Het WNT vordert sneller dan ooit
Stress-oorzaken
Denkwijzer
Computer verving ouderwetse doosjes met fiches
Onze taal
NEDERLANDSCHE TAAL
eu.
ui.
ZATERDAG 13 DECEMBER 1986
EXTRA
PAGINA 25
De tijd heeft ook bij de makers van het Woordenboek der Nederlandsehe taal niet
stilgestaan, al lijkt de klok bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in
Leiden wel wat langzamer te gaan. Per slot van rekening wordt daar al jaren en
jaren gewerkt aan het WNT. De vijfde generatie redacteuren is er al aan bezig. De
vervolmaking - gepland in 1998 - komt nu in zicht. Men is gevorderd tot het 22ste
deel, tweede stuk, vierde aflevering, dat handelt over alle woorden die liggen
tussen het Voorspel en Voort.
Toen we in 1980 een bezoek brach
ten aan het instituut had de grote
modernisering nog niet toegesla
gen. Men was gehuisvest in statige
oude panden aan het Plantsoen. De
doosjes met fiches werden nog drif
tig besnuffeld en aangevuld. Aarze
lend sprak men over het experimen
teel gebruik van een computer van
een belendende dienst. Het Woor
denboek der Nederlandsehe Taal
was gevorderd tot bijna de U, in elk
geval tot Tzigane.
door Hans Rombouts
Nu, ruim zes jaar later, werkt men in
een moderne ruimte in het nieuwe uni
versiteitscomplex aan de Witte Singel,
heeft men geavanceerde technische
hulpmiddelen tot zijn beschikking, is
men met het WNT tot Voort genaderd en
heeft men al 50 miljoen hedendaagse
Nederlandse woordvormen (van de
beoogde 200 miljoen) op de computer
schijf staan.
Prof. P.G.J. van Sterkenburg, onder
wiens leiding het WNT thans tot stand
komt: „Het loopt prima. Dit jaar is een
recordjaar met twaalf a dertien afleve
ringen van het WNT. Dit jaar wordt de V
(met het kolossale Ver-traject) afgeslo
ten. Het doel dat we ons gesteld hebben -
vóór de eeuwwisseling het woorden
boek klaar te hebben - halen we in dit
tempo ruimschoots. Het wordt 1998.
Dan hebben we de Nederlandse taal tot
en met 1920 geïnventariseerd. Daarna
gaan we aan het woordenboek van de
hedendaagse Nederlandse taal begin
nen. We zijn intussen druk bezig met de
opslag van - ook hedendaagse - woord-
Was het WNT in eerste opzet bedoeld
als een opvoedkundig werk (zoals Mat
thias de Vries - die van de spelling - het
beoogde), de tweede generatie WNT-sa-
menstellers ging de koers varen van een
historische, objectieve taairegistratie.
Prof. Van Sterkenburg: „We zitten nu in
de vijfde generatie. Het is gewoon een
bedrijf geworden waarin je met de
schaarse middelen vanwege de bezuini
gingen zo efficiënt mogelijk moet
werken. We hebben afspraken met sub
sidiegevers, de Nederlandse en Belgi
sche staat, dat we per jaar een x-hoeveel-
heid produceren voor het woordenboek
en voor de taaidatabank na de investe
ring op het gebied van de elektronische
apparatuur. We hebben samen berekend
wat we met de computer kunnen doen
en wat er ook uit moet komen. Dat is
even wennen geweest - we zijn wel een
wetenschappelijk instituut - maar het is
nu een vanzelfsprekende zaak".
Groeisysteem
„In 1982 kregen we een optische lezer
en de computer dateert uit 1985, dus die
hebben we nog niet zo lang. Vóór die tijd
maakten we gebruik van de computer
van het Centrale Rekeninstituut van de
Rijksuniversiteit. We hebben de minis
ter ervan kunnen overtuigen dat voor
het opzetten van een taaidatabank goede
technologie noodzakelijk is. We hebben
nu een minicomputer, die past in een
groeisysteem. Naarmate de taaldata-
bank meer bevolkt raakt kunnen we uit
breiden".
Prof. Van Sterkenburg, die ook als
hoofdredacteur van het Groot woorden
boek van hedendaags Nederlands van
Van Dale veel ervaring heeft opgedaan
met het werken met moderne appara
tuur, is van mening dat het ondenkbaar
is dat er in de toekomst (Koenens groot
woordenboek van Drewes zal het laatste
geweest zijn) nog een woordenboek of
naslagwerk zal kunnen verschijnen zon
der gebruik van databank en elektroni
ca. Het is ook de wens om het WNT niet
alleen in boekvorm, maar ook op com
puterschijf te gaan leveren, op compact
disc, in 1998.
Van Sterkenburg: „Daar zijn we druk
mee bezig. We hebben de letter A onder
zocht, ook het supplementaire deel. Bei
de delen zijn geredigeerd en gekeyboard
en staan nu op twee magnetische ban
den. Het hele WNT in de elektronische
databank vastleggen is wel arbeidsin
tensief, maar structureel van groot be
lang. Die structuur is op ondubbelzinnig
herkenbare elementen gebaseerd (bijv.
op synoniemen, spreekwoorden of op
uitsluitend zestiende-eeuwse taal). Die
herkenbare elementen kunnen we af
splitsen en straks aanbieden als gedigi
taliseerde bouwstoffen voor een nieuw
te vervaardigen produkt. Bijvoorbeeld
een woordenboek van idioom, spreuk
en, enzovoort. Dat betekent ook dat per
sonen of instituten tegen vergoeding ge
bruik kunnen maken van die informatie.
Financiële efficiëntie dus ook. Wij zijn
de informatieleveraar. En een onderne
mer kan een optie nemen op bepaalde
produkten uit ons aanbod. Dat wil niet
zeggen dat ons instituut op de stoel van
de uitgever gaat zitten. Wij slijten ons
materiaal tegen betaling".
Dat is natuurlijk heel wat anders dan
de oplage, die nu in boekvorm in Neder
land de ronde doet. Het WNT, dat vanaf
1981 fotografisch wordt gezet en uitge
geven door Marti nus Nijhoff, heeft een
oplage van 1600 stuks, die hoofdzakelijk
in universiteitsbibliotheken en weten
schappelijke instituten of scholen te vin
den zijn. Er zijn tot nu toe 32 boekdelen
uitgekomen.
Prof. Van Sterkenburg: „De overheid
zal nooit en te nimmer meer een woor
denboek laten maken dat beslag legt op
generaties. De volumes zullen kleiner
worden. Ik kan me voorstellen dat in de
toekomst gezegd zal worden: we plan
nen een werk voor vijf of tien jaar, trek
WOORDENBOEK
TWEE EN TWINTIGSTE OKKI
TWI Ml, STI K
VIERDE AFLEVERING
VOORSPEL VOORT I
BkWKKKl IMHIK
Lie. D. GEIRNAERT en Dr. A. M. F. J. MOERDIJK
I.I.IDKN
MARTINI'S NIJHOFF
l'M>
Prof. Van Sterkenburg bij de eikehouten kast die ooit bij het grof vuil
stond. Daarin werden vroeger de fiches voor het woordenboek bewaard.
(foto GPD)
Men is gevorderd tot het 22ste deel, tweede stuk, vierde aflevering, dat
handelt over alle woorden die liggen tussen Voorspel en Voort.
ken daarvoor een aantal bureauredac
teuren aan en een paar honderd free lan
ce medewerkers. Overigens, het WNT is
nog vanaf de eerste aflevering leverbaar,
al zijn de eerste delen mechanisch her
drukt. Je kunt tenslotte niet al het lood-
zetsel blijven bewaren. Dat is met elek
tronische vervaardiging natuurlijk an
ders".
Een groot deel van de werkzaamheden
op het Instituut voor Nederlandse Lexi
cologie bestaan uit het samenstellen van
een taaidatabank. Van Sterkenburg:
„Wij streven naar een verzameling van
200 miljoen hedendaagse woordvormen
in geselecteerde teksten. Daarvan heb
ben wij er nu 50 miljoen op schijf zitten
(hoeveel mensenlevens zijn er voor no
dig om die allemaal te lezen?). We heb
ben nog zo'n drie of vier jaar nodig om
die 200 miljoen te bereiken. Dan gaan we
daaruit een representatieve selectie ma
ken van ongeveer een miljoen verschil
lend geschreven woordvormen van het
Nederlands, die op een gelemmatiseerde
lijst (lijst van te raadplegen ingangen -
red.) komen".
Men kan zich afvragen: wat is heden
daags Nederlands? Van Sterkenburg:
„Het lijkt gemakkelijk, maar is 't niet.
Nederlands van dit moment. Waar trek
je de begingrens? In elk geval hebben
wij de grens vanaf 1945, het einde van de
Tweede Wereldoorlog, aangehouden.
Dat is echt een breuk in de tijd geweest.
Een groot aantal ingrijpende evoluties
vindt zijn oorsprong in de Tweede We
reldoorlog. Uit die periode van toen tot
nu proberen we de kern van de stan
daardtaal en de belangrijkste vaktaal te
betrappen. Je hebt dan wel natuurlijk al
lerlei variabelen, zoals het Nederlands
dat vlak na de oorlog werd gesproken, of
in de jaren zestig (Provo en de kabouter
beweging hebben een grote hoeveelheid
woorden opgeleverd) of in onze jaren. Je
moet rekening houden met het specifie
ke taalgebruik in het noorden en zuiden.
En binnen Nederland heb je dan ook
weer allerlei jargon en vaktalen, zoals
van voetballers, artsen, wetenschapsbe
oefenaars, enzovoort. De ene situatie,
waarin woorden worden gebruikt, is ook
weer anders dan een andere".
„Wij proberen het Nederlands in lagen
in te delen door drie soorten taal te on
derscheiden: vaktaal, algemene taal en
literaire taal. We werken met een soort
matrix met assen, d.w.z. een regionale,
sociale inhoud-as, een communicatie-as
en een tijd-as. Dat moeten we doen om
een representatieve selectie te krijgen.
Daarbij gebruiken we diverse technie
ken uit de statistiek. Je kunt niet alleen
afgaan op frequenties. Daarbij moet je
r De optische lezer: taaidatabank opzetten.
weer oppassen. Als je een stuk tekst
pakt, bijvoorbeeld het dagboek van een
dierenoppasser, kom je misschien vier
honderd keer het woord hangbuikzwijn
tegen. Maar pak je tien of honderd ande
re teksten, dan duikt dat hangbuikzwijn
daarin nergens op. Je moet dus bij een
selectie van woorden of woordvormen
uitgaan van een goed algemeen gemid
delde, van een goede spreiding. Daar
heb je natuurlijk ook de nieuwe elektro
nische technieken voor nodig".
Het moge duidelijk zijn dat het insti
tuut van Van Sterkenburg niet over de
teksten uit pakweg 1903 in slaap geval
len is. De redacteuren van het WNT zit
ten dan wel ieder op hun eigen kamer
(„daar was om gevraagd, ze doen monni
kenwerk, dus wilden ze graag hun eigen
celletje"), maar men is toch collectief
modern bezig.
Het aardige is dat je op weg naar de
computerruimte een hal passeert waarin
één grote eikehouten kast staat, waarin
gebeiteld staat: Middelnederlandsch
woordenboek. Het is een kast die prof.
Verdam bij zyn afscheid in 1903 heeft
gekregen van zijn leerlingen. De kast is
gered, want hij stond op een gegeven
moment bij het grof vuil. Doe je de deu
ren open, dan tref je allemaal kleine
laatjes aan, ter grootte van sigarenkist
jes. Want in die sigarenkistjes werden
vroeger de fiches voor het woordenboek
bewaard. Jammer genoeg zijn de meeste
fiches wèl in het grof vuil terechtgeko
men. Het heden zou toch wat meer res
pect voor het verleden moeten hebben.
DOOR JOOP VAN DER HORST
De sikkepit heeft met Multatuli gemeen
dat er een portret van hem in omloop is
waarop iemand anders staat afgebeeld.
Dat portret van de sikkepit is te vinden in
de bundel Letje Annabetje Bot van Diet
Huber uit 1981. De tekening is door Diet
Huber zelf gemaakt en overigens de eni
ge onvolkomenheid van deze schitteren
de en te weinig bekende bundel.
Op de tekening zien we een pit met
puntneus en lange sik over de rand van
een ouderwetse kolenkit gluren. Het
moet iemand anders zijn. De echte sikke
pit heeft geen sik, het is een geitekeutel.
Omdat sikken oftewel geiten om de een
of andere reden nogal klein keutelen, is
sikkepit of zelfs sikkepitje bijzonder ge
schikt om aan te geven dat je er niets van
gelooft. Ik geloof er geen sikkepit van.
Zijn alle kleine dingen bruikbaar om op
de plaats van sikkepit te staan? Ik geloof
er geen van. Geen lucifer? Geen
vlo? Geen chip? Blijkbaar is het niet en
kel zijn kleinheid die de sikkepit geschikt
doet zijn voor deze taak. Wat kan er op
de plaats van sikkepit staan?
De lijst mogelijkheden is interessant.
We vinden naast de sikkepit ook zier, lor,
greintje, snars, jota, barst, hout, moer,
flikker, sodemieter, pest, donder, kloot,
reet, zak. bal. laars, fluit, holHet
nieuwe woordenboek van Koenen noemt
nog: geen aap, maar die kende ik niet.
En de dikke Van Dale vermeldt nog:
geen aasje en geen duit. Deze opsom
ming is vast niet volledig. Bovendien zul
len er wel woorden zijn die alleen in be
perkte kring gebruikt worden, alleen in
een bepaalde streek of slechts door één
persoon.
De sikkepit is klein, net als de zier, de
jota, de snars, het lor en het greintje. Een
zier is een heel klein beestje, een mijt of
wormpje. Een grein is een graankorrel,
en een jota is de kleinste letter uit het
Griekse alfabet. Wat een snars is, staat
niet in een gewoon woordenboek. Ooit
een snars gezien? Op de tekening van
Diet Huber waar ze de sikkepit afbeeld
de, staat ook een snars getekend. Voor
zover mij bekend is dit de enige afbeel
ding ter wereld van een snars. Het lijkt
nog het meest op een insekt met vier po
ten, voelsprieten en twee ongelukkige
vleugeltjes. Maar het moet opnieuw ie
mand anders zijn. Het Etymologisch
Woordenboek van Jan de Vries, dat in
formatie geeft over de geschiedenis van
onze woorden, geeft als oorspronkelijke
betekenis van snars: snelle beweging bij
het drinken, teug. Het woord zou zijn
loopbaan als versterker van de ontken
ning kunnen zijn begonnen in zinnen ais:
Ik heb geen snars gedronken.
Naast de kleine en vaak vieze dingen
staan de krachttermen: Ik geloof er geen
donder, pest, flikker, sodemieter van. Al
lemaal nogal erg dus.
De grootste groep woorden die je kan
invullen in de zin Ik geloof er geen
van is de groep van kloot, reet, bal, zak,
laars, fluit, en hol. De woorden uit de
hoek van poep en pies, meestal wat def
tiger aangeduid als woorden uit de eroti
sche sfeer, spelen dikwijls een belangrij
ke rol in de taal. Denk maar aan de tallo
ze scheldwoorden als droogkloot, slijm-
bal, schijtlaars en draaikont. De laars lijkt
er niet bij te horen maar dat komt door
zijn vermomming. Het is eigenlijk een
aars.
De tekening met de zogenaamde sik
kepit en de zogenaamde snars staat bij
het gedicht 'De snars, de fluit, de sikke
pit'. Het spreekt haast vanzelf dat ook de
fluit werd afgebeeld. En inderdaad zien
we achter de sikkepit iets wat op een
blokfluit lijkt. Ook dit derde portret klopt
niet. De fluit uit de zin Ik geloof er geen
fluit van ziet er in werkelijkheid heel an
ders uit.
Een op de twintig mensen is geestelijk ge
stoord. en de overige negentien zijn ook
niet al te gelukkig. Dat is in elk geval de
conclusie uil de resultaten van een groot
scheeps en diepgaand onderzoek naar
het welzijn van de gemiddelde Ameri
kaanse burger. Daaruit blijkt ook dat
vrouwen over het algemeen ongelukkiger
zijn dan mannen. Verder is jong zijn ook
al geen voorrecht meer, want jongeren
blijken vaker in de put te zitten, gedepri
meerd te zijn, dan volwassenen.
Wat maakt ónze planeet dan toch tot
zo'n dal van tranen? Opmerkelijk ge
noeg zijn dat naar alle waarschijnlijk
heid. niet zozeer grote en ernstige gebeur
tenissen als het verlies van een dierbare
het ondergaan van een operatie of het to
tal loss rijden van een pas gekochte auto.
Natuurlijk worden wij daardoor wel een
tijdlang uit ons evenwicht gebracht.
Maar de meesten van ons leren na korte
re of langere tijd zich toch aan te passen
aan de nieuw ontstane situatie.
Wat veel schadelijker schijnt te zijn
voor ons gevoel van welbevinden en voor
onze gezondheid zijn die alledaagse frus-
taties, die zich steeds weer op de meest
ongelegen en onverwachte momenten
voordoen en op den duur het gevoel ge
ven dat nooit iets gewoon goed en ge
makkelijk kan gaan. Meestal komen ze
per dozijn.
Heb je bijvoorbeeld 's avonds eindelijk
alles aan kant, liggen de kinderen in bed
en denk je rustig wat te gaan zitten le
zen, belt schoonmoeder met een heel ver
haal over allerlei gedonder in de familie.
Na haar tien minuten gelaten te hebben
aangehoord om zonder onbeleefd te zijn
te kunnen ophangen hoor je van boven
een panische gil: "Mama, een bloed
neus"! Als een haas ren je de trap op om
te troosten en vervolgens neus, laken en
vloerbedekking schoon te maken. Wordt
er intussen aan de deur gebeld en nog
eens en nog eens.
Er is de laatste jaren uitvoerig onder
zoek gedaan naar die zogenaamde dage
lijks stress, de meest voorkomende vor
men daarvan en naar de gevolgen voor
onze gezondheid. Afhankelijk van leef
tijd en leefomstandigheden kan die
stress sterk verschillen, maar voor vrij
wel iedereen blijken de grote drie stress
oorzaken de volgende te zijn. Op de eer
ste plaats staat het niet kunnen vinden
(omdat ze op de verkeerde plaats gelegd
zijn), verliezen of vergeten van dingen.
Een jas is ergens blijven hangen, maar
niemand weet meer waar. Voor de zo
veelste keer grijp je mis, met je haren al
nat. omdat een huisgenoot de shampoo
weer eens op de verkeerde plaats heeft
neergezet. Pas na twee dagen kom je er
achter dat je de verjaardag van een goe
de vriendin, die dat niet zo makkelijk
opneemt, vergeten bent.
Op de tweede plaats staat de zorg over
het eigen uiterlijk of dat van degenen
voor wie men de zorg heeft. De blouse, die
nog op het laatste moment gestreken
moet worden omdat kindlief zó niet op
de schoolfoto kan. De kringen onder je
ogen die de laatste tijd wel wat al te pro
minent worden. Het piekeren over wat
voor dat feest geschikt is om aan te trek
ken.
De derde stress-oorzaak is de situatie
dat men te veel dingen tegelijkte doen
heeft. De laatste uren voordat de familie
de huisdeur achter zich kan sluiten om
op vakantie te gaan, vormen hier het
klassieke voorbeeld. Daarnaast kennen
de meeste mensen natuurlijk nog tal van
andere stress-oorzaken zoals geldzorgen,
zorgen om de gezondheid, angst^een exa
men, afspraak of tijdslimiet niet te ha
len, piekeren of een bepaald iemand iets
nou wel of niet goed bedoeld heeft, enz.
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
Vastgesteld is dat hoe vaker en hoe in
tenser in ons-leven dergelijke stressors
voorkomen, hoe slechter het ons lichame
lijk en geestelijk op den duur vergaat,
ook als er geen andere grote rampen ge
beuren. Beginnen we in de versukkeling
te raken, dan beginnen we ook vaker
dingen te vergeten, te verhezen, verkeerd
te doen en neemt de dagelijkse stress ver
der toe. We komen dan in een vicieuze
cirkel terecht die op den duur kan uit
monden in uitputting en heuse depressie.
Ik heb in de loop van de tijd nogal wat
mensen gezien, die zo tussen hun 35ste en
40ste levensjaar overspannen en depres
sief raakten, nadat ze jarenlang een zeer
actief leven hadden geleid. Wat hen op
brak was vaak vooral het feit dat de alle
daagse frustaties zich langzamerhand
zo opstapelden dat hun psychische weer
stand geleidelijkaan werd. gesloopt. In
een oud. spreekwoord wordt dat proces
heel treffend uitgedrukt: de gestage
druppel holt de hardste steen uit. Helaas
zijn deze mensen er niet zo gemakkelijk
van te overtuigen dat ze nu juist aan
hun dagelijkse levensstijl iets moeten
veranderen. Het enige dat ze meestal
willen is met behulp van een of andere
wonderbaarlijke behandeling weer net
zo actief worden als vroeger. Maar als
dat al lukt, zijn ze meestal na een paar
maanden tot een jaar weer op het nul
punt terug.
Wat men moet leren is aan de ene kant
het aantal dagelijkse stress-oorzaken te
verminderen en aan de andere kant met
bepaalde frustaties, die men nu eenmaal
niet kan vermijden, anders om te gaan.
Een uitermate belangrijke en effectieve
manier om minder stress te hebben is va
ker "neen" te (durven) zeggen. Veel men
sen zeggen ja zo gauw iemand hun iets
vraagt, omdat ze zich daarbij op de kor
te termijn beter voelen. Maar op de lange
termijn kunnen ze al die gedane beloften
niet nakomen. Anderen gaan aandrin
gen, worden kribbig of zelfs boos en
daardoor ontstaat meer stress. De pro
blemen lopen soms extra hoog op als ie
mand wel nee durft te zeggen tegen men
sen in z'n meest nabije omgeving, part
ner of kinderen, maar dat niet doet tegen
anderen waaraan hem of haar emotio
neel eigenlijk minder gelegen is. Daar
door ontstaan in het gezin of huwelijk
vaak de nodige verwijten en wrijvingen,
die alles nog ingewikkelder maken.
Er is nog een andere en nog belangrij
ker reden voor zulke mensen om vaker
een verzoek te weigeren. Niet alleen over
de dagelijkse stress-oorzaken maar ook
over dagelijkse opkikkers is door psycho
logen onderzoek gedaan. Mensen ver
schillen ook sterk in het soort opkikkers
dat voor hen werkt, maar twee ervan
blijken voor vrijwel iedereen een positie
ve werking te hebben. De ene is het tot
een goed einde brengen of het afmaken
van een bepaalde taak of een bepaald
karwei. Het andere is het plezierig door
brengen van tijd met familie, partner of
vrienden. Wie geen nee kan zeggen, heeft
vaak zoveel tegelijk te doen dan hij of zij
meestal niet iets rustig en goed kan af
maken. En heeft bovendien zoveel te doen
dat rustig en ontspannen tijd met fami
lie, vrienden of met zichzelf doorbrengen
dikwijls ook niet lukt.
Er is dan ook onvoldoende tijd om pro
blemen die er nu eenmaal in ieder sa
menlevingsverband zijn goed met elkaar
door te praten. Omdat geregeld met el
kaar 'ouwehoeren' de smeerolie van ie
dere relatie is, loopt de motor in geval
van te weinig tijd voor elkaar op den
duur vast en neemt de stress verder toe.
Het gebeurt niet zelden dat relaties door
dit proces voorgoed worden verbroken,
zodat het in feite allerlei dagelijkse frus
taties als gevolg van een problematische
levensstijl zijn, waardoor op den duur
een grote ontwrichting zoals een schei
ding ontstaat.
Gelukkig zijn er ook mensen die zo wijs
zijn de dagelijkse frustaties met anderen
door te praten wanneer de eigen le
venspartner daarvoor niet thuis geeft.
Dat geeft meestal wat lucht en relative
ring, waardoor er minder druk op de ei
gen relatie komt te staan. Het zijn vooral
vrouwen die dat plegen te doen. Dezelfde
vrouwen, waarvan veel mannen iro
nisch opmerken dat ze altijd zoveel klet
sen. Maar psychologisch gezien doen die
vrouwen, vooral als ze huismoeder zijn,
daar verstandig aan. Juist voor hen
geldt meestal dat ze de opkikker van een
karwei voorgoed afmaken niet kennen.
De volgende dag ligt er immers weer de
zelfde klus. Want was is huismoeder-zijn
anders dan voortdurend proberen een
met groene zeep ingesmeerde helling te
beklimmen?