Het juiste
woord op de
juiste plaats
De mooie leugen van de vooruitgang
Nederlandse SF
de moeite waard
DE
KEER
Vijf sterren thriller van Ross
Jeugdherinneringen
WOENSDAG 11 FEBRUARI 1987
éfök y8 y8 iki
Êrm V< ll V
PAGINA 21
De Nederlandse thrillerauteur To
rnas Ross (pseudoniem voor Wil
lem Hoogendoorn) en zijn vrouwe
lijke Zweedse collega Maj Sjöwall
bepalen sinds enige tijd hoeveel en
welke spanning Het Spectrum in
zijn uitgaven zal stoppen. De uitge
verij noemt de door dit duo uitge
kozen boeken 'vijf sterren thril
lers'.
Het ligt voor de hand dat Tomas
Ross bij het maken van zijn keus
niet aan zichzelf voorbij gaat. Al
leen wordt zijn nieuwste verhaal
'De strijders van de Regenboog'
niet ook door hemzelf, maar door
Msg Sjöwall in haar eentje gepre
senteerd.
Alle vanzelfsprekendheid ten
spijt: het verhaal van Ross valt in
de serie niet uit de toon. Het hoort
om zo te zeggen thuis bij de vijf
sterren thrillers. Evenals in vroege
re boeken heeft Ross zijn plot ook
ditmaal geënt op een waar gebeur
de geschiedenis: het opblazen van
het Greenpeace-schip 'Rainbow
Warrior' in de Nieuwzeelandse ha
ven Auckland.
De explosie had plaats op 10 juli
1985. Er viel een dode bij. De be
trokkenheid van de Fransen stond
eigenlijk meteen al vast. Er volg
den arrestaties. De zaak leek zo
klaar als een klontje, een tragische
realiteit op basis van een vijf stui-
Maar lag alles wel zo simpel?
Hoe konden de Fransen zo stom
zijn? Of zat er meer achter? Tomas
Ross heeft rondom de op zichzelf
schokkende en geruchtmakende
gebeurtenis een voortreffelijke
thriller gebouwd, handig gebruik
makend van bestaande politici en
andere figuren, die een rol hebben
gespeeld in het drama.
Het geeft het verhaal een bijna
angstaanjagende authenticiteit. Zo
zou het gebeurd kunnen zijn. Maar
is het nu wel of niet zo gegaan? Met
die toch wel intrigerende vraag
blijft men zitten aan het einde van
het boek. dat een stuk historielijkt
te bevatten. Maar zo werkt Romas
Ross nu eenmaal graag. En goed!
Een andere Nederlandse thriller
komt van de hand van J.N. Meij-
sing en werd uitgegeven bij Sijt-
hoff.
Meijsing zet in 'De Whitman af
faire' weer de naamloze medewer
ker van een ongewone afdeling van
binnenlandse zaken - die onder lei
ding staat van ene Berger - op de
barricaden. Het is dezelfde figuur
die in 'Bergers oplossing' en 'Ber
gers scenario' de hete kastanjes
voor die meneer Berger uit het
vuur mocht halen.
Ditmaal gaat het om krakers, die
inbreken bij een transportbedrijf
dat voor defensie werkt. Het ligt
voor hand. dat de auteur met zo'n
gegeven allerlei hedendaagse ver
schijnselen en maatschappelijke
verhoudingen in huis heeft ge
haald. Hij voelt zich daarbij als een
vis in het water
Met zijn afwisselend badinerend
en ironische stijl zet hij een uiterst
complexe intrige neer, die door de
betrokkene kennelijk niet gemak
kelijk is ontrafelen, maar voor de
lezer al helemaal niet
Ik kan niet aan het gevoel ontko
men, dat bij Meijsing het hoe van
het vertellen belangrijker is dan
het wat en waarom. Het valt niet te
ontkennen: hij vertelt vlot. maar
het toontje moet je wel liggen. Ge
zien de recensies bij vroegere boe
ken zijn sommigen er kennelijk en
thousiast over, ik niet zo bijzonder.
KOOS POST
'De strijd van de Regenboog' door
Tomas Ross, Hel Spectrum 24,90) en
'De Whitman affaire' door j.N. Meij
sing. SijthofT 24,75).
De inhoud van 'Glasgerinkel', het
debuut van Peter Kouwenberg, is
niet zo bijzonder. Kouwenberg ver
telt het zoveelste verhaal over een
opgroeiende jongen. Het seksuele
ontwaken, de eerste schuchtere
stappen naar de volwassenheid -
het oude liedje.
Hans heet de jongen. De zwem
badpas kent hij niet, maar in ande
re opzichten verschilt hij niet van
het oertype. Kees de Jongen. Ook
Hans is een fantast: een deel van
het huis is een jungle en als hij 's
avonds met z'n zusje in bed ligt.
doorkruisen ze de wereld.
"Onverwacht begon het bed te
schudden. Steef sloeg wild met
haar hoofd. 'Storm! Merk je niet
dat het begint te stormen?' 'We
moeten de zeilen strijken!' Op mijn
ellebogen steunend richtte ik me
op. Ik pakte de ijzeren rand van het
bed en rukte er uit alle macht aan".
Een belangrijke rol speelt de
moeder van Hans. Ze blijkt ernstig
ziek te zijn: kanker. Ze sterft echter
niet aan die ziekte. Haar dood is
het gevolg van een zelfmoord. Het
is Hans die dat aan het einde van
het boek vertelt: "Iedereen keek
me aan. 'Mama is niet gevallen. Ze
is naar beneden gesprongen. Dat
weten jullie net zo goed als ik".
Waarom sprong ze van het dak?
Had het iets te maken met de ver
houding die z'n vader, een schil
der, heeft met z'n zusje? Of is er
helemaal geen sprake van bloed
schande?
Op die vragen zou ik niet makke
lijk een antwoord kunnen geven,
want Kouwenberg laat in het mid
den wat er nu precies is gebeurd.
Op een feestje laat hij bijvoorbeeld
twee gasten een kort gesprek voe
ren over vader en dochter. Dat is
toch haar vader, zegt de ene gast.
"Ik heb gehoord... Zij liepen ver
der, ik kon hen niet meer ver
staan".
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij ons direkt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drié da-
gen verkrijgbaar.
Ingehouden, dat is het woord dat
de verteltrant van Kouwenberg het
best typeert. Op een rustige, bijna
dromerige manier, schrijft hij over
de jeugd van Hans. En die wijze
van schrijven maakt dat 'Glasge
rinkel' uiteindelijk niet het zoveel
ste boek over het ontwaken van
een jongetje is.
Het juiste woord op de juiste
plaats - je hebt niet vaak het gevoel
dat schrijvers daarin slagen, laat
staan debutanten. Kouwenberg
lukt het in dit dunne boekje regel
matig.
Over zijn vader, die de tuin in
loopt: "De wereld leek zich rond
om hem op een andere wijze te or
denen, alsof er een magneet door
de tuin heenschoofOver de haar
dracht van de Beatles: "Aan de
muur van mijn kamer prijkte een
levensgroot affiche van de Beatles,
vlak voor hun doorbraak, hun nog
korte haar steil naar voren gekamd
om het zo lang mogelijk te doen lij
ken, alsof zij gedwongen waren
zich aan te passen aan een mode
die zij zelf in zwang hadden ge
bracht".
De mooiste zinnen staan op pagi
na 45 waarop de begrafenis van de
moeder wordt beschreven. "Ten
slotte gooide ik het zand op de kist.
Ik hoorde een droge tik op het
hout, een tik die telkens werd her
haald en die, naarmate er meer
zand op de kist lag, steeds doffer
klonk. Het leek of al deze tikken
niet van de neervallende aarde af
komstig waren, maar dat ze veroor
zaakt werden door mama's hart,
dat voor de laatste maal luid en
doordringend klopte".
Uitbundig
Tussen 'Glasgerinkel' en 'Het da
mestasje' van Freek de Jonge ligt
een wereld van verschil. Zo inge
houden als Kouwenberg schrijft,
zo uitbundig doet Freek de Jonge
dat. Maar De Jonge is dan ook in
de eerste plaats een cabaretier en
geen schrijver.
Nu bedoel ik daar niets denigre-
rends mee: ik heb liever te maken
met een goede cabaretier dan een
slechte schrijver. Het is echter
maar de vraag of je een goede caba
retier moet presenteren als "een
verteller bij uitstek" en zijn werk
als literatuur moet aanbieden.
Wat in het theater leuk is, hoeft
dat in de huiskamer niet te zijn. Ik
kan me voorstellen dat ik in de
schouwburg van de kerstvertelling
'Hampie' zou genieten, maar lees je
het verhaal, dan is er eigenlijk wei
nig aan. Is het een serieuze vertel-
Peter Kouwenberg: niet het zoveelste boek over het ontwaken van een jongetje.
ling, dan is het flauw. Probeert De
Jonge ironisch te zijn, dan is het
nog flauwer.
En van al die woordspelingen
werd ik op den duur ook niet goed.
Wiskundeleraar Droogkoker is een
eigenheimer en iemand die aan een
stuk rubber, een condoom, staat te
trekken, wil zich plaatsen voor het
Guiness Book of denkt u even
Precies, Rek-ords.
Soms slaagt De Jonge er in om
ook op papier leuk te zijn. Zo'n
zeldzaam moment staat op pagina
38: "De jaarlijkse uitzondering was
Sinterklaas, met borsten, mijn tan
te, zonder baard. Haar man, Zwarte
Piet. wiens zak zelfs zwart was om
dat hij kolen boerde, was zo bang
van zijn vermomming dat hij
steeds zachtjes tegen ons zei: Ik
ben het. Oom Hidde!"
De mooiste tekst staat eigenlijk
aan het begin van het boek. Het
gaat over een clowntje. Hij komt de
piste in en roept Brand! Op hetzelf
de moment gaat iemand uit het pu
bliek naar de wc en het clowntje
denkt dat die man zijn woorden se
rieus neemt.
Geen paniek, roept hij, waarna
de beer los is: iedereen vlucht. Wat
heb je gedaan, wat heb je gezegd,
wil de grote clown weten. "Waarop
het kleine clowntje zegt: hetzelfde
als gisteren en toen moesten ze wel
lachen!"
Gisteren moest ik ook om De
Jonge lachen, maar toen stond hij
in het theater. Toen ik thuis de pa
piertjes uit 'Het damestasje' las,
bleek er veel rotzooi tussen te zit
ten.
WIM BRANDS
Glasgerinkel, Peter Kouwenberg.
Uitgeverij Kwadraat.
Het damestasje, Freek de Jonge. Uit
geverij De Harmonie.
Jack Gladney. de hoofdpersoon uit
de roman 'Witte ruis' van de Ame
rikaanse schrijver Don DeLillo, do
ceert het vak Hitlerkunde aan het
College-on-the-Hill nabij het
Noord-Amerikaanse stadje Blacks
mith. Daar woont hij met zijn
vrouw Babette en de kinderen uit
beider vorige huwelijken.
Het gezin zou geen slecht figuur
slaan in een Amerikaanse t.v.-serie.
De kauwgum wordt per eenheden
ingekocht. Men leeft op milksha
kes, hamburgers en sla. Babette,
die in trainingspak lijkt te zijn ge
boren, is een fervent jogster en
geeft houdingsles aan bejaarden.
De besproete zoons en dochters
liggen urenlang voor de beeldbuis.
Om kort te gaan: een happy family.
De harmonie binnen het gezin
wordt echter wreed verstoord als
er op zekere dag in de nabijheid
van Blacksmith twee tankwagens
die het gas Nyodeen D bevatten
met elkaar in botsing komen. Door
de giftige gaswolk die daarbij vrij
komt, zijn de bewoners gedwon
gen om te evacueren naar een pad
vinderskamp enkele kilometers
verderop. Een paar maanden later,
als de alarmfase voorbij is, laat
Jack zich in een hypermodern ge
zondheidscentrum onderzoeken.
Alhoewel hij zich in prima conditie
voelt, wijst de computer uit dat hij
ten dode is opgeschreven: hij heeft
te lang blootgestaan aan het giftige
gas. Vanaf dat moment slaat de
angst hem om het hart, maar die
angst krijgt hem pas echt goed in
de worggreep als hij merkt dat Ba
bette niet de blakend-gezonde
vrouw is waarvoor hij haar altijd
heeft gehouden, maar iemand die
op haar gymschoenen Magere
Hein probeert voor te blijven en
anti-doodsangstpillen slikt. Zie
daar in het kort het verhaal dat
Don DeLillo vertelt
In 'Witte ruis' wordt cynisch
commentaar geleverd op de Ame
rikaanse samenleving en op de
high-tech-maatschappij in het al
gemeen. Binnen die samenleving
vervult de teevee een belangrijke
rol. Het ding blijkt minstens zoveel
demagogische kwaliteiten te bezit
ten als de door Jack bestudeerde
Hitier. De rampen die dagelijks op
het scherm zijn te zien worden
door de kijkers als spannend amu
sement beschouwd, als niet meer
of minder dan een quiz. Ze voltrek
ken zich in een wereld die niet de
hunne is, zijn veilig opgeborgen in
een kastje. De slachtoffers van die.
door de technologie .veroorzaakte,
rampen fungeren als een soort
plaatsvervangers. De kijkers kan
zoiets niet overkomen. Zij hebben
het eeuwige leven, een leven dal
van steeds meer gemakken wordt
voorzien. En als zij al eens een keer
worden aangegrepen door de af
schuwelijke beelden is daar altijd
wel weer die gouverneur met 'de
vierkante kaak', die te kennen
geeft dat de zaak volledig onder
controle is.
Als de giftige wolk richting
Blacksmith komt drijven, is het
net alsof de teevee uitvalt en nog
slechts 'witte ruis' produceert.
Plotseling is Jacks eigen leven tee
vee geworden. Hij en zijn gezin be
seffen opeens hoe hoog de prijs is
die zij voor hun comfortabele leven
moeten betalen. Ze raken ervan
doordrongen dat zij. ondanks de
hoge vlucht die de techniek heeft
genomen, tegenover de dood nog
net zo hulpeloos staan als de holbe
woner uit het stenen tijdperk. Het
is alsof die dood, tegelijk met het
menselijk vernuft, gegroeid is in
prestige en dimensie.
De twintigste-eeuwse dood is
ook oneerlijker geworden en strekt
zich uit over generaties. Hij komt
op vilten zolen en neemt maar al te
vaak zijn intrek in een lichaam
waarvan het beendergestel nog
lang niet in verval is. Het is een
dood die zich vermomt als wel
vaart. "Ze zouden een spuitbus in
mijn grafsteen moeten houwen",
zegt Jack Gladney tegen het eind
van de roman.
Uit Don Delillo's boek spreekt
niet bepaald een rooskleurige visie
op de huidige maatschappij. Toch
is zijn hoofdpersoon niet iemand
die wel eens even zal uitleggen hoe
het dan allemaal wèl moet. Het tra
gische- en tegelijkertijd sympa
thieke - aan Jack Gladney is. dat
hij zich evenals zijn medemensen
meegesleurd voelt door de ontwik
kelingen in die maatschappij. Hij
vermoedt dat de dood uit de lengte
of de breedte moet komen, dat de
milieurampen die zich ten gevolge
van de toenemende welvaart vol
trekken net zo onvermijdelijk zijn
als de pest dat was in vroeger da
gen.
Het is lange tijd 'geleden dat ik
zo'n spannend en meeslepend
boek heb gelezen. Supermarkten,
Big Mac-restaurants - het zijn oor
den waarin de poëzie zich nog
steeds lijkt te verbergen op het toi
let. De kracht van DeLillo is nu.
dat hij die poezie in het neonlicht
weet te lokken. Blinkende, een en
al zakelijkheid uitstralende, am-
biances, ze krijgen bij hem een
welhaast mythisch karakter. De
bespiegelende gesprekken tussen
Jack Gladney en zijn vriend Mur
ray geven de campus waarop deze
plaatsvinden de allure van een
Stoa. Alleen zijn de filosofieën die
DeLillo hen in de mond legt ver
rukkelijk speels. Daarbij is zijn
proza ongelooflijk 'precies'. Zo ver
gelijkt hij ergens zijn zoon, die in
een stoel zit te knikkebollen, met
'een beschonken forens'
DeLillo is een waakzaam schrij
ver. Hij is te vergelijken met ie
mand die vanuit een supersnelle
trein ziet hoe aan de horizon een
broeikas onder de zon opflitst, ter
wijl zijn medepassagiers liggen te
snurken. Hij weet de weerspiege
lingen van het oude in het nieuwe
op te vangen. Dat, in combinatie
met zijn voortreffelijke stijl, maakt
dat zijn boek veel meer is dan al
leen maar een geëngageerde ro
man. Hij is erin geslaagd om de
twintigste-eeuwse mens in al zijn
hulpeloosheid en tragiek te type
ren. Zijn hoofdpersoon, Jack Glad
ney, gelooft niet meer aan de
mooie leugen van de vooruitgang.
Inderdaad, hij is maar een romanfi
guur.
CEES VAN HOORE
ADVERTENTIE
LITERATUUR
in Leiden
op Nieuwe Rijn 13
BOEKHANDEL
KOOYKER
Hoewel de populariteit van science
fiction en fantasy het in Nederland
niet haalt bij de verwonderlijke
geestdrift voor detectives, is er nog
steeds een groot aantal beoefe
naars van het genre. Niet alleen in
Engeland en Amerika, van ouds
her SF-paradijzen. maar ook in Ne
derland en Vlaanderen wordt op
papier druk gesleuteld aan won
derlijke toekomstdromen, fantasti
sche ontwikkelingen op aards en
buitenaards niveau en romanti
sche reizen voorbij de einder
Al tien jaar lang verschijnt bij
uitgeverij Bruna de bundel Gany-
medes waarin de beste landelijke
SF-auteurs jaarlijks hun fantasie
rijke vondsten kwijt kunnen. Voor
al de laatste aflevering, Ganyme-
des 10 (als steeds samengesteld
door Vincent van der Linden), ver
strekt in een fraai gebonden uitga
ve een helder overzicht van de SF-
ontwikkelingen, van Nederlandse
komaf.
De wat sombere inleiding is van
Annemane van Ewyck die naar
aanleiding van het voorbije decen
nium constateert: "De Nederlandse
(dus Vlaamse zowel als Nederland
se) fantastische literatuur begon
zich duidelijk te onderscheiden
door enerzijds een gespierd realis
me gepaard aan barokke fantasie,
en anderzijds een puntig spel van
geest en gevoel, met als derde,
vooral Noordnederlandse invloed
een innige zelfbeschouwing en een
neiging naar mystiek".
De gesignaleerde variatie van
SF-thema's en -motieven krijgt
vervolgens overvloedig gestalte in
de daaropvolgende verhalen. Eerst
een reeks matadoren in het genre:
bijdragen van schrijvers die de af
gelopen tien jaar een of meerdere
malen de King Kong Award (jaar
lijkse prijs voor het beste Neder
landstalige SF-verhaal) hebben ge
wonnen. Gevestigde namen hier.
zoals Peter Cuijpers, Tais Teng. de
gebroeders Gert en Jan Kuipers
(wier verzinsels de grenzen van het
fantastische in geestige stijl drei
gen te overschrijden), Paul Har-
land, Gerben Hellinga.
Na deze serie volgt het vijftal
beste verhalen van de KKA 1986
(terecht gewonnen door Thomas
Wintner met het gevoelige "Het ge
schenk": over twee oude mensen
die van hun zoon een perfecte ro
bot ten geschenke krijgen: helaas
is alles vergankelijk...); dan twee
korte, knappe verhalen van debu
tanten Martin Vesseur en Ferdi
nand Francino (met resp. het cyni
sche "Je ziet niet meer zoveel vrou
wen tegenwoordig" en "Brief'); en
tenslotte nog tien verhalen van ver
schillend SF-pluimage en -niveau,
waarvan vooral het mooie "Tijd-
stranen zijn triljoen, Tanya Tene-
brae" van Eddy Bertin opvalt. Een
prachtige, zeer gevarieerde bundel,
de2e Ganymedes 10, die geen ware
liefhebber zich mag laten ontgaan.
Maar er is meer Nederlandse SF
verschenen, ondanks Annemarie
van Ewyck's droeve angst dat uit
gevers zich niet wagen aan SF, laat
staan die van Nederlandstalige ori
gine.
Wim Gijsen
Van onze best verkopende SF-
schrijver Wim Gijsen verscheen
"Lure", het derde en laatste boek
in de reeks "Deirdre". Als vanouds
doet Gijsen een hoop zestiger ja
ren-filosofie en -sentimenten in
zijn dromerig, maar meeslepend
proza.
Hoofdpersoon is de parapsy-
chisch begaafde Deirdre. een
"door Godin Chablasz gedreven
jonge vrouw, die talrijke beproe
vingen én successen (moet) door
staan om een dergelijk inzicht in
zichzelf te verwerven dat zij in
slaat zou zijn om de wil van de Go
din te volvoeren".
Dat gebeurt dan in Lure, waar de
heldin, door maar enkele volgelin
gen gesteund, het opneemt tegen
een overmacht van krijgshaftige
magiër-vtouwen. Zoals in de SF
gebruikelijk komt het allemaal
goed, natuurlijk. Gijsen schrijft ui
terst vlot, geroutineerd en lees
baar, maar de hoeveelheid "scien
ce fiction" in zijn werk valt zo lang
zamerhand te verwaarlozen.
Het omgekeerde is het geval bij
Gerben Hellinga jr. (niet te verwar
ren met zijn vader, of zijn neef), die
debuteerde met de SF-roman "Co
riolis, de stormplaneetVoortref
felijk doordachte science fiction
uitgegeven als jongerenboek, maar
ook voor volwassenen uitstekend
te lezen.
Hellinga heeft zich een geheel ei
gen, originele planeet geschapen.
Coriolis, die in twee uur om zijn as
draait. Gevolg: Hora en fauna zijn
onderworpen aan en bestaan bij de
gratie van een onafgebroken in één
richting over de planeet jagende-
orkaan. In die oorverdovende hel
maakt de mens Makombo een
noodlanding en moet hij. noodge
dwongen. een reis rond de planeet
maken op zoek naar uranium voor
zijn sterreschip.
Hij sluit vriendschap met een os-
bork. de plaatselijke intelligente
soort die via telepathie communi
ceert. Een vloed van logisch opge
bouwde en goed doordachte avon
turen volgt... Werkelijk uitsteken
de science fiction, ondanks de
soms naïeve en beschrijvende stijl
En de communicatie van osbork
naar mens overtuigt niet: lange ge
sprekken. terwijl de osbork haar
mededelingen alleen via tekenin
getjes kan verstrekken...
Weer heel anders zijn de verha
len van Peter Cuijpers, wiens re
cente bundel "Het zesde zintuig
andere SF-verhalen" een rijk ge
schakeerd overzicht biedt van zijn
"fantastisch" talent. Het is hier
moeilijk kiezen, zo origineel en ge
varieerd zijn de verhalen. Geestige,
sprookjesachtige fantasy vol malle
voetnoten in "De avonturen van
John Stapper"; veel romantische
tragiek in "Déja Vu", "Blondje" en
"Lunaire, een sprookje"; meer gru
wel in "Een raamvertelling". "Mij
ne Heren" en Brainbox"
Onophoudelijk weet Cuijpers al
lerlei potentieel bloedstollende
thema's te larderen met relative
rende humor, cynische verteller
spret en onoprechte droefheid. In
zijn beste verhalen gebeurt dat
overigens het meest subtiel, zoals
in "Mindpeace" (schitterend ver
haal over "doden" wier geest in
glazen bollen is opgeslagen tot de
wetenschap in staat is hun weer tot
leven te wekken. Maar niet alle le
venden vinden dat zo'n goed
idee...) en het titelverhaal (waarin
we de namen en thematiek terug
vinden van Cuijpers' literaire de
buut "Een Turkse Violetta").
Maar het allermooiste verhaal is
toch het stille, verfijnde "De eerste
zeven seizoenen" waarin het thema
van Leven en Dood een - op scien
ce ficlion-niveau - haast volmaakte
vertelling oplevert. Zolang er in
het land nog uitgevers zijn die nog
brood zien in SF van eigen bodem,
hoeft de liefhebber niet te wanho
pen. Talent zat.
ROB VOOREN
Ganymedes 10; Vincent van der Linden
(samenst.); Bruna SF-Jaarboek. Deir
dre derde boek: Lure; Wim Gijsen,
uitg. Meulenhoff. Coriolis de stormpla
neet; Gerben Hellinga jr.; uitg. Leo
pold, 26,50. Het zesde zintuig ande
re SF-verhalen; Peter Cuijpers; uitg.
Het Spectrum, 29,90.
Soms zijn boeken voor jongeren zo
boeiend en goed geschreven, dat ik
het betreur dat ze op een plank in
de boekenwinkel terecht komen
waar doorgaans niet veel volwasse
nen kijken. Aan jeugdboeken
kleeft nog altijd het onuitroeibare
stigma 'dat ze voor kinderen, dus
kinderachtig zijn'. En dat terwijl er
zo veel, allerminst kinderachtig,
mooi leesspul verschijnt dat ook
voor ouderen aantrekkelijk is.
Twee recente uitgaven vormen
daar een goed voorbeeld van. 'So
lo' van Roald Dahl en Rinske en
de stoomtram' van Diet Huber, bei
den bekende auteurs van jeugd
boeken. Wat zij gemeen hebben is
het vermogen hun jeugherinnerin-
gen zo op te schrijven dat zowel
jongeren als ouderen deze met ple
zier zullen lezen. Jongeren omdat
hen een aardig tijdsbeeld wordt
voorgeschoteld, ouderen omdat
het vaak zeer herkenbaar is.
Allereerst Roald Dahls 'Solo
een vervolg op 'Boy', waarin Dahl
verhaalt over zijn kostschooljeugd.
'Solo' bestaat uit twee delen: een
beschrijving van üahl's weder
waardigheden in Oost-Afrika tij
dens zijn eerste baan, en zijn opere
ren als RAF-piloot. Dahl toont zich
een man van feilloze observaties, is
een begenadigd verteller met een
mooie soepele stijl.
Hij schetst hoe hy langzaam
maar zeker bij het oorlogsgebeu
ren betrokken raakt, zeker wan
neer hij zich vrijwillig meldt bij de
RAF. Met een minimale opleiding
wordt hij ingezet bij de verdedi
ging van Griekenland tegen de
Duitsers, waar hij meteen in het
diepe wordt gegooid. Zonder
zwemvest.
"De moffen golven binnen als
mieren", vertelt hem een korpo
raal. "Ze hebben duizend vliegtui
gen en wat hebben wij?" Nou.
vroeg ik, wat hebben wy? Dat wil
de ik wel graag weten. "Een armza
lig zootje, dat hebben wij", zei de
korporaal. "Vijftien Hurricanes en
vier bommenwerpers. Er er zitten
vijfhonderd moffenjagers en vijf
honderd bommenwerpers om de
hoek". Dahl overleeft de slachting
want daar draait het op uit - op het
nippertje. Een nuchter maar in
drukwekkend boek.
In 'Rinske en de stoomtram' ver
telt Diet Huber over de negenjarige
Rinske die opgroeit in de crisisja
ren dertig. Als haar vader werkloos
raakt, valt het gezin van de ene op
de andere dag in de categorie 'fat
aoenlijke armen'. Niet alleen
maakt Huber aan de hand van
schrijnende voorbeelden wat dat
betekent, vooral indrukwekkend is
de portrettering van Rinske. Haar
scherp en beeldend, met veel ge
voel voor veelzeggende details en
sfeer, wordt haar ontwikkeling van
schoolmeisje tot puber weergege
ven. Sommige volwassenen zullen
veel herkennen van de tijd waarin
ze zijn opgegroeid, jongeren her
kennen zich in de ontluikende sek
suele gevoelens van Rinske. Een
heel mooi boek. Jammer dat niet
alle ouderwetse woorden worden
uitgelegd, en de verklaring aan het
eind vind ik te moralistisch en te
belerend.
MARGOT KLOMPMAKER
Solo, Roald Dahl, uitg. Fontein.
Rinske en de stoomtram. Diet
Huber, uitg. Leopold.