Werken in 'Borssele' is lang niet altijd een onverdeeld genoegen ZATERDAG 7 FEBRUARI 1987 EXTRA PAGINA 21 1 Aan tafel is de stemming over kernenergie twee tegen twee. Zeker na de ramp in de reactor bij Tsjernobyl vinden zijn twee dochters kerncentrales levensgevaarlijk. De jongste durft op school niet meer te vertellen dat haar vader in de kerncentrale bij Borssele werkt. De reacties van mede-leerlingen en onderwijsgevenden zijn overwegend afwijzend. Onderhoudsmonteur A. J. Vrijenhoek stelt het wat bitter vast: goede voorlichting over kernenergie schijnt niet mogelijk te zijn; de agressiviteit van de tegenstanders is groot; een minderheid weet het negatieve beeld over kernenergie te bepalen en te versterken; kranten schrijven suggestief. In 1969 stapt J. W. de Vries de wereld van de kernenergie binnen. Hij gaat werken bij het reactorcentrum Nederland in Petten. Familie en vrienden vinden dat erg interessant. De baan geeft aanzien en wordt maatschappelijk gewaardeerd. Daarna breekt de periode aan waarin kernenergie niet meer zo vanzelfsprekend wordt aanvaard. De Vries, inmiddels chef afdeling elektro, meet- en regeltechniek en automatisering in Borssele, weert zich geducht. Hij doet mee aan gespreksgroepen en probeert begrip te krijgen voor zijn visie pro-kernenergie. Tevergeefs. Enigszins ontgoocheld constateert hij: „Ik geloof het allemaal niet meer wat er in de krant staat. Ik lees het ook niet meer" Ze begrijpt de emoties die bij mensen leven over kernenergie heel goed, zeker na Tsjernobyl. Voor haar is dat een 'absoluut onaanvaardbaar' ongeval. Het heeft ertoe geleid dat ze kritischer tegenover toepassing van kernenergie is gaan aankijken. De opheffing van het gemeenschappelijk bouwbureau dat de oprichting van nieuwe kerncentrales voorbereidde, vindt afdelingssecretaresse M. L. Meijer een goed besluit. Als ze opnieuw zou moeten beslissen over een baan in de kerncentrale, zou ze goed moeten nadenken. „Ik ben er anders tegenaan gaan kijken. In het begin was ik best wel trots op het werken bij de kerncentrale. Nu zeg ik: ik werk bij de PZEM; ik heb niet altijd meer zin in discussies". Hij neemt deel aan een telefonische enquête over beroepen. Een van de laatste vragen is: waar werkt u? Na het antwoord 'In de kerncentrale Borssele' zegt de onderzoeker prompt: dan bent u niet representatief voor ons onderzoek. Onderhoudstechnicus G. W. Geeve noemt het toch nog 'een leuke ervaring'. Hij laat zich door kritiek niet zo gauw uit het veld slaan. Volgens hem pakken de mensen slechts flitsen op. „Bijvoorbeeld lampjes in een auto vergelijken ze met die in de kerncentrale. Technisch kun je eigenlijk niet met de mensen over kernenergie praten; ze weten weinig van wat er allemaal binnen gebeurt. Je kunt maar één ding zeggen: probeer meer kennis erover te krijgen". Van hoofdwerktuigkundige J. Hiemstra mogen de activiteiten in de Borsselse stroomfabriek best kritisch gevolgd worden, 'als het maar reëel is'. Daar mankeert het naar zijn oordeel vaak aan. Opmerkingen pro-kernenergie worden gepareerd met het verwijt 'je komt op voor je eigen boterham'. Voordat Hiemstra in 1971 in de kerncentrale Borssele ging werken, woog hij de voor- en nadelen terdege af. Hij staat nog altijd achter het positieve besluit van toen. Hiemstra merkt op dat de belangstelling voor de kerncentrale aanvankelijk nihil was. „De onwetendheid is groot. En het is een groot bezwaar dat de mensen hun oren laten hangen naar een minderheid met een grote mond". „Ik probeer in discussies terug te gaan tot de basisvraag: waarom we kernenergie nodig hebben: de energievoorziening wereldwijd gezien", zegt hoofd kerncentrale J. den Boer. Hij wijst op de eindigheid van andere brandstoffen, de positieve milieufactoren en de lage kostprijs van kernenergie. „De mens wil heel graag over energie beschikken. Iedere 300 watt uit een stopcontact is identiek aan een slaaf tijdens het Romeinse rijk. De mensen willen in werkelijkheid niet terug". Den Boer heeft de indruk dat de discussies voor/tegen zijn verstomd. „Men is het zat. Ik heb het gevoel dat zelfs de reacties op Tsjernobyl en de inspectie van Borssele meevallen". ul ■JU»!* op oaseentje". Een diepgaand onderzoek naar de veiligheid van de kerncentrale in het Zeeuwse Borssele leidde vorig jaar tot weinig vleiende conclusies. Om unctioneren. In de tussentijd zullen diverse veiligheidssystemen worden gewijzigd en/of aangepast. Wat betekende deze ingreep voor de direct betrokkenen? Gesprekken met mensen die in Borssele hun dagelijkse werkkring vinden. "Het is een groot bezwaar dat mensen hun oren laten hangen naar een minderheid met een grote mond". door Richard Antonisse Werken in 'Werken in de kerncen trale van de PZEM, aan de Wester- schelde-zeedijk en vlakbij het dorp Borssele, is lang niet altijd een on verdeeld genoegen. Wel in het begin (1973), maar allengs kentert de pu blieke opinie. Blokkades en demon straties bij de steeds zwaarder afge schermde centrale worden ver trouwde verschijnselen. De Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie (1983) markeert duide lijk de gewijzigde maatschappelijke op vattingen over deze vorm van stroom voorziening. Desondanks besluit de re gering er in Nederland ten minste twee kerncentrales bij te bouwen (1985). In een barak naast de kerncentrale worden de voorbereidingen getroffen. De ramp in Tsjernobyl (april 1986) gooit roet in het eten. Meer dan ooit komt het werken in de kerncentrale in een niet-populair dag licht te staan. De uitstraling van de ramp in Rusland is groot. De bouw van nieu we centrales wordt uitgesteld. In op dracht van de Nederlandse regering in specteert een internationaal team (Ope rational Safety Review Team, OSART) de Borssele centrale (oktober 1986). De rapporten (1987, concept en eindversie) zijn niet vleiend. „Het niveau van zeker heid omtrent de veiligheid van het be drijf is een zaak van bezorgdheid", meldt het Internationale Atoomagent schap vanuit Wenen. Er schijnt onvol doende garantie te bestaan dat de cen trale zal reageren zoals aangenomen wordt in de veiligheidsanalyse. Er kan zich een gevoel van 'toeziende zelfge noegzaamheid' hebben ontwikkeld. Wat vinden de werkers in de kerncentrale er zelf van? „Een moeilijke vraag die niet zo puur technisch is te beantwoorden. Het rap port geeft één ding min of meer duide lijk aan: op het gebied van beheer/mana gement van de centrale zijn we niet up to date. Er is een achterstand in manage menttechnieken opgelopen die wegge werkt moet worden. Dat is voor mij de hoofdlijn uit het rapport", zegt ir. J. den Boer, sinds een half jaar hoofd van de kerncentrale. Hij noemt het op zich juist wat in het rapport staat. „Ten opzichte van de ont wikkelingen met nieuwe kerncentrales kun je verschillen constateren. Een van de belangrijke gegevens is dat wij in Ne derland op ons eentje staan. We hebben ons best gedaan contacten te onderhou den, maar dat is moeilijker dan wanneer je in eigen land volop bezig bent". Te streng Wachtingenieur L. P. A. Hermans kan zich in de hoofdlijnen van het inspectie rapport vinden. Met de details heeft hij, bezien vanuit de bedrijfsvoeringskant, problemen. „Sommige punten zijn beoordeeld volgens maatstaven die te streng zijn en die vooral geënt zijn op de Amerikaanse normen. Wij zijn Neder landers en wij gaan uit van andere crite ria. Ook de opleidingen liggen anders". Hij geeft als voorbeeld de werkloze bakker op de hoek die in een Ameri kaanse kerncentrale in korte tijd klaar gestoomd wqrdt om de verantwoording voor een essentieel onderdeel van de be drijfsvoering te dragen. Afdelingshoofd De Vries wijst er op dat de mobiliteit in Amerikaanse centra les erg groot is. Mensen blijven er ge middeld driejaar en in Borssele 10 tot 15 jaar. Die korte verblijfstijd vergt heel an dere procedures. Den Boer voegt er aan toe dat de opleidingsfilosofie Verenigde Staten/Nederland heel anders is. „Wij hebben gezegd: we moeten de mensen een zodanige basiskennis bijbrengen dat ze zelfstandig kunnen reageren bij alle soorten ongevallen. Bij de Amerikanen is alles vastgelegd in aparte procedu- Hoofdwerktuigkundige Hiemstra: „Het idee in Amerika is dat in drie jaar tijd de bakker op de hoek de kerncentra le zou moeten drijven. Zo ligt het bij ons niet. Ik heb niks tegen de bakker op de hoek, maar bij ons is het wat gedege- Secretaresse Meijer is geschrokken van de kritiek die in het rapport van het OSAR-team wordt geuit. „Dat de organi satie niet perfect draait, begrijpt ieder een. Dat is overal zo. Maar de bevindin gen zijn wel hard aangekomen. Ik ben blij dat de centrale veiligheidstechnisch in orde is bevonden. Ik ga er van uit dat aan de stijl van het management wat ge daan kan worden. Het Internationale Atoomagentschap is een instantie die niet tegen kernenergie is. Ik twijfelde wel eens aan de objectiviteit van de in spectie. Daar ben ik van teruggeko- het personeel. De mensen kunnen hun werk aan, ze weten wat ze doen. Vanuit die achtergrond wordt er gereageerd te genover buitenstaanders". Afdelingssecretaresse Meijer brengt naar voren dat zelfgenoegzaamheid zou betekenen dat er nauwelijks sprake is van zelfkritiek. „Wat ik er zelf van be speurd heb is dat na het bekend worden van het rapport de mensen zich erbij be trokken voelden, dat ze het zich aantrok ken. Daar ben ik blij om. Het betekent dat men in het algemeen toch integer be zig is en dat besluiten weloverwogen worden genomen". Monteur Vrijenhoek heeft ervaren dat het heel moeilijk is om tegen het 'geves tigde management' op te boksen. „Het management is moeilijk in beweging te krijgen. Ik herkende de passage daar over in het rapport direct. Ik ben blij dat we aan een andere opzet kunnen werken, nu het rapport er is. Voor het optimaal functioneren van een kerncen trale is iedereen nodig. Het management en de mensen eronder". Technicus Geeve vertelt dat de onder- houdsmensen steeds geconfronteerd worden met wisselende situaties. „Je kunt dan niet zelfgenoegzaam zijn. We zitten niet met de armen over elkaar en we prijzen onszelf niet de hemel in. We moeten soms juist afgeremd worden". Lange weg Hoofd kerncentrale Den Boer geeft een aanvulling. „De PZEM is een beetje een halfambtelijke organisatie, waar de macht in feite wordt uitgeoefend door de raad van bestuur. Er is een vrij lange weg van besluitvorming en dat leidt er waarschijnlijk toe datje het gevoel hebt dat bepaalde besluiten niet genomen worden. Wij hebben daar bij de kerncen trale buitengewoon weinig last van on dervonden. Wat in het belang van de vei ligheid was, is altijd toegewezen door het bestuur". Kapotte lampjes, losse kabels en te weinig dieselolie in een noodstroom-ag- gregaat - ze zijn inmiddels een eigen le ven gaan leiden als het erom gaat de vei ligheid van de centrale in een bepaald daglicht te stellen. De Vries onder streept dat het in alle gevallen gaat om onderdelen van het zogenaamde reser ve-suppletiesysteem, dat pas in werking komt als de normale bedrijfsvoering faalt. Hij erkent dat een aantal lampjes bij de inspectie doorgebrand was, maar dat betekende niet dat het systeem ook weigerde. En in de tank zat voldoende olie om het aggregaat zeker 24 uur aan de praat te kunnen houden. Toch twijfel de het OSAR-team op basis van deze be vindingen aan de totale veiligheid. De Vries. „Dat hebben we ons aangetrok ken. Alle veiligheidssystemen zijn direct extra gecontroleerd en alles is 100 pro cent in orde bevonden". Hoofdwerktuigkundige Hiemstra en wachtingenieur Hermans tekenen aan dat in de centrale duizenden lampjes zit ten, waarvan er altijd wel enkele defect zijn. „In de regelzaal gebruiken we elke dag tien nieuwe lampen". Hiemstra be toogt dat voor zelfgenoegzaamheid de tijd ontbreekt. „Net als je denkt dat je alles weet, duikt er iets op waardoor je moet gaan spitten". Het rapport van het Internationale Atoomagentschap toont weer eens aan dat veiligheid niet hoog genoeg in het vaandel kan staan. Overdreven? Mon teur Vrijenhoek: „Met de veiligheidsei sen hebben we geen problemen. Maar kernenergie is een politiek gebeuren ge worden. In Den Haag worden uitlatin gen gedaan die niet zo prettig voor ons zijn. Wij gaan de greep verliezen op kernenergie. We horen wel van mensen die in België gewerkt hebben, dat het bij ons zo streng is. Dan denk je wel eens: kan dat allemaal. De Duitsers en Belgen gaan gewoon door en leveren ons straks- kernenergiestroom. Je zou hopen dat ie dereen twee stopcontacten had. Eén met 50 cent kernenergiestroom en één met 150 cent alternatieve stroom. Veiligheid, milieu, alle eisen bij elkaar: wij moeten via de politiek nog roomser dan de paus zijn". Onderhoudstechnicus Geeve stelt dat de veiligheidseisen van dezelfde syste matiek uitgaan als bijvoorbeeld de krijgsmacht die toepast voor schepen en tanks. „Het is wel een omvangrijke sys tematiek. Ik zou willen dat men bij de chemische industrie ook eens normen gaat aanhangen die wij hanteren. Daar bouwt men een systeem en dat kan rus tig tien, vijftien jaar zo blijven. Wij zijn steeds verplicht de jongste ontwikkelin gen te volgen". De Vries sluit daar op aan. „Internatio nale regelgeving voor de proces-indus trie in de chemische sfeer zou voor mij een hele geruststelling zijn. Wij hebben twee omhulsels om de centrale staan. De mensen in Bophal zouden met één al ge holpen zijn geweest en die bij Tsjerno byl ook". Den Boer gelooft dat de discussie over kernenergie meer in de richting van een gevoelsmatige dan een wetenschappelij ke benadering is gegaan. Hij laat het liefst de cijfers spreken. „Voor Tsjerno byl hadden we in civiele reactoren acht doden. Na Tsjernobyl zijn er ongeveer 30 bij gekomen. Puur cijfermatig is kern energie zeer veilig, maar dat krijg je niet over het voetlicht". Een grimmige Vrijenhoek merkt op dat de 2500 doden die door de ramp in een chemische fabriek bij Bophal vielen, door iedereen vergeten zijn. „Die 31 do den van Tsjernobyl blijven onze toe komst bepalen". Secretaresse Meijer betreurt het even eens dat kernenergie en de besluitvor ming erover enorm in de politieke sfeer getrokken worden. „Ik denk dat de be sluiten daardoor niet altijd gegrond zijn op juiste overwegingen". Ze vindt dat er te weinig aan de mensen in de centrale wordt gedacht. „De jonge technici hier hebben nauwelijks nog toekomst. Ik denk dat het een weinig wenkend per spectief is". De kerncen trale in Borsse le: een diep gaand onder zoek naar de veiligheid er van leidde vo rig jaar tot wei nig vleiende conclusies. Onderhoudsmonteur Vrijenhoek is er helemaal niet van geschrokken, ("van het hele rapport niet"). Het gedeelte waarvoor hij - met collega's - is inge huurd komt er goed van af. „We hebben er ook hard voor gewerkt". Vrijenhoek heeft wel problemen met het verouder de management. De opmerkingen daar over onderschrijft hij. „We stonden er van te kijken dat de bezetting van de re gelzaal uitgebreid moest worden. We hadden nooit een manco geconstateerd; we waren met stomheid geslagen". „Tot de gereedschapskist hoort onder meer een stukje kwaliteitsborging. Daar mankeert het een en ander aan". Onder houdstechnicus Geeve (afdeling mecha nisch onderhoud) heeft geen moeite met de kritiek die op dat onderdeel is gele verd, wel met de gang van zaken. „Op het moment dat de komst van de com missie bekend werd, had ik het onbe haaglijke gevoel: er komt iemand in de keuken kijken, je hebt weinig kans om commentaar te geven en de bevindingen worden aan de buren meegedeeld". Geeve beschouwt het als een pluspunt dat de werkers in de centrale de zwakhe den heus wel kennen. „Er zijn veel za ken naar boven gekomen die al op de verlanglijst stonden. De inspectie zal de kwaliteit verhogen en je bent gewaar schuwd voor een aantal zaken". Voor de goede orde stelt afdelings hoofd De Vries vast dat de gemiddelde kerncentrale-bewoner het bezoek van het OSAR-team niet als een inspectie heeft ervaren maar als een beoordeling. „In gesprekken is door het team ook steeds gezegd: we zijn er om van jullie te leren en om jullie iets van onze kennis mee te geven. Vanuit die achtergrond heeft de rapportage mij verbaasd. Zon der overleg worden over een aantal ge bieden dingen gezegd waarover je met de rapporteurs nog wel eens van gedach ten had willen wisselen". Zelfgenoegzaam Blijft overeind de constatering van het inspectieteam dat er in de centrale zelf genoegzaamheid heerst. De reactie van De Vries maakt duidelijk dat hij ook daarover wel eens met zijn internationa le collega's had willen praten. „Zelfgenoegzaamheid moet niet ver ward worden met zelfverzekerdheid van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 21