Lessen uit het verleden
Lenen dat het een lust is
Noodzaak van een regionaal verzetsmuseum
Taboe rond het krediet is verdwenen
ZATERDAG 24 JANUARI 1987
EXTRA
PAGINA 29
„De gemeenten mogen dan terecht
veel aandacht besteden aan het wel
en wee van de minderheden en de
bestrijding van racisme, het valt me
daarentegen op dat ze de grootste
moeite hebben een cent uit te trek
ken voor een museum waar het pu
bliek in woord en beeld wordt ver
teld over het kwaad dat de ene mens
de andere kan aandoen".
door
Gerard van Pulten
Met de gedrevenheid die haar zo ken
merkt geeft Toos Fallaux aan dat de be
sturen van plaatselijke overheden wel
erg zuinig zijn met het verstrekken van
een gemeentegarantie voor een langdu
rig bestaan van het Zuidhollandse Ver
zetsmuseum, dat op 11 oktober vorig
jaar in Gouda door drs. S. Patijn in zijn
hoedanigheid van commissaris der Ko
ningin werd geopend.
Toos Fallaux, bestuurslid van het mu
seum, geeft onmiddellijk toe dat ze lang
genoeg in de Leidse gemeenteraad heeft
gezeten om te weten dat elk verzoek om
subsidie pleegt te worden afgewogen op
prioriteit. „Uiteindelijk", zegt ze, „is het
budget van de gemeenten ook beperkt".
Maar al heeft Toos Fallaux er dan be
grip voor dat ook de 96 Zuidhollandse
colleges van burgemeesters en wethou
ders moeten schipperen met de gelden
die hun door de landelijke overheid wor
den verstrekt, ze vraagt zich niettemin af
of het historische besef bij de doorsnee
gemeentebestuurder wel voldoende is
ontwikkeld om het bestaansbelang van
„een museum als deze" te kunnen in-
Alleen al vanwege de opvoedkundigé
waarde die volgens haar van de perma
nente en wisselende exposities in het
voormalige bankgebouw aan de Goudse
Turfmarkt uitgaat, zou dat volgens haar
geen enkel punt van discussie moeten
vormen. Want stelt ze: het heden kan im
mers niet los worden gezien van het
verleden. Juist in een tijd waarin het
neo-fascisme de kop opsteekt is het vol
gens haar zaak de generatie van nu te
confronteren met de kwalijke praktijken
van een fascistisch bewind dat terreur
zaaide in een voor ouderen recent, maar
voor jongeren ver verleden.
Zeven ton
Het plan tot vestiging van een provin
ciaal verzetsmuseum in Gouda rijpte bij
gedeputeerde Borgman na een bezoek
aan het Friese verzetsmuseum in Leeu
warden. In totaal vergde de verwezenlij
king van Borgmans idee ruim zeven ton.
Het benodigde kapitaal werd bijeenge
bracht door de provincie Zuid-Holland
(een eenmalige bijdrage van 330.000 gul
den), de 96 Zuidhollandse gemeenten,
alsmede door een duizendtal donateurs,
diverse fondsen en sponsors. Intussen
hebben de bestuursleden van de Stich
ting („waarin alle gezindten en levensbe
schouwingen zijn vertegenwoordigd")
de gemeenten opnieuw gevraagd om
een donatie van een dubbeltje per inwo-
„Maar", zo heeft bezoldigd conserva
tor Walter Swagemakers met enige spijt
moeten vaststellen, „het enthousiasme
om ons verder te sponsoren is niet groot.
En dat geldt vooral voor de plaatsen die
verder van Gouda af liggen. Dat neemt
niet weg dat we er alles aan zullen doen
om te voorkomen dat dit museum een
strikt plaatselijk karakter krijgt. En dat
zullen we doen door steeds te kiezen
voor regionale thema's. We zullen ons
moeten bewijzen, dat is duidelijk. Maar
het probleem is dat we ons moeilijk kun
nen bewijzen als er geen subsidies wor
den verleend".
Swagemakers hecht eraan op te mer
ken dat er niet direct vrees behoeft te
bestaan voor sluiting van het onlangs ge
opende museum. „Maar wil je echt pro
fessioneel draaien, dan moet je elk jaar
verzekerd zijn van de inkomsten van een
paar ton. Als zowel de lagere als hogere
overheden zo lauw blijven reageren op
onze activiteiten, zullen we wel genood
zaakt zijn die op een lager pitje te zet
ten".
Lesbrieven
En dat ligt zeker niet in de bedoeling
van Swagemakers, van het stichtingbe-
stuur en de rond tachtig, veelal uit het
verzet stammende vrijwilligers die
dienst doen als suppoosten, kaartverko
pers en technici. Dat moge blijken uit
het feit dat er een theetuin voor passan
ten wordt aangelegd, compleet met ter
ras en opgesierd met replica's van beel
den van oud-verzetstrijdster Truus Men
ger. Het blijkt ook uit het tentoonstel
lingsprogramma dat eens per drie maan
den wisselexposities belooft. Zo wordt
in mei het leven in de Jappenkampen
belicht. „We streven er bovendien naar
in maart een educatief programma voor
de scholen klaar te hebben. Er komt een
lesbrief voor leerlingen van basisscho
len en een lesbrief, bestemd voor mid
delbare scholieren. Die sturen we naar
alle scholen in Zuid-Holland, je moet nu
eenmaal de boer op om enige bekend
heid te krijgen. Tot nu toe bestaat er
voornamelijk van de zijde van scholen
uit de directe omgeving belangstelling".
Aan de hand van ervaringen die ze in
haar woonplaats Leiden heeft opgedaan,
moet bestuurslid Toos Fallaux vaststel
len dat men buiten de directe omgeving
van Gouda nauwelijks of in het geheel
niet op de hoogte blijkt te zijn van het
bestaan van het Zuidhollands Verzets
museum. Een andere deceptie heeft ze
tijdens de nieuwjaarsreceptie van het
Leidse gemeentebestuur moeten incas
seren; in de wandelgangen van het Leid
se stadhuis vernam Fallaux dat op een
nieuw verzoek om subsidieverlening af
wijzend zal worden beschikt. Maar zo
lang er officieel nog niets op schrift
staat, gaat ze welgemoed door met de
lobby onder de haar zo vertrouwde Leid
se politici.
Waar ze gaat, laat ze een spoor van fol
ders achter. Waar ze verschijnt probeert
ze donateurs te werven. Tot nu toe heeft
ze drie mensen een bedrag van minimaal
25 gulden uit de portemonnaie weten te
praten. Ze vindt het niet vernederend
om in het belang van het Zuidhollands
Verzetsmuseum te spelen voor Johan
Bodegraven. „Bij ons wordt het verband
tussen racisme en fascisme belicht en
Een massale toeloop van bezoekers uit de provincie heeft het in Gouda gevestigde
Zuidhollandse Verzetsmuseum tot nu toe nog niet te verwerken gekregen. Het geniet
enkele maanden na de opening voornamelijk plaatselijke bekendheid; aan de beoogde
regionale functie heeft het nog niet kunnen voldoen. Daar komt, als het aan de
museumleiding ligt, verandering in. Binnenkort kunnen alle scholen in de provincie
Zuid-Holland een zogeheten lesbrief tegemoet zien. De actie voor meer aandacht vanuit
de provincie ontbeert vooralsnog de steun van de meerderheid van gemeentelijke
overheden. In veel plaatsen heerst de opvatting dat het museum 'in het verre Gouda' zich
na de ontvangst van onze financiële bijdrage in de oprichtingskosten nu zelf maar moet
bedruipen. „Daarmee getuigt men ervan het gevaar van het fascisme niet voldoende te
onderkennen. In dit museum kan men leren van de fouten die er in het verleden zijn
gemaakt".
In de vitrine met kinderspelen staat
Hitier als duikelaar te kijk. Voorts wordt
onder meer een in een bijbel verborgen
pistool geëxposeerd, illegale kranten,
clichés die werden gebruikt bij het ma
ken van vervalsingen en ook het kas
boek van het nationale steunfonds.
Daarnaast kunnen de bezoekers ook
kennis nemen van de propaganda van
neo-nazistische organisaties die veelal is
verzameld door leden van anti-fascismc
comités.
In een belendend vertrek wordt door
lopend een drie kwartier durende video-
Film over het Zuidhollandse verzet ver
toond. Op aanvraag kunnen scholen de
ingekorte versie van deze, door Boude-
wijn Schoewert vervaardigde rolprent in
bruikleen krijgen.
„Het materiaal waarover wij nu be
schikken hebben wij gekregen of is ons
in bruikleen afgestaan", vertelt Swage
makers. „In allerlei kranten hebben wij
destijds oproepen geplaatst". Tot de mu
seumcollectie behoort inmiddels ook de
volledige nalatenschap van de vorig jaar
overleden Lex Bernard, tijdens de
Tweede Wereldoorlog in Leiden en om
geving aanvoerder van de groep-Lex.
Toos Fallaux: „Wij zijn heel blij dat zijn
vrouw ons dat materiaal beschikbaar
heeft gesteld. Het is uit historisch oog
punt van ongemeen belang".
Het Zuidhollandse Verzetsmuseum. "Oppassen dat het te plaatselijk wordt", zegt de conservator.
dat gebeurt in lang niet alle verzetsmu
sea. Daarom is het een noodzaak dat er
zoveel mogelijk financiële bronnen wor
den aangeboord opdat zoveel mogelijk
jongeren lering kunnen trekken uit dat
gene wat ze bij ons zien en horen".
Niet alleen vanwege haar verleden als
hulpverleenster aan onderduikers en als
koerierster, maar vooral ook vanwege
haar betrokkenheid bij het anti-fascime
comité en het Chili-front is zij door stich
tingsvoorzitter Hekon Pasman gevraagd
zitting te nemen in het bestuur van het
museum. Juist op grond van haar huidi
ge bezigheden en de verzetsactiviteiten
die ze in de Tweede Wereldoorlog heeft
ontplooid, is zij als zovele andere onbe
zoldigde medewerkers in staat het pu
bliek als het ware uit eerste hand infor
matie te verschaffen over het leed dat to
talitaire regimes onder mensen kunnen
veroorzaken.
Uitwisseling
Met alle respect voor het initiatief om
een museum op te richten waar onder
meer het Zuidhollandse verzet wordt be
licht, onwillekeurig dringt zich de vraag
op of de noodzaak daartoe aanwezig
was. Temeer omdat er onlangs in Am
sterdam een nationaal verzetsmuseum
werd geopend, temeer ook omdat er in
Overloon, Westerbork en in Leeuwarden
al specifieke oorlogsmusea bestonden.
De vraag kort en bondig samengevat:
dreigt er tussen al die musea geen ge
nante concurrentiestrijd uit te barsten?
Toos Fallaux: "Bij ons wordt het
verband tussen racisme en fascis
me belicht, dat is bijzonder".
„Nee", is het antwoord van Walter
Swagemakers, de conservator van het
Zuidhollandse Verzetsmuseum. „We
overlappen elkaar in het geheel niet,
twee maanden geleden is zelfs besloten
om regelmatig overleg met elkaar te ple
gen. Het ligt in de bedoeling om een uit
wisselingsprogramma samen te stellen.
Ik stel me voor dat het thema over de
onderduikers daarin volledig zal passen.
Zodoende zal het in de toekomst gebeu
ren dat een bepaalde expositie van het
ene naar het andere museum verhuist
om daar met een aan de regio aangepast
verhaal tentoongesteld te worden".
„Bovendien", meent Swagemakers
ook te weten, „is het publiek uit Zuid-
Holland niet direct geneigd een bezoek
af te leggen aan een museum in Over
loon of Amsterdam. Vanwege de her
kenbaarheid van het gebodene zullen ze
eerder een museum in de regio bezoe
ken. Musea als deze hebben voorname
lijk een regionale functie. Ook het ver
zetsmuseum van Amsterdam dat dan
wel de pretentie heeft van nationale allu
re te zijn, maar dat in wezen toch een
plaatselijk karakter draagt".
Zoals hij het zelf formuleert moet
Swagemakers werken vanuit de beper
king. Hij beschikt over slechts twee krap
bemeten expositievertrekken, waar de
museumbezoekers aan de hand van het
overzichtelijk tentoongestelde materiaal
een samenhangend verhaal wordt ver
teld over het leven in Zuid-Holland ten
tijde van de bezetting. Van brood ver
vaardigde dobbelsteentjes herinneren
aan het vermaak dat de door Duitsers
vervolgde Nederlanders in hun cel van
het Oranjehotel toch nog wisten te vin
den.
Gehecht
De mensen uit het verzet stonden aan
vankelijk niet te trappelen om hun zorg
vuldig bewaarde herinneringen het huis
uit te doen. Swagemakers: „De mensen
voelen zich emotioneel gehecht aan hun
spullen".
Toos Fallaux: „En dikwijls komen de
genen die in principe wel bereid zijn hun
eigendommen af te staan eerst even
poolshoogte nemen. Even kijken hoe
hier alles wordt tentoongesteld. Vaak
leeft bij de mensen de angst dat hun
spullen worden weggegooid als die bij
gebrek aan ruimte niet meteen kunnen
worden geëxposeerd. Maar dan laten we
hun het depot zien, daar ligt alles keurig
opgeslagen".
Het verhaal over het Zuidhollandse
verzet, zoals dat wordt gepresenteerd in
het Zuidhollandse museum in Gouda, is
verre van compleet. Conservator Swage
makers zal de eerste zijn om toe te geven
dat hij thans weinig voorwerpen kan
presenteren die de bezoekers in gedach
ten kunnen terugvoeren naar de spoor
wegstaking.
„Ook zouden wapens en andere attri
buten die destijds in gebruik waren bij
het gewapend verzet welkom zijn. Maar
ik realiseer mij dat het niet altijd even
makkelijk zal zijn om daar aan te komen.
Niet alleen omdat de verzetsmensen in
de oorlog al heel belastende voorwerpen
hebben moeten weggooien, maar ook
omdat talloze verzetsmensen hun oor
logsverleden letterlijk hebben begraven
op het moment dat de vrede eindelijk
daar was".
Het Zuidhollandse Verzetsmuseum is ge
vestigd aan de Turfmarkt 30 in Gouda. De
openingstijden zijn: dinsdag Um zaterdag 10-
17 uur; zondag: 12-17 uur. Wie donateur wil
worden van het museum, dient minimaal 25
gulden per jaar over te maken op giro 4507
t.n.v. Stichting Zuidhollands Vei
Lenen, dat dééd je vroeger niet. Al
leen armoedzaaiers en dronkelap
pen gaven uit wat ze niet bezaten.
Wie net en oppassend leefde, spaar
de of verzweeg tegenover de buren
angstvallig dat de winterjas naar
de lommerd was gebracht.
Lenen, dat doe je tegenwoordig
wel. Wat vroeger niet hoorde, is
vandaag zelfs chic. Een doorlo
pend kredietje, een credit-card,
een hypotheek: dat soort lenen is
een gespreksonderwerp, dat zon
der problemen aangesneden kan
worden.
In de afgelopen decennia is er in Neder
land heel wat veranderd in de opvattin
gen over wat hoorde en wat niet. Dat ge
reformeerde en spaarzame volk, recht in
de leer en streng in de moraal, is over
veel dingen makkelijker gaan denken.
Hoeveel makkelijker, dat blijkt uit de
cijfers. In 1961 leenden we met zijn allen
437 miljoen gulden. Nog geen 25 jaar la
ter, in 1985, hadden de gezamenlijke
geldschieters bijna 12,5 miljard gulden
uitstaan. In dat jaar verstrekten banken,
postorderbedrijven, financieringsinstel
lingen en al wie nog meer op de krediet
markt actief is, zo'n 7,5 miljard aan le
ningen.
We lenen overigens wel minder dan
een aantal jaren geleden. Dat heeft niets
te maken met een veranderd moraal,
maar wel met een veranderde rente
stand. In 1980 werd nog dik acht miljard
geleend. Veel kredietnemers raakten
toen in de problemen door de hoge rente
en dat heeft mensen een tijdje kop
schuw gemaakt. Die schrik is langzaam
weer aan het slijten en er zit weer een
stijgende lijn in het geldlenen.
Natuurlijk werd er vroeger ook wel ge
leend, ook door oppassende burgers. Je
kocht op de pof bij de kruidenier of je
stond ergens op de lat. Of je beleende je
spullen. De banken van lening floreer
den en niet-voor niets kwam de overheid
in 1909 met de pandhuiswet, die woeker-
praktijken bij de lommerd moest into
men.
Uitzet
Maar schulden maakte je alleen, om
dat het echt niet anders kon. Voor kost
bare dingen werd gespaard. Het was be
paald niet ongebruikelijk om jaren lang
verloofd te zijn en in de tussentijd een
uitzet bijeen te sparen en een positie op
te bouwen. Tegenwoordig begint menig
huwelijk met een gang naar de bank,
waar geld wordt geleend voor een com
pleet ingerichte woning.
Het aantrekkelijke van lenen is na
tuurlijk dat je heden kunt kopen wat je
vandaag wil hebben. De nadelen zijn
duidelijk. „Lenen, lenen, betalen, beta
len", zong Youp van het Hek al. Wie
leent, betaalt rente en moet afbetalen.
Dat dwingt elke maand tot het reserve
ren van een bepaald bedrag, ook als dat
door omstandigheden eens niet zo goed
uitkomt. Wie spaart, kan eens een
maand overslaan, maar bij afbetaling ac
cepteert de bank dat niet.
Er is nog een nadeel, al zien geldschie
ters dat soms als een voordeel. „Als je
niét meteen hoeft te betalen, geef je
meer toe aan je impulsen. Dan bestel je
in een restaurant makkelijker die dure
fles wijn. Mensen die contant betalen,
zijn voorzichtiger", zegt H. Renfurm van
American Express.
Zijn organisatie verstrekt met
groeiend succes één van de jongste loten
van de veelzijdige kredietboom: de cre
dit-card. Alleen weggelegd voor de wel
varende burger, want een bruto-inko-
men van minstens 60.000 gulden per jaar
is een vereiste om in aanmerking te ko
men voor de gewone groene kaart.
De credit-card is overgewaaid uit
Amerika, waar je zo langzamerhand bij
na niet meer kunt betalen zonder het zo
genaamde plastic geld. De kaart is mak
kelijk, want een mens heeft nooit con
tant geld op zak en als de kaart wordt
gestolen, hoeft de eigenaar dat maar
door te geven en hij loopt geen enkel ri
sico meer. De kaart geeft bovendien een
zekere standing, voofal als je, discreet
maar toch zichtbaar voor je tafelgeno
ten, afrekent met de American Express
Gold-Card. Die wordt namelijk alleen
verstrekt aan mensen die minstens een
ton per jaar verdienen.
Credit-cards zijn voor consumenten
de goedkoopste wijze van kredietverle
ning. Je betaalt een jaarlijks lidmaat
schap en je lost elke maand een deel van
je schulden af, maar je bent geen rente
verschuldigd. De kosten van de kaart
worden namelijk opgebracht door de
winkelier of het restaurant dat betaling
per kaart accepteert.
Vandaar dat lang met elke midden
stander enthousiast kijkt als de klant
zijn kaart tevoorschijn haalt: daar gaan
weer een paar procenten van de winst.
In Amerika heeft men dat inmiddels op
gelost door de prijzen gewoon wat te
verhogen. En dan betaalt de consument
het dus toch zelf.
In alle lagen van de bevolking wordt
geld geleend. Opvallend is dat zowel de
hoogste als de laagste inkomensgroepen
naar verhouding vaak lenen. Voor de
rijkste mensen doet het er niet echt toe
of ze lenen of niet: ze hebben het geld
om af te lossen, dus waarom zouden ze
sparen voor iets dat ze ook vandaag al
kunnen kopen. In de laagste inkomens
groepen wordt vaak geleend uit nood,
omdat mensen voor een onverwachte
uitgave komen te staan, waar ze niets
voor hebben kunnen reserveren.
Risico
Mensen in de laagste inkomensgroe
pen lopen bij een lening dan ook het
meeste risico. Wie al geen geld heeft om
te sparen, heeft eigenlijk ook geen kans
om af te lossen. Toch komen beslist niet
alleen de laagste inkomensgroepen met
hun leningen in problemen. „We krijgen
mensen uit alle inkomensgroepen", zegt
Leo van Schijk van de Gemeentelijke
Kredietbank (GKB) in Den Haag. De
Haagse GKB verstrekt niet alleen lenin
gen, maar helpt mensen die in de proble
men gekomen zijn ook om hun schuld te
saneren.
Eén van de eerste problemen, stelt
Van Schijk vast, is dat veel financie
ringsinstellingen geen zicht houden op
de kreditering. Ze controleren te weinig
of iemand wel in staat zal zijn de lening
af te lossen. Van Schijk: „Een lening
moet nooit langer lopen dan de duur-,
zaamheid van het goed dat iemand ko
pen wil. Als iemand een vakantie wil fi
nancieren met een lening die drie jaar
loopt, weetje datje niet goed bezig bent.
Hij wil volgend jaar weer op vakantie en
het jaar daarop weer, dat moet proble
men geven".
Kortlopende leningen van pakweg een
jaar worden over het algemeen beter af
gelost dan leningen met een looptijd van
een aantal jaren. Vooral doorlopende
kredieten, waar je steeds geld afkunt ha
len maar ook steeds geld naar toe moet
brengen, zorgen voor grote problemen.
„Al is dat de laatste jaren beter, want de
banken zijn ook voorzichtiger gewor
den".
De meeste problemen onstaan overi
gens niet door overkreditering, maar
vooral omdat de situatie van de krediet
nemer plotseling verandert: een schei
ding, ontslag of ziekte. En of je een inko
men van 6.000 of 1.600 gulden per maand
hebt, als daar plotseling een fors bedrag
af gaat, zijn maar weinig mensen in staat
op die klap snel op te vangen. En zeker
mensen die toch al meer leenden dan
spaarden, zitten dan in een oogwenk in
de nesten.
Bij de schuldsanering wordt door de
GKB een afbetalingsplan gemaakt. Dat
loopt in principe niet langer dan drie
jaar, om mensen toch het vooruitzicht te
geven dat er ooit weer een einde aan de
misère komt. Het schuldsaneringsplan
wordt zo opgesteld dat er nog enige
ruimte overblijft om een klein bedrag te
sparen, zodat het kapot gaan van de
koelkast het gezin niet meteen voor
nieuwe rampen plaatst.
Vaak moet er onderhandeld worden
met de financier om een deel van de
schuld kwijtgescholden te krijgen.
Soms worden ook maatschappelijke of
kerkelijke organisaties benaderd om
nooddruftige gezinnen een beetje te hel
pen.
Helemaal aan de rand van de krediet
verleningswereld opereert de lommerd.
De lommerd is helemaal niet deftig, en
daar praat je dus nog minder over dan
over het nog niet afbetaalde bankstel.
Bij de lommerd komen mensen die ner
gens anders terecht kunnen. Mensen
met een te laag inkomen, een slecht
verleden wat afbetaling betreft of een
hoge schuld.
Voor hen zijn er, op twee plaatsen in
ons land, banken van lening. De lom
merds van Amsterdam en Den Haag,
ooit beschouwd als instituten die uit de
tijd waren, bloeien als nooit tevoren. In
Amsterdam heeft men nog niet zo lang
geleden zelfs een aantal bijkantoren in
de hele stad geopend.
In de Haagse lommerd (die onderdeel
uitmaakt van de Gemeentelijke Krediet
bank) is het ook druk. In Den Haag
wordt alleen goud, zilver en juwelen als
onderpand geaccepteerd. A.J.F. Beek,
hoofd van de Gemeentelijke Bank van
Lening: „Goederen zijn te riskant, een
stereotoren kan van de ene dag op de
andere veel minder waard worden als er
een nieuw model op de markt ver
schijnt". Bovendien vereisen goederen
een grote opslagruimte en is het beheer
ervan arbeidsintensief.
Jaarlijks krijgt de Haagse lommerd
zo'n 55.000 panden aangeboden. De
klanten komen uit het hele land. Naar
verhouding zitten er vrij veel mensen uit
minderheidsgroepen in de wachtkamer.
Beek; „Etnische minderheden zijn veel
meer gewend aan banken van lening. Ze
kopen vaak ook bewust gouden siera
den als buffer voor moeilijke tijden".
Vooral bij Nederlanders heeft de lom
merd nog steeds de naam een instelling
voor arme mensen te zijn. Ze schamen
zich nog steeds een beetje om er naar
binnen te stappen, al is dat wel minder
geworden. Beek: „Vroeger zag je men
sen soms drie, vier keer langslopen eer
ze binnen durfden te komen. Dat zie je
met meer".
Volgens Beek wordt er ten onrechte
op de lommerd neergekeken: „Het is de
makkelijkste mogelijkheid om aan geld
te komen. Je loopt geen enkel risico.
Niemand steltje vragen, je hoeft je spul
len niet terug te halen en je kunt nooit in
afbetalingsproblemen komen".