Als een haai
in een goudvissenkom
Toerist in China
tussen ritselaars
en onnodig werk
ZATERDAG 20 SEPTEMBER 1986
EXTRA
PAGINA 21
Wisten de meeste Nederlanders enkele
jaren geleden niet veel meer dan dat Chinezen
gewoon waren om na het eten een harde boer te
laten ten teken dat de maaltijd gesmaakt had,
tegenwoordig kun je landgenoten ontmoeten die
weten dat je verschillende soorten Chinees eten
hebt.
China is in. Het succes van de Teleac-cursus
Chinees is daarvan een illustratie. En
rondtrekkend door China kom je veel
Nederlanders tegen, een gevolg van het feit dat het
makkelijker is geworden om in het land rond te
reizen.
door Wim Brands
Gelukkig is het nog niet zo dat in
China de restaurants Nederlands
eten aanprijzen, een verschijnsel
waarmee je langs de Spaanse kust
om de haverklap wordt geconfron
teerd. Zo ver zal het ook wel niet
komen. Wel zie je nu dat de Chine
zen op diverse manieren proberen
in te spelen op het toegenomen toe
risme.
In Yanshuo, een plaatsje in Zuid-Chi-
na, hadden toeristen enkele jaren gele
den eigenlijk niets te zoeken. Toegege
ven, de omgeving is schitterend - veel
bergen - maar verder? Ik sprak een Ne
derlander die vorig jaar ook een paar da
gen in het plaatsje was geweest. "Je had
hier niets", zei hij. "Ik heb me werkelijk
suf gezocht naar een slaapplaats". Uit
eindelijk slaagde hij, maar vraag niet
hoeveel zweet er toen al over z'n voor
hoofd had gestroomd.
En nu?
Je moet 's avonds spitsroeden lopen
tussen de Chinezen die proberen om
je hun etablissement binnen te lokken.
Er is zelfs sprake van een geduchte con
currentie. En die wordt niet in het ge
niep gevoerd.
Zo zag ik een wervend plakkaat, ge
maakt door een restauranthouder, waar
op onder meer stond te lezen dat zijn ta
feltjes schoon waren, hetgeen zijns in
ziens niet gezegd kon worden van het
meubilair van zijn collega's die het ge
bruik van de natte dweil schuwen.
Een andere restaurateur had nog meer
gevoel Voor het voeren van reclame. Zijn
kok, zo liet hij de toeristen weten, was
gepokt en gemazeld in het Parij se res
taurantwezen. En dan nog iets: toeristen
mochten gerust hun eigen cassettes
meenemen. Alleen Barry Manilac (be
doeld wordt: Manilow) mocht niet. Mu
zikale smaak kon hem dus niet ontzegd
worden.
Naast mensen die op een openlijke
manier rijk willen worden, tref je ook
mensen die de verboden paden bewan
delen. Je hebt ze overal, dus waarom
niet in China?
Stempels
Nog maar net gearriveerd in Yangs-
huo kwam ik in de eetzaal van het hotel
een Chinees tegen die stempels ver
kocht. Op professionele en tegelijkertijd
matte toon legde, hij uit waarom ik be
slist één van zijn produkten moest ko
pen. Geïnteresseerd wérd hij pas toen
hij hoorde dat ik zo opzag tegen de trein
reis van Kwelin naar Kunming.
Had ik geen slaapplaats? Geen pro
bleem. Hij kon wel wat voor me regelen.
Wat had ik gedacht van een vliegticket,
gekocht op de zwarte markt? Wat bleek?
De stempelaar werkte van acht tot drie
voor de CITS, de Chinese reisorganisa
tie.
Aan het einde van de middag en het
begin van de avond ging hij vervolgens
de door zijn vrouw gemaakte stempels
verkopen. Met maar één doel: proberen
toeristen warm te maken voor 'zwarte'
vliegtickets.
Succes gegarandeerd, verzekerde hij
me. Dank zij z'n vele contacten - of zoals
hij het zei: I have many, many friends -
kon hij via de achterdeur - overal bin
nenkomen. Het is natuurlijk wel noodza
kelijk dat de koper een slof sigaretten bij
zich had, want anders waren de friends
niet in beweging te krijgen.
In Yangshuo kwam ik nog zo'n ritse
laar tegen, zij het dat hij de zaken voor
alsnog bescheidener aanpakte. Mr. Da-
vis, beliefde hij zichzelf te noemen, of
mr. Gregory, dat hing van z'n stemming
af. Hij woonde elders, maar in de zomer
maanden verbleef hij in het plaatsje om
voor restaurants en hotels klanten te
lokken.
Hard werken, zei hij een paar keer. Da
gen van acht uur 's morgens tot twee 's
nachts, want als hij 's avonds om elf uur
ophield met werken luisterde hij altijd
nog een paar uurtjes naar de Taiwanese
radio om zijn Engels te perfectioneren.
Waarom? Een goede kennis van het En
gels zag hij als een sleutel tot de hemel.
Hij wilde eigenlijk hetzelfde als de
stempelaar, die na de westerse luxe be
snuffeld te hebben ook nog maar één
doel kende: weg uit China. De stempe
laar had het naar eigen zeggen één keer
geprobeerd.
Zwemmend.
Het was mislukt. "Maar over vijf jaar
lukt het me wel", zei hij. Hoe? Zwem
mend in het geld.
Doelloos
Beide heren werken op een effectieve
manier. Een fenomeen waarmee je in
China maar zelden kennismaakt. Zit
tend op de voorplecht van de boot van
Kanton naar Wuzhou las ik in 'One Bil
lion', een boek van twee Amerikaanse
journalisten (man en vrouw) over China,
een uitspraak van de Chinese leider
Deng Xiao Ping over de manier van
werken van zijn volk. "Wij hebben da
gen nodig voor iets waarmee ze in het
westen maar een paar uur bezig zijn".
Even later werd op die boot een
schouwspel opgevoerd dat daarvan een
mooie illustratie was, het kon niet mooi
er. Om te beginnen werd ik om voorals
nog onduidelijke redenen weggejaagd.
Wat ging er gebeuren?
Na ongeveer twintig minuten had ik
door dat de vijf Chinezen op de voor
plecht iets gingen bouwen. Maar wat?
Om een lang verhaal kort te maken: na
ongeveer drie uur hadden ze een bassin
voor gevangen vissen gemaakt; een bas
sin dat een Nederlandse timmerman in
een uurtje klaar had gehad. Had hij dit
schouwspel gezien - A. knoopt een touw
vast dat B. even later weer losmaakt - hij
had al z'n spijkers opgegeten.
Je ziet dit soort taferelen vaker. Toen
ik in E Mei Shan met de tong uit m'n
mond bezig was om de heilige berg te
beklimmen, zag ik tot m'n grote verba
zing hoe ongeveer tien Chinezen met
een partij bakstenen op hun rug naar de
top liepen. Nergens voor nodig dat die
mensen dit vreselijke werk moeten
doen. Je spant een sterke kabel en je
kunt de bakstenen omhoog takelen, zou
je denken.
In China wordt veel onnodig werk ge
daan. Toen ik in Peking in een hotellift
stapte en op een knopje wilde drukken
werd mij met een bestraffende blik te
kennen gegeven dat dat niet de bedoe
ling was. In de lift zat een dame die spe
ciaal voor dit werk was aangenomen.
In het Kantonese hotel waar ik ver
bleef, ontbrak deze dame. Gelukkig
werd die tekortkoming aldaar ruim
schoots gecompenseerd: op m'n verdie
ping zaten achter een bureau steevast
twee of drie Chinese vrouwen die van
elkaar waarschijnlijk niet wisten wat ze
moesten doen. Eén van hen had in elk
geval een duidelijke functie: ze liep met
je mee om je deur te openen, waarna ze
weer wegging. Met sleutel. Hetgeen on
aangename gevolgen kan hebben. Je
reisgenote gaat even de stad in, jij blijft
achter, moet even naar de wc, na terug
komst kun je niet meer naar binnen, en
wat nog veel leuker is: de dames hebben
een ruime lunchpauze genomen.
Geen kamers
Kleine ongemakken zoals hierboven
beschreven - daarmee leer je leven.
Sterker nog: ik durf te beweren dat ze
een reis door China veraangenamen,
vooropgesteld natuurlijk dat de reiziger
gevoel voor het absurde heeft. Soms
neemt de absurditeit echter zulke pro
porties aan dat er een woedeaanval op
de loer ligt.
Wat moetje bijvoorbeeld doen als je in
een hotel te horen krijgt dat er geen ka
mers meer zijn, terwijl je even later van
een andere toerist verneemt dat er bo
ven nog minstens vijftien vrije bedden
staan?
Kwaad worden? Nee, dat heeft geen
zin. Je moet rustig blijven zitten. De
kans is namelijk groot dat je na een half
uur opeens wel een kamer krijgt.
In Chendu zag ik een Duitser die in de
bus bijna onder de voet werd gelopen
boos worden op een manier die het erg
ste deed vrezen. Zou zijn hoofd niet
knappen? Of het effect had? De aanwe
zige Chinezen hadden de dag van hun
leven.
In China moet je er voortdurend op
bedacht zijn dat de dingen anders zijn
georganiseerd dan je verwacht. Dan ver
baas je je tenminste ook niet meer over
het feit datje een treinticket moet kopen
in een achterafstraatje.
Over de trein gesproken: een treinreis
kan in China zeer aangenaam zijn. Als je
tenminste een zogenaamde hardsleeper
hebt weten te bemachtigen. Dan kun je
liggen, wat wel zo lekker is als je een
tocht van veertig uur maakt. Eén keer
zat er voor mij niets anders op dan zitten
op een houten bank. Aanvankelijk hield
ik mijzelf nog voor dat die twintig uur zo
voorbij zouden zijn.
Ach, de reis begon voor Nederlandse
begrippen wat merkwaardig. Eerst werd
er een tas door het raam aangegeven,
toen nog eentje, nog een boodschappen
tas en zie: daar had je de lenige eigenaar
ook al. Ik dacht nog: was het reizen in
Nederland ook maar wat chaotischer,
het zou de levendigheid ten goede ko-
Na tien uur dacht ik dat niet meer. Dat
die kettingrokende Chinezen voortdu
rend zaten te rochelen, deerde me niet.
Nee, ik vond het ook niet erg dat die Chi
nees tegenover me een grote tros bana
nen bij zich had, die hij rustig - met pau
zes van zo'n drie kwartier - luid smak
kend opat.
Straat
Maar dat je je voelt als een haai in een
goudvissenkom, geen kant op kunt, er
een half uur over doet om strompelend
naar de wc te gaan, en dan ook nog bang
moet zijn dat er na terugkomst een
vriendelijk de andere kant op kijkende
Chinees op je plaats zit, dat je niet even
schuin kunt liggen zonder een nietsver
moedende Chinees als kussen te gebrui
ken - dat maakte dat ik uiteindelijk nog
maar één wens koesterde: horizontaal
uit die trein te worden gedragen.
Het Chinese leven speelt zich voor een
groot gedeelte op straat af. Noodge
dwongen. Het is niet ongebruikelijk dat
drie generaties in één woninkje leven en
wat is er dan logischer dan dat je de
straat op gaat? Buiten kun je tenslotte
ook kaarten en schaken.
Soms zetten mensen 's avonds hun
bed op straat om de nacht onder de blote
hemel door te brengen. In Peking zie je
dat regelmatig in de zomer. Binnen is
het warm en wie niet in het gelukkige
bezit van een ventilator is, kan dan maar
één ding doen: buiten slapen.
Door dat straatleven wordt China's
grijsheid vermengd met andere, bontere
kleuren. Maar al die mensen, die massa's
op straat - zult u tegenwerpen. Je kunt
die vraag beantwoorden met een tegen
vraag, ontleend aan 'Buigzame Emoties',
een boek over Japan van Ian Buruma.
Wat is onmenselijker: de Nederlandse
zondagsrust of die massa's op straat?
Sommige bezigheden vinden ook
plaats in speciaal daarvoor bestemde
vermaaksoorden. Eigenlijk gaa* het
maar om één type: het theehuis. Tijdens
de Culturele Revolutie - die maar één
doel had: alle cultuur vernietigen - was
het theehuis verdacht. Nu niet meer.
's Middags stromen de theehuizen vol.
Kom je om een uur of drie dan zijn de
meeste tafeltjes bezet door Chinezen die
bijvoorbeeld Go spelen. In andere thee
huizen .wordt gezongen. Volksliedjes.
Tradities
De hele middag gaat datdoor, want de
Chinese pendant van 'Mama moet ko
men' duurt geen drie minuten, maar vele
uren. Voortdurend wisselen muzikanten
en zangers elkaar af. De andere aanwezi
gen blijven ondertussen rustig met el
kaar praten, af en toe luisterend, onon
derbroken paffend en thee drinkend.
Het China van het theehuis beviel me
het beste. Hier doen ze dingen die hun
voorvaderen ook al leuk vonden. Want
dat is beslist waar: in veel opzichten zyn
de Chinezen trouw aan hun tradities.
In dit licht bezien is het ook niet merk
waardig dat ze het communisme verge
lijken met een dynastie. Zoiets komt en
gaat, het is een soort natuurproces. Han
Suyin, de Chinese schrijfster die onder
meer een biografie over Mao schreef,
zegt dat de Chinezen na de communisti
sche machtsovername gewoon wachtten
"for the dust to settle".
Schrijvend over het straatleven ben ik
een belangrijk bestanddeel vergeten:
kinderen. Ze bepalen het straatbeeld in
belangrijke mate, het Chinese leven na
tuurlijk ook. De toerist maakt meestal
volgens een vaststaand ritueel kennis
met ze.
Hij loopt over een landweggetje en
hoort opeens een boom 'hello' zeggen.
Je kijkt achterom en ziet dan nog net
een Chineesje wegglippen. Want laat dat
duidelijk zijn: ze mogen dan inmiddels
vertrouwd zijn geraakt met het feno
meen buitenlander, die grootneuzige
lange lummel blijft wel iemand die je op
afstand moet houden.
Door dat gedrag ben je al gauw ge
neigd om de kleine Chinezen allemaal
grappig en schattig te vinden. Fout na
tuurlijk, er zijn zeer vervelende types bij.
Nu moet ik eerlijk toegeven dat je wel
sterk in je schoenen moet staan om die
Chineesjes niet leuk te vinden.
Geen kruis
Hoe verwend ze - en dan met name de
jongens - ook mogen zijn als gevolg van
het feit dat de meeste gezinnen in ver
band met de familieplanning van de
overheid maar één kind mogen nemen,
toch zijn ze altijd nog net even iets min
der etterig dan het Nederlandse kindje
dat op zaterdagmorgen in een warenhuis
de afdeling video-apparatuur even aan
een nadere inspectie onderwerpt.
En je moet wel zeer grofbesnaard zijn
wil je niet vertederd raken door hun
broekjes die geen kruis hebben, zodat ze
nooit in hun broek kunnen piesén of
poepen.
(Maar hoe moet dat nou als ze een glij
baan afroetsjen. Die balletjes zo angst
aanjagend dicht bij het metaal! Philip
Mechanicus heeft dit probleem ook al
aan de orde gesteld in zijn boekje over
China; ook hij kwam niet verder dan
verbazing.)
Soms kun je overigens de neiging niet
onderdrukken ze eventjes te knijpen of
een schop te geven als ze weer eens op
een minder vriendelijke manier met die
ren omgaan. Honden heb je bijna niet in
China, maar loopt er eentje rond - op het
platteland bijvoorbeeld - dan is er ook
altijd wel een Chineesje in de buurt die
in de stellige overtuiging verkeert dat
zo'n viervoeter ook best op twee poten
een trap kan beklimmen.
Dieren - het onderwerp heb ik tot nu
toe opzettelijk niet aangesneden. Inder
daad, er worden katten gegeten. Zag ik
weer eens iemand met een plastic zak
rondlopen waaruit gemiauw opklonk, ik
moest me inhouden om de bezitter van
de tas erop te wijzen dat hij een pijnlijke
fout maakte. Me er ondertussen terdege
van.bewust dat mijn verontwaardiging
niet geheel vrij was van schijnheiligheid.
Half dode hond
Schrijven over dieren in China - het is
je begeven op glad ijs omdat je voor je
het weet een plaats hebt gekregen in het
koor van mensen die over dat onder
werp alleen maar clichés kunnen ver
spreiden. Ondertussen spreken de feiten
voor zich.
Kleine Chinezen die grote krekels van
gen omdat ze zo lekker kunnen zoemen
als je erop drukt, een man die een half
dode hond achter zich aansleept, het ge
geven dat je bijna geen vogel hoort flui
ten in dat immense land, simpelweg om
dat er ooit zoveel mogelijk gevleugelden
dood moesten omdat ze te veel graan op
vraten, bovendien vooral: hét idee, het
gevoel, dat de Chinees veel van wat niet
tot de soort mens behoort eigenlijk wel
lekker vindt en in z'n eten stopt.
Eten waarvoor ik overigens de ten ont-
zent zo geroemde stamppot en andere
(vooral door een te overmatig gebruik
van aardappels bepaalde) gerechten zo
maar verruil.
theehuis: volksliedjes en onon
Go-spelers in eer»
Broekjes
zonder kruis, zodat ze het
-niet in hun broek doen.
i Het Chinese
leven speelt ziek voor een
gWt deel op straat a/.
vangen omdat ze
z0 lekker 2oeme»ols je erop drukt.