Dat is dan je gelukkie' Een paar avondjes stappen met de stropers van de stad ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1986 EXTRA PAGINA 21 Of je nu wijk 27 afstroopt of wijk 33, het is Leidse legertje speurneuzen met de dag lijkt allemaal lood om oud ijzer. De kraakwagenroute is vandaag de dag geen te groeien. De spoeling is dus dun. Hoewel, er zijn en blijven uitzonderingen. Een uitstalkast meer van vroeg afgedankte, laat kleuren-tv of een fraai fietszadel. Dan zegt de staan luxe goederen. En dat terwijl het stroper: t Wroeten bij de Condorhorst in de Leidse Merenwijk: "Wat is 't hier toch een zooitje". (foto's Fred Bohde) door Bart Jungmann "De room is eraf', zegt Frans Ver- fp meer als we hem 's morgens op de ronde door de wijken 10 en 12 te- O genkomen. Joop Regeer en Ben van V der Berg, de mannen van de Leidse reinigingscontrole knikken instem- - mend, en de nauwelijks gevulde bakfiets van Vermeer spreekt boek- delen. 1 Regeer en Van der Berg beginnen hun werkdag meestal met een autorit langs één van de 33 wijken waarin de route van de kraakwagen is verdeeld. Vermeer behoort tot het legertje waarvoor het karwei de avond ervoor al aanving. Ze rijden op (bak)fïets en in auto (met aan hanger) voor.,de kraakwagen uit, in de hoop tussen het grofvuil nog iets van enige waarde te vinden. Maar de room is eraf, daarover zijn ze het allemaal van harte eens. Er wordt minder wegge gooid, er zijn meer zoekenden. Wat niet wegneemt dat er nog altijd druk wordt gezocht. En als het ligt aan het duo van de reinigingscontrole wordt daartegen een verbod uitgevaardigd. Rijdend door wijk 10 verzucht Joop Re geer: "Och, och, och. Kijk daar nou toch eens, helemaal uit elkaar getrokken". Van der Berg: "Ja, het is weer een aardig zooitje". Regeer: "Nu valt het nog wel mee. Het waait niet zo. Maar als er een windje staat, dan gaat het alle kanten op". Paal en perk Beiden vinden dat er paal en perk moet worden gesteld aan het gerommel in vuilnis. Regeer: "Ik zeg altijd maar zo: het is aangeboden als grofvuil, dus is het bestemd voor de gemeentereiniging". Van der Berg: "Tja, de gemeenteraad heeft destijds toestemming gegeven om het nodige eruit te vissen. Recycling heet dat". Van der Berg: "Een kilo ijzer levert te genwoordig maar een paar centen op en vier kilo koper is tweeëneenhalve gul den". Vermeer beaamt het van harte. "Nee, het is niks. Een hoop gruis, meer niet. Ik ga morgen maar eens kijken in Voorburg. Daar zitten de beter gesi tueerden". Gruis is een verzamelnaam voor oude koelkasten en fornuizen die aan de reiniging worden aangeboden. Uit liefhebberij - voor sommigen mis schien wel een soort verslaving - willen de scharrelaars toch elke werkdag de kraakwagen een wiel vóór zijn. Zo zijn er ook mensen die niet in de tweedehands handel zitten en als een soort tijdverdrijf de route van de kraakwagen volgen. Een al wat oudere man die op zijn fiets in het kielzog van Vermeer rijdt: "Je kunt niet meer slapen, je staat vroeg op. Wat moet je anders doen?". Bovendien: je weet nooit watje tegen komt en misschien staat er deze keer wel die bank, waarin een hoop geld is ver stopt. "Nog nooit meegemaakt", zegt een collega van Vermeer. De laatste is met minder ook al tevreden. Wijzend op zijn ruim zittend colbertje: "Kijk eens dat jasje. Heb ik er toch mooi uit gevist". Het gesprek gaat vervolgens over een zekere Thijs, die ze al een tijdje niet meer hebben gezien. Vermeer heeft een verhaal over hem gehoord. Te mooi om het de mannen van de reinigingscontro le te onthouden: "De vrouw van Thijs was overspelig. Zet de moeder van die vrouw al haar dochters op een rij en zegt: Thijs, je mag een nieuwe vrouw uit kiezen". Geen rotzooi Als iedereen is uitgelachen, zegt Van der Berg: "Thijs was zo'n jongen tegen wie je kon zeggen: let er even op dat ze er geen rotzooi van maken. Thijs zei altijd: als ik het zie sla ik ze helemaal open. Je moet deze mensen een beetje sturen. Dat is volgens mij veel beter dan een vermanend woord of er tegenaan te schoppen". Als de beambten van de reinigings controle hun weg vervolgen, valt het oog op een paar buitenlandse vrouwen die speuren naar iets van enige waarde in het hoog opgestapelde vuil. Regeer: "Dat is weer een nieuwe groep. Die men sen zie je de laatste tijd heel vaak. Ik vind het spijtig om te zeggen, maar die snijden gerust een hele vuilniszak open en als je er wat van zegt, dan krijg je te horen: ikke niet begrijpen". "Je maakt wat mee", zegt Ben van der Berg en die opmerking is de inleiding tot het hoofdstuk 'opvallende gebeurte nissen'. Regeer: "Er wordt vaak genoeg door bewoners geklaagd dat hun fiets is meegenomen door de kraakwagen. Ik wil niet veel zeggen, maar ik maak me dan toch sterk dat het door één van die scharrelaars is ingepikt". Maar het gaat natuurlijk wel eens mis bij het ophalen van grofvuil. Van der Berg: "Een vrouw was bezig aan de gro te schoonmaak. Ze had haar stofzuiger op de stoep neergezet. Die was dus even later verdwenen". Regeer: "En dan had je nog die keer dat er een postzak werd meegenomen. Was ook nog een heel kar wei om die weer terug te vinden". Even daarvoor had Van der Berg ge wezen op de uitstekende wijze waarop Delft met de 'scharrelaars' omspringt. "Daar hebben ze allemaal een terreintje buiten de stad gekregen. Dat bespaart een hoop ellende". Om zijn woorden kracht bij te zetten, eindigt de autorit in één van de straatjes van de Leidse bin nenstad waar de familie Tollenaar een paar parkeerplaatsen heeft ingepikt. Koelkasten, fietsen en schroot liggen er in tamelijk willekeurige volgorde opge stapeld. Zes bakfietsen "Dat bedoel ik nou", zegt Van der Berg. De familie Tollenaar komt in etap pes naar buiten, Van der Berg en Regeer volstaan met een vermanend woord. Me vrouw Tollenaar hangt uit het raam. "Moeders zorgt wel dat het wordt opge ruimd, nietwaar moeders", prijst Van der Berg haar met luide stem. "In Delft? Daar mag je niet eens rij den", schampert Paul Tollenaar. De hui dige uitvalbasis, mooi in het centrum, bevalt hem best. Niet te krap? "Welnee, het wordt eerder te groot". Voor de deur staan zo'n zes bakfietsen waarop veel le den van de familie - ook de aangetrouw- den - hun steentje bijdragen. Deze zondagavond gaat Paul een beetje vroeg op pad. Wijk 27 staat op het programma. Hij verwacht er weinig van. "Breestraat, Hooigracht, die richting. Wonen een hoop buitenlanders en die gooien niets weg". Liever deed hij wijk 31, een ander deel van de binnenstad met als middelpunt het Rapenburg. "Dat is altijd hartstikke gezellig met die studenten. Echt levendig 's avonds. We hebben het wel meegemaakt dat ze in zo'n studentenhuis zeiden: loop maar even mee, op de binnenplaats staat nog een mooie koelkast. Wij mee, maar er was geen koelkast te bekennen. Alleen maar kratten bier, hoog opgestapeld. We hebben er dik twee uur gezeten. Lachen hoor, met die studenten". Als wijk 27 inderdaad spaarzaam blijkt met grofvuil, vervalt Paul in nostalgisch gepeins-. Zoals hij en de an deren dat later nog vaak zullen doen. "Vroeger was het veel beter. Tegenwoor dig is het eigenlijk nauwelijks de moeite meer. Je haalt er amper de benzinekos- ten uit. En toch zie je een heel stel, die komen in een auto en blijven gewoon maar rondjes rijden. Die zeggen: of ik nou een geeltje of een joetje kwijt ben aan benzine, dat maakt me ook niet meer uit".- Kennersoog Hij stuurt zijn bakfiets tussen twee paaltjes door in de richting van de Groe- nesteeg. In de binnenstad heeft een klei ner vervoermiddel zijn voordelen. Met kennersoog neemt hij de hopen vuil op. De buit blijft in het begin van deze avond beperkt tot één ijzeren pijp. Als hij het rond een uur of tien nog een keer probeert, kan hij er wat schroot aan toe voegen. Het loont nauwelijks de moeite. Zijn belangstelling gaat vooral uit naar metalen: ijzer, aluminium of lood. "Soms ook wat gruis. Nee, geen meubi lair. Alleen als het er nog goed uitziet. Dan kun je er op de rommelmarkt nog wel wat mee verdienen". "De mensen zijn verstandiger gewor den. Vroeger belden ze me op als er een partijtje ijzer of lood lag. Ze hadden geen idee van de waarde, ik wel. In die tijd kon je nog een aardig prijsje maken. Nu is de prijs zo gezakt". Hij levert zijn schroot af bij De Nobel aan de Zoeter- woudseweg. "Die prijzen verschillen on derling behoorlijk. Maar de meeste lor- renboeren zijn niet te vertrouwen. Die belazeren je waar je bij staat. Dat zal je bij De Nobel niet gebeuren". De prijzen staan momenteel laag, maar dat kan snel verkeren. Paul herinnert aan de tijd dat een kilo papier op een kwartje stond. "Er was geen snipper op straat te vin den". Eind september is ook traditioneel een slechte periode, heeft Paul als bijkomen de verklaring voor de magere oogst. "Vorige maand is er een hoop gevallen. Zo vlak na de vakantie ligt er altijd flink wat. Ach, het is ook vooral een kwestie van geluk hebben. Je moet er maar net tegenaan rijden". Merkwaardig eigenlijk: iedereen loopt, te klagen en toch is het elke avond spits uur langs de kraakroute. "Ik zie het als een soort hobby", zegt Paul Tollenaar. "Ik doe het voor de spanning". Zes jaar geleden is hij ermee begonnen. "Dan ging je 's avonds een paar keer en 's mor gens vroeg om half zeven stond je op. Ging je nog een keer. Nu denk ik om half zeven: het bed is warm en waarom zou ik voor die paar knaken eruit gaan?". 'Niks voor mij' Die vroege ritten gingen wel ten koste van zijn school, maar Paul Tollenaar heeft niet echt spijt van zijn onvoltooide opleiding. "Ik had er toch alleen maar problemen. Ze dachten: die is niet zo bij dehand, die krijgen we er wel onder. Maar toevallig was ik wel zo bijdehand. Nee, school, dat was niks voor mij". In wijk 27 ligt een fiets, of wat daar voor nog moet doorgaan, vastgesnoerd aan een verkeersbord. "Alles wat op slot ligt, blijft liggen", luidt zijn stelregel. "En als er een redelijke fiets niet op slot staat, bel ik toch altijd even aan. Je kunt er alleen maar gelazer mee krijgen. Ze bellen de politie en dan moet je weer naar het bureau. Bewijs jij maar eens dat je die fiets niet hebt gejat?". Tollenaar is één van de weinigen die nu op pad is. Maar de anderen komen nog wel, denkt hij. Reinigingscontroleur Van der Berg had het al gezegd: er ko men er een hoop van buiten de stad. "Een paar jaar geleden kwamen er alle maal Hagenaars. Dat was vechten gebla zen met die ijzeren pijpen". Paul Tolle naar heeft het niet zo op die buitenstaan ders, zoals hij ze ziet. Ze hebben de markt verpest en de sfeer is er ook niet beter op geworden. "Als ik zie dat ie mand ergens bezig is, dan kom ik er niet aan. Ik laat hem met rust. Maar die gas ten gaan bij je staan en pakken het zo onder je neus vandaan. Kijk, dat doe je niet. Ik bedoel: het is toch logisch dat ik daar dan wat van zeg". Ad Jansen (kind aan huis bij de Tolle naars en al jarenlang het vaste speur- maatje van Paul) is helemaal fel op de beunhazen, zoals hij ze noemt. Hoewel ze eigenlijk allemaal scharrelen als aan vulling op een al dan niet schamele uit kering, ziet Ad toch wel verschillen. Woedend wijst hij onderweg op auto's die er nog goed uitzien. Zo goed dat de eigenaar het scharrelen nooit zo nodig kan hebben als hijzelf. "Moet je die bus zien", wijst hij. "Toch zeker tien ruggen. Dat is Appie de Leugenaar, die vindt el ke keer gouden klokkies en horloges. Zegt-ie. En ons loopt hij zwart te maken bij de mensen". "Hier nou zie je het zelf', zegt Ad als een vrouw komt kijken of er nog wat van haar gading in het vuil ligt. "Ze komen tegenwoordig allemaal. Vroeger was het een schande als je langs de kraak liep. Was je asociaal. Nou, die tijd is al lang voorbij". Versperd Dinsdagavond is wijk 32 aan de beurt met als aantrekkelijke kant de flats in de Merenwijk waar meestal wel wat te vin den is. Ad heeft zijn ronde eerder op de avond al gemaakt. "Twee kilo alumi nium. Eén gulden tien de kilo, dus ga maar na wat ik heb verdiend". Ten behoeve van de verslaggever wil hij nog wel even langs het parkoers gaan. Rob Tollenaar, een jonger broertje, gaat mee. Dat komt niet zo vaak voor. "Hij leeft nog van zijn moeder, maar zijn tijd komt nog wel", zegt Ad. Rob ont kent het luidkeels. We reizen per auto, want Ad is "geen bakfietsenman". Wel van kindsbeen af een scharrelaar. "Als kind ging ik al op mijn fiets langs de kraak". We stoppen bij de Condorhorst waar de ingang praktisch is versperd door het uit elkaar gerukte vuil. Ad: "Het zijn vooral de buitenlanders die alles uit el kaar trekken. En wie krijgt de schuld? Wij. Ze zoeken kleren voor de rommel markt. Of voor zichzelf. Zo erg is het al. Maar je zal mij nooit een vuilniszak uit elkaar zien trekken. Ik voel alleen even of er misschien ijzer of aluminium in zit". Jaap Tollenaar, een oudere broer, komt langa. Hij is op de fiets, heeft niet eens de moeite genomen de bakfiets mee te nemen. "Wat is het hier toch al tijd een zooitje", beschrijft hij de haast onbeschrijfelijke puinhoop. Maar Ad vindt dat het nog wel meevalt. "Je zult wel denken: hij is gek, maar ik heb het echt wel erger gezien". Ad Jansen doelt vooral op de flats aan de Agaatlaan. "Daar gooien ze zomaar banken en koel kasten van de galerij naar beneden". Opvallend zijn de winkelkarretjes die bij of in de buurt van het vuil staan. Ad laat ze onaangetast. "Ja, het is belache lijk, maar die mag je niet meenemen. Dat is diefstal. Ik heb er al een dag voor op het politiebureau gezeten". Het is bij de Condorhorst een komen en gaan van bakfietsen en auto's met aanhangers. Een buurtbewoonster vraagt of het wat stiller kan. Haar kind slaapt. "Je krijgt zoveel opmerkingen naar je hoofd geslingerd. Maar ik pro beer het toch altijd zo stil mogelijk te doen". Kleuren-tv "Nee, de gouden tijden zijn voorbij", verzucht ook Ad Jansen als hij met slechts een paar kilo ijzer de thuisreis aanvaardt. Paul is met een Marokkaanse vriend naar Voorburg geweest, maar ook hun vangst blijft beperkt tot een 'paar knaken'. Ad: "Gisteren had ik een kleuren-tv. Dat is de mazzel die je dan een keertje hebt". Corry Tollenaar, een oudere zus, ver telt van een aardige stoel die zij en haar man op een eerdere strooptocht tegen kwamen. Omdat de aanhanger weinig ruimte meer bood en omdat het toch wel weer niets zou opleveren, lieten ze de stoel staan. Een ander nam hem mee. "Die vent komt de volgende dag langs. Had er duizend gulden voor gekregen. Ik kon mezelf wel voor m'n kop slaan". "Hoe rijker hoe gieriger" had Ad al ge zegd en ten bewijze daarvan gaat het woensdag naar wijk 33, het meer welge stelde deel van de Merenwijk. Minuten lang lijkt het inderdaad of er in deze stra ten de komende dag geen sprake zal zijn van een kraakwagen. Bij het eerste hoopje vuil stopt de bak fiets. Meer voor de vorm (en de foto graaf) neemt Paul Tollenaar een kijkje. Nooit bang om in iets smerigs te grij pen? "Nee, ik kijk wel uit wat ik doe. Maar de mannetjes die overal in snuffe len, graaien nog wel eens door een poepluier of zoiets". Een paar straten verderop staat een af gedankte wasmachine. "Dat is dan je ge lukkie", zegt Ad die deze reis in de bak fiets heeft plaatsgenomen. Helemaal leeg", moet hij een moment later teleur gesteld vaststellen. "Wat krijg ik er voor", vraagt de voormalige eigenaar die ook nog wat schroot komt afleveren. "Je kunt geld toe geven", krijgt hij van Paul te horen. "Schandalig dat je zoiets vraagt", is Ad van mening. Paar centen De wasmachine wordt van zijn schaar se waardevolle onderdelen ontdaan. Een koelkast wordt door Ad wel volledig aan boord gehesen. Paul is het er niet mee eens. "Hoeveel zal dat ding wegen? Vijf tig kilo misschien. Nou, dat is één gul den vijftig". Hij vindt het de moeite niet waard en even later blijft alleen de mo tor van het apparaat op de bakfiets ach ter. Paul: "Zo'n man zegt dan: dat ding is nog in orde. Nou, je ziet het: dat ding is niets meer waard. Je wordt gewoon in de maling genomen. En dat gebeurt zo vaak". Hij wijst op de accu die ook een plaatsje in de bakfiets heeft gekregen. "Ze denken-dat ze je een fortuin meege ven en het is echt niet meer dan een paar centen". Met het inladen van een verwarmings element (zeventig kilo, schat Paul) kan de eerste ronde door wijk 33 worden af gesloten. Op de heenweg hadden Paul en Ad voor een tientje getankt en hoe waardevol schat hij de vangst? "Een gul den of acht", denkt Paul. Om er voor de zoveelste keer aan toe te voegen: "Nee, voor je plezier rijd je niet meer". Wijzend op de vele kapers die zich nu op de kust van wijk 33 vertonen, voegt Ad eraan toe: "De markt is verpest". Vrijwel niemand voelt zich tegen woordig te groot om in andermans grof vuil te speuren. Zelfs reinigingscontro leur Van der Berg sloeg al eens een aar dige slag. "Laatst viste ik een fietszadel van het merk Brooks uit een vuilnis hoop. Kost nieuw toch al gauw zes tien tjes". Om met Ad Jansen te spreken: dat is dan je gelukkie. (Op hun eigen verzoek zijn de namen van de betrokkenen veranderd). Van een koelkast wordt de motor verwijderd: moeite niet waard. Winkelkarretjes, daar blijven we van af. Da's diefstal".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 21