OEKEH Wisselvallige verhalenbundel Donner nog best te lezen DE KEER Stephen King grossiert in angst en walging Voorleesboeken voor kinderen vanaf 5 jaar 'Een uitzinnige liefde' van Bob den Uyl De wereld van Gerrit Krol Stilleggen van beweging in een Parijse badkamer DONDERDAG 20 NOVEMBER 1986 bare monster dat al stinkend en ronkend uit het riool opstijgt om nieuwe jonge slachtoffers te zoe ken. Maar de verenigde jeugd blijft overeind tot het gevaar is weg geëbd. Tot na zevenentwintig jaar de cy clus van verderf in het dorp zich herhaalt. Dan kunnen de aangeslo tenen uit de groep van weleer de oproep van één van hen niet nege ren. Een dwingende kracht drijft hen terug naar hun geboorteplaats, waar ellende opnieuw circuleert. Daar zijn hun privéproblemen dan nog bij gekomen. Maar die schud den zij van zich af om gezamenlijk te pogen 'Het' defmtief te verdel gen. Ik zal de pret niet bederven door te vertellen hoe het afloopt. Maar wie Stephen King een beetje kent, zal het redelijk goed kunnen raden. Want dat is toch wel mijn bezwaar tegen zijn veelschrijverij op zo'n beperkt front: de verrassing is een beetje zoek. Men heeft het gevoel het allemaal al eens eerder te heb ben gezien. Ook gevoelens van angst, afgrijzen en weerzin blijken aan slijtage onderhevig. 4 x Stephen King Wie aan 'Het' niet genoeg heeft: er liggen nog veel meer Stephen precies is. Iets onbestendigs, iets nagenoeg ongrijpbaars. Maar na tuurlijk iets gruwelijks, dat een dorp terroriseert. Vooral de jeugd moet het ontgelden. 'Het' vertoont zich vele vormen. Dan is het een wezen met uitpui lende ogen, met druipende groene schubben, met kieuwen in de hals die open en dicht gaan en met kiks- vorsachtige poten met hoornen uit steeksels. Woorden schieten bijna te kort om het plaatje zo onsma kelijk mogelijk te maken. Hoe gru welijker hoe mooier. De volgende keer is het een uit geteerde melaatse in een clowns pak. Hoe onfrisser hoe leuker. Do de kinderen in een waterput. Bloed dat kinderen zien maar volwasse nen niet. Menselijke karikaturen in clownscostuum. Ballons die tegen de wind indrijven. Stinkende mummies. Geraamten onder de veranda. Steeds gehuld in een stank van verrotting. Met de riolen als schuilplaats. Met bijna tastbare angst onder de kinderen. Maar een klein groepje van die kinderen sluit zich aaneen. Met de moed der wanhoop slagen zij erin zich staande te houden. Tegen de terreur van andere kinderen, maar ook tegen de gruwelijk grijpgrage klauwen van 'Het', dat ondefinieer zo'n 1.500 woorden. Slechts heel bijzondere gelegenheden kunnen hem van die 'noodzaak' weerhou den. Zo produceert hij per jaar bij na anderhalf boek. Zo grossiert hy in griezelen. Het is niet altijd even smakelijk, wat hij opdient. Integendeel, het is soms verre van fris. Maar men ver orbert het gretig. Er zijn al meer dan 150 miljoen exemplaren van Stephen Kings boeken over de toonbank gegaan. Meer dan tien van zijn verhalen werden verfilmd. Videobanden met zijn fantasieën worden grif gekocht en gehuurd. En bij het dichtslaan van zijn boek kijkt men alweer uit de volgende. De mensheid wil rillen en huiveren en King bedient zijn klanten op maat. Nu weer met 'Het'. Zo heet zijn laatste boek. Vraagt niet wat 'Het' Stephen King De schrijver Stephen King (39) woont met zijn vrouw en drie kin deren in een 24 kamers tellend Vic toriaans landhuis in Bangor in de Amerikaanse Mainé. Het smeedij zeren toegangshek naar de tuin voor zyn woning wordt overhuifd door twee vleermuizen, die er net zo weinig uitnodigend uitzien als gieren. Hun onvriendelijk voorko men is de enige, heel kleine aan duiding dat daar een man woont, die op zijn tekstverwerker het grie zelen tot een kunst heeft verheven. De auteur zelf is een grote, vrien delijke man met een zachtmoedige blik achter dikke brilleglazen. Toch weerhoudt niets hem ervan met de bezetenheid van een fanaat angst, afgrijzen en weerzin te ex ploiteren. Hij werkt met een bijna beangsti- (pr-foto) gende regelmaat. Elke dag tikt hij PAGINA 21 Kings in de winkels. Maar déze is de laatste, die in het Nederlands is verschenen. Onder zijn eigen naam. In de jaren 1977 tot 1984 schreef hij ook nog vijf griezelro mans onder de naam Richard Bachman. Van dat kwintet zijn er nu vier in één (lijvig) boek onder gebracht. Al zijn de verhalen dan onder pseudoniem geschreven, het is in alle opzichten werk van Stephen King. Van de eerste ('Razernij') via 'De marathon' en 'Werk in uitvoe ring' tot de laatste: 'Vlucht naar de top'. Bizarre aanleidingen ontwrich ten heel gewone levenslopen. Ver halen van gewone mensen in een heel gewone omgeving, die met heel ongewone zaken te maken krijgen. Typisch King. 'Twee van deze romans - wel licht alle vier - hadden onder mijn eigen naam gepubliceerd kunnen worden, indien ik wat meer benul had gehad van de uitgeverij', zegt hij er zelf van. 'Ik heb ze alleen la ten herdrukken omdat ik er nog. steeds aan gehecht ben. Ze hebben in een bepaald opzicht hun gebre ken, maar ze lijken mij nog springlevend', aldus King. KOOS POST 'Het' en '4 x Stephen King' door Ste phen King, verschenen bij Luitingh. Prijzen respectievelijk ƒ32,50 en 29.90. Bij het zoeken naar enkele gege vens over Bob den Uyl stuitte ik op deze zin: 'Ab Visser, Alfred Koss- mann en Hans Warren bespreken onverdroten elke nieuwe bundel weer positief. Dat was in 1981. Andere critici bleken steeds minder te spreken over Den Uyl's verhalen. Ab Visser stierfin 1982 en het is dus voor Den Uyl te hopen dat er toch weer nieu we supporters voor hem onder de boekbesprekers komen. Al blijkt de gunst van het lezerspubliek be langrijker en die heeft hij nog wel. Bob den Uyl, 56, in Rotterdam geboren en getogen, wonend in die stad, er aan verknocht. Hij debu teerde in 1963 en is in 1975 doorge broken naar een grotere lezers kring. Hoewel ik niet wist dat ik als een kampioen voor deze schrijver te boek stond ik lees hem graag, maar ik vind hem beslist geen eer steklas-auteur begon-ik inder daad met plezierige verwachtingen aan zijn nieuwe bundel 'Een uitzin nige liefde'. Om al op de tweede bladzijde me geducht te storen aan een gastvrouw 'die een pijnlijke af wezigheid van borsten vertoont'. Hoezo, geamputeerd dus zeker, nee, Den Uyl, dat kun je niet zo schrijven, althans niet laten staan. Wat een slappe stijl. Het hobbelde door en teleurgesteld keek ik maar eens naar de slotpagina. Weer iets met borsten, maar nu juist al te aanwezige, die tegen het shirt van de schrijvers prangen. ik voel de situatie als pijnlijk aan....' (156). Pijnlijk afwezig, pijn lijk aanwezig, het is ook nooit goed, maar een zekere symmetrie kun je het geheel blijkbaar niet ontzeggen. Ik vond dit allemaal echter zo slecht dat Een uitzinnige liefde terzijde geschoven dreigde te worden. Trouw en plichtsgevoeli en gelukkig, weldra raakte Den Uyl beter op dreef. Ik kreeg de smaak weer te pakken en alles wel beschouwd blykt Een uitzinnige liefde, al vertoont het telkens inzin kingen, best een aardig boek met een paar goede verhalen en enkele zeer komische passages. De verhalen hebben, als vrijwel altijd bij deze auteur een sterk au tobiografische inslag en de hoofd figuur. de 'ik', is ook strijk en zet een ietwat onwillige reiziger die onwennig, vaak met afkeer, rond zich heen kijkt. Wat hem keer op keer drijft om weer een vreemde omgeving op te zoeken en allerlei ontgoochelingen is volstrekt onduidelijk, maar wan neer hij thuis komt blijkt hij het kennelijk ook niet erg naar zijn zin te hebben. Dus gaat hij weer op nieuw op pad. Hij is in wezen geen aangenaam mens, maar hij heeft toch ook weer iets ontwapenends over zich. Het mopperen en kankeren slaat naar buiten, de anderen zijn eigen lijk altijd de schuld, er steekt ook iets van een querulant in deze 'ik'. Toch kun je niet echt een hekel aan hem krijgen, vaak ben je het zelfs roerend met hem eens. Wanneer Den Uyl op die momenten dan ook nog zijn laconieke stijl trefzeker hanteert lees ik hem inderdaad graag. De bundel Een uitzinnige liefde bestaat uit drie afdelingen. In 'Neurenbergse protocollen' vindt men een zevental schetsen over Duitsland. Het middendeel, 'Stads- problemen' bevat twaalf stukjes over zijn geliefde Rotterdam, en de derde afdeling, 'Kracht naar kruis' brengt vijf impressies uit België en Frankrijk. Tot de aardigste verhalen be hoort het relaas over een bezoek or schrijfma chines in Bayreuth in de eerste af deling. Na veel volharding weet de 'ik' in een oud klaslokaal door te dringen. Een misverstand, denkt hii. 'Maar nee, dit was echt het mu seum, zei ze. Ze wees naar de ach termuur, en toen mijn ogen wat aan het halfduister gewend waren zag ik eindelijk het museum. Op heuphoogte was er langs een muur een lange plank bevestigd en daar op stonden inderdaad schrijfma chines, bij elkaar zo'n stuk of twaalf. Ik voelde me opgelicht en voor gek gezet, anderzijds be sefte ik met vreugde in het merk waardigste museum van West-Eu ropa te zijn beland'. De titel van de bundel is ont leend aan een van de in Duitsland spelende verhalen, waarin een wonderlijke conflictsituatie uitge beeld wordt. Den Uyl had in Ber lijn een docente Nederlands ont moet voor wie hij grote antipathie koesterde. En zij haatte hem. Deze Gertrud had een uitzinnige liefde voor de DDR. Den Uyl maakt haar belachelijk voor haar studenten en dan is bij haar de maat meer dan vol: bij het afscheid geeft Gertrud hem uit wraak een felle schop te gen zijn enkel. 'Even voelde ik de aandrift om razend te worden, maar toep vond het wonder plaats: mijn afkeer van Gertrud liep langzaam uit mij weg en maakte plaats voor begrip. De afstand die ik in mijn haat niet had kunnen nemen was er ineens; zij was de bron van vermaak gewor den die ze altijd was geweest. Mijn medeleven kende geen grenzen en ondanks mijn pijn had ik luid kun nen lachen. Ik hinkte naar buiten ik zou nog drie weken hinken en nam met een handdruk afscheid van de studenten. Ik pakte Gertrud bij haar bovenarm, boog me iets voorover* en drukte een kus op Bob den Uyl: enkele zeer komische passages haar wang. De verbijstering in haar ogen zal ik niet licht vergeten. Ze begreep het niet en ik eigenlijk ook niet'. Zulke passages wegen ruim schoots op tegen de minder ge slaagde en uiteindelijk kom ik, ook al is het dan misschien niet hele maal onverdroten tot* een positief oordeel. HANS WARREN Drie jaar geleden kreeg J.H. Don- ner, schaker en scherp scribent, een hersenbloeding die hem nage noeg voor honderd procent invali de maakte. Met niet helemaal voor stelbaar doorzettingsvermogen ("Het ligt niet in mijn aard tegen de bierkaai te vechten", schreef hij terloops in zijn laatste bundel "Van Computers, Politiek, Amsterdam een heel klein meisje" uit 1983) heeft hij zichzelf weer leren praten en typen. De stukjes die hy vervolgens produceerde verschenen in het za terdag-bijvoegsel van NRC Hanr delsblad en zijn nu gebundeld on der de navrante titel "Na mijn dood geschreven". In eerste instantie vond ik deze stukjes, die meestal erg kort zijn, nogal tegenvallen en vergelijking met vroeger werk. "Op een toon, die bijna opgeruimd klinkt omdat zelfs somber klagen nutteloos is geworden, doet hij wekelijks ver slag van afhankelijkheid, ouder dom en dementie", schrijft Max Pam in het inleidende interview. Maar de tekstjes zijn zo gecom primeerd dat haast elke zin zeeën van betekenis moet bevatten om iets van enig niveau op te leveren. Uiteraard is dat Donner zelf niet ontgaan en haast verontschuldi- gend laat hij dan ook op de achter flap noteren: "Alles wat ik schrijf moet wor den nagekeken en daarom is het heel eenvoudig, kernachtig Neder lands. Ik moet wel zo schrijven, want ik kan zelf niet lezen wat ik geschreven heb. Mijn eigen stukjes lezen, dat kost mij de grootste moeite. Ik kan eigenlijk ook niets verbeteren, want het tikken zelf vergt al een enorme energie. Het moet daarom onmiddelijk per fect Nederlands zijn". Dat is het dan ook: geen woord teveel, en daar heeft de wat teleur gestelde lezer, nog terend op het werk van de lévende Donner, het maar mee te doen. Er rest dan, bij herlezing genoeg genietbaars. De zwartgallige scherpte, het brutale cynisme en ook het, zorgvuldig verborgen mededogen met de kranke lotgenoten zijn - nog steeds - typisch Donneriaans. De scherpe geest en het gevoel voor humor lijken in elk geval niet aangetast, zoals blijkt uit juweel tjes als "Mijnheer Van de Berg", waarin de patiënt wanhopig zijn vrouw zoekt, die na het bezoekuur allang is vertrokken. "Mijn over buurman is niet zo beleefd als ik. Hij kent mevrouw Van de Berg he lemaal niet, schreeuwt hij, maar hij zal haar zeker wurgen, als dit ge zeur niet ophoudt. Met zijn rolstoel vlucht meneer v.d. Berg krijsend naar de zusters, die hem vlug on der de wol stoppen". In "Correspondentie", n.a.v. een briefwisseling over Heidegger merkt Donner zuur op: "Wij probe ren allemaal te schrijven op een manier, dat Lee Towers ons begrij pen kan, maar soms zijn er echt moeilijke dingen. Het duidelijkste is dan zo precies mogelijk te be schrijven, wat je er zelf van vindt, heb ik gemerkt". En zo is het. Er valt nog best te lezen en te leven met J.H. Donner. Mischa de Vreede Zo beknopt en puntig als de ge handicapte schrijver het wezen der dingen noteert, zo uitvoerig en praatzuchtig is Mischa de Vreede, die in haar bundel autobiografi sche herinneringen "Persoonlijk" onder meer via drie interviews aar dige anecdotes over Donner ver telt. De schrijfster van geëmancipeer de romans als "Eindelijk mezelf' en "Over" blijkt een imposant lite rair verleden te hebben en vertelt uitvoering over invloeden van en contacten met de Vijftigers, Luce- bert vooral, de eeuwig verliefde en hartelijke A.Roland Holst, de tries te Jan Arends, Donner en buiten landse auteurs als Saul Bellow en Norman Mailer. Ze doet dat tot in details, heel le vendig en anecdotische, scherp, soms sarcastisch en vooral korzelig - het lijkt of haar aandacht in feite meer op haarzelf is geconcentreerd dan op de beroemdheden met wie ze verkeerde. Niet altijd syrnpa- thiek, maar wel vaardig en vooral eerlijk geschreven. Deze persoonlijke herinneringen aan mensen zijn boeiender dan haar reisbeschrijvingen van China en vooral Amerika: pas als de schrijfster met mensen wordt ge confronteerd, zit ze, literair al thans, op haar praatstoel. Mischa de Vreede kan niet converseren, schrijft ze: "Geen wonder, als ik aan het werk ben doe ik het soms een hele dag niet en daar voel ik me dan heel plezierig bij". En, onderweg in China: "De an deren deden niet anders en ik luis terde ernaar zoals ik nu, terwijl ik dit schrijf, luister naar de geluiden van buiten. Een auto die achterui trijdt, de hond van de buren, een boot door de gracht. Ik herken ze, en ik registreer, maar ik heb er niets mee te maken". Die contactstoornis klinkt ook wel in haar verhalen, anecdotes en herinneringen door, maar wordt volledig gecompenseerd door haar amusante, vlotte en woordenrijke schrijfstijl. Mischa de Vreede is het interessantst, eigenlijk, als ze het over zichzelf heeft. ROB VOOREN Na mijn dood geschreven. Stukjes uit NRC Handelsblad, met het inter view van Max Pam, J.H. Donner, Uitg. Bert Bakker, Amsterdam 1986, 9,90. Persoonlijk, Mischa de Vreede, Uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam 1986, 29,50. 't Lijkt of Rindert Kromhout zich steeds beter weet te verplaatsen in jonge kinderen, het lezerspubliek waar hij zich op richt. Kromhout kan kinderlijk denken en doen scherp observeren en heeft het ver mogen dit zeer herkenbaar vorm te geven in zijn verhalen. Dat beves tigt hij weer eens met zijn nieuwe boek 'Olaf de rover'. De vijfjarige hoofdpersoon, Olaf met z'n rovershoed, verkoopt op een rommelmarkt zijn lievelings- beer. Om niet kinderachtig te lij ken en daartoe opgejut door zijn oudere 'vriendje' Mark. Al op het moment dat hij de beer verkoopt, heeft Olaf spijt van zijn onbezon nen daad. Maar weg is weg. Een maal thuis wordt het Grote Ver driet het kind te machtig: Olaf moet en zal zijn beer terug krijgen, Kinderlijke fantasieën, frustratie en woede: Kromhout weet het heel raak te typeren. Zoals de manier waarop kinderen met elkaar om gaan: meedoen met oudere kinde ren want dan ben je zelf ook groot, maar niet voor vol worden aange zien; het opbieden tegen elkaar in de trant van 'alles wat jij kan, kan ik ook, maar dan beter'. Uit de ma nier waarop hij hun denk- en leef wereld verbeeldt, blijkt dat Krom hout zijn jonge lezers uiterst se rieus neemt. 'Olaf de rover' is een van zijn beste boeken tot nu toe. Het is een duidelijk voorlees boek: voor kinderen vanaf zeven jaar is de tekst weliswaar goed te lezen, maar zij zullen een verhaal met een vijfjarige kleuter in de hoofdrol al gauw te kinderachtig vinden. Het boek is ruim van teke ningen voorzien door Jan Jutte. Zijn illustraties voegen niet veel nieuws toe aan het verhaal, maar dienen eerder ter ondersteuning. Ze vertonen weinig onderlinge va riatie, vooral wat uitbeelding-van gezichten betreft. Een ander goed voorleesboek voor kinderen rond de vier jaar is 'Hannes en Kaatje en het rommel- laatje'. De vierde en laatste bundel voorleesverhaaltjes die Miep Diek- mann in de loop der jaren heeft ge schreven voor het NCRV-kleuter- programma Kletsmajoor. Met op nieuw het onafscheidelijke tweetal goeiige Hannes en snibbige Kaatje in de hoofdrollen. De twee kleuters begeven tal van alledaagse en min der alledaagse voorvallen die leef- Kaatje- tijdgenoten onmiddellijk zullen tjes, vol aansprekende gebeurte- herkennen. Opa op bezoek, rom- nissen. En zö van lengte dat de aan- mel, de dierentuin, sinterklaas en dacht van een jong kind gevangen Kerstmis, rommelmarkt, uit loge- blijft. Een uitstekende reeks van ren enzovoorts. hoog niveau, ruim van illustraties Ook deze vierde bundel heeft voorzien door The Tjong Khing. nog dezelfde frisheid als de drie voorgaande. Vlot geschreven, pitti ge, allerminst zoetsappige verhaal- Lezers van het weekblad de Mar griet zullen de belevenissen van Bram met de 'jampotglazenbril' en zijn zus Maartje met de rooie haren wel kennen. De verhalen die Dolf Verroen twee jaar lang voor het blad schreef, zijn onlangs fraai ge bundeld uitgebracht. Gedrukt in een mooie, grote letter en met veel tekeningen van Jan Wesseling. Het zijn korte vertellingen van nog geen twee bladzijden. On danks deze beperking weet Ver roen de vaart erin te houden en elk verhaal zo op te bouwen dat het boeiend of grappig blijft, zonder te vervallen in flauwe onzin. Een prestatie op zichzelf. Broer en zus houden wel van een plagerijtje, en ook hun ouders laten zich niet on betuigd. Dat leidt tot talloze komi sche situaties die door Verroen met veel gevoel voor effect in een vlotte stijl worden gepresenteerd. Een uitstekend voorleesboek voor kinderen vanaf 6 jaar en heel ge schikt voor kinderen vanaf 7 jaar om zelf te lezen. MARGOT KLOMPMAKER Olaf de rover, Rindert Kromhout, ill. Jan Jutte, uitg. Querido, f 18,50; Hannes en Kaatje en het rommel- laatje, Miep Diekmann, ill. The Tjong 1 Khing, uitg. Querido, f 19,90; Bram en Maartje, Dolf Verroen, ill. Jan Wesseling, uitg. Leopold, f 24,90. Wie ooit het verzameld werk van een bekend hedendaags auteur zal moeten verzorgen, heeft het verge leken met vroeger een stuk gemak kelijker. Vrijwel al het verspreide werk wordt al tijdens het leven van de schrijver gebundeld, zo niet bij zijn reguliere uitgeverij, dan wel bij een kleinere die er wel distribu tiemogelijkheden in ziet. Zo zijn er van Gerrit Krol de laat ste jaren artikelen gebundeld over poëzie, over het schrijven en over kunst. Ooit zal bij Querido de bun del 'Digitaal' verschijnen. Stukken die Krol de afgelopen twee jaar voor de zaterdagbij lage van een landelijk ochtendblad schreef, stukken die zich bewegen op het raakvlak van natuurwetenschap en filosofie. Voor hij hiermee begon publi ceerde Krol een serie columns voor de achterpagina van een landelijk avondblad. Ze pasten niet in de sfeer van de vorige bundels, het zijn ook nog geen digitaaltjes, maar ze zijn nu toch in een boek verza meld, door uitgeverij Vrienden- lust. Hoewel de twaalf columns over zeer uiteenlopende onderwerpen gaan is er een verbindend element: de Krol-stijl, De typische, onver wachte manier van waarnemen, de springerige manier van denken, het vermengen van beschouwing en herinnering, het is direct her kenbaar. Soms gaat het over poëzie (Chris van Geel, Marsman), soms over film (Het teken van het beest) of over architectuur, maar het gaat te gelijkertijd ook over het leven van Krol. Zijn ontmoeting met de dich ter Van Geel, wat zijn vrouw van de bewuste film vond, hoe hij als jongen de stad Groningen ervaar- de. De eerste stukken zijn tamelijk fragmentarisch, de laatste bewe gen zich meer langs één lijn: 'Digi taal' kondigt zich al aan. Geen en kel stuk is saai, altijd is er wel een observatie van Krol die je aan het denken zet. De boekjes zijn niet alleen han dig voor toekomstige tekstverzor gers: ze zijn ook erg prettig voor de lezer. AUGUST HANS DEN BOEF ADVERTENTIE KALENDERS in Leiden op Nieuwe Rijn 13 bij BOEKHANDEL KOOYKER 'De badkamer' is het debuut van Jean-Philippe Toussaint, een jonge schrijver die in 1957 in Brussel werd geboren en na een studie po litieke wetenschappen een tijdje leraar Frans in Algerije was. De Franse pers was lovend over zijn eerste boek. Geprezen werd de bij tende charme, het oorspronkelijke schrijftalent, de persoonlijke kijk op de werkelijkheid. En nu maar hopen dat Jean-Philippe nog on der die lading lauwerkransen van daan kan komen. Is 'De badkamer' werkelijk zo bijzonder? Ja en nee. Een andere jonge schrijver had het absurde verhaal van Toussaint ook wel kunnen bedenken. Wat dat betreft is 'De badkamer' niet zo bijzonder. De vraag is alleen: had die auteur het gegeven ook zo goed uitge werkt? Dat valt te betwijfelen: Phi lippe schrijft op een bijzonder sier lijke manier. Zonder zich overi gens aan tierlantijnen-proza te be zondigen. Hij is veeleer een notu list met gevoel voor literaire schoonheid. Het verhaal: op een dag besluit de hoofdpersoon in zijn badkamer te blijven. Aanvankelijk leeft hij zijn passie 's middags uit. Hij is nog niet van plan om zijn intrek te nemen in dit deel van het huis. Soms zit hij met zijn kleren aan in de badkuip, soms naakt. Na ver loop van tijd besluit hij zijn verblijf een iets definitiever karakter te ge ven: hij verhuist een deel van zijn bibliotheek naar de badkamer. Over het waarom worden we niet direct ingelicht. Toussaint doet voorkomen alsof het de gewoonste zaak van de wereld is dat zijn hoofdpersoon in een badkamer wil leven. Hij laat hem in elk geval geen speech afsteken, zoals deze voormalige onderzoeker - want dat was zijn vak - ook geen verant woording aflegt als hij op een goe de dag besluit om te vertrekken. "Ik vertrok onverwachts, en zon der iemand te waarschuwen". Hij neemt zijn intrek in een Ve- netiaans hotel. Wat hij doet? Niet veel. Soms praat hij met de barman over wielrennen, dat wil zeggen: ze wisselen namen uit. "Over wielren nen, bjj voorbeeld, raakten we niet uitgepraat. Moser, zei hij. Merckx, merkte ik even later op. Coppi, zei hij, Fausto Coppi". Het gesprek had even goed over wasmiddelen kunnen gaan, of over filosofen. Het verblijf neemt op een be paald ogenblik een merkwaardige wending, maar daarover zal ik u niet inlichten. Het is veel belangrij ker dat de hoofdpersoon uiteinde lijk toch weer in zijn Parijse badka mer belandt. Niet voorgoed overi gens, want de laatste zin van het boek luidt: "De volgende dag kwam ik de badkamer uit". Waar de lezer in gedachten dan direct een zin aan toevoegt: voor hoe lang? Wat wil de hoofdpersoon, wie is hij? In de trein naar Venetië con centreert hij zich 's nachts op de beweging. Op de beweging buiten hem die hem verplaatst, "maar ook op de beweging binnenin me, de beweging van mijn lichaam dat werd vernietigd, onmerkbare be weging, het enige waarop ik me be gon te concentreren, die ik uit alle macht wilde stilleggen". Stilstand, daar is het hem om be gonnen. Het verlangen om de on merkbare beweging stil te leggen maakt dat hij het liefst in de badka mer vertoeft, maakt ook dat er tus sen hem en de anderen een kloof gaapt. Hij is de kleine jongen in de dierentuin die zijn neus tegen het glas drukt en zich verwondert over al die wonderlijk gekleurde vissen. Hun gekrioel, hun bewegingen. "Ik bracht mijn gezicht naar het raam en plotseling, mijn ogen te gen het glas gedrukt, had ik het ge voel dat al die mensen zich in een aquarium bevonden. Misschien waren ze bang? Langzaam liep het aquarium vol". Waarschijnlijk zou hij het liefst een schilderij van Mondriaan wil len zijn. "Wat me aanspreekt in de schilderijen van Mondriaan, is hun onbeweeglijkheid. Geen enkele schilder heeft de onbeweeglijkheid zo dicht benaderd. Onbeweeglijk heid is niet de afwezigheid van be weging, maar de afwezigheid van ieder vooruitzicht op beweging, onbeweeglijkheid is dood". WIM BRANDS Jean-Philippe Toussaint, De badkamer, uitg. Van Gennep ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN - LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op due peglne besproken boeken il|n bl| ons dlrekt lever- bssr, 61 «Ie onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie de- gen verkrijgbaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 21