De bouwput zit vol met zwart geld We gaan het straks weer maken' Nieuws (makers) van 1986. Het ABP: niet meer dan volger van de fraude-mode De NASA en het grote vergeten van de Challenger-ramp Van de ene op de andere dag werden in augustus de komkommers van de voorpagina verdreven door het bericht dat het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds al frauderend miljoenen guldens teveel aan subsidie voor zijn premiehuurwoningen had opgestreken. En al snel werd duidelijk dat niet alleen het ABP list en bedrog had gepleegd. Vrijwel zeker hebben meer beleggers zich aan fraude schuldig gemaakt. door Ruria Hellinga Het heeft er zo langzamerhand de schijn van dat er fraude wordt gepleegd op plaatsen waar gebouwd wordt. Want het ABP is beslist niet de eerste belegger die betrokken is bij een fiks schandaal in de bouwwereld; het pensioenfonds is niet meer dan een trendvolger. Natuurlijk, er zijn ook tal van betrouwbare aannemers en opdrachtgevers. Maar het staat vast dat er in de bouw op uitgebreide schaal wordt gemalverseerd. Voor de oorlog was dat al zo. Mensen die de Indische buurt in Amsterdam hebben zien bouwen, kunnen daar met smaak over vertellen. Hoe de aannemer hele heipalen declareerde en ondertus sen slechts koppen van een meter lengte sloeg. Met het gevolg dat het hele project in staat van aanbouw al verzakte. De ge meente Amsterdam heeft het geweten: eerder dan normaal moest de wijk sloop- rijp worden verklaard. De naoorlogse aannemers vonden naast de oude methoden ook nieuwe we gen om op slinkse wijze rijk te worden. Neem bijvoorbeeld die wegenbouwer die op zijn rekening aangaf een weg met meer asfalt te hebben bewerkt dan in werkelijkheid het geval was. Maar wat vooral mode werd was hfët gesjoemel met arbeidskrachten. Haarlemse bouwfraude Ruim zeven jaar geleden is het nu dat Nederland werd opgeschrikt door de eerste grote zwartwerkersfraude. In maart 1978 vonden de eerste arrestaties plaats in wat in de wandeling al snel de Haarlemse bouwfraude zou gaan heten. Bij de fraudezaak bleek een heel net van aannemers uit Haarlem en omge ving betrokken te zijn. Op het moment van de eerste arrestatie waren ze al jaren aan het knoeien met een heel net van bv'tjes, waarin ze hun zwartbetaalde personeel hadden ondergebracht. Dat een en ander al die tijd aan de aandacht van controlerende ambtenaren was ont snapt, was vooral te wijten aan de lage opsporingsprioriteit die fraude op dat moment had. Zowel de fiscus als het Sociaal Fonds Bouwnijverheid wist wel dat er in Haar lem het een en ander mis was. Maar de vraag die men zich bij die instanties veel stelde was: wat doe je ertegen? Het SFB beschikte over slechts vier opsporings ambtenaren en de animo om te vervol gen was erg gering, ook al omdat frau deurs er in het algemeen met hele lage straffen afkwamen. Het was uiteindelijk aan een actie van de belastingdienst en het doldrieste ge drag van één der betrokken aannemers te danken dat er toch wat meer schot in de zaak kwam. Toen de fiscus in 1977 de euvele moed had beslag te laten leggen op de bankrekeningen van enige ver dachte aannemers, toog ijzervlechter Ti- nus N. naar het kantoor van de belas tingdienst om daar orde op zaken te stel len. Hij aarzelde niet zulks vergezeld te doen gaan van handtastelijkheden, als gevolg waarvan drie ambtenaren zich onder behandeling van een arts moesten stellen. Opmerkelijk genoeg werd het beslag op zijn banktegoeden opgeheven,' nadat de ijzervlechter met de losse hand jes de neus van de derdë overheidsdie naar had gekneusd. Een aanklacht werd er toen nog niet tegen hem ingediend. Tinus N. moest nog een aantal ambtenaren molesteren, voordat er echt actie werd ondernomen. Dat was bij het Sociaal Fonds Bouwnij verheid in Amsterdam, waar men tot N.'s grote ongenoegen niet mee wilde werken aan de verlenging van zijn in schrijving als aannemer. En zonder dat papiertje kon hij geen opdrachten krij gen. Met enige schroom (de betrokken ambtenaren waren doodsbang voor re presailles) bundelden de FIOD, de Haar lemse recherche en de opsporingsdienst van het SFB de krachten voor een on derzoek dat uiteindelijk zou leiden tot de arrestatie van een groot aantal aanne- De fraudezaak in Haarlem draaide, zo als bijna alle zaken in die tijd, om zwart werkers. De gebruikte constructie was simpel. De aannemer besteedde het werk op papier uit aan een met behulp van een stroman opgericht bv'tje. Die stroman, in de bouw steevast aangeduid als kattevanger, hoefde niets anders te doen dan (tegen een gepaste vergoeding) af en toe een stapeltje valse facturen te ondertekenen die moesten bewijzen dat zijn bedrijf het werk uitvoerde. Tegen de tijd dat er belasting- en pre miegelden moesten worden betaald, ging het bv'tje failliet en kon de fiscus naar het geld fluiten. Naar schatting hebben de Haarlemse aannemers op die manier zo'n 13 miljoen gulden in eigen zak gestoken. Sneeuwbaleffect De Haarlemse fraudezaak had een sneeuwbaleffect. Het speuren naar frau duleuze handelingen in de bouw kreeg in het hele land meer aandacht, de op sporingsdiensten werkten beter dan voorheen samen. Niet zonder resultaat, overigens. Overal werden aannemers netwerken opgerold en de cijfers logen er niet om. In Maastricht was voor een bedrag van 20. miljoen aan belasting en premies ont doken, in Deurne voor 1,3 miljoen. In Rotterdam, waar de welhaast legendari sche Papa Blanca met cijfers en feiten goochelde, bleek een kapitaal van 100 miljoen te zijn weggewerkt. In Nijmegen was volgens de processen-verbaal 13 miljoen in het zwarte circuit gestopt, in Uden 1 miljoen, in Zuid-Scharwoude 1,8 miljoen, in Leiden 32 miljoen en in Den Bosch 40 miljoen. Volgens schattingen van het toenmali ge hoofd van de afdeling Algemene Ver zekeringsplicht van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid, W.L. Anneveld, be droeg de totale fraude in 1979 minstens 100 miljoen gulden, en dat is een voor zichtige schatting. Veertig procent van de 300 faillissementen in de bouw dat jaar was aan fraude te wijten. De bouw was (en is) natuurlijk een ideale bedrijfstak om te frauderen. De talloze kleine bedrijven, de werknemers die vaak per klus werden aangenomen en regelmatig van baas wisselden en wisselen, de hele sfeer van vrije onge bonden jongens maakten bestrijding van zwartwerken moeilijk. Voor een echte controle schoten de wettelijke re gelingen tekort. In die tijd was het veel eenvoudiger dan nu bv's op te richten en ze vervol gens te laten ontploffen. Wie tiendui zend gulden betaalde, kon zijn bv laten inschrijven bij de Kamer van Koophan del. Of een dergelijk persoon eerder al betrokken was bij failliete bv's werd am per gecontroleerd. Trouwens, een stro man was zo gevonden en niemand lette erop of zo'n bedrijfje ook echt werd ge bruikt. De bloeiperiode van het zwartwerken is voorbij, nu er wettelijke maatregelen zijn genomen om dit soort misstanden in te dammen. Bv's worden beter gecontro leerd. Bovendien bestaat sinds 1 juli 1982 de wet ketenaansprakelijkheid. Vanaf die datum is de hoofdaannemer van een project aansprakelijk voor de af dracht van de sociale premies van de on deraannemers. Dat heeft duidelijk effect gehad, hoewel het zwartwerken de laat ste tijd weer toe lijkt te nemen, vooral in de scheepsbouw, een sector waar kop pelbazen ook altijd erg actief zijn ge weest. Belangrijke sector De bouw was na de oorlog een heel belangrijke sector. Zeker tot diep in de jaren zestig was de woningnood aanzien lijk en de noodzaak om te bouwen der halve navenant. Bij duizenden tegelijk werden de woningen uit de grond ge stampt. Al wie wilde bouwen was wel kom, want alles stond in het teken van dat ene belang: zo snel mogelijk onder dak verschaffen aan al die stelletjes die jaren bij ouders en schoonouders op zol der woonden. Niemand vroeg om controle en nie mand wilde ook toezicht. Als er in de Tweede Kamer over bouwen werd ge sproken, draaide het altijd om de vraag: hoe bouwen we meer? Dat de subsidie gelden die de overheid ter beschikking stelde wel eens verkeerd konden wor den gebruikt, kwam nooit ter sprake. Zodoende werd een klimaat gescha pen, waarin fraude kon gedijen. Niet al leen aannemers, ook anderen wisten daarvan te profiteren. Zoals directeur P. van G. van de Rotterdamsè woningcor poratie Patrimoniums Woningstichting (PWS). PWS, in 1966 nog een onbedui dende corporatie met 3000 woningen, groeide onder zijn bewind uit tot één van de grootste sociale verhuurders van Nederland. Van G. stond bekend als een sociaal-voelend man, een voorstander van lage huren in de stadsvernieuwing. De corporatie was heel actief in de stads vernieuwing en droeg in niet geringe mate bij tot de faam die Rotterdam op dat gebied had. Het imago van Van G. brokkelde af, toen bleek dat Van G. fors had gefrau deerd en de PWS door zijn beleid opeens zat opgescheept met een schuld van rond 60 miljoen gulden. De directeur stond voor een miljoen bij de corporatie in het krijt. Het ging daarbij om een nooit afgeloste hypotheek die hij tegen een lage rente van de corporatie had ge kregen, om buitenlandse reizen op kos ten van de zaak, om een ton aan rekenin gen van de Rotterdamse sex-club El Deux en om door hem georganiseerde jachtpartijen die al met al zo'n 134.000 gulden hadden gekost. Daar bleef het niet bij. Er was ook dat huis in de Franse wintersportplaats Val- morel, gekocht via de zaak. Daar was te vens die lap grond (eigendom van PWS) voor een bungalow in Bergschenhoek, die hij voor slechts 45.000 had gekocht, terwijl andere kopers er 93.400 en 106.000 gulden voor hadden betaald. En dan was er ook nog die opmerkelijke r Het hoofdkantoor van het ABP in Heerlen: ooit het centrum van ambtelijke onkreukbaarheid, thans ook vrijplaats voor fraudeurs. schenking van 75.000 gulden van Patri monium aan een Bergschenhoekse ten nisclub. Van G. kreeg navolging in Utrecht, waar afgelopen zomer de voormalige ad junct-directeur en de penningmeester van de woningbouwvereniging Prinses Juliana terechtstonden. Zij hadden op kosten van de zaak flink laten klussen in hun privéwoningen. Aanvankelijk rezen in deze zaak ook verdenkingen tegen de toenmalige staatssecretaris Van Zeil, die een commissariaat bij de woningbouw vereniging had gehad. Maar de daar ver richte werkzaamheden bleken niet zo omvangrijk te zijn. Van R. had op kosten van de zaak een serre laten bouwen, zijn tuin laten aan leggen, de slaapkamer laten opknappen, een centrale verwarming laten installe ren, de tuinmeubelen laten schilderen en een fornuis en eethoek aangeschaft. Tijdens het proces rangschikte hij de ge noten faciliteiten gemakshalve onder de noemer „secundaire arbeidsvoorwaar den". En dat gold volgens hem ook voor de uitstapjes naar Parijs met de top van de woningbouwvereniging en voor de bemiddelingsprovisie van een ton, die hij had opgestreken voor de lening die hij voor de woningbouwvereniging had afgesloten. Premiehuurwoningen Bij corporaties bestaat, althans op pa pier, nog een redelijke controle op hun doen en laten. En als fraude daar al niet ongewoon is, wie is er dan nog verbaasd als blijkt dat het bij niet-gecontroleerde instellingen en beleggers als het Alge meen Burgerlijk Pensioenfonds goed Feitelijk had het ministerie al in staat van alarm moeten zijn na twee affaires die zich in de afgelopen jaren hebben voorgedaan: de fraudepraktijken van het Bouwfonds Nederlandse Gemeen ten (die op dit moment nog steeds in on derzoek zijn) en de Limburgse SBDI, een stichting die zich toelegde op de bouw van bijzondere woonvormen voor gehandicapten. Bij de SBDI werd, net als bij de ABP, gerommeld met de subsidies voor pre- michuurwoningen. Daarbij ging het wel om een andere subsidieregeling. De SBDI maakte gebruik van de omzet tingsregeling van (onverkoopbare) pre miekoop- naar premiehuurwoningen. De stichting, die overigens in Limburg lange tijd als zeer respectabel te boek stond, nam de woningen over van de makelaar drs G. Ruijters. Ruijters was niet zomaar een make laar, hij was ook beheerder van de stich ting en had over de gang van zaken dus alles te zeggen. Voor hem waren het gou den tijden: hij bouwde als makelaar du re premiekoopwoningen, verkocht eventueel wat en als dat misging kon het ministerie via verkoop aan de SBDI dokken. Ook bij het Bouwfonds is gefraudeerd met deze omzettingsregeling. Maar blijkbaar is fraude in de bouw zo ge woon, dat niemand daar nog echt wak ker van ligt, behalve als er een over heidsinstelling als het Algemeen Bur gerlijk Pensioenfonds bij betrokken is. Wat dat betreft was de reactie van oud staatssecretaris Brokx op de SBDI-affai- re in een interview in 'De Limburger' een typerende: „Nee, ik was ook niet verrast. U hoeft mij niet te vertellen hoe de bouwwereld in elkaar steekt". Het uitzicht uit de werkkamer van Gene Thomas, directeur lanceringen en landingen bij de NASA, is uniek: een kaal land schap met heel in de verte, op twee kleine heuveltjes, de grij ze wirwar van uitsteeksels en pijpconstructies van de lan- ceerplatforms A en B. Uit niets valt op te maken dat zich hier nog geen jaar geleden de ern stigste catastrofe in de historie van de ruimtevaart heeft voor gedaan. Thomas wijst ernaar. „Er is niets in de wereld zo mooi als een shuttle-lancering. Ik had zo'n prima gevoel dver missie 51- L. We hadden vijf grote problemen ge had. En die hadden we alle vijf opgelost. Ik vond dat we een buitengewoon goed stuk werk hadden afgeleverd". door Henk Dam Op 28 januari 1986, 's morgens om 38 minuten over elf, ging missie 51-L van start. De mannen in de controlekamer van het Kennedy-ruimtevaartcentrum hadden teruggeteld naar nul; vanuit het inferno van rook en vlammen op lan- ceerplatform B klom de Challenger ver volgens majesteitelijk naar boven. Eerst traag, daarna steeds sneller ging de shuttle omhoog, een dikke witte wol- kenbaan in de strakblauwe lucht achter latend. Thomas had al vaak dit soort lan ceringen gezien, maar als altijd impo neerde het schouwspel hem. Precies 73 seconden later kwam er aan missie 51-L een voortijdig einde. De wit te streep in de lucht eindigde in een bal van rook en vuur, van waaruit twee nieu we rooksporen een half gedraaide Griek se Y tekenden. De Challenger was ont ploft; haar zeven bemanningsleden om gekomen. Optimisme was troef onder de bemanning van de Challenger, die 73 se conden na de lancering zou verongelukken. <r0to gpd) Het valt aan Thomas af te zien dat hij het nog moeilijk vindt om erover te pra ten. „Ik was degene die uiteindelijk de beslissing dat we zouden gaan. Als eind verantwoordelijke voor de lanceringen krijg ik alle gegevens binnen. Aan de hand daarvan beslis ik of een shuttle ja dan nee de lucht in gaat". Zachter: „Ik was het. Weet je: Mike Smith en Dick Scobee, de piloot en de gezagvoerder, waren goede vrienden van me. Als je hier zo lang met elkaar werkt en samen veel meemaakt, raak je als vanzelf met elkaar bevriend. You really get close to them". Proeven Voor het eerst sinds de ramp met de Challenger staat er nu weer een shuttle opgesteld op lanceerplatform B. Het is de Atlantis, waarmee uitgebreide proe ven worden genomen. Het heeft inmiddels in alle kranten ge staan: de complete aftelprocedure is ge volgd, een ploeg astronauten heeft net gedaan alsof er een brandstoflek was ontdekt. Iedereen was op tijd uit de shuttle, met helikopters werden zoge naamd gewonde astronauten naar een ziekenhuis gebracht, ja, de hele operatie was volgens alle medewerkers van de NASA een doorslaand succes. De ramp van 28 januari betekende het voorlopige einde van het shuttlepro gramma waarmee in 1981 is begonnen. Een programma dat tot tientallen suc cesvolle lanceringen heeft geleid en dat in totaal 65 miljard gulden heeft gekost. Direct na de ramp brak een tijd aan waarin ter plaatse uitsluitend harde vra gen werden gesteld. Het intensieve en tevens pijnlijke zelf onderzoek is inmiddels grotendeels af gerond, nu het wel duidelijk is waarom hét met de Challenger misliep. Dat is vooral de verdienste van de presidentië le commissie die de ramp heeft onder zocht, en die daarvan in juni verslag heeft uitgebracht. De rubberen ringen waarmee de na den tussen de verschillende segmenten van de startraketten zijn verbonden, hadden door het koude weer van 28 ja nuari hun elasticiteit verloren. Een van de ringen was daardoor superhete gas sen gaan lekken; een explosie was het daarna onvermijdelijke gevolg. Dat is, heel in het kort, de inhoud van hoofdstuk 4 van het eindrapport van de presidentiële commissie, dat geheel aan de oorzaak van de ramp is gewijd. Wat is sindsdien met die informatie gedaan? Gene Thomas: „Er zijn nieuwe afslui tingen tussen de segmenten ontworpen met meer ringen en extra klemmen. Het ontwerp is terdege getest, en het is goed. Interne frictie wordt nü tot een mini mum beperkt, en daarom gaat dit werken". Dat is een soort optimisme dat niet door iedereen wordt gedeeld, want er zijn al weer technici opgestaan die heb ben gezegd dat de nieuwe constructie lapwerk is, dat het hele ontwerp van de 'booster'-raketten eigenlijk niet deugt, en totaal zou moeten worden gewijzigd. Maar dat kost tijd, en tijd is niet zo ruim voorhanden. Bij de NASA is men vastbesloten in februari 1988 weer een shuttle tot lancering te brengen, en dat kan alleen als aan het nu geplande pro gramma wordt vastgehouden. Zoals de Washington Post op 29 no vember schreef: „Een aantal ingenieurs waarschuwt voor potentiële rampen; zij zijn in de minderheid vergeleken met andere ingenièurs en top-managers. Dat team zegt dat het ontwerp, hoewel niet het best mogelijke, adequaat is, gegeven het vluchtprogramma. Het lijkt allemaal griezelig veel op wat er aan de ramp met de Challenger voorafging". En zo is dat: de presidentiële commis sie immers'ontdekte dat er op 28 januari 1986 door verschillende technici wel de gelijk was gewezen op de gevaren van de rubberen ringen, in combinatie met de kou. Maar NASA's top sloeg op hen geen acht. Was dat arrogantie? De druk van alle voorgaande s Toekomst Verscheidene van die topmensen zijn inmiddels weg, en de sfeer bij het Ken nedy ruimtevaartcentrum is nu zodanig dat de blik in elk geval weer vooral op de toekomst is gericht. Daarvan zijn genoeg bewijzen: zo heeft president Reagan de NASA in au gustus toestemming gegeven voor de bouw van een vierde shuttle als vervan ger van de Challenger. Met die bouw is 6 miljard gulden gemoeid. Er wordt verder weer gepraat en nage dacht over toekomstige projecten: over het permanent bewoonbare ruimtesta tion bijvoorbeeld dat ergens in de jaren '90 moet worden gebouwd - 200 man werken daar momenteel aan. Er zijn de dichterbij liggende plannen voor een ruimtetelescoop die de waarneembare grenzen van het heelal enorm zal verrui men. Kleine details vertellen ook veel: in het perscentrum zijn de kransen en de honderden brieven van schoolkinderen uit de hele wereld die na de ramp schre ven, weggehaald. Aan de muur hangen nu grote foto's van wel geslaagde lance ringen. Het is iets karakteristiek Amerikaans, dit optimisme, en Gene Thomas is wel het prototype van die geesteshouding. Hij zegt: „We zijn achteropgeraakt, maar dat halen we wel weer in. Als we een maal weer vliegen gaan we het maken". - Maar kan zoiets als een Challenger- ramp dan nooit meer gebeuren? Thomas: „Realisten zouden zeggen: dat kan altijd. Maar ik weet dat de men sen hier toegewijd zijn. Aan alles dat wij kunnen controleren zal gewerkt, ge werkt, en nog eens gewerkt worden. Alle veiligheidsprocedures zijn overhoop ge haald, niets wordt aan het toeval overge laten. Zo gaan we het doen, en daarom gaan we op 18 februari 1988 weer lance ren".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 19