Hallo, hallo
wat stinkt daar zo?
Reukzintuig was lange tijd
medisch meetinstrument
ZATERDAG 22 NOVEMBER 1986
EXTRA
PAGINA 33
Volgens de Franse
historicus Alain
Corbin is onze
leefwereld ontgeurd,
onze reukzin
geleidelijk afgestompt.
Hoe is deze
rschuiving in de
zintuiglijke
waarneming tot stand
gekomen? Wat heeft
geleid tot de
verbanning van de
geur uit het spectrum
van de toegestane
sensaties? Wat is
trouwens stank? Onder
de titel 'Pestdamp en
bloesemgeur'
publiceerde Corbin
onlangs een
diepgaande studie
naar het verschijnsel
geur in de 18de en 19de
eeuw. De neus, zo stelt
hij, is te lang
stiefkind onde
zintuigen gew
door Cees van Hoore
Een vleugje mestgeur waait naar
binnen door het openstaande
raampje van uw treincoupé. Een
glimlach krult de lippen van de pas
sagier tegenover u. Zijn borst zwelt
op, zijn neusvleugels sperren zich
wijdopen. U ziet het hem denken:
ah, heerlijk toch, dat platteland.
Heerlijk. Inderdaad. Niemand zal
de heilzame werking ervan op de
gezondheid nog durven te betwis
ten.
Dat is zo'n tweehonderd jaar geleden
wel anders geweest. In 1786 zet een
Franse geleerde voor de Koninklijke
Maatschappij der Geneeskunde uiteen
aan welke gevaren de landman bloot
staat als hij zich voorover buigt en met
zijn gezicht te dicht bij de grond komt
die hij bewerkt. De wetenschapper ba
seert zich daarbij op de denkbeelden
van ene Dubos, een abt die al in de eer
ste helft van de achttiende eeuw,heeft
betoogd dat de aarde onder invloed van
het 'centrale vuur' dat in haar binnenste
woedt voortdurend onderhevig is aan
gistingen. Het afval, de uitwerpselen, lij
ken en krengen die in die aarde zijn be
graven, zouden door dit gistingsproces
'miasmen' uitwasemen, ziekteverwek
kende dampen waarvan men aanneemt
dat ze in staat zijn om door de huid van
mensen heen te dringen. Dubos raadt
landarbeiders dan ook aan om niet te
dicht met hun neus bij de grond te sla
pen.
Er is in die tijd nog niet veel industrie
in Parijs, maar de weinige fabrieken die
er zijn leveren volgens de bestuurders
van deze stad geen enkel gevaar op voor
de bevolking. Daarvan getuigt deze lach
wekkende aanbeveling van de Kqnink-
lijke Maatschappij der Geneeskunde:
"Het is van belang dat men in ongezon
de wijken, afhankelijk van plaats en om
standigheden, kalkovens, glasblazerijen,
zeepziederijen en destilleerderijen voor
brandewijn of vitrioololie installeert: de
ze installaties hebben een dubbel nut,
aangezien ze de lucht kunnen zuiveren
en de bewoners aan werk kunnen hel
pen".
'De lucht kunnen zuiveren'. De milieu
activisten onder u lezen het goed. Men
geloofde dat de walm van deze fabrie
ken, die vaak midden in de stad waren
gevestigd, een soort buffer zouden vor
men tegen de 'uitwasemingen van de
stinkende menigte, de dampen van het
I afval en de giftige miasmen'.
Ik citeer dit overrompelende staaltje
van wetenschapsbeoefening uit 'Pest-
I damp en bloesemgeur. Een geschiede
nis van de reuk', een studie van de Fran
se historicus Alain Corbin.
Stiefkind
De meeste geschiedkundige studies.
I zo betoogt Corbin, zijn gebaseerd op
waarnemingen die zijn gedaan met oog
of oor. Wat er in vroeger eeuwen is gero
ken, wordt door historici over hét alge
meen als onbelangrijk beschouwd. De
neus is het stiefkind onder de zintuigen.
Toch zouden reukzintuiglijke documen-
ten ons veel inzicht kunnen verschaffen
in de maatschappelijke ontwikkelingen
in het verleden.
Als vertrekpunt voor zijn studie heeft
j Corbin het jaar 1750 gekozen. Omstreeks
dat tijdstip begint er een algemene over
gevoeligheid te ontstaan voor de stank
die uit de Franse hoofdstad opstijgt. Het
is inmiddels al zover gekomen dat het
reukorgaan aankondigt "dat men de
voornaamste stad ter wereld nadert, nog
voordat het oog de boven de stad uitste-
I kende torenspitsen heeft kunnen waar-
Corbin schrijft die plotselinge overge-
I voeligheid voor kwalijke geuren toe aan
de opkomst van het sensualisme. Onder
invloed van deze filosofie - waarbinnen
alleen de ervaring, opgedaan door zin
tuiglijke waarnemingen, als kennis geldt
- beginnen de wetenschappers opeens
ook hun neus te gebruiken. De achttien
de eeuw wordt 'de eeuw van de neus' in
Frankrijk.
Ruiken werd sinds onheuglijke tijden
geassocieerd met een zekere mate van
dierlijkheid. Een dier snoof en snuffel
de. Een mens deed zoiets niet meer
sinds hij zich had opgericht. Dat taboe
wordt in de achttiende eeuw doorbro
ken. De wetenschappers lopen voortaan
niet alleen maar met hun neus in de
hoogte uit verwaandheid. Ze proberen
de geuren te inventariseren en te be
schrijven.
I Een van de speurneuzen die op Corbin
de meeste indruk heeft gemaakt is de
I hygiënist Jean-Noël Hallé, die aan het
begin van de negentiende eeuw tijdens
een wandeling 'tegen de wind in' de geu
ren die uit de Seine opstijgen in kaart
probeert te brengen.
Beerput
Maar belangrijker dan deze inventari
satiepoging is voor Corbin een andere
gebeurtenis, die zich zo'n vijftig jaar la
ter afspeelt. Op 23 maart 1782 bevindt
I Jean-Noël Hallé zich met enkele toon-
aangevende hygiënisten en chemici in
de Rue de la Parcheminerie voor het Hó-
tel de la Grenade. De beerput op de bin
nenplaats van dit gebouw moet worden
geleegd. Dat is een zeer riskant karwei.
Er zouden zich in de put dodelijke dam
pen hebben gevormd. Studenten van de
medische faculteit uit de buurt hebben
de gewoonte om het 'afsnijsel' erin te
dumpen dat overblijft na de anatomi
sche lessen, in combinatie met de uit
werpselen wil dat op den duur wel gaan
stinken. De deskundigen zijn bijeenge
komen om een middel te testen dat de
giftige dampen moet neutraliseren,
j Dat middel, een soort sterk riekend
azijn, werkt aanvankelijk wel. Maar plot
seling krijgt een van de putjesscheppers
toch een flauwte. Hij tuimelt languit in
de stinkende drek. Zijn collega's weten
hem eruit te krijgen, maar te laat. De le
vensgeesten wijken. Men moet lijdzaam
toezien hoe de ongelukkige stikt.
Ene Verville, een inspecteur van een
firma voor ventilatoren, buigt zich over
het slachtoffer om te zien of hij nog iets
kan doen voor de arme ziel. Hallé
schrijft: "Direct nadat hij de lucht die uit
de mond van de stervende kwam had in
geademd, rie_p hij (de inspecteur, CvH)
uit: 'Ik ben er geweest' en viel buiten be
wustzijn achterover... Daarna zag ik hoe
hij verwoede pogingen deed adem te ha
len, hoe hij luid brullend over de grond
kronkelde, terwijl men hem vasthield
aan zijn armen... Nu en dan kreeg hij
zelfs het schuim op de mond; zijn lede
maten werden stijf en de zieke leek een
echte aanval van epilepsie door te ma
ken".
Na enige tijd komt de inspecteur weer
tot bewustzijn. Hij zal na dit ongeluk
nog lange tijd het bed moeten houden.
Volgens zijn zeggen omdat de adem van
De vólgende fase: opruiming en verwerking van kadavers18de eeuw.
de stervende man giftiger was dan de
stank die putjesscheppers tijdens hun
werk inademen.
'Wat stinkt is dodelijk', zo dacht men
in dit tijdsgewricht. Daarvan levert het
verslag van Hallé het overtuigende be
wijs.
Meetinstrument
Men ziet ook dat in de achttiende
eeuw artsen bij het stellen van een diag
nose gebruik gaan maken van de neus
als 'meetinstrument'. Van de adem, de
ontlasting en de winden van patiënten
wordt het bouquet opgesnoven. De
theorie is dat de geur van organen via de
huid wordt uitgewasemd. Wanneer zo'n
orgaan nu ziek is, kan men dat ruiken.
De geur die een patiënt verspreidt kan
zeer schadelijk zijn voor zijn omgeving.
De menselijke huid scheidt namelijk
niet alleen geuren af, maar neemt ze ook
op. Zo zou de geur van jonge, gezonde
mensen bijzonder heilzaam zijn. Oude
schoolmeesters verklaarden overtuigd
te zijn van het weldadige effect van de
geur van kinderlichamen.
Om die 'gassen' die door de porieën en
de drie uitgangen het lichaam verlaten
op te vangen voor een analyse worden
tal van vreemde proeven gedaan. De ge
leerde Bichat maakt melding van zo'n
bizar experiment: "Ik heb waargenomen
dat mijn winden na een verblijf in de
ontleedzaal vaak eenzelfde geur kregen
als de lijken die in staat van ontbinding
verkeerden. Op de volgende manier heb
ik me ervan verzekerd dat de huid net zo
goed als de longen de geurende molecu
len opneemt. Ik heb mijn neusgaten
dichtgestopt en aan mijn mond een ta
melijk lange pijp bevestigd, waardoor ik
via het raam de buitenlucht kon inade
men. En zie: mijn winden verspreidden
na een verblijf van één uur in een kleine
ontleedzaal naast twee kadavers, die in
een verregaande staat van ontbinding
verkeerden, een bijna soortgelijke
geur".
Het ene na het andere geurschandaal
wordt door de hygiënisten aan het licht
gebracht. Vooral op plaatsen waar veel
mensen bijeen zijn heerst vaak een ver
stikkende atmosfeer. In het Parijse zie
kenhuis Hotel Dieu bijvoorbeeld, waar
583 zieken het moeten doen met vijf wc's
en in de gevangenissen waar de planken
zouden gaan rotten van de 'stinkende
adem van de gedetineerden'.
Van boven bont...
Corbin wijst erop dat het tot het eind
van de achttiende eeuw de massa is ge
weest die stonk. De samenstelling van
die massa deed er tot op dat moment
nog niet veel toe. Rüken stonken net zo
hard als armen. Maar daar zou weldra
verandering in komen.
In hogere kringen begint men er een
betere lichaamshygiëne op na te hou
den. Die ontwikkeling zet schoorvoe
tend in, stapje voor stapje. Diep gewor
teld was het denkbeeld dat de eigen 'ran
zige' lijfgeur bescherming bood tegen
ziekten, een soort pantser was. Ook de
blanke teint werd door het vuil, dat im
mers geen zonlicht doorliet beter ge
waarborgd.
Men waste in het begin slechts de
zichtbare delen van het lichaam. Het
was zoals het spreekwoord luidt: van bo
ven bont, van onderen stront. Baden
werd door sommigen ook als zondig ge
zien. Het water in de badkuip werd be
schouwd als een 'spiegel', waardoor men
maar op ideeën zou kunnen komen. Men
houdt de adellijke jongedames dan ook
voor toch vooral hun ogen gesloten te
houden bij het wassen en afdrogen van
de edele delen.
Langzamerhand echter worden er in
de buitenhuizen van de welgestelden
badkamers ingericht waarin men veel
tijd zal gaan doorbrengen. Onder het ge
wone volk is de hygiëne dan nog ver te
zoeken.
'De gezondheid van de stad wordt be
paald door de som van alle private be
huizingen', zo predikt een van de hygië
nisten. Weldra wordt de woning van de
armoedzaaier het jachtterrein waar men
naar ziektekiemen en stank gaat speu
ren. Er ontwikkelt zich by de burger een
afkeer van de proletariër vanwege zijn
geur. De beter gesitueerden, zo schrijft
Corbin, worden beheerst door het
'spookbeeld van de stront'.
Adem inhouden
De stethoscoop komt in zwang: artsen
vertikken het om nog langer de groezeli
ge borst van de eerlijke handarbeider
met het blote oor te beluisteren. Een
dokter die gevangenen bezoekt: "Men
moet zich goed inpakken; men mag zijn
speeksel nooit doorslikken; men moet
het uitspugen zo vaak men daar behoef
te aan heeft en... zoveel mogelijk de
adem inhouden".
In hun strijd voor de ontgeuring en
een betere hygiëne onder de arbeiders
bevolking hebben de hygiënisten veel
weerstand van deze groep ondervonden.
Het was alsof de arbeiders met hun
stank verzet wilden plegen tegen de rij
ken, hun territorium wilden afbakenen
met geurtekens. Eén van de hygiënisten
pakte dit probleem drastisch aan: wan
neer hij de armen bezocht begon hij zijn
behandeling vaak met het inslaan van
een paar raampjes met zijn wandelstok.
De hygiënisten wijzen op de belangrijk
heid van 'de adem van het huis'. Men
woonde veelal in één grote ruimte bijeen
en daarin moest dan alles gebeuren. Er
werd gekookt, gewassen, men bedreef er
de liefde en deed er zijn behoefte. Vanuit
hygiënistische kringen komt er een plei
dooi voor gescheiden woonvertrekken.
Etensgeuren moeten worden verbannen
naar een keuken. Men gaat zich ontlas
ten in een daarvoor speciaal afgeschei
den vertrekje, al weten sommigen nog
niet precies hoe ze dat vreemde ding dat
hen daar wacht moeten gebruiken en
gaan ze erop staan in plaats van erop te
zitten.
De muren van het woonvertrek, waar
van wordt gezegd dat ze zeer geschikt
zijn om kwalijke dampen in zich op te
zuigen, worden voortaan behangen of
gewit. In nieuwe woningen waar het
pleisterwerk nog vochtig is worden eerst
een paar prostituées geplaatst om de at
mosfeer 'schoon te vegen'.
Chloor
Een belangrijk middel in de strijd te
gen de stank is de ontdekking van het
chloor. Latrines en beerputten worden
er overvloedig mee besprenkeld, maar al
helpt het wel iets, nog steeds blijft Parijs
geteisterd door de stank. De putjes
scheppers protesteren overigens tegen
de ontgeuring van de stront met behulp
van chloor. Reden: als meststof zouden
de ontgeurde bolussen minder geld op
leveren. Dat merken ze wel aan de poep
van sommige rijken die al op een soort
riolering zijn aangesloten. De verdun
ning van hun ontlasting door het stro
mende water wordt hun door de putjes
scheppers niet in dank afgenomen.
Tijdens de Restauratie worden de
menselijke uitwerpselen 'bevorderd' tot
grondstof voor de chemische industrie.
Dit onder invloed van het nuttigheidsbe
ginsel. In 1844 droomt ene Garnier ervan
om een enorm industrieel complex op te
zetten waar men zich zal gaan bezighou
den met de verwerking van urine. Het
moet 'Ammoniapolis' gaan heten. Over
historisch besef gesproken!
Niet alleen met behulp van chemica
liën heeft men de stank trachten te ver
drijven. Ook door het plaveien van we
gen en straten heeft men de ziektever
wekkende uitwasemingen van de aarde
willen tegenhouden.
Ja, en dan was er natuurlijk de ventila
tie, waarmee vooral in gevangenissen
druk werd geëxperimenteerd. Het
maakte immers niet veel uit of de gevan
genen een stijve nek opliepen door de
tocht.
Talrijk zijn de publikaties op het ge
bied van de luchtverversing. Daarbij
kwam men tot vreemde suggesties. Een
arts schreef bijvoorbeeld de dans voor
als probaat middel tegen de bedompte
lucht. Vooral in de wals met zijn vele
wervelingen zag hij een uitstekende ven-
tilatiemethode. Voorts werd er gepleit
voor de toename van het aantal rijtuigen
in de stad. De passagiers riskeerden
door het gehobbel over de keien welis
waar een aanval van jicht, maar ae lucht
die de voertuigen verplaatsten zorgde
wel voor een frisse wind. Om dezelfde
reden wordt bij oorlogsvoering de voor
keur gegeven aan het gebruik van ka
nonnen boven sabels.
Erotisch signaal
Met het toenemen van de hygiëne nam
het gebruik van zware, sterk ruikende
parfums af. Men hoefde immers geen pe
netrante lijflucht meer te maskeren. Er
begon zich een voorkeur te ontwikkelen
voor lichte geuren die de persoonlijke
charme van de gebruikers moesten on
derstrepen. Het parfum werd vanaf dat
ogenblik een subtiel erotisch signaal
voor degene die het opsnoof. Dat eroti
sche aspect blijkt, zo schrijft Corbin, on
der meer uit de gezichtsmimiek van de
vrouw die een geur opsnuift: "Zelfs de
meest kuise vrouw sluit wanneer ze de
geur van een bloem diep inademt de
ogen en als ze erg gevoelig is zal ze over
heel haar lichaam beven, kortom een
zeer intieme.scène ten beste geven die ze
onder andere omstandigheden nooit zou
tonen, behalve misschien aan haar min-
Het gebruik van deze verfijnde geuren
was vooralsnog voorbehouden aan de
elite. Dat zat hem niet alleen in het feit
dat de hogere standen deze kostbare
reukwaren beter konden betalen. Er was
destijds een theorie in omloop volgens
welke men ervan uitging dat de li
chaamsfuncties elkaar in evenwicht
hielden, in een gezond lichaam althans.
Iemand die zware spierarbeid verrichtte,
een arbeider dus, zou volgens deze theo
rie per definitie ongevoeliger moeten
zijn voor deze verfijnde gewaarwordin
gen. De rijke had dan op zijn beurt weer
niet zo'n goed ontwikkelde biceps.
Tijdens de Restauratie gebruikten de
mannen geen parfums. Geuren zyn
vluchtig, zijn een symbool voor 'ver
kwisting'. En, zo Filosofeerde men in die
tijd, wie was daarmee beter vertrouwd
dan de vrouw? Toch sprongen deze be
hoedzaam om met geuren: "Men moet
zo behoedzaam met de parfums omgaan
dat de reukzin er hevig naar verlangt",
luidde één van de geboden van de goede
smaak.
Bloemenzee
Rond het aanbreken van de negentien
de eeuw begint men zich steeds meer te
interesseren voor weelderige tuinen. El
ke zichzelf respecterende burger heeft
wel een hovenier in dienst die de saaie
lapjes grond achter de villa omtovert tot
een ware bloemenzee, daarbij rekening
houdend met ieders specifieke geurwen-
Maar niet alleen de gegoeden begin
nen belangstelling voor bloemen in de
woonomgeving te tonen. Ook het fa
brieksmeisje heeft op haar kamertje al
tijd wél een geurig boeketje viooltjes
staan als teken van haar deugdzaam
heid. 'Hoewel het boeket, wanneer het
tussen de gordijnen in. het licht staat,
een teken van verleiding kan worden:
ook de clandistiene prostituée's kennen
de taal der bloemen'.
Af en toe werden de delicate, subtiele
geuren weer verdrongen door grovere
luchtjes zoals muskus, amber en civet.
Ten tijde van het Directoraat bijvoor
beeld laat men zich masseren met sterk
geurende zalven. "Antieke olie, waar
voor men meer betaalde dan voor goud,
deed toen ieders haar glimmen. Madame
Tallien liet zich na een bad van aard
beien en frambozen zachtjes masseren
met in melk en parfum gedrenkte spon-
Langzamerhand gaat men de geur ook
gebruiken om in een roestoestand te ra
ken. De schrijver Huysmans levert hier
van een aardig voorbeeld in zijn boek
'Tegen de keer'. Hij schrijft: "'...ze was
een verwarde, nerveuze vrouw die er
van hield de puntjes van haar borsten in
parfum te drenken, maar pas echt in een
heerlijke en overweldigende extase
raakte wanneer haar hoofd bewerkt
werd met een kam of wanneer ze, terwijl
ze geliefkoosd werd, de geur van roet en
kalk kon opsnuiven die huizen in aan
bouw tijdens de regen uitwasemen of de
lucht van stof waarin grote regendrupT
pels van een zomerse bui waren geval
len".
'Ruikt u het'?
Na de ontdekkingen van Pasteur
neemt het belang van de reukzin voor
medici en hygiënisten af. Men wist nu
dat stank op zich geen ziekten veroor
zaakte, maar wel een waarschuwing was
voor de mogelijke aanwezigheid daar-
Stinken bleef het nog lang in Parijs.
Flaneurs begroetten elkaar niet met een
eenvoudig 'bonjour' maar met: "Ruikt u
het? Wat een stank"!. Ondanks het feit
dat er al riolen waren zou de lichtstad
totaan de Eerste Wereldoorlog blijven
meuren als een overrijpe camembert.
Daarna waren het de fabrieken die de
stad hun schandelijke stank opdrongen.
De industrie werd van dat moment af
het aarsgat der beschaving.
'Pestdamp en bloesemgeur; een geschiede
nis van de reuk'. Alain Corbin. Uitg. SUN.
Slachtplaats van uitgediende paarden, rechts achter een smeulende
hoop ingewanden.
'Kompas voor gevoelige neuzen', spotprent uit 1781.
Het Parijse ziekenhuis Hötel-Dieu aan de Seine-oever, 1859: vijf wc's
oor 583 zieken.
Pestdokter in de 18de
Parfumbereidster, 1846.