OEKEH
Wisselvallige verhalenbundel
Donner nog best te lezen
DE
KEER
Stephen King grossiert in angst en walging
Voorleesboeken voor kinderen vanaf 5 jaar
'Een uitzinnige liefde' van Bob den Uyl
De wereld van Gerrit Krol
Stilleggen van beweging
in een Parijse badkamer
DONDERDAG 20 NOVEMBER 1986
bare monster dat al stinkend en
ronkend uit het riool opstijgt om
nieuwe jonge slachtoffers te zoe
ken. Maar de verenigde jeugd blijft
overeind tot het gevaar is weg
geëbd.
Tot na zevenentwintig jaar de cy
clus van verderf in het dorp zich
herhaalt. Dan kunnen de aangeslo
tenen uit de groep van weleer de
oproep van één van hen niet nege
ren. Een dwingende kracht drijft
hen terug naar hun geboorteplaats,
waar ellende opnieuw circuleert.
Daar zijn hun privéproblemen dan
nog bij gekomen. Maar die schud
den zij van zich af om gezamenlijk
te pogen 'Het' defmtief te verdel
gen.
Ik zal de pret niet bederven door
te vertellen hoe het afloopt. Maar
wie Stephen King een beetje kent,
zal het redelijk goed kunnen raden.
Want dat is toch wel mijn bezwaar
tegen zijn veelschrijverij op zo'n
beperkt front: de verrassing is een
beetje zoek. Men heeft het gevoel
het allemaal al eens eerder te heb
ben gezien. Ook gevoelens van
angst, afgrijzen en weerzin blijken
aan slijtage onderhevig.
4 x Stephen King
Wie aan 'Het' niet genoeg heeft:
er liggen nog veel meer Stephen
precies is. Iets onbestendigs, iets
nagenoeg ongrijpbaars. Maar na
tuurlijk iets gruwelijks, dat een
dorp terroriseert. Vooral de jeugd
moet het ontgelden.
'Het' vertoont zich vele vormen.
Dan is het een wezen met uitpui
lende ogen, met druipende groene
schubben, met kieuwen in de hals
die open en dicht gaan en met kiks-
vorsachtige poten met hoornen uit
steeksels. Woorden schieten bijna
te kort om het plaatje zo onsma
kelijk mogelijk te maken. Hoe gru
welijker hoe mooier.
De volgende keer is het een uit
geteerde melaatse in een clowns
pak. Hoe onfrisser hoe leuker. Do
de kinderen in een waterput. Bloed
dat kinderen zien maar volwasse
nen niet. Menselijke karikaturen in
clownscostuum. Ballons die tegen
de wind indrijven. Stinkende
mummies. Geraamten onder de
veranda. Steeds gehuld in een
stank van verrotting. Met de riolen
als schuilplaats. Met bijna tastbare
angst onder de kinderen.
Maar een klein groepje van die
kinderen sluit zich aaneen. Met de
moed der wanhoop slagen zij erin
zich staande te houden. Tegen de
terreur van andere kinderen, maar
ook tegen de gruwelijk grijpgrage
klauwen van 'Het', dat ondefinieer
zo'n 1.500 woorden. Slechts heel
bijzondere gelegenheden kunnen
hem van die 'noodzaak' weerhou
den. Zo produceert hij per jaar bij
na anderhalf boek. Zo grossiert hy
in griezelen.
Het is niet altijd even smakelijk,
wat hij opdient. Integendeel, het is
soms verre van fris. Maar men ver
orbert het gretig. Er zijn al meer
dan 150 miljoen exemplaren van
Stephen Kings boeken over de
toonbank gegaan. Meer dan tien
van zijn verhalen werden verfilmd.
Videobanden met zijn fantasieën
worden grif gekocht en gehuurd.
En bij het dichtslaan van zijn boek
kijkt men alweer uit de volgende.
De mensheid wil rillen en huiveren
en King bedient zijn klanten op
maat.
Nu weer met 'Het'. Zo heet zijn
laatste boek. Vraagt niet wat 'Het'
Stephen King
De schrijver Stephen King (39)
woont met zijn vrouw en drie kin
deren in een 24 kamers tellend Vic
toriaans landhuis in Bangor in de
Amerikaanse Mainé. Het smeedij
zeren toegangshek naar de tuin
voor zyn woning wordt overhuifd
door twee vleermuizen, die er net
zo weinig uitnodigend uitzien als
gieren. Hun onvriendelijk voorko
men is de enige, heel kleine aan
duiding dat daar een man woont,
die op zijn tekstverwerker het grie
zelen tot een kunst heeft verheven.
De auteur zelf is een grote, vrien
delijke man met een zachtmoedige
blik achter dikke brilleglazen.
Toch weerhoudt niets hem ervan
met de bezetenheid van een fanaat
angst, afgrijzen en weerzin te ex
ploiteren.
Hij werkt met een bijna beangsti-
(pr-foto) gende regelmaat. Elke dag tikt hij
PAGINA 21
Kings in de winkels. Maar déze is
de laatste, die in het Nederlands is
verschenen. Onder zijn eigen
naam. In de jaren 1977 tot 1984
schreef hij ook nog vijf griezelro
mans onder de naam Richard
Bachman. Van dat kwintet zijn er
nu vier in één (lijvig) boek onder
gebracht.
Al zijn de verhalen dan onder
pseudoniem geschreven, het is in
alle opzichten werk van Stephen
King. Van de eerste ('Razernij') via
'De marathon' en 'Werk in uitvoe
ring' tot de laatste: 'Vlucht naar de
top'.
Bizarre aanleidingen ontwrich
ten heel gewone levenslopen. Ver
halen van gewone mensen in een
heel gewone omgeving, die met
heel ongewone zaken te maken
krijgen. Typisch King.
'Twee van deze romans - wel
licht alle vier - hadden onder mijn
eigen naam gepubliceerd kunnen
worden, indien ik wat meer benul
had gehad van de uitgeverij', zegt
hij er zelf van. 'Ik heb ze alleen la
ten herdrukken omdat ik er nog.
steeds aan gehecht ben. Ze hebben
in een bepaald opzicht hun gebre
ken, maar ze lijken mij nog
springlevend', aldus King.
KOOS POST
'Het' en '4 x Stephen King' door Ste
phen King, verschenen bij Luitingh.
Prijzen respectievelijk ƒ32,50 en
29.90.
Bij het zoeken naar enkele gege
vens over Bob den Uyl stuitte ik op
deze zin: 'Ab Visser, Alfred Koss-
mann en Hans Warren bespreken
onverdroten elke nieuwe bundel
weer positief.
Dat was in 1981. Andere critici
bleken steeds minder te spreken
over Den Uyl's verhalen. Ab Visser
stierfin 1982 en het is dus voor Den
Uyl te hopen dat er toch weer nieu
we supporters voor hem onder de
boekbesprekers komen. Al blijkt
de gunst van het lezerspubliek be
langrijker en die heeft hij nog wel.
Bob den Uyl, 56, in Rotterdam
geboren en getogen, wonend in die
stad, er aan verknocht. Hij debu
teerde in 1963 en is in 1975 doorge
broken naar een grotere lezers
kring.
Hoewel ik niet wist dat ik als een
kampioen voor deze schrijver te
boek stond ik lees hem graag,
maar ik vind hem beslist geen eer
steklas-auteur begon-ik inder
daad met plezierige verwachtingen
aan zijn nieuwe bundel 'Een uitzin
nige liefde'. Om al op de tweede
bladzijde me geducht te storen aan
een gastvrouw 'die een pijnlijke af
wezigheid van borsten vertoont'.
Hoezo, geamputeerd dus zeker,
nee, Den Uyl, dat kun je niet zo
schrijven, althans niet laten staan.
Wat een slappe stijl. Het hobbelde
door en teleurgesteld keek ik maar
eens naar de slotpagina. Weer iets
met borsten, maar nu juist al te
aanwezige, die tegen het shirt van
de schrijvers prangen.
ik voel de situatie als pijnlijk
aan....' (156). Pijnlijk afwezig, pijn
lijk aanwezig, het is ook nooit
goed, maar een zekere symmetrie
kun je het geheel blijkbaar niet
ontzeggen. Ik vond dit allemaal
echter zo slecht dat Een uitzinnige
liefde terzijde geschoven dreigde
te worden.
Trouw en plichtsgevoeli
en gelukkig, weldra raakte Den
Uyl beter op dreef. Ik kreeg de
smaak weer te pakken en alles wel
beschouwd blykt Een uitzinnige
liefde, al vertoont het telkens inzin
kingen, best een aardig boek met
een paar goede verhalen en enkele
zeer komische passages.
De verhalen hebben, als vrijwel
altijd bij deze auteur een sterk au
tobiografische inslag en de hoofd
figuur. de 'ik', is ook strijk en zet
een ietwat onwillige reiziger die
onwennig, vaak met afkeer, rond
zich heen kijkt.
Wat hem keer op keer drijft om
weer een vreemde omgeving op te
zoeken en allerlei ontgoochelingen
is volstrekt onduidelijk, maar wan
neer hij thuis komt blijkt hij het
kennelijk ook niet erg naar zijn zin
te hebben. Dus gaat hij weer op
nieuw op pad. Hij is in wezen geen
aangenaam mens, maar hij heeft
toch ook weer iets ontwapenends
over zich.
Het mopperen en kankeren slaat
naar buiten, de anderen zijn eigen
lijk altijd de schuld, er steekt ook
iets van een querulant in deze 'ik'.
Toch kun je niet echt een hekel aan
hem krijgen, vaak ben je het zelfs
roerend met hem eens. Wanneer
Den Uyl op die momenten dan ook
nog zijn laconieke stijl trefzeker
hanteert lees ik hem inderdaad
graag.
De bundel Een uitzinnige liefde
bestaat uit drie afdelingen. In
'Neurenbergse protocollen' vindt
men een zevental schetsen over
Duitsland. Het middendeel, 'Stads-
problemen' bevat twaalf stukjes
over zijn geliefde Rotterdam, en de
derde afdeling, 'Kracht naar kruis'
brengt vijf impressies uit België en
Frankrijk.
Tot de aardigste verhalen be
hoort het relaas over een bezoek
or schrijfma
chines in Bayreuth in de eerste af
deling. Na veel volharding weet de
'ik' in een oud klaslokaal door te
dringen. Een misverstand, denkt
hii.
'Maar nee, dit was echt het mu
seum, zei ze. Ze wees naar de ach
termuur, en toen mijn ogen wat
aan het halfduister gewend waren
zag ik eindelijk het museum. Op
heuphoogte was er langs een muur
een lange plank bevestigd en daar
op stonden inderdaad schrijfma
chines, bij elkaar zo'n stuk of
twaalf. Ik voelde me opgelicht
en voor gek gezet, anderzijds be
sefte ik met vreugde in het merk
waardigste museum van West-Eu
ropa te zijn beland'.
De titel van de bundel is ont
leend aan een van de in Duitsland
spelende verhalen, waarin een
wonderlijke conflictsituatie uitge
beeld wordt. Den Uyl had in Ber
lijn een docente Nederlands ont
moet voor wie hij grote antipathie
koesterde. En zij haatte hem. Deze
Gertrud had een uitzinnige liefde
voor de DDR. Den Uyl maakt haar
belachelijk voor haar studenten en
dan is bij haar de maat meer dan
vol: bij het afscheid geeft Gertrud
hem uit wraak een felle schop te
gen zijn enkel.
'Even voelde ik de aandrift om
razend te worden, maar toep vond
het wonder plaats: mijn afkeer van
Gertrud liep langzaam uit mij weg
en maakte plaats voor begrip. De
afstand die ik in mijn haat niet had
kunnen nemen was er ineens; zij
was de bron van vermaak gewor
den die ze altijd was geweest. Mijn
medeleven kende geen grenzen en
ondanks mijn pijn had ik luid kun
nen lachen. Ik hinkte naar buiten
ik zou nog drie weken hinken
en nam met een handdruk afscheid
van de studenten. Ik pakte Gertrud
bij haar bovenarm, boog me iets
voorover* en drukte een kus op
Bob den Uyl: enkele zeer komische passages
haar wang. De verbijstering in haar
ogen zal ik niet licht vergeten. Ze
begreep het niet en ik eigenlijk ook
niet'.
Zulke passages wegen ruim
schoots op tegen de minder ge
slaagde en uiteindelijk kom ik, ook
al is het dan misschien niet hele
maal onverdroten tot* een positief
oordeel.
HANS WARREN
Drie jaar geleden kreeg J.H. Don-
ner, schaker en scherp scribent,
een hersenbloeding die hem nage
noeg voor honderd procent invali
de maakte. Met niet helemaal voor
stelbaar doorzettingsvermogen
("Het ligt niet in mijn aard tegen de
bierkaai te vechten", schreef hij
terloops in zijn laatste bundel "Van
Computers, Politiek, Amsterdam
een heel klein meisje" uit 1983)
heeft hij zichzelf weer leren praten
en typen.
De stukjes die hy vervolgens
produceerde verschenen in het za
terdag-bijvoegsel van NRC Hanr
delsblad en zijn nu gebundeld on
der de navrante titel "Na mijn
dood geschreven".
In eerste instantie vond ik deze
stukjes, die meestal erg kort zijn,
nogal tegenvallen en vergelijking
met vroeger werk. "Op een toon,
die bijna opgeruimd klinkt omdat
zelfs somber klagen nutteloos is
geworden, doet hij wekelijks ver
slag van afhankelijkheid, ouder
dom en dementie", schrijft Max
Pam in het inleidende interview.
Maar de tekstjes zijn zo gecom
primeerd dat haast elke zin zeeën
van betekenis moet bevatten om
iets van enig niveau op te leveren.
Uiteraard is dat Donner zelf niet
ontgaan en haast verontschuldi-
gend laat hij dan ook op de achter
flap noteren:
"Alles wat ik schrijf moet wor
den nagekeken en daarom is het
heel eenvoudig, kernachtig Neder
lands. Ik moet wel zo schrijven,
want ik kan zelf niet lezen wat ik
geschreven heb. Mijn eigen stukjes
lezen, dat kost mij de grootste
moeite. Ik kan eigenlijk ook niets
verbeteren, want het tikken zelf
vergt al een enorme energie.
Het moet daarom onmiddelijk per
fect Nederlands zijn".
Dat is het dan ook: geen woord
teveel, en daar heeft de wat teleur
gestelde lezer, nog terend op het
werk van de lévende Donner, het
maar mee te doen. Er rest dan, bij
herlezing genoeg genietbaars. De
zwartgallige scherpte, het brutale
cynisme en ook het, zorgvuldig
verborgen mededogen met de
kranke lotgenoten zijn - nog steeds
- typisch Donneriaans.
De scherpe geest en het gevoel
voor humor lijken in elk geval niet
aangetast, zoals blijkt uit juweel
tjes als "Mijnheer Van de Berg",
waarin de patiënt wanhopig zijn
vrouw zoekt, die na het bezoekuur
allang is vertrokken. "Mijn over
buurman is niet zo beleefd als ik.
Hij kent mevrouw Van de Berg he
lemaal niet, schreeuwt hij, maar hij
zal haar zeker wurgen, als dit ge
zeur niet ophoudt. Met zijn rolstoel
vlucht meneer v.d. Berg krijsend
naar de zusters, die hem vlug on
der de wol stoppen".
In "Correspondentie", n.a.v. een
briefwisseling over Heidegger
merkt Donner zuur op: "Wij probe
ren allemaal te schrijven op een
manier, dat Lee Towers ons begrij
pen kan, maar soms zijn er echt
moeilijke dingen. Het duidelijkste
is dan zo precies mogelijk te be
schrijven, wat je er zelf van vindt,
heb ik gemerkt". En zo is het. Er
valt nog best te lezen en te leven
met J.H. Donner.
Mischa de Vreede
Zo beknopt en puntig als de ge
handicapte schrijver het wezen der
dingen noteert, zo uitvoerig en
praatzuchtig is Mischa de Vreede,
die in haar bundel autobiografi
sche herinneringen "Persoonlijk"
onder meer via drie interviews aar
dige anecdotes over Donner ver
telt.
De schrijfster van geëmancipeer
de romans als "Eindelijk mezelf'
en "Over" blijkt een imposant lite
rair verleden te hebben en vertelt
uitvoering over invloeden van en
contacten met de Vijftigers, Luce-
bert vooral, de eeuwig verliefde en
hartelijke A.Roland Holst, de tries
te Jan Arends, Donner en buiten
landse auteurs als Saul Bellow en
Norman Mailer.
Ze doet dat tot in details, heel le
vendig en anecdotische, scherp,
soms sarcastisch en vooral korzelig
- het lijkt of haar aandacht in feite
meer op haarzelf is geconcentreerd
dan op de beroemdheden met wie
ze verkeerde. Niet altijd syrnpa-
thiek, maar wel vaardig en vooral
eerlijk geschreven.
Deze persoonlijke herinneringen
aan mensen zijn boeiender dan
haar reisbeschrijvingen van China
en vooral Amerika: pas als de
schrijfster met mensen wordt ge
confronteerd, zit ze, literair al
thans, op haar praatstoel. Mischa
de Vreede kan niet converseren,
schrijft ze: "Geen wonder, als ik
aan het werk ben doe ik het soms
een hele dag niet en daar voel ik
me dan heel plezierig bij".
En, onderweg in China: "De an
deren deden niet anders en ik luis
terde ernaar zoals ik nu, terwijl ik
dit schrijf, luister naar de geluiden
van buiten. Een auto die achterui
trijdt, de hond van de buren, een
boot door de gracht. Ik herken ze,
en ik registreer, maar ik heb er
niets mee te maken".
Die contactstoornis klinkt ook
wel in haar verhalen, anecdotes en
herinneringen door, maar wordt
volledig gecompenseerd door haar
amusante, vlotte en woordenrijke
schrijfstijl. Mischa de Vreede is het
interessantst, eigenlijk, als ze het
over zichzelf heeft.
ROB VOOREN
Na mijn dood geschreven. Stukjes
uit NRC Handelsblad, met het inter
view van Max Pam, J.H. Donner, Uitg.
Bert Bakker, Amsterdam 1986, 9,90.
Persoonlijk, Mischa de Vreede, Uitg.
De Arbeiderspers, Amsterdam 1986,
29,50.
't Lijkt of Rindert Kromhout zich
steeds beter weet te verplaatsen in
jonge kinderen, het lezerspubliek
waar hij zich op richt. Kromhout
kan kinderlijk denken en doen
scherp observeren en heeft het ver
mogen dit zeer herkenbaar vorm te
geven in zijn verhalen. Dat beves
tigt hij weer eens met zijn nieuwe
boek 'Olaf de rover'.
De vijfjarige hoofdpersoon, Olaf
met z'n rovershoed, verkoopt op
een rommelmarkt zijn lievelings-
beer. Om niet kinderachtig te lij
ken en daartoe opgejut door zijn
oudere 'vriendje' Mark. Al op het
moment dat hij de beer verkoopt,
heeft Olaf spijt van zijn onbezon
nen daad. Maar weg is weg. Een
maal thuis wordt het Grote Ver
driet het kind te machtig: Olaf
moet en zal zijn beer terug krijgen,
Kinderlijke fantasieën, frustratie
en woede: Kromhout weet het heel
raak te typeren. Zoals de manier
waarop kinderen met elkaar om
gaan: meedoen met oudere kinde
ren want dan ben je zelf ook groot,
maar niet voor vol worden aange
zien; het opbieden tegen elkaar in
de trant van 'alles wat jij kan, kan
ik ook, maar dan beter'. Uit de ma
nier waarop hij hun denk- en leef
wereld verbeeldt, blijkt dat Krom
hout zijn jonge lezers uiterst se
rieus neemt. 'Olaf de rover' is een
van zijn beste boeken tot nu toe.
Het is een duidelijk voorlees
boek: voor kinderen vanaf zeven
jaar is de tekst weliswaar goed te
lezen, maar zij zullen een verhaal
met een vijfjarige kleuter in de
hoofdrol al gauw te kinderachtig
vinden. Het boek is ruim van teke
ningen voorzien door Jan Jutte.
Zijn illustraties voegen niet veel
nieuws toe aan het verhaal, maar
dienen eerder ter ondersteuning.
Ze vertonen weinig onderlinge va
riatie, vooral wat uitbeelding-van
gezichten betreft.
Een ander goed voorleesboek
voor kinderen rond de vier jaar is
'Hannes en Kaatje en het rommel-
laatje'. De vierde en laatste bundel
voorleesverhaaltjes die Miep Diek-
mann in de loop der jaren heeft ge
schreven voor het NCRV-kleuter-
programma Kletsmajoor. Met op
nieuw het onafscheidelijke tweetal
goeiige Hannes en snibbige Kaatje
in de hoofdrollen. De twee kleuters
begeven tal van alledaagse en min
der alledaagse voorvallen die leef-
Kaatje-
tijdgenoten onmiddellijk zullen tjes, vol aansprekende gebeurte-
herkennen. Opa op bezoek, rom- nissen. En zö van lengte dat de aan-
mel, de dierentuin, sinterklaas en dacht van een jong kind gevangen
Kerstmis, rommelmarkt, uit loge- blijft. Een uitstekende reeks van
ren enzovoorts. hoog niveau, ruim van illustraties
Ook deze vierde bundel heeft voorzien door The Tjong Khing.
nog dezelfde frisheid als de drie
voorgaande. Vlot geschreven, pitti
ge, allerminst zoetsappige verhaal-
Lezers van het weekblad de Mar
griet zullen de belevenissen van
Bram met de 'jampotglazenbril' en
zijn zus Maartje met de rooie haren
wel kennen. De verhalen die Dolf
Verroen twee jaar lang voor het
blad schreef, zijn onlangs fraai ge
bundeld uitgebracht. Gedrukt in
een mooie, grote letter en met veel
tekeningen van Jan Wesseling.
Het zijn korte vertellingen van
nog geen twee bladzijden. On
danks deze beperking weet Ver
roen de vaart erin te houden en elk
verhaal zo op te bouwen dat het
boeiend of grappig blijft, zonder te
vervallen in flauwe onzin. Een
prestatie op zichzelf. Broer en zus
houden wel van een plagerijtje, en
ook hun ouders laten zich niet on
betuigd. Dat leidt tot talloze komi
sche situaties die door Verroen
met veel gevoel voor effect in een
vlotte stijl worden gepresenteerd.
Een uitstekend voorleesboek voor
kinderen vanaf 6 jaar en heel ge
schikt voor kinderen vanaf 7 jaar
om zelf te lezen.
MARGOT KLOMPMAKER
Olaf de rover, Rindert Kromhout, ill.
Jan Jutte, uitg. Querido, f 18,50;
Hannes en Kaatje en het rommel-
laatje, Miep Diekmann, ill. The Tjong 1
Khing, uitg. Querido, f 19,90;
Bram en Maartje, Dolf Verroen, ill.
Jan Wesseling, uitg. Leopold, f 24,90.
Wie ooit het verzameld werk van
een bekend hedendaags auteur zal
moeten verzorgen, heeft het verge
leken met vroeger een stuk gemak
kelijker. Vrijwel al het verspreide
werk wordt al tijdens het leven van
de schrijver gebundeld, zo niet bij
zijn reguliere uitgeverij, dan wel
bij een kleinere die er wel distribu
tiemogelijkheden in ziet.
Zo zijn er van Gerrit Krol de laat
ste jaren artikelen gebundeld over
poëzie, over het schrijven en over
kunst. Ooit zal bij Querido de bun
del 'Digitaal' verschijnen. Stukken
die Krol de afgelopen twee jaar
voor de zaterdagbij lage van een
landelijk ochtendblad schreef,
stukken die zich bewegen op het
raakvlak van natuurwetenschap en
filosofie.
Voor hij hiermee begon publi
ceerde Krol een serie columns voor
de achterpagina van een landelijk
avondblad. Ze pasten niet in de
sfeer van de vorige bundels, het
zijn ook nog geen digitaaltjes, maar
ze zijn nu toch in een boek verza
meld, door uitgeverij Vrienden-
lust.
Hoewel de twaalf columns over
zeer uiteenlopende onderwerpen
gaan is er een verbindend element:
de Krol-stijl, De typische, onver
wachte manier van waarnemen, de
springerige manier van denken,
het vermengen van beschouwing
en herinnering, het is direct her
kenbaar.
Soms gaat het over poëzie (Chris
van Geel, Marsman), soms over
film (Het teken van het beest) of
over architectuur, maar het gaat te
gelijkertijd ook over het leven van
Krol. Zijn ontmoeting met de dich
ter Van Geel, wat zijn vrouw van
de bewuste film vond, hoe hij als
jongen de stad Groningen ervaar-
de. De eerste stukken zijn tamelijk
fragmentarisch, de laatste bewe
gen zich meer langs één lijn: 'Digi
taal' kondigt zich al aan. Geen en
kel stuk is saai, altijd is er wel een
observatie van Krol die je aan het
denken zet.
De boekjes zijn niet alleen han
dig voor toekomstige tekstverzor
gers: ze zijn ook erg prettig voor de
lezer.
AUGUST HANS DEN BOEF
ADVERTENTIE
KALENDERS
in Leiden
op Nieuwe Rijn 13
bij
BOEKHANDEL
KOOYKER
'De badkamer' is het debuut van
Jean-Philippe Toussaint, een jonge
schrijver die in 1957 in Brussel
werd geboren en na een studie po
litieke wetenschappen een tijdje
leraar Frans in Algerije was. De
Franse pers was lovend over zijn
eerste boek. Geprezen werd de bij
tende charme, het oorspronkelijke
schrijftalent, de persoonlijke kijk
op de werkelijkheid. En nu maar
hopen dat Jean-Philippe nog on
der die lading lauwerkransen van
daan kan komen.
Is 'De badkamer' werkelijk zo
bijzonder? Ja en nee. Een andere
jonge schrijver had het absurde
verhaal van Toussaint ook wel
kunnen bedenken. Wat dat betreft
is 'De badkamer' niet zo bijzonder.
De vraag is alleen: had die auteur
het gegeven ook zo goed uitge
werkt? Dat valt te betwijfelen: Phi
lippe schrijft op een bijzonder sier
lijke manier. Zonder zich overi
gens aan tierlantijnen-proza te be
zondigen. Hij is veeleer een notu
list met gevoel voor literaire
schoonheid.
Het verhaal: op een dag besluit
de hoofdpersoon in zijn badkamer
te blijven. Aanvankelijk leeft hij
zijn passie 's middags uit. Hij is
nog niet van plan om zijn intrek te
nemen in dit deel van het huis.
Soms zit hij met zijn kleren aan in
de badkuip, soms naakt. Na ver
loop van tijd besluit hij zijn verblijf
een iets definitiever karakter te ge
ven: hij verhuist een deel van zijn
bibliotheek naar de badkamer.
Over het waarom worden we niet
direct ingelicht. Toussaint doet
voorkomen alsof het de gewoonste
zaak van de wereld is dat zijn
hoofdpersoon in een badkamer wil
leven. Hij laat hem in elk geval
geen speech afsteken, zoals deze
voormalige onderzoeker - want dat
was zijn vak - ook geen verant
woording aflegt als hij op een goe
de dag besluit om te vertrekken.
"Ik vertrok onverwachts, en zon
der iemand te waarschuwen".
Hij neemt zijn intrek in een Ve-
netiaans hotel. Wat hij doet? Niet
veel. Soms praat hij met de barman
over wielrennen, dat wil zeggen: ze
wisselen namen uit. "Over wielren
nen, bjj voorbeeld, raakten we niet
uitgepraat. Moser, zei hij. Merckx,
merkte ik even later op. Coppi, zei
hij, Fausto Coppi". Het gesprek
had even goed over wasmiddelen
kunnen gaan, of over filosofen.
Het verblijf neemt op een be
paald ogenblik een merkwaardige
wending, maar daarover zal ik u
niet inlichten. Het is veel belangrij
ker dat de hoofdpersoon uiteinde
lijk toch weer in zijn Parijse badka
mer belandt. Niet voorgoed overi
gens, want de laatste zin van het
boek luidt: "De volgende dag
kwam ik de badkamer uit". Waar
de lezer in gedachten dan direct
een zin aan toevoegt: voor hoe
lang?
Wat wil de hoofdpersoon, wie is
hij? In de trein naar Venetië con
centreert hij zich 's nachts op de
beweging. Op de beweging buiten
hem die hem verplaatst, "maar ook
op de beweging binnenin me, de
beweging van mijn lichaam dat
werd vernietigd, onmerkbare be
weging, het enige waarop ik me be
gon te concentreren, die ik uit alle
macht wilde stilleggen".
Stilstand, daar is het hem om be
gonnen. Het verlangen om de on
merkbare beweging stil te leggen
maakt dat hij het liefst in de badka
mer vertoeft, maakt ook dat er tus
sen hem en de anderen een kloof
gaapt. Hij is de kleine jongen in de
dierentuin die zijn neus tegen het
glas drukt en zich verwondert over
al die wonderlijk gekleurde vissen.
Hun gekrioel, hun bewegingen.
"Ik bracht mijn gezicht naar het
raam en plotseling, mijn ogen te
gen het glas gedrukt, had ik het ge
voel dat al die mensen zich in een
aquarium bevonden. Misschien
waren ze bang? Langzaam liep het
aquarium vol".
Waarschijnlijk zou hij het liefst
een schilderij van Mondriaan wil
len zijn. "Wat me aanspreekt in de
schilderijen van Mondriaan, is hun
onbeweeglijkheid. Geen enkele
schilder heeft de onbeweeglijkheid
zo dicht benaderd. Onbeweeglijk
heid is niet de afwezigheid van be
weging, maar de afwezigheid van
ieder vooruitzicht op beweging,
onbeweeglijkheid is dood".
WIM BRANDS
Jean-Philippe Toussaint, De
badkamer, uitg. Van Gennep
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN - LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op due peglne besproken
boeken il|n bl| ons dlrekt lever-
bssr, 61 «Ie onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie de-
gen verkrijgbaar.