Lessen uit het verleden Lenen dat het een lust is Noodzaak van een regionaal verzetsmuseum Taboe rond het krediet is verdwenen ZATERDAG 24 JANUARI 1987 EXTRA PAGINA 29 „De gemeenten mogen dan terecht veel aandacht besteden aan het wel en wee van de minderheden en de bestrijding van racisme, het valt me daarentegen op dat ze de grootste moeite hebben een cent uit te trek ken voor een museum waar het pu bliek in woord en beeld wordt ver teld over het kwaad dat de ene mens de andere kan aandoen". door Gerard van Pulten Met de gedrevenheid die haar zo ken merkt geeft Toos Fallaux aan dat de be sturen van plaatselijke overheden wel erg zuinig zijn met het verstrekken van een gemeentegarantie voor een langdu rig bestaan van het Zuidhollandse Ver zetsmuseum, dat op 11 oktober vorig jaar in Gouda door drs. S. Patijn in zijn hoedanigheid van commissaris der Ko ningin werd geopend. Toos Fallaux, bestuurslid van het mu seum, geeft onmiddellijk toe dat ze lang genoeg in de Leidse gemeenteraad heeft gezeten om te weten dat elk verzoek om subsidie pleegt te worden afgewogen op prioriteit. „Uiteindelijk", zegt ze, „is het budget van de gemeenten ook beperkt". Maar al heeft Toos Fallaux er dan be grip voor dat ook de 96 Zuidhollandse colleges van burgemeesters en wethou ders moeten schipperen met de gelden die hun door de landelijke overheid wor den verstrekt, ze vraagt zich niettemin af of het historische besef bij de doorsnee gemeentebestuurder wel voldoende is ontwikkeld om het bestaansbelang van „een museum als deze" te kunnen in- Alleen al vanwege de opvoedkundigé waarde die volgens haar van de perma nente en wisselende exposities in het voormalige bankgebouw aan de Goudse Turfmarkt uitgaat, zou dat volgens haar geen enkel punt van discussie moeten vormen. Want stelt ze: het heden kan im mers niet los worden gezien van het verleden. Juist in een tijd waarin het neo-fascisme de kop opsteekt is het vol gens haar zaak de generatie van nu te confronteren met de kwalijke praktijken van een fascistisch bewind dat terreur zaaide in een voor ouderen recent, maar voor jongeren ver verleden. Zeven ton Het plan tot vestiging van een provin ciaal verzetsmuseum in Gouda rijpte bij gedeputeerde Borgman na een bezoek aan het Friese verzetsmuseum in Leeu warden. In totaal vergde de verwezenlij king van Borgmans idee ruim zeven ton. Het benodigde kapitaal werd bijeenge bracht door de provincie Zuid-Holland (een eenmalige bijdrage van 330.000 gul den), de 96 Zuidhollandse gemeenten, alsmede door een duizendtal donateurs, diverse fondsen en sponsors. Intussen hebben de bestuursleden van de Stich ting („waarin alle gezindten en levensbe schouwingen zijn vertegenwoordigd") de gemeenten opnieuw gevraagd om een donatie van een dubbeltje per inwo- „Maar", zo heeft bezoldigd conserva tor Walter Swagemakers met enige spijt moeten vaststellen, „het enthousiasme om ons verder te sponsoren is niet groot. En dat geldt vooral voor de plaatsen die verder van Gouda af liggen. Dat neemt niet weg dat we er alles aan zullen doen om te voorkomen dat dit museum een strikt plaatselijk karakter krijgt. En dat zullen we doen door steeds te kiezen voor regionale thema's. We zullen ons moeten bewijzen, dat is duidelijk. Maar het probleem is dat we ons moeilijk kun nen bewijzen als er geen subsidies wor den verleend". Swagemakers hecht eraan op te mer ken dat er niet direct vrees behoeft te bestaan voor sluiting van het onlangs ge opende museum. „Maar wil je echt pro fessioneel draaien, dan moet je elk jaar verzekerd zijn van de inkomsten van een paar ton. Als zowel de lagere als hogere overheden zo lauw blijven reageren op onze activiteiten, zullen we wel genood zaakt zijn die op een lager pitje te zet ten". Lesbrieven En dat ligt zeker niet in de bedoeling van Swagemakers, van het stichtingbe- stuur en de rond tachtig, veelal uit het verzet stammende vrijwilligers die dienst doen als suppoosten, kaartverko pers en technici. Dat moge blijken uit het feit dat er een theetuin voor passan ten wordt aangelegd, compleet met ter ras en opgesierd met replica's van beel den van oud-verzetstrijdster Truus Men ger. Het blijkt ook uit het tentoonstel lingsprogramma dat eens per drie maan den wisselexposities belooft. Zo wordt in mei het leven in de Jappenkampen belicht. „We streven er bovendien naar in maart een educatief programma voor de scholen klaar te hebben. Er komt een lesbrief voor leerlingen van basisscho len en een lesbrief, bestemd voor mid delbare scholieren. Die sturen we naar alle scholen in Zuid-Holland, je moet nu eenmaal de boer op om enige bekend heid te krijgen. Tot nu toe bestaat er voornamelijk van de zijde van scholen uit de directe omgeving belangstelling". Aan de hand van ervaringen die ze in haar woonplaats Leiden heeft opgedaan, moet bestuurslid Toos Fallaux vaststel len dat men buiten de directe omgeving van Gouda nauwelijks of in het geheel niet op de hoogte blijkt te zijn van het bestaan van het Zuidhollands Verzets museum. Een andere deceptie heeft ze tijdens de nieuwjaarsreceptie van het Leidse gemeentebestuur moeten incas seren; in de wandelgangen van het Leid se stadhuis vernam Fallaux dat op een nieuw verzoek om subsidieverlening af wijzend zal worden beschikt. Maar zo lang er officieel nog niets op schrift staat, gaat ze welgemoed door met de lobby onder de haar zo vertrouwde Leid se politici. Waar ze gaat, laat ze een spoor van fol ders achter. Waar ze verschijnt probeert ze donateurs te werven. Tot nu toe heeft ze drie mensen een bedrag van minimaal 25 gulden uit de portemonnaie weten te praten. Ze vindt het niet vernederend om in het belang van het Zuidhollands Verzetsmuseum te spelen voor Johan Bodegraven. „Bij ons wordt het verband tussen racisme en fascisme belicht en Een massale toeloop van bezoekers uit de provincie heeft het in Gouda gevestigde Zuidhollandse Verzetsmuseum tot nu toe nog niet te verwerken gekregen. Het geniet enkele maanden na de opening voornamelijk plaatselijke bekendheid; aan de beoogde regionale functie heeft het nog niet kunnen voldoen. Daar komt, als het aan de museumleiding ligt, verandering in. Binnenkort kunnen alle scholen in de provincie Zuid-Holland een zogeheten lesbrief tegemoet zien. De actie voor meer aandacht vanuit de provincie ontbeert vooralsnog de steun van de meerderheid van gemeentelijke overheden. In veel plaatsen heerst de opvatting dat het museum 'in het verre Gouda' zich na de ontvangst van onze financiële bijdrage in de oprichtingskosten nu zelf maar moet bedruipen. „Daarmee getuigt men ervan het gevaar van het fascisme niet voldoende te onderkennen. In dit museum kan men leren van de fouten die er in het verleden zijn gemaakt". In de vitrine met kinderspelen staat Hitier als duikelaar te kijk. Voorts wordt onder meer een in een bijbel verborgen pistool geëxposeerd, illegale kranten, clichés die werden gebruikt bij het ma ken van vervalsingen en ook het kas boek van het nationale steunfonds. Daarnaast kunnen de bezoekers ook kennis nemen van de propaganda van neo-nazistische organisaties die veelal is verzameld door leden van anti-fascismc comités. In een belendend vertrek wordt door lopend een drie kwartier durende video- Film over het Zuidhollandse verzet ver toond. Op aanvraag kunnen scholen de ingekorte versie van deze, door Boude- wijn Schoewert vervaardigde rolprent in bruikleen krijgen. „Het materiaal waarover wij nu be schikken hebben wij gekregen of is ons in bruikleen afgestaan", vertelt Swage makers. „In allerlei kranten hebben wij destijds oproepen geplaatst". Tot de mu seumcollectie behoort inmiddels ook de volledige nalatenschap van de vorig jaar overleden Lex Bernard, tijdens de Tweede Wereldoorlog in Leiden en om geving aanvoerder van de groep-Lex. Toos Fallaux: „Wij zijn heel blij dat zijn vrouw ons dat materiaal beschikbaar heeft gesteld. Het is uit historisch oog punt van ongemeen belang". Het Zuidhollandse Verzetsmuseum. "Oppassen dat het te plaatselijk wordt", zegt de conservator. dat gebeurt in lang niet alle verzetsmu sea. Daarom is het een noodzaak dat er zoveel mogelijk financiële bronnen wor den aangeboord opdat zoveel mogelijk jongeren lering kunnen trekken uit dat gene wat ze bij ons zien en horen". Niet alleen vanwege haar verleden als hulpverleenster aan onderduikers en als koerierster, maar vooral ook vanwege haar betrokkenheid bij het anti-fascime comité en het Chili-front is zij door stich tingsvoorzitter Hekon Pasman gevraagd zitting te nemen in het bestuur van het museum. Juist op grond van haar huidi ge bezigheden en de verzetsactiviteiten die ze in de Tweede Wereldoorlog heeft ontplooid, is zij als zovele andere onbe zoldigde medewerkers in staat het pu bliek als het ware uit eerste hand infor matie te verschaffen over het leed dat to talitaire regimes onder mensen kunnen veroorzaken. Uitwisseling Met alle respect voor het initiatief om een museum op te richten waar onder meer het Zuidhollandse verzet wordt be licht, onwillekeurig dringt zich de vraag op of de noodzaak daartoe aanwezig was. Temeer omdat er onlangs in Am sterdam een nationaal verzetsmuseum werd geopend, temeer ook omdat er in Overloon, Westerbork en in Leeuwarden al specifieke oorlogsmusea bestonden. De vraag kort en bondig samengevat: dreigt er tussen al die musea geen ge nante concurrentiestrijd uit te barsten? Toos Fallaux: "Bij ons wordt het verband tussen racisme en fascis me belicht, dat is bijzonder". „Nee", is het antwoord van Walter Swagemakers, de conservator van het Zuidhollandse Verzetsmuseum. „We overlappen elkaar in het geheel niet, twee maanden geleden is zelfs besloten om regelmatig overleg met elkaar te ple gen. Het ligt in de bedoeling om een uit wisselingsprogramma samen te stellen. Ik stel me voor dat het thema over de onderduikers daarin volledig zal passen. Zodoende zal het in de toekomst gebeu ren dat een bepaalde expositie van het ene naar het andere museum verhuist om daar met een aan de regio aangepast verhaal tentoongesteld te worden". „Bovendien", meent Swagemakers ook te weten, „is het publiek uit Zuid- Holland niet direct geneigd een bezoek af te leggen aan een museum in Over loon of Amsterdam. Vanwege de her kenbaarheid van het gebodene zullen ze eerder een museum in de regio bezoe ken. Musea als deze hebben voorname lijk een regionale functie. Ook het ver zetsmuseum van Amsterdam dat dan wel de pretentie heeft van nationale allu re te zijn, maar dat in wezen toch een plaatselijk karakter draagt". Zoals hij het zelf formuleert moet Swagemakers werken vanuit de beper king. Hij beschikt over slechts twee krap bemeten expositievertrekken, waar de museumbezoekers aan de hand van het overzichtelijk tentoongestelde materiaal een samenhangend verhaal wordt ver teld over het leven in Zuid-Holland ten tijde van de bezetting. Van brood ver vaardigde dobbelsteentjes herinneren aan het vermaak dat de door Duitsers vervolgde Nederlanders in hun cel van het Oranjehotel toch nog wisten te vin den. Gehecht De mensen uit het verzet stonden aan vankelijk niet te trappelen om hun zorg vuldig bewaarde herinneringen het huis uit te doen. Swagemakers: „De mensen voelen zich emotioneel gehecht aan hun spullen". Toos Fallaux: „En dikwijls komen de genen die in principe wel bereid zijn hun eigendommen af te staan eerst even poolshoogte nemen. Even kijken hoe hier alles wordt tentoongesteld. Vaak leeft bij de mensen de angst dat hun spullen worden weggegooid als die bij gebrek aan ruimte niet meteen kunnen worden geëxposeerd. Maar dan laten we hun het depot zien, daar ligt alles keurig opgeslagen". Het verhaal over het Zuidhollandse verzet, zoals dat wordt gepresenteerd in het Zuidhollandse museum in Gouda, is verre van compleet. Conservator Swage makers zal de eerste zijn om toe te geven dat hij thans weinig voorwerpen kan presenteren die de bezoekers in gedach ten kunnen terugvoeren naar de spoor wegstaking. „Ook zouden wapens en andere attri buten die destijds in gebruik waren bij het gewapend verzet welkom zijn. Maar ik realiseer mij dat het niet altijd even makkelijk zal zijn om daar aan te komen. Niet alleen omdat de verzetsmensen in de oorlog al heel belastende voorwerpen hebben moeten weggooien, maar ook omdat talloze verzetsmensen hun oor logsverleden letterlijk hebben begraven op het moment dat de vrede eindelijk daar was". Het Zuidhollandse Verzetsmuseum is ge vestigd aan de Turfmarkt 30 in Gouda. De openingstijden zijn: dinsdag Um zaterdag 10- 17 uur; zondag: 12-17 uur. Wie donateur wil worden van het museum, dient minimaal 25 gulden per jaar over te maken op giro 4507 t.n.v. Stichting Zuidhollands Vei Lenen, dat dééd je vroeger niet. Al leen armoedzaaiers en dronkelap pen gaven uit wat ze niet bezaten. Wie net en oppassend leefde, spaar de of verzweeg tegenover de buren angstvallig dat de winterjas naar de lommerd was gebracht. Lenen, dat doe je tegenwoordig wel. Wat vroeger niet hoorde, is vandaag zelfs chic. Een doorlo pend kredietje, een credit-card, een hypotheek: dat soort lenen is een gespreksonderwerp, dat zon der problemen aangesneden kan worden. In de afgelopen decennia is er in Neder land heel wat veranderd in de opvattin gen over wat hoorde en wat niet. Dat ge reformeerde en spaarzame volk, recht in de leer en streng in de moraal, is over veel dingen makkelijker gaan denken. Hoeveel makkelijker, dat blijkt uit de cijfers. In 1961 leenden we met zijn allen 437 miljoen gulden. Nog geen 25 jaar la ter, in 1985, hadden de gezamenlijke geldschieters bijna 12,5 miljard gulden uitstaan. In dat jaar verstrekten banken, postorderbedrijven, financieringsinstel lingen en al wie nog meer op de krediet markt actief is, zo'n 7,5 miljard aan le ningen. We lenen overigens wel minder dan een aantal jaren geleden. Dat heeft niets te maken met een veranderd moraal, maar wel met een veranderde rente stand. In 1980 werd nog dik acht miljard geleend. Veel kredietnemers raakten toen in de problemen door de hoge rente en dat heeft mensen een tijdje kop schuw gemaakt. Die schrik is langzaam weer aan het slijten en er zit weer een stijgende lijn in het geldlenen. Natuurlijk werd er vroeger ook wel ge leend, ook door oppassende burgers. Je kocht op de pof bij de kruidenier of je stond ergens op de lat. Of je beleende je spullen. De banken van lening floreer den en niet-voor niets kwam de overheid in 1909 met de pandhuiswet, die woeker- praktijken bij de lommerd moest into men. Uitzet Maar schulden maakte je alleen, om dat het echt niet anders kon. Voor kost bare dingen werd gespaard. Het was be paald niet ongebruikelijk om jaren lang verloofd te zijn en in de tussentijd een uitzet bijeen te sparen en een positie op te bouwen. Tegenwoordig begint menig huwelijk met een gang naar de bank, waar geld wordt geleend voor een com pleet ingerichte woning. Het aantrekkelijke van lenen is na tuurlijk dat je heden kunt kopen wat je vandaag wil hebben. De nadelen zijn duidelijk. „Lenen, lenen, betalen, beta len", zong Youp van het Hek al. Wie leent, betaalt rente en moet afbetalen. Dat dwingt elke maand tot het reserve ren van een bepaald bedrag, ook als dat door omstandigheden eens niet zo goed uitkomt. Wie spaart, kan eens een maand overslaan, maar bij afbetaling ac cepteert de bank dat niet. Er is nog een nadeel, al zien geldschie ters dat soms als een voordeel. „Als je niét meteen hoeft te betalen, geef je meer toe aan je impulsen. Dan bestel je in een restaurant makkelijker die dure fles wijn. Mensen die contant betalen, zijn voorzichtiger", zegt H. Renfurm van American Express. Zijn organisatie verstrekt met groeiend succes één van de jongste loten van de veelzijdige kredietboom: de cre dit-card. Alleen weggelegd voor de wel varende burger, want een bruto-inko- men van minstens 60.000 gulden per jaar is een vereiste om in aanmerking te ko men voor de gewone groene kaart. De credit-card is overgewaaid uit Amerika, waar je zo langzamerhand bij na niet meer kunt betalen zonder het zo genaamde plastic geld. De kaart is mak kelijk, want een mens heeft nooit con tant geld op zak en als de kaart wordt gestolen, hoeft de eigenaar dat maar door te geven en hij loopt geen enkel ri sico meer. De kaart geeft bovendien een zekere standing, voofal als je, discreet maar toch zichtbaar voor je tafelgeno ten, afrekent met de American Express Gold-Card. Die wordt namelijk alleen verstrekt aan mensen die minstens een ton per jaar verdienen. Credit-cards zijn voor consumenten de goedkoopste wijze van kredietverle ning. Je betaalt een jaarlijks lidmaat schap en je lost elke maand een deel van je schulden af, maar je bent geen rente verschuldigd. De kosten van de kaart worden namelijk opgebracht door de winkelier of het restaurant dat betaling per kaart accepteert. Vandaar dat lang met elke midden stander enthousiast kijkt als de klant zijn kaart tevoorschijn haalt: daar gaan weer een paar procenten van de winst. In Amerika heeft men dat inmiddels op gelost door de prijzen gewoon wat te verhogen. En dan betaalt de consument het dus toch zelf. In alle lagen van de bevolking wordt geld geleend. Opvallend is dat zowel de hoogste als de laagste inkomensgroepen naar verhouding vaak lenen. Voor de rijkste mensen doet het er niet echt toe of ze lenen of niet: ze hebben het geld om af te lossen, dus waarom zouden ze sparen voor iets dat ze ook vandaag al kunnen kopen. In de laagste inkomens groepen wordt vaak geleend uit nood, omdat mensen voor een onverwachte uitgave komen te staan, waar ze niets voor hebben kunnen reserveren. Risico Mensen in de laagste inkomensgroe pen lopen bij een lening dan ook het meeste risico. Wie al geen geld heeft om te sparen, heeft eigenlijk ook geen kans om af te lossen. Toch komen beslist niet alleen de laagste inkomensgroepen met hun leningen in problemen. „We krijgen mensen uit alle inkomensgroepen", zegt Leo van Schijk van de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) in Den Haag. De Haagse GKB verstrekt niet alleen lenin gen, maar helpt mensen die in de proble men gekomen zijn ook om hun schuld te saneren. Eén van de eerste problemen, stelt Van Schijk vast, is dat veel financie ringsinstellingen geen zicht houden op de kreditering. Ze controleren te weinig of iemand wel in staat zal zijn de lening af te lossen. Van Schijk: „Een lening moet nooit langer lopen dan de duur-, zaamheid van het goed dat iemand ko pen wil. Als iemand een vakantie wil fi nancieren met een lening die drie jaar loopt, weetje datje niet goed bezig bent. Hij wil volgend jaar weer op vakantie en het jaar daarop weer, dat moet proble men geven". Kortlopende leningen van pakweg een jaar worden over het algemeen beter af gelost dan leningen met een looptijd van een aantal jaren. Vooral doorlopende kredieten, waar je steeds geld afkunt ha len maar ook steeds geld naar toe moet brengen, zorgen voor grote problemen. „Al is dat de laatste jaren beter, want de banken zijn ook voorzichtiger gewor den". De meeste problemen onstaan overi gens niet door overkreditering, maar vooral omdat de situatie van de krediet nemer plotseling verandert: een schei ding, ontslag of ziekte. En of je een inko men van 6.000 of 1.600 gulden per maand hebt, als daar plotseling een fors bedrag af gaat, zijn maar weinig mensen in staat op die klap snel op te vangen. En zeker mensen die toch al meer leenden dan spaarden, zitten dan in een oogwenk in de nesten. Bij de schuldsanering wordt door de GKB een afbetalingsplan gemaakt. Dat loopt in principe niet langer dan drie jaar, om mensen toch het vooruitzicht te geven dat er ooit weer een einde aan de misère komt. Het schuldsaneringsplan wordt zo opgesteld dat er nog enige ruimte overblijft om een klein bedrag te sparen, zodat het kapot gaan van de koelkast het gezin niet meteen voor nieuwe rampen plaatst. Vaak moet er onderhandeld worden met de financier om een deel van de schuld kwijtgescholden te krijgen. Soms worden ook maatschappelijke of kerkelijke organisaties benaderd om nooddruftige gezinnen een beetje te hel pen. Helemaal aan de rand van de krediet verleningswereld opereert de lommerd. De lommerd is helemaal niet deftig, en daar praat je dus nog minder over dan over het nog niet afbetaalde bankstel. Bij de lommerd komen mensen die ner gens anders terecht kunnen. Mensen met een te laag inkomen, een slecht verleden wat afbetaling betreft of een hoge schuld. Voor hen zijn er, op twee plaatsen in ons land, banken van lening. De lom merds van Amsterdam en Den Haag, ooit beschouwd als instituten die uit de tijd waren, bloeien als nooit tevoren. In Amsterdam heeft men nog niet zo lang geleden zelfs een aantal bijkantoren in de hele stad geopend. In de Haagse lommerd (die onderdeel uitmaakt van de Gemeentelijke Krediet bank) is het ook druk. In Den Haag wordt alleen goud, zilver en juwelen als onderpand geaccepteerd. A.J.F. Beek, hoofd van de Gemeentelijke Bank van Lening: „Goederen zijn te riskant, een stereotoren kan van de ene dag op de andere veel minder waard worden als er een nieuw model op de markt ver schijnt". Bovendien vereisen goederen een grote opslagruimte en is het beheer ervan arbeidsintensief. Jaarlijks krijgt de Haagse lommerd zo'n 55.000 panden aangeboden. De klanten komen uit het hele land. Naar verhouding zitten er vrij veel mensen uit minderheidsgroepen in de wachtkamer. Beek; „Etnische minderheden zijn veel meer gewend aan banken van lening. Ze kopen vaak ook bewust gouden siera den als buffer voor moeilijke tijden". Vooral bij Nederlanders heeft de lom merd nog steeds de naam een instelling voor arme mensen te zijn. Ze schamen zich nog steeds een beetje om er naar binnen te stappen, al is dat wel minder geworden. Beek: „Vroeger zag je men sen soms drie, vier keer langslopen eer ze binnen durfden te komen. Dat zie je met meer". Volgens Beek wordt er ten onrechte op de lommerd neergekeken: „Het is de makkelijkste mogelijkheid om aan geld te komen. Je loopt geen enkel risico. Niemand steltje vragen, je hoeft je spul len niet terug te halen en je kunt nooit in afbetalingsproblemen komen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 29