen stellen. Ik ben heel erg teleurgesteld dat ze kenne lijk zelfs niet die vragen stellen". „M'n moeder van 86 heb ik verteld dat ik aids heb. Eerst begreep ze het niet Ze is er erg van geschrokken. Het is toch een gevoel van haar dat ze haar jongste kind gaat verliezen. M'n moeder komt soms langs. Buiten wacht de auto met chauffeur. Na vijf minuten zijn we uitge praat. Het is een goed mens, heel actief, maar het heeft iets plichtmatigs. Tante Marie, haar zuster van 91, daar ga ik uit liefde naartoe. Ze was intensief betrok ken bij m'n opvoeding. Betrokken, zo voel ik de verhouding tot haar". - Het klinkt hard. „Ik maak de dingen niet mooier dan ze zijn. Maar ik ben ook niet tè eerlijk. Sommige eerlijkheid ligt dicht by wreedheid, bij wraak. Ik heb geen enke le reden om mensen te kwetsen". Sociaal dood - De dood van een andere vriend heeft u geschokt. „Hij was één van de belangrijkste ini tiatiefnemers van de belangenvereni ging Mensen met Aids. Ik heb met hem heel erg veel over de dood gesproken, ook over een leven na de dood. En over de praktische problemen rond dood gaan. Hoe wil je sterven? Hoe ga je je hebben het geweten voor ik met hen trouwde. Ik heb die twee kanten zo veel mogelijk gescheiden gehouden. Als mijn vrouw vrij was was ik thuis. Nu heb ik voor het eerst een homofiele relatie. Ja, ik denk dat ik destijds gevlucht ben in de heterofilie. Maar de reden dat hu welijken stukliepen was het gevoel niet meer samen te leven. Als je je opgeslo ten voelt naast iemand, moet je je bevrij den. Als die ander je die vrijheid niet kan geven moet je die vrijheid nemen. Dat is voor mij de consequentie van het besluit dat ik als jongetje in het kamp heb genomen: nooit meer iets doen waar ik geen zin in heb. Het klinkt hard en egoïstisch en misschien is het dat ook wel". Niet schuldig Dat vrienden elkaar weer zullen ontmoeten, in een hogere orde, in een nieuwe dimensie. „Er is één vrouw die mij innig haat. Ze heeft mij geschreven dat mijn dood bij weinig mensen een leegte zal achterla ten. Iemand met onverwerkte haat kan niet gelukkig zijn. Het is jammer dat het tussen haar en mij niet af is. Ik heb ge probeerd met haar zo ver te komen. Ze heeft het niet aangenomen. Nee, daar voel ik me totaal niet schuldig over. Ze denkt mij hiermee te straffen, maar ze straft zichzelf'. - De kinderen. „Daar heb ik geen contact mee. Drie begrafenis regelen? We stonden dicht bij elkaar. Op 16 november is hij nog op myn verjaardag geweest. Levendig, goedlachs, grapjes. Hy was niet echt ziek, in de zin van aan het bed gekluis terd. Op 6 december was hij dood. In het ziekenhuis ben je als aids-patiënt sociaal dood. Als je je goed voelt lig je in bed, ben je je tijd kwijt. Op het dieptepunt van de dag, fysiek gezien, krijg je be zoek. Terwijl je als je dood gaat toch be hoefte hebt aan het gevoel van thuis zijn. Er zijn momenten dat je getroost wil worden als een soort kind dat gevallen is. Ik heb dan behoefte aan grote tieten om me heen, de zalige fysieke nabijheid van een moeder". "Hy kwam uit een art. 31 milieu. Hy heeft zijn familie twee kaarten gestuurd. Eén waarop hij openhartig was over zijn ik, zijn leven. En een officiële. Coenraad gaf zijn familie de keus hem echt te zien of te blijven vluchten. Tegelijk gaf hij hen de kans om de schijn op te houden, op momenten datje geen eerlijkheid van mensen kunt verwachten". „Het is triest dat hy niet by de molen aan de Haarlemmerweg is begraven. Daar zou hij dan met mij, later met ons zijn geweest". Ivo en Hajo willen een feestelijke be grafenis, die iets van hun geluk uit straalt. „Geen vaarwel, maar een goede reis en tot ziens". Ivo Corthals (51): "Je hoeft maar eenmaal met aids besmet te worden. Sommige mensen winnen de loterij. Is die tegenstelling unfair? Zo gaan de dingen (foto Jaap de Boer/GPD)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 31