'Je moet uit elk kind
halen wat er in zit'
Geen extra geld voor 'kansarme' wijken
Staatssecretaris Ginjaar-Maas heeft ideaal voor ogen met basisvorming
'Rivaliteit op
en concurrentie
tussen scholen
zal toenemen'
VRIJDAG 23 JANUARI 1987
PAGINA 9
Als er staatssecretaris
Nell Ginjaar-Maas
(onderwijs) één
schrikbeeld voor ogen
staat, is het dat van een
maatschappij, waarin
een kleine,
hoog-technologische elite
het voor het vertellen
heeft en de rest van het
volk zich passief
vermaakt voor de video.
Om dat te voorkomen,
staat haar maar één ding
voor ogen en dat is het
verhogen van de
kwaliteit van het
onderwijs.
door
Nico Hylkema
„Dan kom je voor de wezenlijke
vraag: wat moet een kind leren
om in de maatschappij van van
daag en morgen als volwaardig
en zelfstandig burger te kunnen
opereren? Dat is de achtergrond
geweest van de opdracht van de
regering aan de Wetenschappe
lijke Raad voor het Regeringsbe
leid (WRR) een advies op te stel
len voor de inhoud van het de
eerste fase van het voortgezet on
derwijs. Dat advies over een bre
de basisvorming in de eerste drie
jaar van het voortgezet onderwijs
is er nu. De regering heeft het in
haar regeerakkoord tot uitgangs
punt van haar beleid gemaakt.
En daarmee lijken er na jaren
discussie knopen te worden
doorgehakt".
Die adviesaanvraag, zo vertelt
de bewindsvrouwe, was op zich
niet zo nieuw. Al ten tijde van de
toenmalige minister Pais werd
over een dergelijk advies ge-1
dacht. De WRR durfde dat toen
nog niet aan. Na nog eens acht
jaar van geharrewar over mid
denschool of voortgezet basison
derwijs, durfde men het nu wel
en het resultaat was wonderbaar
lijk. De voorzitter van de werk
groep, die het advies heeft voor
bereid, dr. Cees Schuyt, heeft
wel eens zijn verbazing uitge
sproken over de vrij algemene
acceptatie van zijn advies.
De staatssecretaris is daar min
der verbaasd over. „Stel je eens
voor. dat de WRR met een volko
men blanco cheque was begon
nen, met als enige opdracht: stel
een plan op v,oor de voorberei
ding op de toekomst van onze
kinderen. Als je dan nu ziet met
welke conclusies, welke vakken
pakketten, de WRR is gekomen,
dan zie je dat die vakken er ei
genlijk allemaal al zijn. Welis
waar niet aan de mavo, havo, lbo
allemaal, maar toch. Dan moetje
toch stellen dat we het nog niet
zo gek hebben gedaan met ons
traditionele onderwijs".
Wiskunde
Voor het advies uitkwam
stond voor Ginjaar-Maas al vast,
dat de inhoud belangrijker zou
zijn dan de structuur. Er is aan
het bestaande pakket vakken
een aantal toegevoegd, maar
voor haar is het de vraag of de
manier van lesgeven niet belang
rijker is. Met andere woorden:
voor haar is de leerplanontwik
keling het belangrijkste onder
deel van de verandering in het
voortgezet onderwijs.
Een stokpaardje van de staats
secretaris is wiskunde. Geregeld
komt zij in het nieuws met plan
nen om wiskunde voor meisjes
verplicht te stellen. Volgens haar
is iemand zonder wiskunde in
zijn of haar vakkenpakket eigen
lijk bij voorbaat uitgesloten van
bepaalde sectoren van de ar
beidsmarkt. Zij heeft dan ook
opdracht gegeven tot het ontwer
pen van een geheel nieuw leer
plan voor wiskunde, waarbij
doen en leren samen op moeten
gaan.
Hoe groot de consensus over
het WRR-advies ook mag zijn,
kritiek is er ook. Die kritiek
spitst zich toe op de leerlingen
die nu onder aan ons onderwijs
systeem bungelen. Het WRR-ad
vies gaat uit van een algemeen
streefniveau, dat vergelijkbaar is
met het huidige mavo-C en een
hoger, dat mavo-D als equivalent
heeft. Leraren uit het lager be
roepsonderwijs hebben daarop
in vele toonaarden laten weten
dat veel van hun leerlingen dat
niet aan zullen kunnen.
Ginjaar-Maas heeft zich die
kritiek wel ter harte genomen:
„Dat is juist de reden, waarom
wij er alles aan zullen doen, om
leerlingen op dat algemene
streefniveau te krijgen. Als er na
tuurlijk jongeren zijn, die dat
niet halen is dat iammer. Maar
DEN HAAG (GPD) - Veel kinde
ren uit oude wijken in grote steden
doen het op school niet zo goed.
Toch wil de Eerste Kamer geen
wet aannemen die gebieden aan
wijst waar extra onderwijskundige
zorg geboden is. De Senaat heeft
het voorstel van minister Deetman
om 69 van deze gebieden bij wet
aan te wijzen, verworpen. Benoe
men van de gebieden is onderdeel
van het voorrangsbeleid, waarmee
Deetman achterstanden wil weg
werken.
door
Theo Haerkens
Kinderen van minderheidsgroe
pen, van ouders met weinig oplei
ding en kinderen uit èén-ouderge-
zinnen hebben meer kans dan an
dere kinderen dat het op school
niet zo goed gaat. Gezinnen die
ook daar zijn oplossingen voor
ingebakken. Zo is er de combina
tievariant, waarin leerlingen een
soort van gecombineerd prak
tijk/theoriepakket krijgen".
Aanmodderen
„Als dat ook niet lukt, zoals bij
voorbeeld voorspelbaar is bij een
tweede moderne taal, moet je
leerlingen ook niet nodeloos la
ten voortmodderen. Dan geven
wij vrijstellingen. Bovendien is
er nog een mogelijke uitloop in
tijd. De WRR-periode kan ook
vier jaar duren in plaats van drie
jaar, zoals nu gepland. Maar je
kunt leerlingen niet eindeloos op
school houden, als ze geen zin
hebben. Die leerlingen kunnen
hun opleiding beter vervolgen in
het kmbo".
De wenkbrauwen gaan nu
even omhoog, want uit het korte
lings gepubliceerde plan voor
sectorscholen in het middelbaar
beroepsonderwijs blijkt dat juist
dat kmbo ophoudt te bestaan.
„Nee", bestrijdt Ginjaar-Maas
deze opvatting. „De tweejarige
variant van de sectorschool is het
nu bestaande kort middelbaar
beroepsonderwijs"
Het lager beroepsonderwijs
ligt de staatssecretaris nauw aan
het hart, zo heeft zij bij verschil-
dergelijke problemen kennen zijn
vaak in bepaalde gebieden te vin
den, bij voorbeeld in de arme wij
ken in grote steden. Deetman heeft
69 van die gebieden aangewezen,
de meeste liggen in Amsterdam.
Rotterdam en Den Haag. Het on
derwijsvoorrangsbeleid - dat op 1
augustus vorig jaar begon - mag
jaarlijks een kleine zeventig mil
joen gulden kosten.
De opzet van het onderwijsvoor
rangsbeleid is eenvoudig: hoe
meer problemen, hoe meer punten.
Hoe meer punten, hoe meer extra
geld. Dat wordt niet alleen besteed
aan onderwijs, maar ook aan bi
bliotheken en club- en buurthui
lende gelegenheden laten weten.
„Wat op het lbo gebeurt moeten
we oppakken. Ik ben zelf lerares
scheikunde aan het voorberei
dend wetenschappelijk onder
wijs geweest. Ook die leerlingen
waarderen de praktijkkant daar
van bijzonder. Ik zou willen, dat
daar in de leerplanontwikkeling
meer vorm en inhoud zou wor
den geveven".
De bewindsvrouwe is optimis
tisch van aard als het de motiva
tie van de leerlingen betreft. „In
september gaan alle kinderen
met plezier naar school. Elk kind
is nieuwsgierig. Maar ja, na enige
maanden blijkt het allemaal niet
altijd mee te vallen. Niet ieder
mens is natuurlijk even leuk. Dat
geldt voor leerlingen, maar ook
voor leraren. De wijze waarop de
leerstof wordt aangeboden is
voor een groot deel verantwoor
delijk voor het behoud van de
nieuwsgierigheid van de kinde-
Vierde jaar
Vooral bij mavo en lbo-scholen
bestaat grote bezorgdheid over
het voortbestaan van het vierde
jaar van deze opleidingen. Het is
immers mogelijk vanaf de WRR
periode rechtstreeks naar één
zen. Daarom hoeft minister Deet
man niet al het geld op te hoesten.
Minister Brinkman van welzijn be
taalt ook mee.
Rechtszekerheid
Zo gaat het op dit moment. Wat
minister Deetman en de Tweede
Kamer betreft, blijft het zo. Zeker
tot 1990. Dat kan omdat minister
Brinkman en de voormalige staats
secretaris Van Leijenhorst van on
derwijs dat in 1985 voor vier jaar
geregeld hebben. Het heeft immers
geen zin mooie plannen uit te den
ken - speciale voorzieningen in de
van de vier sectorscholen voor
mbo te gaan, of naar het havo of
voorbereidend onderwijs. Gin
jaar-Maas deelt die bezorgdheid
niet.
Zij ziet het voortbestaan van
het huidige lbo en mavo niet in
gevaar komen. Zij wijst op de
mogelijke uitloop in de eerste fa
se van het voortgezet onderwijs
van vijf jaar. Leerlingen mogen
dus na het WRR-onderwijs nog
één of twee jaar - „daar was ik
eerst niet zo voor, maar goed" -
de eerste fase afronden aan het
lbo. de mavo, of doorstroomjaar.
„Het onderwijs op basis van
het WRR-advies. noch het mavo,
noqh het lbo zijn vormen van
eindonderwijs. De maatschappij
vraagt jonge mensen met een
goede scholing. Ieder jong mens
hoort met een afgeronde be
roepsopleiding van school te ko
men. Dat kan in voltijd- of deel
tijdonderwijs bijvoorbeeld via
het leerlingwezen. Er is nu een
maal een groep leerlingen, die je
niet eeuwig op school kunt hou
den". Bij de staatssecretaris be
staat de angst dat bij een te lang
vasthouden van leerlingen in de
periode van basisvorming, zij de
school zullen verlaten. En dat is
het laatste dat zij wenst.
Die basisvorming is bedoeld
om de beroepskeuze van leerlin-
bibliotheek van een oude stads
wijk bij voorbeeld - om nog voor
de uitvoering goed en wel begon
nen is. te stoppen. Dat kan ook niet
omdat de rechtszekerheid van spe
ciale medewerkers aan zo'n project
dan in het gedrang komt. Een extra
onderwijzer kun je ook niet na een
paar maanden de deur wijzen om
dat het project is gestopt.
Nu heeft het parlement gespro
ken. Maar helaas, niet met één
mond: de meerderheid in de Twee
de Kamer steunt het onderwijs
voorrangsbeleid en wil ook aanwij
zing van de 69 gebieden die extra
aandacht verdienen. De Eerste Ka
gen enkele jaren uit te stellen eh
ze voor te bereiden op een steeds
ingewikkelder maatschappij.
Dat uitstel lijkt wat in het geding
te komen, waar het middelbaar
onderwijs de mogelijkheid krijgt
verticale scholengemeenschap
pen te vormen met scholen voor
lager beroepsonderwijs. Dan zou
die keuze toch weer op twaalfja
rige leeftijd worden gemaakt.
Twee niveaus
Ginjaar-Maas: „Die verticale
scholengemeenschappen willen
wij ook niet stimuleren. Maar
waar het in het agrarisch onder
wijs mogelijk is, hebben we het
anderen ook niet willen onthou
den. Dat wat er is kan blijven. En
men blijkt daar heel blij mee.
Desondanks zie ik liever, dat er
zich in de eerste fase brede scho
lengemeenschappen vormen,
bijvoorbeeld met mavo, lager
huishoud- en nijverheidsonder
wijs en technisch onderwijs".
Een ander punt van kritiek op
de WRR-plannen is het onder
wijs op twee niveaus. Hoewel het
WRR-advies er uitdrukkelijk
vanuit gaat. dat iedere school
beide niveaus aanbiedt, bestaat
de angst, dat er straks twee
schoolsoorten ontstaan. Zeg
maar de oude scholengemeen
mer wil dat niet. De regeringspar
tijen CDA en VVD onthielden
CDA-minister Deetman hun steun.
Zij vinden dat de scholen individu
eel geholpen moeten worden. Er
hoeft wat hen betreft niet gekeken
te worden naar de concentratie van
probleemgezinnen in een bepaald
gebied. De kleine christelijke par
tijen zijn het daar mee eens. Die
weten wel dat er in de steden veel
meer problemen dicht bij elkaar
zitten. Bij deze aanpak valt het
platteland buiten de prijzen en
krijgt geen extra geld. Achteraf
Tot zover gaat het allemaal vol
gens de boekjes. Een wetsvoorstel
wordt in de Tweede Kamer aan
schappen havo-vwo met basis
vorming op het hoogste niveau
en de mavo's en scholengemeen
schappen met lager» beroepson
derwijs met alleen het laagste ni
veau. Ook van die kritiek is de
bewindsvrouwe niet onder de in
druk.
„Je ziet nu toch ook, dat de
helft van de mavo-leerlingen ein
dexamen doet op het hoogste ni
veau en nu het lbo de mogelijk
heid heeft gekregen op D-niveau
examen te doen, zie je daar ook
dat leerlingen dat niveau op één
of meer vakken na gaan streven.
Natuurlijk zal er verschil zijn, zo
als er nu eenmaal verschil is tus
sen mensen. Maar ik wens niet te
berusten in een tweedeling".
Plafond
„Ook in het havo en vwo is
sprake van niveauverschillen.
Onderdeel van de basisvorming
is de verhoging van de kwaliteit
van het onderwijs voor iedereen.
Wat men gauw vergeet, is dat het
hoogste niveau het plafond niet
is. Daar is geen sprake van. Je
moet uit elk kind halen wat erin
zit. Dat betekent dat we straks
heel wat gaan vragen aan de
scholen. Ze zullen moeten diffe
rentiëren. Dat zal op een brede
scholengemeenschap makkelij
ker gaan, dan op een categoriaal
mavootje"
Daar gaat dus de kleine mavo
in de Zuidwesthoek van Fries
land. „Nee", zo meent de staats
secretaris, „die school is allang
gewend aan differentiatie. Daar
zaten al lang leerlingen, die ei
genlijk geschikt waren voor havo
of vwo, maar daar kozen de ou
ders ervoor de kinderen nog wat
langer dicht bij huis te houden.
Dat is een heel legitieme keus".
De vraag is overigens of er
straks nog iemand naar mavo en
lbo gaat. Als elke school een bre
de basisvorming op twee niveaus
biedt, met de mogelijkheid van
directe doorstroming naar één
der sectorscholen, dan zullen ve
le ouders, met in het achterhoofd
de beroemde uil wellicht toch
een valk is, voor scholengemeen
schappen met havo en vwo kie
zen. Zo van: niet geschoten is al
tijd mis. Ook daarin gelooft de
staatssecretaris niet. „Degene
die straks op hoog niveau in drie
jaar door die basisvorming gaat
en rechtstreeks doorstroomt, is
niet de mavo-leerling van nu.
Dan moetje meer denken aan de
huidige leerlingen van havo en
Bedrijfsleven
Zoals gezegd presenteerde de
staatssecretaris onlangs naast
het WRR-advies ook een nieuw
plan voor het middelbaar be
roepsonderwijs. Deze scholen
worden ondergebracht in vier
sectorscholen met mogelijkhe
den tot twee, drie of vierjarige
studieprogramma's. Scholen die
menen, dat dat niet zoveel veran
dering met zich mee zal brengen,
hebben het volgens Ginjaar-
Maas goed mis. Er komt een leer
planontwikkeling, die beter aan
sluit op de beroepsvoorberei-
ding, de financiering verandert
en er komt de mogelijkheid van
contractonderwijs voor en door
het bedrijfsleven.
„De mbo-scholen krijgen gi
gantisch meer mogelijkheden.
Nu krijgen ze de ruimte, waar ze
om hebben geschreeuwd. Voor
veel leerlingen zal dat meer bete
kenen dan het huidige onder
wijs. De moderne vakman moet
functioneren in een nieuwe orga
nisatie. Juist daarom moet de
kwaliteit omhoog. Voor het vor
men van jonge zelfbewuste bur
gers moet je daar vroeg mee be
ginnen. Dat doe je niet alleen
met een brede basisvorming".
„Of ons plan slaagt is niet al
leen afhankelijk van wat er op
school gebeurt. Hoe gaan we met
elkaar om, dat is ook de vraag. Ik
ben nog opgegroeid in een ou
derwets milieu. Als mijn vader
zei: Kop dicht, dan hield ik mijn
kop dicht. Daar moet je nu niet
meer mee bij onze kinderen aan
komen. Dan zeggen ze: Ga fiet
sen". Desondanks heeft de be
windsvrouwe nu een positie be
reikt, waarin niemand haar meer
toevoegt, haar kop dicht te hou
den. Kennelijk vallen de gevol
gen van zo'n opvoeding nog wel
wat mee dus.
„Je hebt nu eenmaal dat ide
aal", stelt Ginjaar-Maas daar te
genover, „en je weet het nooit of
je het helemaal zult bereiken.
Toch moetje kinderen de kennis
en de vaardigheden aanreiken
om van een dociele houding af te
komen. Wat dat betreft ben ik
optimistisch over de hedendaag
se jeugd. Daarvoor kom ik vaak
genoeg op scholen en praat met
leerlingen Maar ik geef toe. we
moeten roeien met de riemen die
we hebben".
vaard en gaat vervolgens naar de
Eerste Kamer. Daar wordt het weg
gestemd en de wet komt er niet.
Dat is eenvoudig genoeg. Het pro
bleem is alleen dat de wet achteraf
gemaakt wordt. In de praktijk ging
Deetman er - tot ongenoegen van
de Eerste Kamer - al vanuit dat de
wet gold. Er werd geld uitgetrok
ken voor onderwijsvoorrangsbe
leid en dat geld werd volgens een
bepaalde sleutel verdeeld.
Verontwaardiging
Wat moet er nu gebeuren? De
Tweede Kamer ziet niet graag dat
De organisatorische verhoudingen
lussen schoolleiding en docenten
kunnen door invoering van basis
vorming onder aanzienlijke druk
komen te staan. Het vermogen van
scholen een eigen beleid te voeren
binnen de vrije ruimte die de exa
meneisen toestaan kan daardoor
in niet geringe mate worden inge
perkt.
Dit is de mening van prof. dr. E
Marx, hoogleraar organisatiekun
de aan de rijksuniversiteit Leiden.
Hij was deze week een van de spre
kers op een tweedaags congres in
Tilburg over de toekomstige inrich
ting van de eerste fase van het
voortgezet onderwijs. Aanleiding
tot de bijeenkomst is het besluit van
minister Deetman (onderwijs) de
WRR-voor stellen tot invoering van
basisvorming voor alle leerlingen
van 12- tot 15 a 16 jaar over te ne-
Volgens Marx maken de unifor
me exameneisen samen met syste
matische toetsing van leerlingen,
afsluitende examens en geregeld
peilingsonder zoek. niet alleen scho
lieren maar ook scholen meer ver
gelijkbaar. Vooral in tijden van
verminderende aantallen leerlin
gen leidt dit tot groeiende concur
rentie tussen scholen. Terwille van
hun voortbestaan zullen zij probe
ren zich door presentatie van hun
onderwijsbeleid zo gunstig moge
lijk te profileren. Voor de schoollei
ding ligt hier een belangrijke taak
als bemiddelaar tussen school en
haar omgeving. Het extra accent
dat deze taak kan krijgen, betekent
een versterking van de positie van
de leiding binnen de school, aldus
prof. Marx.
De hoogleraar verwacht ook dat
leraren door de concurrentiestrijd
met andere scholen onder prestatie-
druk komen te staan. Door de uni
forme exameneisen worden volgens
Marx ook de prestaties van docen
ten binnen eenzelfde school en voor
al binnen eenzelfde vak vergelijk
baar. Dit betekent verhoogde riva
liteit en sociale controle tussen lera
ren. Hij meent dat een en ander
kan leiden tot een behoefte om nor
men te stellen aan wat binnen een
school van leraren mag worden
verwacht. Nadruk op de persoonlij
ke prestatie van docenten is niet
bevorderlijk voor het voeren van
een gezamenlijk schoolbeleid, aldus
de Leidse hoogleraar.
Marx merkt op dat het dwingend
voorschrijven van de globale in
houd van de basisvorming en van
landelijk uniforme exameneisen
invloed heeft op de autonomie- e"
machtsrelaties in de school. De
voorgeschreven exameneisen bete
kenen enerzijds een versterking
van de machtspositie van de
schoolleiding, anderzijds vormen
zij voor docenten een steun in de
rug bij hun streven naar persoon
lijke autonomie. Bij bepaalde wen
sen van de schoolleiding kunnen zij
toch voorrang geven aan de eisen,
die van rechtswegeworden ge
steld, aldus de organisatiekundige
Volgens dr. J. Dronkers van de
Katholieke Universiteit Brabant
mag niet worden verwacht dat de
voorgestelde vernieuwingen in de
eerste fase van het voortgezet on
derwijs de rol van het onderwijs
als belangrijkste verdelingsmecha
nisme van ongelijke kansen in onze
samenleving zal veranderen. Die
ongelijke verdeling zal ten hoogste
nog meer dan thans al het geval is
berusten op de geleverde leerpres
taties in plaats van op het ouder
lijk milieu. De vernieuwingen zul
len echter nauwelijks de ongelijke
voorwaarden beïnvloeden die het
mogelijk maken dat leerlingen ver
schillende leerprestaties kunnen le
veren. Deze voorwaarden liggen
voornamelijk binnen het gezin,
schrijft Dronkers.
Onderwijs is de machtigste in
stelling geworden in de overdracht
van kennis, macht, inkomen en
aanzien van de ene op de volgende
generatie. Deze macht van het on
derwijs leidt volgens Dronkers ge
makkelijk tot de opvatting dat
door onderwijshervormingen de
ongelijke kansen beïnvloed kunnen
worden. Die opvatting wordt nog
versterkt doordat het lijkt also
burgers door wetgeving het fuiu
tioneren van het onderwijs betref
kelijk gemakkelijk kunnen regeler
Maar, zo concludeert hij, onde.
wijsmaatregelen beïnvloeden bij
na nooit de vitale elementen van
leer-, onderwijs- en keuzeprocessen
(ANP)
wat zij goedkeurt, uiteindelijk nie
doorgaat. En een uitnodiging om
met de minister te praten, is al on
derweg. PvdA'er Lilipaly vindt dat
de minister zich onvoldoende heelt
ingespannen om de wet door de-
Eerste Kamer te krijgen. Deetman
had met zijn portefeuille moeten
zwaaien, dan was de Eerste Kamer
wel akkoord gegaan, vindt hij.
De Eerste Kamer heeft zelf ook
reden voor verontwaardiging. De
minister komt pas met zijn plan
nen bij ons als al hü druk bezig is
met de uitvoering ervan, zei me
vrouw Grol - partijgenote van de
minister - boos.
Wat er nu gebeuren moet? Deet
man zelf weet het ook nog niet. Hij
is in elk geval niet van plan zich
veel aan te trekken van de bezwa
ren in de senaat: „Het probleem is
niet acuut. Tot 1990 is de zaak im
mers geregeld. Ik moet er mijn ge
dachten nog eens over laten gaan"