Het gaat niet best met Bintje De taal van de adel te boek gesteld Kwekers zoeken naar opvolger voor populaire aardappel ZATERDAG 2-1 JANUARI 1987 EXTRA PAGINA 31 Bintje is nu nog verreweg het populairste aardappelras, maar lang lijkt dat niet meer te duren. De kwekers en de aardappelverwerkende industrie zijn op zoek naar een aardappel die beter bestand is tegen ziekten. In de vorm van 'Van Gogh' dient zich mogelijk een opvolger aan, maar ook diverse multinationals als Shell en BASF zitten ook niet stil. door Bert de Jong Het gaat niet goed met Bintje. Nimmer is in Nederland de be dreiging voor het eens zo suc cesvolle aardappelras Bintje zo groot geweest als nu. Verwacht wordt dat het door meester Klaas de Vries uit Suameer in 1905 gekweekte Bintje in het jaar 2000 zijn comfortabele kop positie als consumptieaardappel kwijt zal zijn. Het aardappelras Bintje, dat Nederland in de loop van deze eeuw op het gebied van aardappelteelt toonaangevend heeft gemaakt, raakt uit de gratie. De Neder landse aardappelsector is naarstig op zoek naar een beter Bintje, dat minder vatbaar is voor ziekten als phvtopthora (een soort schimmel) en aardappelmoe heid. Geregeld worden 'opvolgers' triom fantelij li aangekondigd, maar de weg naar het Bintje-succes blijkt zwaar en niet zonder hindernissen. Biotechnolo gie wordt nu als wapen ingezet om een aardappel van grote klasse te krijgen. Met jaarlijks een miljoen gulden over heidssteun sleutelen de gezamenlijke Nederlandse aardappelkwekers al aan de goede erfelijke eigenschappen van aardappelrassen. Tot het zover is vormt Bintje nog een begrip in binnen- en buitenland. Bintje is bij uitstek geschikt voor de frietindus trie, die tot op heden dan ook bijna niet was te vermurwen om een ander ras te gebruiken. Bovendien is de Nederland se huisvrouw trouw aan Bintje. Bij ruim de helft van de huishoudens staat deze aardappel vrijwel dagelijks op tafel. Hoe belangrijk dit aardappelras ook voor de telers is, blijkt uit het feit dat op maar liefst tachtig procent van de Nederland se aardappelvelden Bintje wordt ver bouwd. De bijzonder goede eigenschappen van Bintje zijn bepalend geweest voor dat succes. Het is een kwaliteitsaardap pel. die voor vele toepassingen geschikt is. Door zijn gave lange knolvorm en zijn goede bakkwaliteit is het Bintje ook ui termate geschikt voor de frietindustrie. "Voor de frietindustrie is een aardap pel hetzelfde., als voor de Hoogovens ij zererts", zegt directeur ir. Rindert Dan- kert van het kweekbedrijf Ropta/ZPC in het Friese Metslawier. De vraag naar Bintje nam elk jaar nog toe, omdat de aardappelverwerkende industrie al een hele tijd een onstuimige groei mee maakt. Het belang van de industriële verwerking in bijvoorbeeld chips, pom- mes parisiennes. rösti en friet wordt snel groter. In 1985 ging maar liefst 1.25 mil joen ton aardappelen naar deze fabrie ken, over 1986 beloopt de aanvoer onge veer 1,3 miljoen ton. Moeheid In Nederland kampt Bintje echter met de eigenschap dat het ras bevattelijk is voor allerlei ziekten. Weliswaar is phv topthora altijd goed te bestrijden ge weest, maar aardappelmoeheid is een kwaad dat onvermijdelijk is verbonden met het intensieve karakter van de aard appelteelt in Nederland "Bintje is een heel beste aardappel, maar heeft tegelijk de slechtste eigenschappen", merkt kweker Piet van der Werf uit Sint Anna parochie op. "De Nederlandse aardappeltelers zijn zeer bedreven geraakt in het verbouwen van Bintje. Het is vanwege de ziektege voeligheid bepaald geen gemakkelijke aardappel om te telen, maar hier hebben ze dat aardig onder de knie gekregen", vindt Bram de Hulle van het Produkt- schap voor Aardappelen. Hij constateert dat Bintje voor de verwerking tot friet én chips een enorm belangrijke aardap pel is geworden die zijn positie nu wat in gevaar ziet komen. "Bintje heeft de slag gewonnen tussen 1920 en 1950. Het was toen een perfecte aardappel in vergelijking met Rode Star en Borger. De groeiende aardappelver werkende industrie heeft Bintje opge pikt vanwege de goede frietkwaliteit en de hoge opbrengst. Gelukkig voor hel Bintje-ras heeft de goede bestrijding van phytopthora de zaak gered, anders was het natuurlijk wel misgelopen", luidt het oordeel van ir. Rindert Dankert Voor de Nederlandse aardappeltelers staan er nu echter maatregelen op stapel om de aardappelmoeheid aan te pakken, een ziekte waarvoor Bintje in het bijzon der vatbaar is. Bij een mislukte oogst van Bintje wordt de aardappelverwer kende industrie zwaar getroffen. Reden voor de Nederlandse aardappelkwekers om zich de laatste tien jaar intensief be zig te houden met het zoeken naar een aardappelras dat de goede eigenschap pen van Bintje heeft, maar niet vatbaar is voor aardappelmoeheid. Lange tijd zag de aardappelverwer kende industrie geen enkele aanleiding om over te stappen naar een ander ras. Kwekers probeerden weliswaar in Ne derland voorzichtig nieuwe rassen te in troduceren die Bintje naar de kroon zou den steken, maar voor verwerking in friet en chips was er meestal maar wei nig belangstelling. Nadelig was dat de nieuwe rassen in die beginperiode in slechts kleine hoe veelheden werden geteeld. Industriële verwerking vart deze kleine partijen zorgde eigenlijk alleen maar voor extra last. Reden om minder te betalen voor deze partijen, waardoor er bij de aardap peltelers tenslotte nog heel weinig en thousiasme overbleef om eens wat nieuws te proberen. Andere koers Uiteindelijk kwamen in 1976 de aard appelverwerkende industrie en de Ne derlandse kwekers gezamenlijk tot het inzicht dat de positie van Bintje kwets baar was. Toen in dat jaar virussen Bin tje belaagden, brak het besef door dat eigenlijk wat te veel op één paard werd gewed. Kwekers en industrie gingen om de tafel zitten en besloten een andere koers uit te zetten. Een nieuw aardappel ras met kort gezegd de goede eigen schappen en niet de kwalijke kanten van Bintje. De industrie zou tegelijk de ver- werkingslijnen moeten openstellen voor andere aardappelrassen om zo de teelt van een dergelijke opvolger te stimule- Grote en kleine aardappelkweekbe drijven zijn daarop enthousiast aan de slag gegaan om te zoeken naar een beter Bintje. Het kweekbedrijf Ropta/ZPC is nu vol goede moed over Van Gogh, een nieuwe aardappel die volgens directeur Arie Westmaas beschikt over bijzondere kwaliteiten en daarom zonder enige re serve is gelanceerd als de opvolger van Bintje. Er is enige hoop dat Van Gogh al dit jaar op de officiële rassenlijst wordt geplaatst, maar anders zeker in 1988 "We hebben er het volste vertrouwen in Het is niet voor niets dat we dit ras nu al promoten. Dat is duidelijk een voor schot op wat komen gaaf', meent West- "Wij pretenderen niet een nieuwe Bin tje te krijgen. Die verhalen over een be tere Bintje, daar koop je niets voor", vindt echter directeur Herman Hettema van het kweekbedrijf Hettema Zonen in Emmeloord. "Wij zoeken wel naar een betere aardappel, maar om te zeggen dat het een beter Bintje wordt, daar doen wij niet aan mee. Wij zijn al jaren bezig met kweekwerk, maar wij hebben ons nooit als taak gesteld om Bintje te vervangen. Bintje is uniek, er is immers geen ras waar de industrie zo veel van kan kopen metzo'n constante kwaliteit" De Nederlandse markt is ineens weer belangrijk geworden voor de kwekers, die lange tijd meer oog leken te hebben voor de ontwikkeling van rassen voor het buitenland. "Veel kwekers hebben jaren lang het hoofd gestoten op Bintje. De industrie wilde immers haast geen andere rassen hebben", weet Ropta/ ZPC-directeur Rindert Dankert. "Het kweken van exportrassen is veel dank baarder werk. Het buitenland is altijd belangstellend voor nieuwe rassen"."Er is jaren lang tegen kwekers gezegd: richt je op exportrassen. Dat heb ik ook ge daan, Het leverde voor de kweker de minste problemen op en het bracht het meeste op", vertelt Herman Hettema "Pas nadat de Vereniging Aardappelver werkende Industrie naar ons toe kwam en zei: wij moeten van Bintje af. toen hebben we de krachten gebundeld om te zoeken naar een goede aardappel voor eigen land". Intensief Het is echter niet alleen te doen om een waardig tegenhanger van Bintje. De. roep om nieuwe aardappelrassen voor de Nederlandse akkerbouwers komt vooral voort uit de groeiende problemen die de telers hebben met aardappelmoe heid. Door de intensieve aardappelteelt zijn veel percelen besmet met deze ge vreesde ziekte, zelfs op de jonge gron den van de Flevopolders. De Planten ziektekundige Dienst in Wageningen ziet in grondontsmetting niet een vol doende waarborg voor het terugdringen van de besmetting en heeft daarom maatregelen aangekondigd, die op korte termijn zullen worden ingevoerd. On vermijdelijk zit daaraan vast dat er ande re aardappelrassen moeten worden ge teeld. "De discussie over aardappelmoeheid is er nu bijgekomen. Dat betekent vol gens mij dat in Nederland binnen tien jaar de verhouding met Bintje heel an ders ligt. Er is nog nooit zo'n grote be dreiging voor Bintje geweest als nu", meent ir. Rindert Dankert. "Het zegt ook wel wat als er in een jong gebied als de IJsselmeerpolders al veel aardappel moeheid is. Dat zet je wel aan het den ken", merkt hij op. Er ligt trouwens nog een andere druk op de Nederlandse aardappelkwekers Belangrijke aardappelrassen als Desi- ree, Ostara, Spunta en Jaerla verliezen binnen afzienbare tijd het zogenaamde kwekersrecht. Een kweker verkrijgt dat recht voor de duur van 25 jaar nadat een aardappel in de rassenregister is ge plaatst. De vergoeding die verschuldigd is aan de kwekers van deze rassen, is ui terst belangrijk. De ZPC verliest vol gend jaar het kwekersrecht voor de met name in Groot-Brittannië erg succesvol le Desiree en in 1992 voor de Jaerla. Het tema raakt in 1993 zijn rechten kwijt voor het grote ras Spunta. Hoe belangrijk dat kwekersrecht is. blijkt wel uit het feit dat deze zomer tot twee keer toe onduidelijkheden in kort geding voor de rechter werden uitge vochten. Men wil handhaving van het monopolie tot het einde van het kwe kersrecht. Voor elk kweekbedrijf is het eigenlijk zaak om tijdig een opvolger klaar te heb ben, als een succesvol ras na 25 jaar 'vrij' wordt. Het zit de kweekbedrijven echter tot nu toe niet mee om op tijd andere rassen te hebben die de rol van de suc cesnummers kunnen overnemen. "Iedereen is druk bezig om een beter ras te vinden. Maar het kweken ervan is de laatste tien jaar alleen maar moeilij ker geworden. Je kunt nu alleen nog maar met wat beters komen, anders heeft het geen zin. Dan is succes uitge sloten", verduidelijkt één van hen. Op grootschalige wijze werken vooral de grote kweekbedrijven aan nieuwe rassen. Niet voor niets speelt Ropta/ZPC al in op veredelingstechnieken. "Het werk op de aardappelvelden wordt meer en meer verlegd naar de laboratoria en de kassen", merkt diiecteur ir. Rindert Dankert op Hobbykwekers Ir. Dankert constateert dat fündamen- teel aardappelonderzoek noodgedwon gen meer en meer bij de grote kweekbe drijven terecht komt. nu er steeds meer wordt bezuinigd op onderzoekswerk bij de landbouwschool in Wageningen. Bij Ropta/ZPC is er nu sprake van toegepast wetenschappelijk werk. Anderzijds gaat er van Ropta/ZPC kweekwerk terug naar particulieren. "Wij willen het aantal hobbykwekers weer uitbreiden", beves tigt Dankert. "Het was vroeger hobbv. maar dat predikaat hobbykweker pasfc niet meer. Ze denken veel zakelijker". De veredelingstechnieken hebben echter ook de interesse gewekt van grote internationale bedrijven als Hoechst, Shell, BASF en Sandoz. In biotechnolo gie hebben deze ondernemingen al voor 'ettelijke miljoenen' geïnvesteerd. Ir. Dankert ervaart die ontwikkeling als bedreigend voor de kleinschalige aardappelveredeling. "Het zou schade lijk zijn voor de hele landbouw in Neder land", zegt hij. "De afstand tussen teler en kweker wordt groter. Het is nu nog een bundeling van krachten, er zit een enorme samenhang tussen boer en han del. Ze kunnen nu nog als een grote fa milie optreden. Als de veredeling ver schuift van de kleinschalige naar de gro te ondernemingen, dan zal het uiteinde lijk alleen de laatste groep zijn die nog meedoet De Nederlandse aardappelkwekers pleiten tevens voor een verlenging van het kwekersrecht van 25 naar 30 jaar om het biotechnologieproject financieel mo gelijk te maken. Men ziet zo'n verrui ming als een noodzaak om investeringen in biotechnologie te kunnen financie ren. "Binnen tien jaar kun je Bintje met hulp van biotechnologie verbeteren", voorspelt ir. Dankert. "Met biotechnolo gie kun je voor een versnelling zorgen. Maar het wordt nooit meer dan een ra dertje in het geheel. Het moet gebruikt worden naast al het andere nu bestaande kweekwerk". "Ik geloof er niet in dat met biotechno logie Bintje na verloop van tijd alleen maar goede eigenschappen krijgt. Het is nog slechts een mooie droom", meent echter collega-kweker Herman Hettema. "Het blijft een hulpmiddel voor de kwe kers, men komt niet van het traditionele werk af". Hettema is overigens niet helemaal ge rust op de ontwikkelingen: "Als de grote bedrijven Bintje al zo weten te verande ren dat het ras niet meer vatbaar is voor aardappelmoeheid, dan wordt onze posi tie wankel. Daar ben ik toch wel wal bang voor. Wij zijn nu al wel met bio technologie bezig, maar wie het eerst een beter Bintje heeft, die is koopman" De activiteiten van de Hoge Raad van Adel werden vorige week breed uitgemeten in onze kolommen. Ditmaal aandacht voor het taalgebruik van de adel. Jonkvrouwe Beelaerts van Blokland-Pauw van Wieldrecht heeft er een boekje over opengedaan. Over het verschil tussen mantel en jas, tussen jakkie en jasses. door Irene Nieuwenhuijse Jakkie en ajakkes mag wel. jasses en jes ses niet. Studeren doe je alleen aan een universiteit en men houdt van gebakjes en zeker geen taarten. Men poeiert zijn neus bij een bezoek aan de wc. Griep is influenza en met de nodige tegenzin praat men over uitslag, want puisten be staan niet. Voorts maggen ze in plaats van mogen en vals spelen .wordt om schreven als steggelen. We hebben het over het dialect van de adel. Dit adelsdialect wordt al te vaak verward met de hete-aardappel-in-de- mond. Nee, je hebt het of je hebt het niet, schreef Godfried Bomans reeds. En aanleren is voorwaar niet mogelijk. "Want", zo spreekt jonkvrouwe A. Beelaerts van Blokland-Pauw van Wiel drecht: "Het is sociaal bepaald en na de stormachtige jaren zestig zo goed als ge heel verdwenen. Taaiverruwing is daar uit voortgekomen. Laatst hoorde ik toe vallig op de VPRO een woordgebruik, waar alleen een 'comment est-ce possi ble' past. Hoe is het mogelijk". Geoefend De kleine verschillen laten het geoe fend oor ogenblikkelijke horen of er wel of niet blauw bloed in de aderen stroomt. Want bekakt praten, een bezig heid waar niet-adellijken zich wel van bedienen teneinde (een goede) indruk te maken is een gruwel voor de échte adel. Het bezorgt hun zelfs rillingen van onge noegen over de adellijke ruggen. Om voor het nageslacht de woorden en uitdrukkingen van de adel te bewa ren, heeft zij ze opgetekend in een boek je (uitgegeven bij Hes, Utrecht). Als grap is de jonkvrouwe eraan begonnen. "Ik merkte op zekere dag dat ik zelf mee ging doen met die taaiverruwing. Ik sprak van balen en recht voor zijn raap. Woorden, die eigenlijk nooit over mijn lippen waren gekomen. Ik sprak natuur lijk nog wel steeds over de canapé en niet over de bank. Toch werd hel in elk geval tijd al dat verdwijnend taalgebruik eens op te tekenen". De taal verandert en dat is naar de me ning van mevrouw Beelaerts een goede zaak. "Ik heb als één der laatsten in mijn omgeving met een microfoontje overal goed geluisterd en mijn bevindingen ge noteerd". Zo ging ze eens boodschappen doen met een vriendin die in Engeland gebo ren is, maar in Den Haag woont. Ze spra ken over de aristocratische taal en naar aanleiding daarvan vroeg de Engelse of er ook in Nederland zo'n standstaai be stond. Haar eerste schrikreactie was onmid dellijk ontkennend. Even later, pauze rend voor een aardige klerenwinkel, vroeg de leergierige vriendin. "Wat is het verschil tussen mantel en jas?" De jonk vrouwe antwoordde: "Er is geen ver schil, maar ik zeg nooit mantel". De En gelse triomfantelijk: "Zie je wel, jij zegt nooit mantel, want dat is burgerlijk". ..That may be so", zei mevrouw Bee laerts aarzelend, "maar het woord bur gerlijk komt niet over mijn lippen, be halve in combinatie met trouwen bij de burgerlijk stand". Haar Engelse vriendin had dus gelijk Ook in Nederland bestond en bestaat een standstaai, maar er wordt niet over gesproken. Is het adelsdialect dan één van de laatste taboes? Mevrouw Bee laerts ("Een vrouw van boven de 25 is een mevrouw, ik vind het vreemd al die voornamen en het schept een verkeerd soort vertrouwen") zegt hierover: "Lang heeft er bij de adel een grote géne be staan om te spreken, laat staan te schrij ven over hun gewoontes, hun manier van spreken en rariteiten. Die géne is ze ker nog niet overal verdwenen". Tot na de Eerste Wereldoorlog was de aristocratie tweetalig: Frans en Neder lands. Nu is het doek over de Franse taal gevallen, maar het is volgens de Doetin- chemse jonkvrouwe "misschien toch aardig eens even achter de coulissen te gaan kijken". Al in de middeleeuwen 'stuurden de edelen hun zonen naar Frankrijk om aldaar de taal te leren, ook al omdat tweetaligheid een groot voor deel was bij het verkrijgen en bekleden van een goede post in de kruistochten In de Gouden Eeuw werd het even eens op hoge prijs gesteld Frans te kun nen lezen, spreken en liefst ook schrij ven. "Die Franse invloeden zijn onmis kenbaar. Ze spreken hier in de Achter hoek van tjuus, afkomstig van adieu. Al leraardigst. Ik probeer dat dialect praten ook wel, maar op de één of andere ma nier, zit ik er altijd net naast. Wel vind ik het goed dat streekeigen taalgebruik be waard en gesproken wordt".' Terug naar het Frans. In de achttiende eeuw werd de invloed nog groter en die toenemende verfransing was vooral de taal van de hogere standen. Na de bevrij ding van de Franse overheersing in 1815 trokken taalzuiveraars van leer. Maar te veel woorden waren reeds ingeburgerd en niet meer weg te denken. De Eerste Wereldoorlog maakte echter een einde aan de Franse invloed. Zoals ook de Tweede Wereldoorlog het Duits bij ve len tot een niet meer geliefde taal maak te. Dat de adel 'onder elkaar' bleef als een aparte klasse, daarvan was men zich wel bewust. Men wist alles van en over el kaar en trouwde het liefst over en weer. Vandaar ook dat de tante van mevrouw Beelaerts na een nauwkeurig onderzoek van de overlijdensberichten opgelucht kon uitroepen: "Gelukkig, er is niemand dood". Van het taalgebruik van de adel naar het taalgebruik van de politici is een kleine, maar volgens mevrouw Beelaerts vrijwel onoverbrugbare stap. "Voor Jan met dc Pet èn voor mij onbegrijpelijke taal. Het lijkt erop dat ze zich gewichti ger gaan voelen, als ze moeilijker over komen. Van mij mogen, nee moeten ze allemaal spraaklessen nemen om er zorg voor te dragen, dat ze begrepen wor den". Jonkvrouwe Beelaerts van Blokland: Het werd tijd verdwijnend taalge bruik op te tekenen <f0to gpdi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 31