Leiden en de eeuw van de beeldenstorm l. ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1986 EXTRA Voor de Nederlandse samenleving was de zestiende eeuw er een van heftige politieke en religieuze tegenstellingen, die uiteindelijk resulteerden in de Beeldenstorm van 1566, de opstand en de omwenteling in de jaren 1572-1579 en ten slotte de scheiding tussen een katholiek Spaans zuiden en een protestants noorden in handen van de opstandelingen. In maar liefst zeven tentoonstellingen in vijf steden is getracht deze onrustige, maar voor de Nederlandse geschiedenis zo belangrijke periode zo uitgebreid mogelijk in beeld te brengen. L.D. Couprie lichtte er een aantal Leidse facetten uit. door L.D. Couprie Op nog geen honderd meter van het kleine huisje waar ze haar laatste dagen sleet kwamen in 1574 de be vrijders van Leiden langsvaren. In eens, op de derde oktober, was het leed van de angstaanjagende lang durige belegering geleden: de Span jaarden waren door het opkomende water uit hun garnizoenen gevlucht en over de ondergelopen landerijen kwamen de Geuzen aangevaren. Het moet een mooi gezicht geweest zijn en Oude Maria, de molenaars- weduwe uit de Zegersteeg - over haar gaat het - zal het zich niet heb ben laten ontgaan. Waarom opeens zoveel aandacht voor een tamelijk willekeurige inwoonster van Leiden uit dat roemruchte jaar 1574? Omdat we precies weten wat voor dagelijkse dingen ze in huis had toen ze vier jaar later overleed. Alle potjes en pannetjes, alle meubels en andere roe rende goederen werden ongeveer een half jaar later schriftelijk geïnventari seerd. Dat was nodig omdat ze - kenne lijk gehecht aan haar spulletjes - nogal wat grotere en kleinere schulden op haar naam had staan. Kleine bedragen waren het, die ze had geleend; voor een deel ging het om openstaande rekeningen bij leveranciers; en de eigendomsrechten van de molen, die zij en haar man had den gehad, moesten worden geregeld want er waren geen directe nakomelin gen. Alles bij elkaar ging het, wat de roe rende goederen betreft, om niet meer dan een paar duizend gulden - omgere kend naar de huidige geldswaarde. Boedelinventaris Echt arm was Oude Maria dus niet, al leen had ze in haar laatste levensjaren niet over liquide middelen beschikt. Van alles en nog wat weten we, als ge volg van de opgemaakte boedelinventa ris over Oude Maria Dircksdochter uit de Zegersteeg (ze heette dan wel Oude Maria, maar echt oud was ze niet, want ze was pas vóór in de vijftig toen ze over leed Oude Marie werd zo genoemd ter onderscheid van haar iets jongere zuster Jonge Maria). We weten hoeveel braadpannen ze had, hoeveel etensborden, hoeveel kan delaars, en dat op zolder de restanten stonden van een hek dat rond de molen buiten de Hogewoerdspoort had ge staan. We weten ook dat Oude Maria een Nieuw-Testament in huis had, en een bundel over de levens van heiligen. En in een van de kamertjes van haar huisje hing aan de wand nog een crucifix. De beeldenstorm had in 1566 ook in Leiden geraasd, maar dat betekende nog niet dat alle "paapse" attributen op stel en sprong uit de huizen en de harten van de mensen waren verdwenen. Misschien bad Oude Maria nog steeds trouw haar rozenhoedjes, al werd in haar huis overi gens geen rozenkrans aangetroffen. Het naar onze begrippen minuscule huurhuisje, waar Oude Maria, eenmaal weduwe geworden, haar intrek had ge nomen, stond in de Zegersteeg. De steeg is nog steeds een zijstraatje van de gracht waarvoor de Kaiserstraat in de plaats is gekomen. Op de plaats van het rijtje huizen, waar de molenaarsweduwe woonde, staat nu de universitaire men- Maar we weten, bij toeval, door opme tingen vrij nauwkeurig hoe dat huisje er van buiten en van binnen uitzag. Aan de voorkant een deur links en een raam rechts; boven de dakgoot een dakkapel. En van binnen had het de volgende in deling: een portaaltje van 2 bij 2 me ter met een trap naar boven, naar de zol der. Dan een zijkamertje, aan de straat, ook ongeveer 2 bij 2 meter in het vier kant. Vervolgens een achterkamer van 2 bij 3, met een ingebouwde bedstee. Het keukentje van 2 bij 2 sloot daarop aan en tenslotte was daar de achterplaats met een bijkeuken (waarin de "doos") een primitief toilet. Op zolder was aan de voorkant naar het schijnt een klein vertrek gemaakt en verder diende die ruimte, onder de hane- balken, als bergruimte voor "oude troep". Het is, als je de inventaris leest, on waarschijnlijk hoeveel spullen Oude Maria in het minuscule huisje had weten neer te zetten. Vóór, in de zijkamer aan de straat, kon je je ternauwernood ke ren. Een groot ledikant, een heleboel stoelen enzovoort. Jeroen Krabbé als Willem van Reconstructie Op het ogenblik wordt in zeven Neder landse musea aandacht besteed aan de Nederlandse kunst en cultuur van de zestiende eeuw. De Leidse molenaars- weduwe wordt in dat kader voor het voetlicht gehaald in het museum Boy mans-van Beuningen in Rotterdam door middel van een reconstructie van haar inboedel, althans wat het gedeelte "pot ten en pannen" aangaat. In Boymans be schikken ze sinds kort over een fantasti sche collectie van gebruiksaardewerk uit vroeger eeuwen en men kon daar door levendig laten zien hoe de inventa ris van Oude Maria er, ongeveer, heeft uitgezien. Daarbij is niet geprobeerd het huisje als het ware opnieuw te vullen, want al les is zeer zorgvuldig in vitrines in een ruime zaal opgesteld. Aan de verbeel ding van de bezoeker wordt dus veel overgelaten. En in een instructief boekje wordt alles omstandig uitgelegd. Het is alsof je, opeens, de levensgeschiedenis van je buurvrouw leest, zodat je einde lijk kunt begrijpen waarom ze wèl haar in de gelijknamige tv-serie tijdens huis vol heeft staan met dingen, maar er toch altijd wat armoedig en zorgelijk bij loopt. Opeens blijkt dat het goede mens van tijd tot tijd naar de lommerd moest gaan omdat ze anders niet over contan ten kon beschikken. En je komt aan de weet dat ze de gewoonste dingen - meel, een hemd en zo - op de pof moest ko pen- Die zeven musea hebben elk het zijne bijgedragen aan een grootse manifesta tie die "De eeuw van de beeldenstorm" is gedoopt. Dat is een pakkende titel, die je eraan herinnert dat aan het begin van de tweede helft van de zestiende eeuw - in 1566, weet u nog wel: smeekschrift der edelen, hagepreken, beeldenstorm? - de hervormingsgezinden in de kerken aan het muiten sloegen. Niet gespaard Er is toen veel kerkelijke kunst ge sneuveld onder het geweld van houweel en hamer, maar er is ook veel overgeble ven. Dat laten ze vooral in het Rijksmu seum in Amsterdam zien, waar de grote tentoonstelling over de kunst vóór de beeldenstorm in de Leidse Pieterskerk. (foto ANP) beeldenstorm wordt gehouden. Als we ons op Leiden concentreren: ook daar werden de stadskerken en de kloosters niet gespaard, maar gelukkig hadden de stadsbestuurders de tegen woordigheid van geest en het lef om een aantal stukken - waaronder Lucas van Leydens prachtige Laatste Oordeel, dat nu in de Lakenhal staat - op het stadhuis in veiligheid te brengen. Het was een kostbaar stuk, dat nauwelijks twee gene raties eerder in de Pieterskerk was opge steld en er waren in 1566 dus mensen die dat nog hadden meegemaakt of wier ou ders in de kosten ervan hadden bijgedra gen. En men wist dat Lucas de belang rijkste kunstenaar was geweest, die Lei den tot op dat moment had voortge bracht. Iemand om trots op te zijn. Redenen genoeg dus om het 400 kilo wegende gevaarte van de Pieterskerk naar de Breestraat te transporteren - niet als devotiestuk, maar als kunstwerk. Het kon in de raadszaal van het stadhuis goed functioneren, omdat zulks in stad huizen toentertijd wel vaker voorkwam: een tafereel van het Laatste Oordeel, waar Christus zittend op de wolken, de definitieve beslissing neemt over het wel en wee van iedere afzonderlijke mens - een vermaning aan de vroed schapsleden om rechtvaardig te hande len (dat weerhield trouwens de befaam de stadssecretaris Jan van Hout er niet van om aan mensen als Oude Maria zo het een en ander over te houden; affaires als deze passeerden zijn kantoor en hij moest dan per geval een passende "rege ling" treffen). Lucas van Leydens Laatste Oordeel hèd een bijdrage aan de reusachtige ex positie in het Rijksmuseum kunnen zijn, waar men van overal ter wereld stukken bijeen heeft gebracht voor deze speciale gelegenheid. Maar het is in de Lakenhal gebleven, evenals trouwens de twee top stukken van die andere Leidse schilder uit het begin van de zestiende eeuw, Cornelis Engebrechtsz. En zo is er in Leiden méér zestiende- eeuws goed dat niet van zijn plaats ge haald werd, om op één van de exposities te figureren. Ook niet van zijn plaats ge haald kón worden, omdat het om nagel vaste decoraties gaat. Ornamenten Dat weten we weer uit andere bron: een boekje dat in het kader van de beel denstorm-manifestatie is uitgekomen en dat laat zien waar in Nederland nog inte ressante zestiende-eeuwse architectuur- ornamenten te zien zijn. Leiden komt er wat bekaaid af, want echt veel heeft men er niet kunnen ontdekken. De Leidse in breng in "het nieuwe ornament" blijft ei genlijk beperkt tot de gevel van het stad huis (maar die mag er dan ook zijn!), een grafzerk in het groot-auditorium van de Academie, een poortje aan de vroegere Latijnse school, de preekstoel en het koorhek in de Pieterskerk en een paar voorwerpen in het St. Annahofje - en dan hebben we het wel zo ongeveer ge had. Maar, zo voegen de auteurs eraan toe, de collectie van de Lakenhal levert een mooie kijk op het belang van Leiden in de zestiende eeuw. Dat moet de geïnteresseerde er niet van weerhouden de tentoonstellingen te bezoeken, uiteraard die in Boymans en die in het Rijksmuseum, de kunstten toonstelling. Daarnaast mag wat er in het Catharijneconvent in Utrecht bijeen gebracht is niet onvermeld blijven: daar is een cultuurhistorische expositie inge richt onder de titel "Ketters en papen onder Filips II". Alle geestelijke stro mingen uit die woelige tijden tonen zich daar in Utrecht, in al hun bonte ver scheidenheid. Glas Tot besluit nog even terug naar het Rijksmuseum. Het zal de echte Leide- naar deugd doen als hij daar constateert dat een prachtige partij gebrandschil derd glas uit zijn of haar woonplaats af komstig is. Was indertijd het gemeente bestuur net zo oplettend geweest als in de zestiende eeuw, dan waren deze acht goudgele vensters nu in het bezit ge weest van de Lakenhal. Daar hebben ze wel de prachtig gebeeldhouwde kozij nen, afkomstig uit het huis Pieterskerk- gracht 9, maar de glazen verhuisden in 1897 naar het Musée des Arts Décoratifs in Parijs. Kruiskozijnen en glasschilde ringen zijn nu tijdelijk in het Rijksmu seum bijeengebracht en men ziet daar voor zich wat indertijd, in 1543, de bal juw van Rijnland in zijn woonhuis heeft laten aanbrengen. Ontwerper was de be faamde Goudse glasschilder Dirck Cra- beth en in deze acht panelen heeft hij al zijn kennis van het "nieuwe ornament" verwerkt. Stelt u zich de ramen maar eens voor op hun oorspronkelijke plaats, als het zonücht er doorheen speelde... De eeuw van de beeldenstorm, zeven ten toonstellingen. 'De smaak van de elite' (Am sterdams Historisch Museum, Kalverstraat 92, van 7 oktober tot 7 december); 'Woelige tijden' (Gemeente-archief Amsterdam, Am- steldijk 67, van 12 september tot 15 novem ber); 'Kunst vóór de beeldenstorm' (Rijksmu seum Amsterdam, van 13 september tot 23 november); 'Het boek in Nederland in de 16e eeuw' (Museum van het Boek, Prinsesse- gracht 30, Den Haag, van 13 september tot 22 november); 'Leerrijke reeksen' (Frans Hals museum, Haarlem, van 13 september tot 23 november); 'Huisraad van een molenaarswe duwe' (Museum Boymans-van Beuningen, Rotterdam, van 11 september tot 7 decem ber); 'Ketters en papen onder Filips U' (Ca tharijneconvent, Nieuwegracht 63, Utrecht, van 11 september tot 23 november). Bij de VWs is een handig foldertje met openings tijden, toegangsprijzen e.d. verkrijgbaar. S-yC. De molenaarsweduwe Oude Maria Dircksdochter. Daar naast een driedimensionale reconstructie van haar wo ninkje in de Zegersteeg. Boven en rechtsonder: wat in de zestiende eeuw zoal tot de huisraad behoorde. Rechts: gebrandschilderd glas van de beken de Goudse ontwerper Dirck Crabeth, dat in de woning van de baljuw van Rijnland werd aangebracht. Onder: achttiende- eeuwse pentekening van de huisjes in de Zegersteeg. (toto's pd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 27