Crisisteams bestonden toen nog niet
Uniek waterstaatkundig project
Watersnoodramp is door veel
Zeeuwen maar half verwerkt
Op zaterdag 4 oktober zal koningin Beatrix de
stormvloedkering in de Oosterschelde officieel
in gebruik stellen. Dit ingenieuze staaltje van
techniek vormt het sluitstuk van de
Deltawerken waarmee onmiddellijk na de
watersnoodramp van 1953 werd begonnen met
het doel nooit meer door een dergelijke
catastrofe te worden overrompeld. Vooral de
Zeeuwen halen opgelucht adem. Maar
opmerkelijk genoeg zijn de angsten daar 33
jaar na dato nog niet geheel verwerkt. "Als het
flink stormt zitten er mensen 's nachts op".
door Jacques Cats
Herinneringen aan de tijd toen
het water kwam. Menige Zeeuw
heeft ze. Ook nu nog, zoveel jaar
later. Wanneer er weer eens een
zware storm over het land jaagt
hébben sommige mensen het
zelfs niet meer. De bulderende
wind die rond de ramen fluit en
deuren doet klapperen, roept
vooral bij mensen die de ramp
hebben meegemaakt bange her
inneringen op. Er zijn erbij die
daags daarna, als de wind weer is
gaan liggen, nog een beetje van
slag zijn.
Op de afdeling die het Documenta
tiecentrum Zeeuws Deltagebied
heeft ingepalmd in het gebouw van
de provinciale bibliotheek in Middel
burg, buigen de legplanken in de stel
lingen bijna door onder het gewicht
van de vele indrukwekkende rappor
ten en beschouwingen over de om
standigheden die noopten tot het
aanvangen van de Deltawerken. Ter
bescherming van de bevolking achter
de dijken, zoals het werd omschre
ven.
Nuchtere, afstandelijke taal wordt
in die werken gebezigd. Maar hoe het
zat met de emotionele beleving van
de ramp en de nawerking ervan, daar
valt weinig over te lezen. Of het zou
de sociologische studie moeten zijn
van 'een samenleving in hood' die
ene J. E. Ellemers ooit wijdde aan de
februari-ramp.
Geen crisisteams
Het waren nu eenmaal nog geen tij
den waarin deskundigen, die in de
menselijke psyche hadden 'doorge
leerd', crisisteams vormden om de
helpende hand te reiken en emotio
nele stormen tot bedaren te brengen.
Geen toestanden als na kapingen en
gijzelingen. Het treindrama van Wij
ster, het bange avontuur rond de
Franse ambassade in Den Haag. Men
moest het zelf maar zien te verwer
ken. Zelf proberen de bressen te
dichten, die de stormvloed ook had
geslagen in het menselijke incasse
ringsvermogen. Wat hadden crisis
teams overigens kunnen aanrichten
na zo'n ramp. Het waren ook zovelen,
die verder moesten leven met hun
schrijnende herinneringen.
Uit cijfers, ontleend aan een des
tijds gehouden enquête, kan worden
afgeleid onder welke fysieke omstan
digheden het treffen van de ramp
werd beleefd: zestig procent gaf op
dat zij opgesloten hadden gezeten op
de bovenste verdieping van de hui
zen, 25 procent van hen had op het
dak gezeten, in een boom of op een
vlot. En de tijd die men geïsoleerd
had doorgebracht voordat de redding
kwam, bedroeg voor 38 procent van
de geënquêteerden meer dan 24 uur.
Het zijn bij elkaar gegevens die dui
delijk maken onder welke benarde
omstandigheden veel mensen de
ramp hebben moeten doorstaan. Elle
mers: „De buitenstaander kan zich
toch echter maar ten dele een idee
vormen van hoe vreselijk dit alles ge
weest moet zijn".
Ellemers beschrijft de directe reac
ties van de mensen toen. Er blijken
toch nog vrij veel mensen te zijn die
eraan denken dekens, kleren, voedsel
en drinken mee naar boven te nemen.
Er zijn ook paniekhandelingen. Zoals
die van een onderwijzeres. Zij neemt
in de haast alleen het lesrooster mee,
waaraan zij de avond tevoren nog met
veel zorg had zitten werken. Als zij
later wordt gered is dat ook een van
de weinige veiliggestelde bezittingen
die ze bü zich draagt.
Niet bezorgd
Diepgelovige mensen toonden zich
niet bezorgd. Die zagen in alles wat er
gebeurde het werk van God en stel
den hun lot ook in Zijn hand. De so
cioloog maakt gewag van gevallen,
waarbij mensen tot hun borst in het
water stonden, met een bijbel in hun
hand. De meeste mensen echter wa
ren op een bepaald moment niet
meer in staat om de situatie nog te
definiëren. Sommigen wisten ook ab
soluut niet meer wat te doen. Dat
kwam dan tot uiting in een volkomen
gedesorganiseerd gedrag. Zo vertelde
later iemand: „We hebben een stoel
voor de trap gezet om het water niet
meer te zien".
En een boer die uit zijn huis vlucht
te ging weer terug om het licht uit te
doen. „Anders krijgen we kortslui
ting". Hij verdronk toen.
Jonge kinderen beleefden de ramp
pas als iets ergs toen ze zagen dat er
iets van hun eigen 'wereld' aan het
water ten offer was gevallen. „Mijn
jongste dochtertje huilde het meest
toen ze een pionnetje van haar 'Mens
erger je niet.' zag drijven".
Volgens de sociologische studie
naar de beleving van de ramp verloor
het gevoel van bedreiging wel een
deel van zijn angstwekkendheid
naarmate het dóór meerderen werd
gedeeld. Gedeeld leed werd daarmee
half leed. En dat krijgt nog meer bete
kenis als men bedenkt dat meer dan
de helft van de geënqueteerde men
sen die de ontberingen van de ramp
over zich heen hadden zien komen,
langer dan vierentwintig uur op red
ding heeft moeten wachten; temid
den van een oorverdovend lawaai van
dc vele drijvende voorwerpen die te
gen de muren bonkten. Vaak ver
keerde men ook in grote angst dat het
huis zou instorten. Een groot deel van
die tijd zat men in het donker, omdat
het licht was uitgevallen.
Ellemers in zijn studie: „Het samen
beleven van deze ontberingen heeft
de situatie voor velen beslist draaglij
ker gemaakt".
Huiveringwekkend
Ontberingen van toen: in de natio
nale uitgave 'De Ramp' staan er wat
opgetekend. Je huivert als je zè leest.
Bij het geteisterde Stavenisse vlucht
te die nacht een echtpaar. In de
woonkamer stond het water al tot bo
ven de knieën. De vrouw was al op de
overloop. De man zou nog even een
tas grijpen die in de kamer lag. Maar
binnen enkele seconden was het wa
ter een halve meter gestegen en druk
te het de deur dicht. De vrouw die
trok, de man die duwde, zij konden
hem niet bewegen. Zij moest vluch-
Februari 1953. Eén van de opvangcentra waar de ontredderde Zeeuwse bevolking werd opgevangen door EHBO-ers, mensen van het
Rode Kruis en de BB.
ten en hij verdronk aan de andere
kant van de deur.
Een jongen uit Spijkenisse zwemt
urenlang met zijn meisje op zijn rug.
Dan raakt zij te verkleumd, wanhopig
en uitgeput en verdwijnt in de diepte.
Een eind verder hangen een man en
een vrouw en vier kinderen aan de
dakrand. Een half uur, een uur. Dan
laten zij lós, de een na de ander, en
zinken weg in het grauwe gulzige wa
ter.
Een man drijft met zijn vrouw op
het losgeslagen dak van hun huis er
gens aan land. Een tocht begint langs
overspoelde dijken zonder leven en
beschutting. Wanneer hij ten slotte
nog bij de levenden aankomt, heeft
hij zijn kinderen, gestorven, moeten
achterlaten, onderweg tussen wat
aangespoelde melkbussen.
Herinneringen
Intrieste verhalen over enkelen, uit
duizenden van die nacht. Gebeurte
nissen die diepe littekens achterlaten
bij de nabestaanden. Ouderen reke
nen nog zwijgend: hoe oud zouden ze
nu geweest zijn als ze niet door de
vloed waren overrompeld? Vader',
moeder, kinderen, zusjes, broers.
De ramp werkt een mensenleven
lang door. Tot heel lang na 1953 heeft
de plaatselijke bevolking van Ouwer-
kerk geweigerd te zwemmen in de bij
het dorp gelegen kreken. Overblijfse
len van de diepe geulen, die het water
achter het meest beruchte stroomgat
van de ramp had uitgeslepen in het
achterland. Daar zwemmen, dat deed
je nu eenmaal niet. Aan die plassen
waren zoveel ellendige herinneringen
verbonden.
Toch was het uitstekend zwemwa
ter. Schoon, zout, gezond. Toeristen
zijn er uiteindelijk mee begonnen. En
van lieverlee raakte de eigen bevol
king ook over die tegenzin heen.
Maar hoezeer men, geruime tijd na
dien, nog gebukt ging onder de gevol
gen van de watersnoodramp kwam in -
het midden van de jaren zeventig
naar buiten. Op spreekuren van
huisartsen in dorpen waar de zee in
die zwarte februari-nacht het hardst
toesloeg bleek het na een periode van
storm beduidend drukker te zijn.
Kalmerende pilletjes vonden gretig
aftrek. Stormneurose, zo luidde de
diagnose. De nu in ruste zijnde huis
arts, die destijds gewag maakte van
de omstandigheid dat één op de zes
dorpelingen in zijn praktijk kalme
ringsmiddelen gebruikte, is - ander
maal geconfronteerd met die bevin
dingen van toen - wat terughouden
der geworden van opstelling. Af-
zwal^kend stelt hij thans: „Natuurlijk
zijn er mensen die nerveus worden
van de storm, maar er zitten nu veel
meer mensen met een neurose als ze
moeten vaststellen dat er voor de zo--
veelste keer in de buurt is ingebro
ken".
Watervrees
Er zijn ook mensen die niet eens zo
zeer tijdens een periode van storm
heel duidelijk worden gegrepen door
de gebeurtenissen rond de ramp. In
een televisieprogramma over angsten
kwam jaren geleden een man aan het
Bijna twaalf jaar zijn gepas
seerd sedert de Tweede Kamer op
19 en 20 november 1974 besloot de
Oosterschelde af te sluiten met
een dam die de getijdewerking
zoveel mogelijk in stand houdt en
daarmee tevens het bestaande
milieu niet schaadt.
Of dat besluit technisch uitvoerbaar
was moest op dat moment nog wor
den uitgezocht. Na op die vraag een
kleine twee jaar te hebben gestu
deerd kwamen de technici van Rijks
waterstaat tot de conclusie dat met
behulp van pijlers en schuiven een
dam moest zijn te bouwen die alleen
maar behoeft te worden afgesloten
als de zee de naar haar vernoemde
provincie bedreigt.
Er zou nog heel wat water door de
Oosterschelde stromen voordat het
zover was. Nieuwe technieken moes
ten worden bedacht en nieuwe vaar
tuigen moesten worden ontworpen
om dit unieke waterstaatkundige
project van de grond te krijgen.
Het grootste probleem vormde vol
gens Rijkswaterstaat de aanleg van de
fundering voor de stormvloedkering.
Niet alleen moet deze bestand zijn te
gen het gewicht van de dam, die ook
nog een onbeweeglijk op zijn plaats
moet blijven omdat anders de schui
ven niet werken, maar ook tegen de
sterke getijdenstroming.
Bestaansrecht
Voor de aanleg van de fundering is
eerst de zeebodem verdicht met het
speciaal hiervoor ontworpen schip
Mytilus dat voor het werk met vier
trünaalden werd uitgerust. Vervol
gens konden de enorme funderings-
matten (bestaande uit zand en grint)
worden gelegd. Dat gebeurde met het
ook al speciaal voor de pijlerdam ge-
k De zojuist gereedgekomen pijlerdam in de Oosterschelde. (foto anp>
construeerde schip Cardium dat de
geprefabriceerde matten op de zeebo
dem afrolde.
Nadat dit werk achter de rug was
zijn de 65 pijlers geplaatst; betonnen
kolossen van 18.000 kilo per stuk, in
hoogte variërend van 30,25 meter tot
38,75 meter: in totaal bijna 1,2 miljoen
kilo beton. Voor dit karwei werden
het hef-, transport- en plaatsings
schip Ostrea en het afmeerponton
Macoma ingezet. Het klinkt eentonig,
maar ook deze schepen hebben hun
bestaansrecht aan de Oosterschelde-
dam te danken. Het werk moest ui
terst precies worden uitgevoerd: de
pijlers moesten op centimeters nauw
keurig worden geplaatst om de schui
ven te kunnen laten functioneren.
Teneinde de bouw zo snel mogelijk
te laten verlopen werden de pijlers
gefabriceerd in een omdijkte bouw
put, bij hét werkeiland Neeltje Jans,
midden in de Oosterschelde. Zodra
één van de vier compartimenten van
de put, waarvan de bodem vijftien
meter onder de zeespiegel lag, vol pij
lers stond, werd dat onder water ge
zet. De pijlers konden vervolgens met
de Ostrea naar de plaats van bestem
ming worden gesleept en worden ge
plaatst: de eerste op 10 augustus 1983,
de laatste eind september 1984.
Daarna zijn dorpelbalken aange
bracht op de zeebodem, om de pijlers
op hun plaats te houden, alsmede de
verkeerskokers waarop nog een weg
zal worden aangelegd. Met het letter
lijke sluitstuk van de dam, de schuif-
constructie tussen de pijlers, werd in
1984 begonnen. Op 29 augustus werd
de eerste schuif aangebracht, tussen
twee. pijlers in de stroomgeul Ham
men, de laatste werd op 27 juni van
dit jaar geplaatst.
Kort daarvoor, op 26 maart, was
Rijkswaterstaat erin geslaagd het eer
ste van de grote werkschepen die
voor de damaanleg waren gebouwd,
de Macoma, te verkopen. De ver
wachting is dat de andere schepen
zeer moeilijk of helemaal niet te ver
kopen zullen zijn, gezien het feit dat
ze bijna nergens anders inzetbaar
zijn.
Dammen
Het besluit tot aanleg van de pijler-
dam, waarvan de totale kosten uitein
delijk 7,8 miljard gulden bedragen,
hield ook in dat achter de storm
vloedkering nog twee zogeheten
compartimenteringsdammen zouden
moeten worden gebouwd. De aanleg
van die dammen is om meer dan één
reden nodig. Door de dammen is het
getijdengebied van de Oosterschelde
beperkt, waardoor de doorstroomo-
peningen in de pijlerdam - en daar
mee ook de kosten - eveneens kon
den worden beperkt. Voorts is dank
zij de dammen de Schelde-Rijnver-
binding getijdevrij, wat nodig is voor
het scheepvaartverkeer. Ten slotte is
met behulp van de dammen een zoet-
watermeer gecreëerd, wat verzilting
van het achterland voorkomt.
De compartimenteringswerken
zijn de Philipsdam, die Overflakkee
en St. Philipsland met elkaar ver
bindt; en de Oesterdam tussen Tho-
len en Zuid-Beveland. De Oesterdam
zal eind volgende maand voltooid
zijn, de Philipsdam in april 1987.
(ANP)
(foto ANP)
woord, die aan de watersnoodramp
een ervaring had overgehouden wel
ke hem ook bij windstil weer kwelde.
Hij had er watervrees aan overgehou
den, opgedaan toen hij, wonend in
Nieuwe Tonge, als tienjarig jongetje
tijdens de februari-ramp was overval
len door het water. Zijn vader en
moeder waren dat weekeinde niet
thuis. Een oudere broer zou op de
kinderen passen. In die nacht braken
de dijken door. Het jongetje sliep
door alles heen, merkte niet eens dat
het water de woning binnenliep, het
bed optilde en er een vlot van maak
te. De waarneming bij het wakker
worden was er de oorzaak van dat er
zich een watervrees ontwikkelde die
nog enkele tientallen jaren stand
hield.
Stavenisse 1986. Drieëndertig jaar
nadat een metershoge muur van wa
ter, die met de vaart van een snelle
auto op het onbeschermde dorpje af
kwam, in luttele ogenblikken dood
en verderf zaaiend. Honderddrieën
vijftig doden, op een bevolking van
1734 zielen. Veertig procent van de
huizen weggevaagd, hele straten ver
dwenen.
„Ja, als het flink stormt zitten er
mensen 's nachts op", vertelt een
vrouw. „Dat zie je aan de lichtjes die
branden". Veel dorpelingen hebben
zo hun eigen herinnering aan de
ramp. Zoals die man, die zijn ouders
verloor en moest ervaren dat het hele
gezin van zijn broer en zijn schoon
zuster met vijf jongens - de oudste
was dertien - slachtoffer werd. Op
weg naar een goed heenkomen werd
het gezin door het water overvallen.
„Als ze thuis op de zolder waren ge
bleven was er niks gebeurd. En het
was nog wel het slechtste huis van de
hele buurt".
Vertrouwd
Heeft hfj nooit gedacht: ik moet
hier weg na wat mijn familie is over
komen? „Och, waarom", zegt hij.
„Het is net als bij mensen die bij een
berg wonen waar lava uit komt. Die
gaan later ook terug. Zo is het bij ons
ook. Je gaat terug, het is vertrouwd".
Zijn vrouw tuurt door het raam,
over het polderland dat zich onder
aan de dijk uitstrekt. „Het heeft zo
moeten zijn", zegt ze berustend.
„Maar als het 's nachts stormt ga ik
toch niet lekker liggen. Dan denk ik
aan de ramp. Aan wat er gebeurd is.
Ik ben dan niet gerust. Het kan toch
immers weer?"
De man zegt: „Het is drieëndertig
jaar geleden, maar het is of het giste
ren gebeurd is. We voelen ons nu wel
een stuk veiliger. Dat vinden de men
sen ook. Je kunt dat goed merken.
Vroeger ging je met een paar honderd
man naar de haven om te kijken of er
vloedplanken gezet moesten worden.
Als het nu stormt gaat er bijna nie
mand meer naar de haven".
„Toch ga ik niet lekker liggen als
het stormt", volhardt zijn vrouw, ,,'t
Is nu gelukkig wat minder met het
lawaai. Eerst zaten we hier voor de
deur nog met die hoge populieren. En
dat maakte als het flink waaide wel zo
ijselijk veel leven".
„Ik heb er geen last van", zegt me
neer. „Of het zou moeten zijn als ik de
pannen hoor lichten. Maar dan is het
ook zeker windkracht tien".