De jongleur met de broze beentjes
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1987
Wijlen Cor Kieboom, oud-voorzitter
van Feyenoord heeft eens over hem
gezegd: „Zet zijn bed in de midden-
cirkel en laat hem een pyama aan
trekken, gegarandeerd dat er 25.000
mensen naar de Kuip komen om
een paar uur wezenloos van bewon
dering naar die gozer te staren".
Kieboom heeft zijn uitspraak nooit
aan de werkelijkheid laten toetsen, hij
had Coen Moulijn immers niet als scho
ne slaper maar als voetballer onder con
tract staan. Maar dat Coen Moulijn ze
ventien jaar lang („van 1955 tot en met
1972") een levende goudmijn voor Feye
noord was, een publiekstrekker, is een
gegeven voor iemand die zijn voet-
balklassieken kent. Kwam niet aan
Coen, want dan kwam je aan zijn le
gioen. Ze dweepten met dat frêle man
netje met die fragiele, ietwat gekromde
beentjes die als altijd uit die iets te grote
broek staken.
Soms nam de adoratie van z'n suppor
ters beangstigende vormen aan. Waar
zijn collega's móésten werken voor de
centen, daar mocht hij desnoods falen.
Spelers als Piet Kruiver, Cor Veldhoen
en de inmiddels overleden Jan Klaas-
sens konden destijds in het belang van
Feyenoord nog zo, hard sappelen, meer
bijval voor hun prestaties dan een mager
applausje kregen ze zelden. De back
(vleugelverdedigers of flankdekkers be
stonden toen nog niet!) die het waagde
„Coentje" op zijn eigen terrein aan te
pakken met een forse sliding, kon erop
rekenen dat-ie in het verdere verloop
van de wedstrijd geen fatsoenlijke bal
meer kon raken zonder de begeleiding
van hoon, geloei en schril gefluit. Coen
Moulijn kon kortom een potje breken bij
de Feyenoord-aanhangers, van wie som
migen weigerden te eten als hun club
verloor.
Maar ook elders werd hij welwillend
tegemoet getreden. Op Spangen en in
De Meer bijvoorbeeld, terwijl toch juist
in die tijd de Sparta-supporters en Ajax-
sympathisanten hartgrondig de pest
hadden aan alles dat met Feyenoord te
maken had. „In mijn tijd bestond er veel
meer rivaliteit tussen enerzijds Feye
noord en anderzijds Sparta en Ajax. Ter
wijl die vijandelijke supporters mijn me
despelers bij wijze van spreken constant
uitfloten, konden ze vóór mij vreemd ge
noeg nog wel enige waardering opbren
gen", geeft Moulijn een analyse van de
voorkeursbehandeling die hij als voet
baller genoot.
Onpartijdig
Zelfs scheidsrechters vergateh af en
toe dat ze ook Moulijn onpartijdig dien
den te benaderen. Zodra „Coentje"
merkte dat hij arbitrale bescherming ge
noot, liet hij niet na daarvan gepast mis
bruik te maken. In eigen Kuip penalty's
versieren, daar had Moulijn als het ware
het patent op. „Meestal liet ik me in het
strafschopgebied vallen, als een langdu
rig offensief van ons geen doelpunten
had opgeleverd. Kijk, bij een goeie
scheidsrechter hoefde ik dat niet te
doen. Die trapte daar toch niet in. Maar
als er een zwakkeling liep te fluiten, ja,
dan probeerde ik die wèl uit. Zo'n man
was dan toch al onder de indruk van de
hele ambiance. Normaal gesproken za
ten er zeker 40.000 man op de tribunes
en die supporters joelden en floten al als
de tegenstanders naar me wezen. Onder
dergelijke omstandigheden kon het ge
beuren dat zo'n man mij privileges gaf.
En ja, krijg je die als speler van de
scheidsrechter, dan moet je die uitbui
ten. Zeker in het profvoetbal".
Moulijn houdt het er zelf op dat hij zijn
populariteit in belangrijke mate ontleen
de aan zijn doen en laten in het veld. „Ik
werd veel gepakt, maar ik heb me altijd
goed kunnen bedwingen. En dan sprak
waarschijnlijk mijn manier van voetbal
len aan, terwijl men kennelijk ook mijn
manier van lopen heel bijzonder vond".
Voor dat laatste valt het een en ander
te zeggen. In zijn beste voetbaldagen
tripte Moulijn met de gratie van een bal
lerina langs de kalklijnen, ter linkerzijde
van de voetbalvelden. Een zakelijk inge
stelde Rotterdammer ontdekte in de ja
ren zestig in Moulijns karakteristieke
motoriek zelfs een aantrekkelijke bron
van bijverdienste. Week-in-week-uit ob
serveerde hij zijn held vanaf de tribune.
Met meer dan normale aandacht. Thuis
voor de spiegel studeerde hij vervolgens
diens bewegingen met zoveel ijver in,
dat zijn 'Moulijn-act' uiteindelijk een
griezelig aandoende perfectie bereikte.
In eerste instantie werd zijn optreden als
publieksopwarmer in de Kuip slechts
met gelach beloond. Nadat hij Feye-
noords nummer elf ook voor de tv-came-
ra's had nageaapt, werd hij tot ongenoe
gen overigens van Coen Moulijn een
veel gevraagde èn goed betaalde gast op
bruiloften en partijen.
Verhit
„Persoonlijk- vond ik het niet zo gei
nig, die imitatie. Ik heb wel eens met die
der viel zijn aandacht te verdelen tussen
Feyenoord en zijn herenmodezaak.
„Want ga maar na, toen ik bij Feyenoord
kwam trainde ik twee keer per week. Op
het laatst trainde ik twee keer per dag. Ik
kon dat op een gegeven moment nauwe
lijks nog opbrengen, temeer omdat er
ook in het veld steeds meer van mij werd
verlangd".
In zijn nadagen kreeg Moulijn immers
te maken met opdrachten die hij voor
dien niet gewoon was uit te voeren. Hij
was opgevoed met het stopperspilsys-
teem; binnen dat speltype waren aanval
lers aanvallers en verdedigers uitslui
tend verdedigers. Maar tegen het einde
van de jaren zestig werd het in de voet
ballerij gaandeweg bon ton dat verdedi
gers ook offensief gingen denken, ter
wijl de aanvallers niet langer mochten
volstaan met het voorbereiden en produ
ceren van goals. Ook Moulijn moest der
halve meeverdedigen, achter zijn back
aanrennen als die met de bal aan de voet
opkwam. Coen als verdediger, het kon
niet onnatuurlijker.
Kwaliteit
„Stel dat er nu een speler zou opstaan
met dezelfde talenten als waarover ik
vroeger beschikte. Ik ben er zeker van
dat die zich in het hedendaagse voetbal
zou kunnen handhaven. Kwaliteit ver
loochent zich immers niet. Hij zal zich
alleen moeten aanpassen aan het spel-
tempo dat in vergelijking met mijn tijd
nu veel hoger ligt. Bovendien, hij zal
moeten meeverdedigen. Maar een jon
gen van zeventien kun je dat nog leren,
ik moest me op mijn drieëndertigste nog
omscholen en dat gaat natuurlijk niet".
Het verleden wil Moulijn, die als vete
net zo lief naar Sparta gegaan, maar die
club wilde niet verder gaan dan 22.500
gulden") en hij heeft nooit voor een ho
ger bedrag dan 70.000 gulden op de loon
lijst gestaan.
Kop in de wind
Voor conflictstof zorgde hij zelden, ge
laten heeft Moulijn geaccepteerd dat het
toenmalige Feyenoord-bestuur de inte
resse van achtereenvolgens Barcelona
en AS Roma indamde door waanzinnig
hoge transferbedragen te vragen. De eni
ge keer dat hij zijn kop in de wind heeft
gegooid was aan het einde van de jaren
vijftig. Hij weigerde toen linksbuiten te
spelen, omdat Moulijn in de mening ver
keerde dat hij als linksbinnen beter tot
zijn recht kwam. De protestactie hield
hij welgeteld één wedstrijd vol, daarna
heeft Coen niet anders dan met nummer
11 op zijn rug gelopen.
„Maar nu nog heb ik het gevoel dat ik
als binnenspeler beter tot m'n recht was
gekomen. In het straatvoetbal kon ik het
spel altijd naar m'n hand zetten, later bij
Xerxes ook. Maar als linksbuiten heb ik
die indruk nooit gehad". Niettemin
moet Moulijn toegeven dat de plaats die
hij zo vaak heeft verfoeid, hem al met al
38 interlands en het 'eeuwige' aanzien
van voetballiefhebbers en (vroegere) te
genstanders heeft opgeleverd.
Als hij de geest had, kon vrijwel geen
back hem afstoppen. Hoe voorspelbaar
zijn acties ook waren („de back opzoe
ken, hem met een beweging uit z'n even
wicht brengen en vervolgens die loep
zuivere voorzet"), blijkbaar was Moulijn
voor tal van verdedigers te veelzijdig in
zijn eenzijdigheid. Alleen types als Frits
Flinkevleugel (DWS), Harry Brüll (Ra
pid JC) en Theo van den Burch (ADO),
daar kon Moulijn altijd moeilijk langs
komen. Niet dat ze hem lek schopten zo
als ene Jan Verhoek - die eens uit het
derde van ADO werd gehaald toen Feye
noord het Haagse Zuiderpark bezocht -
maar omdat het opgelegd pandoer was
dat ze tegen Moulijn altijd goed speel
den.
„Maar je had er ook mensen bij die we
kenlang naar het duel met mij toe leef
den. Die concentreerden zich volledig
op mij, die schopten ook naar alles wat
aan mij bewoog en dat was lastig spelen.
Er zijn een aantal legendes in omloop ge
bracht over de backs die ik bewust voor
aap heb gezet. Maar ik heb dat niet met
opzet gedaan, het enige wat ik beoogde
met die acties was zo snel mogelijk die
eerste paal op te zoeken Soms werd ik
door wél twee mensen tegelijk bewaakt
en ik moet zeggen dat we daar onvol
doende van hebben geprofiteerd. Hoe
veel maal de linksbinnen bij ons vrijliep
terwijl er bij mij twee verdedigers ston
den, ik ben de tel kwijtgeraakt".
Broze beentjes
Herhaaldelijk kwam het voor dat zijn
broze beentjes na een wedstrijd de ta
toeages van overtredingen vertoonden.
De vellen hingen er soms bij, zegt Mou
lijn die eenmaal met z'n gedrag het pu
bliek en zijn collega's zodanig wist te be
spelen dat er op een tegenstander een
ware klopjacht ontstond. Dat was in een
Europa Cup-duel met Real Madrid. De
Spaanse rechtsback Miera schopte hem
met een 'flying-tackle' bijkans onder de
graszoden. Veel later pas heeft Moulijn
toegegeven dat het wel losliep met de
blessure die hij aan die schop overhield.
Dat bleek ook wel, gezien de achtervol
ging die hij op de Spanjaard had ingezet.
Nee, beweert hij, het is geenszins zijn be
doeling geweest die Miera eens lekker
terug te schoppen. Coen wilde met die
achtervolging alleen maar het enigszins
ingeslapen publiek wakker schudden.
En hij erkent het nu, dat is wat uit de
hand gelopen. Zijn collega's Piet Krui
ver, Piet Fransen en Guus Haak ont
fermden zich al te hardhandig over Mie
ra. Maar het stukje toneel dat hij opvoer
de, paste in de strategie van de ver
schroeide aarde volgens welke een Eu
ropa Cup-duel ook in de jaren zestig
werd gestreden.
De Europa Cup-toernooien, Coen
Moulijn bewaart er dierbare herinnerin
gen aan. Sluit hij zijn ogen, dan ziet hij
nog de passagiersschepen 'Grote Beer'
en 'Waterman' de haven van Lissabon
binnenstomen, volgepakt met Feye-
noord-supporters. Het was mei 1963.
„Heel fascinerend was dat, vindt hij, „al
die duizenden op die schepen die ons
kwamen steunen toen we tegen Renfica
moesten spelen. Ik denk niet dat Feye
noord vandaag de dag zóveel mensen zo
gek kan krijgen om een paar dagen op
een boot te gaan zitten".
Kippevel
En laatst kreeg hij kippevel toen hij op
de tv weer de beelden zag van de massa
le huldiging op de Coolsingel, nadat in
Milaan tegen Celtic de Europa Cup was
veroverd. Van de finale zelf, gespeeld op
6 mei 1970, zijn hem slechts flarden bij
gebleven. Temeer omdat zijn inbreng
niet al te groot was geweest als gevolg
van een blessure die hij daags tevoren
op de training had opgelopen na een
duel met Israel. „Voor de wedstrijd heb
ik de spuit in m'n enkel laten zetten",
vertelt Moulijn, die met nadruk ver
klaart zich nooit met doping te hebben
ingelaten. „Die finale wilde ik per se niet
missen, maar eigenlijk heeft die ont
vangst in Rotterdam de meeste indruk
op mij gemaakt. Zoveel mensen er toen
op de been waren, onvoorstelbaar. Dat
blijft je je hele leven bij".
Zelf heeft Coen Moulijn op menig
voetballiefhebber een onuitwisbare in
druk gemaakt. Feitelijk ging hij als ac
tief voetballer al door voor een levende
legende. Merkwaardig genoeg is Moulijn
nooit zo verrukt van zichzelf geweest.
Als zijn trainer Ernst Happel tijdens een
wedstrijdbespreking videobeelden af
draaide en Moulijn zag zichzelf, dan
draaide hij zijn hoofd om. „Ik zag mezelf
met graag voetballen, omdat ik mezelf
niet zo'n spektaculaire speler vond".
Is hier sprake van valse bescheiden
heid? Moulijn ontkent het. Het is ge
woon zijn mening. Zo houdt hy er trou
wens nóg een opmerkelijke stelling op
na: volgens hem heeft hy in zyn hele car
rière zijn top nooit bereikt. En hij wijt
dat mede aan zakelijke beslommerin
gen, maar ook aan moeilijkheden die in
de privésfeer lagen.
„Het is allemaal al zo lang geleden",
verzucht Moulijn dan, „onvoorstelbaar
hoe snel het gaat in het leven. Ik ben al
over de helft heen Op zondag 15 februa
ri ziet ik notabene Abraham En dat is
een tegenstander van wie ook ik het niet
kan winnen. Tegen de tijd kun je nu een
maal niet vechten. Maar ach, je hoeft je
toch geen vyftig te voelen"...
Verstrikt in z'n eigen dribbel. De befaamde Feyenoord-linksbuiten in duel
met verdediger Quaedackers van het toenmalige Fortuna'54. (archieffoto»
Coen Moulijn in zijn Rotterdamse herenmodezaak: "Ik heb er geen enkele
moeite mee dat ik nu in de anonimiteit leef'. Inzet: in actie in zijn topjaren.
(foto Roland de Bruin)
raan nog een blauwe maandag bij zijn
oude club Xerxes heeft rondgehuppeld,
niet idealiseren. Maar als vaste tribu
neklant bij Feyenoord heeft hij toch zo
zijn bedenkingen als hij een voetballer
als Tahamata achter een tegenstander
ziet hollen. „Voor mij is dat pure ener
gieverspilling, een andere speler dan Ta
hamata kan zo'n vent best overnemen.
De trainers hebben het voetbal te veel
doorgedreven naar het defensieve, te ne
gatief gemaakt".
Hij verwijt dat vooral dfe oefenmees-
ters, die Ernst Happel („een klasseman")
placht aan te duiden als de ClOS-loelen.
De trainers zonder praktijkervaring die
volgens Moulijn „een jaar of tien gele
den" niet het voetbal zelf, maar de tac
tiek als uitgangspunt van hun leerstof
hebben genomen. „En dat heeft z'n uit
werking op de publieke belangstelling
niet gemist. Zeker, het vandalisme heeft
daar ook alles mee te maken. Schrikba
rend is dat dikwijls. Natuurlijk blijven
de mensen uit de stadions weg als be
paalde figuren vanaf de tweede ring op
iemands hoofd staan te pissen. Maar los
daarvan heeft het ook met het voetbal
zelf te maken. Ik heb dat wel eens ge
checkt bij mensen die dertig jaar lang in
de Kuip kwamen en die daar nu niet
meer komen. En dan zeggen ze: er wordt
op het veld te weinig geboden. Helaas
moet ik het daar mee eens zijn. Bij zes
van de zeven wedstrijden die ik zie zit ik
me af te vragen: wat doe ik hier eigen
lijk?"
Techniek
In de jaren dat Feyenoord nog 'ster-
renploeg' heette, was er in de Kuip geen
mens die op een dergelijke gedachte
kwam. Letterlijk in wagonladingen wer
den ze vanuit alle windstreken van Ne
derland aangevoerd, de voetballiefheb
bers die zich per extra treinen lieten ver
voeren naar het stadion om zich te ver
gapen aan de trucs van Bouwmeester,
Schouten, Guus Haak en Moulijn, aan
de spetters van Beertje Kreyermaat, aan
de goals van Cor van der Gijp en (later)
Ove Kindvall, aan de kromme ballen van
de 'Kromme' en aan de onverzettelijk
heid van Laseroms en Israel.
„De basis van het voetbal was toen de
techniek. Daar kwamen de mensen op
af. Jarenlang trokken we gemiddeld tus
sen de 35.000 en 40.000 toeschouwers per
wedstrijd. Er zat zelfs een seizoen tussen
dat we op een gemiddelde van 46.000
draaiden. Als je dan bedenkt dat de
transferbedragen en de salarissen van de
spelers zeker in de jaren zestig niet hoog
waren, dan kun je wel uitrekenen dat
Feyenoord in die periode steenrijk moet
zijn geworden. Tja. en als ik dan hoor dat
het huidige bestuur overal de hand moet
ophouden omdat Feyenoord financieel
aan de grond zit, vraag ik me wel eens af:
waar is al dat geld gebleven? Je kunt wel
zeggen dat het vanaf 1974 is misgegaan
met Feyenoord, alleen in dat jaar met
Cruijff heeft men quitte gespeeld. Je
kunt het dit bestuur niet aanrekenen*
maar het staat voor mij wel vast dat er
vanaf 1974 niet alleen een slecht finan
cieel beleid, maar ook een slecht aan- en
verkoopbeleid is gevoerd. Ik noem geen
namen, maar er zijn spelers aangetrok
ken die Feyenoord onwaardig waren".
Toen hij voetbalde kwamen er ook wel
eens van die miskopen binnen, zegt
Moulijn, maar die gingen dan op in de
massa goede spelers. Aan hem heeft
Feyenoord geen slechte gehad, weet hij
maar al te goed. De toenmalige voorzit
ter Kieboom haalde hem in 1955 voor
25.000 gulden bij Xerxes weg („ik was
Moulijn scoort
2-2 in het Olym
pisch Stadion
tegen Ajax.
Links Ajax-ver-
dediger Ouder-
land. (foto anp
jongen gesproken en ik heb hem toen
gezegd dat ik zijn optreden niet kon
waarderen. En zeker niet dat hij daar
mee ook nog geld verdiende. Want ik
vind het überhaupt niet leuk als iemand
een ander nadoet".
Nu bijna vijftien jaar geleden nam
Coen Moulijn als actief voetballer af
scheid van zijn publiek in een speciaal te
zijner ere georganiseerde wedstrijd te
gen het nationale elftal van Uruguay. Hij
hield daar een over enkele jaren uitge
smeerd netto-bedrag van 120.000 gulden
aan over, maar ook een kater. De Zuida
merikanen hadden niet goed door dat
het duel een speciale gelegenheid betrof.
Ze tackelden alsof hun leven ervan af
hing, ook Moulijn werd niet ontzien met
het gevolg dat de gemoederen in het
veld bij tijd en wijle behoorlijk verhit
raakten. Moulijn legt de schuld van zijn
mislukte afscheidswedstrijd bij het
toenmalige Feyenoord-bestuur. „Dat
heeft", zegt hij, „verzuimd die mensen
tevoren in te lichten. Zij konden dus niet
weten dat ene Moulijn zijn laatste wed
strijd speelde. Vandaar dus dat die lui
"voetbalden, zoals ze gewend zijn te voet
ballen. Bikkelhard dus. Nee, achteraf
moet ik zeggen dat Feyenoord die wed
strijd slecht heeft voorbereid".
Hij beweegt zich door zijn herenmode
zaak („vorig jaar bestond die 25 jaar") als
vroeger over het voetbalveld. Nog steeds
zijn daar die driftige, kittige dribbelpas
jes, die hem voor menige rechtsback van
toen onnavolgbaar maakte. Zijn leeftijd
zie je niet direct aan hem af. En de be-
bopkuif mag dan in de loop der jaren
ernstig onderhevig zijn geweest aan
kaalslag, zijn kapsel blijkt alle mode
trends te hebben overleefd. Maar toch,
de Moulijn van nu is niet meer helemaal
de Coen van toen. Daar waar vroeger
geen onsje vet zat, lilt zowaar een wel
vaartsbuikje over de broekriem. Een
maal ontslagen van trainingsverplichtin
gen zijn zelfs bij hèm („Ik was altijd een
heel smal kereltje, nooit woog ik meer
dan 62 kilo") de kilootjes eraan geko-
Verwaterd
En, zegt hij, de populariteit is na het
einde van zijn actieve voetballoopbaan
toch opvallend snel verwaterd. Natuur
lijk, hij wordt op straat nog steeds her
kend. Maar het is al lang niet meer zo dat
hij door iedereen wordt aangeklampt.
„Overigens vind ik dat helemaal niet
erg. Want op een gegeven moment gaat
het wel vervelen als je wordt lastiggeval
len, terwijl je ergens gezellig zit te borre
len. Ik heb er geen enkele moeite mee
dat ik nu in de anonimiteit leef'.
Maar behalve dat Moulijn als afge
zwaaide voetbalvedette betrekkelijk
eenvoudig buiten het applaus van het
publiek bleek te kunnen, wist hij zich op
35-jarige leeftijd ook zonder al te veel
weemoed te onttrekken aan het dagrit
me van een vooraanstaande beroeps
voetballer. Daar had hij zo zijn redenen
voor. Hij voelde dat de sleet op zijn li
chaam was gekomen als gevolg van de
vele aanslagen die talloze verdedigers in
de loop van achttien seizoenen op zijn
Lichaam hadden gepleegd. Daarbij
kwam nog dat het Moulijn steeds zwaar