Bejaarde straks kind van de rekening
Wie vroeger het ouderlijk
huis verliet ging trouwen
en stichtte een gezin. Dat
is dus tegenwoordig niet
meer zo. Sinds het begin
van de jaren zeventig zijn
andere leefvormen als
samenwonen en
lat-relatie opgekomen en
zijn er ook meer en meer
éénoudergezinnen
ontstaan als gevolg van
het stormachtig gegroeide
aantal echtscheidingen.
Overigens is het nog lang
niet gedaan met het
instituut huwelijk.
Samenwonen wordt niet
zozeer gezien als een
alternatief, maar meer als
een voorbereiding op de
gehuwde status. En het
merendeel van de
gescheiden mensen gaat
op zoek naar een andere
huwelijkspartner. Het
nemen van kinderen
wordt steeds vaker
uitgesteld, wat niet zelden
leidt tot afstel. Conclusie:
de bejaarde van 2030 zal
weinig of geen kinderen
hebben om op terug te
vallen.
door Bert Paauw
We moeten naar een zorgzame sa
menleving toe waarin mensen
voor elkaar opkomen en waarin
de onderlinge hulpverlening
weer een voorname rol speelt.
Die visie ontvouwde minister
Brinkman van WVC (welzijn,
volksgezondheid en cultuur) in
het recente verleden, daarmee
aangevend dat naar zijn mening
de rol van de overheid in de ver
zorgingsstaat moet worden te
ruggedrongen. Niet alleen zou
daardoor de solidariteit tussen
burgers worden vergroot, ook op
de overheidsuitgaven zou danig
kunnen worden besnoeid.
Wellicht heeft Brinkman met zijn
opmerkingen willen inspelen op toe
komstige ontwikkelingen ten aanzien
van de bevolkingssamenstelling. Er
is een onmiskenbare vergrijzing aan
de gang die na 2010 - wanneer de ge
neratie van de geboortegolf vlak na
de Tweede Wereldoorlog op de pen
sioengerechtigde leeftijd is aanbe
land - een voorlopig hoogtepunt zal
bereiken.
Waren er in 1984 nog ongeveer
tweeëneenhalf maal zoveel jongeren
tot 20 jaar dan 65-plussers (4,2 tegen
1,7 mihoen), in het begin van de vol
gende eeuw zal dat verschil zijn geni
velleerd en volgens het Centraal Bu
reau voor de Statistiek zullen de be
jaarden in 2030 het aantal jongeren
zelfs met één miljoen overtreffen (3,5
tegen 2,5 miljoen).
Het toenemende aantal bejaarden
heeft uiteraard de nodige consequen
ties. De behoefte aan hulpverlening
zal groeien en ook de financiële ge
volgen (denk aan pensioenen, aow,
collectieve uitgaven) zijn niet te on
derschatten. Relatief steeds minder
actieven zullen voor steeds meer niet-
actieven het geld moeten verdienen
om allerlei voorzieningen in stand te
houden.
De vergrijzing van de bevolking is
slechts één van de ontwikkelingen
die zich in de huidige maatschappij
voltrekken. Ook veranderende opvat
tingen over het huwelijk, kindertal en
kinderloosheid, echtscheiding en ar-
beidsleeftijd zullen de structuur van
de samenleving in de komende tien
tallen jaren danig doen wijzigen.
Vergrijsd
Bij het Nederlands Interuniversi
tair Demografisch Instituut (NIDI) in
Den Haag - (demografie is de weten
schap die zich bezighoudt met de op
bouw en dynamiek van de bevolking)
- worden bovengenoemde ontwikke
lingen nauwgezet gevolgd en bestu
deerd. Volgende week wordt onder
meer in Amsterdam een driedaags
congres gehouden waar onderwer
pen als ouderschap, kinderloosheid
en diverse leefvormen aan de orde
komen.
De demografen Frans van Poppel,
Erik Klijzing en Nico Keilman, allen
verbonden aan het NIDI, vinden dat
er bij het pleidooi van Brinkman voor
meer naastenliefde, meer zorg en aan
dacht van kinderen en buren voor ou
deren een aantal kanttekeningen
moeten worden gemaakt.
"Van hulp door verwanten of be
kenden moet" men in de toekomst
niet te veel verwachten. Door het
sterk teruglopende aantal geboorten
zal de bejaarde van 2030 weinig of
geen kinderen hebben. De huidige
ouder heeft statistisch bezien 1,3
dochter/zoon om op terug te vallen,
dat is over een jaar of veertig 0,7
dochter/zoon. Bovendien zal de af
stand tussen ouder en kind waar
schijnlijk groter zijn dan tegenwoor
dig en zullen de meeste buren zijn
vergrijsd".
"Daar komt bij dat de gemiddelde
leeftijd waarop mensen op het ogen
blik kinderen nemen omhoog gaat.
Iemand die straks 75 jaar is heeft een
zoon of dochter die net zelf in de o^
groeiende kinderen zit of druk bezig
is met een beroepscarrière. Zo ie
mand heeft dan andere dingen aan
het hoofd dan pa of moe in huis te
nemen".
"Ook op vrijwilligerswerk moet
men niet te zeer rekenen. Neem bij
voorbeeld de Unie van Vrouwelijke
Vrijwilligers. Van die groep zullen in
de eerste plaats meer vrouwen gaan
werken, ten tweede wordt de getals
matige verhouding tussen de vrijwil
ligers en de ouderen steeds ongunsti
ger".
Volgens het drietal hebben bereke
ningen aangetoond dat de financiële
gevolgen van de vergrijzing bij een
jaarlijkse economische groei van
ruim 2 procent nog wel zijn op te van
gen. Maar de maatschappelijke struc
tuur zal in elk geval ingrijpend veran
deren.
Langer fit
Bijvoorbeeld op het punt van de
pensionering. Om de aow in de toe
komst betaalbaar te houden zou de
pensioenleeftijd wel weer eens om
hoog kunnen gaan. Nico Kefynan:
"Er zal in de komende jaren meer
ruimte komen voor een flexibele pen
sioenleeftijd. In andere landen zie je
dat al. In de Verenigde Staten bij
voorbeeld is discriminatie naar leef
tijd verboden. Daar vechten mensen
hun ontslag aan omdat ze zich nog fit
voelen en graag willen blijven
werken".
"Een eventueel omhooggaan van
de pensioenleeftijd, of anders gezegd
het langer meedraaien in het ar
beidsproces, kan over dertig jaar ook
makkelijker omdat veel toekomstige
ouderen fitter zullen zijn dan de hui
dige ouderen. Factoren als verbeter
de voeding, veranderde arbeidsom
standigheden met minder zwaar li
chamelijk werk, opfriscursussen
waardoor de kennis op peil blijft, spe
len daarbij een rol".
"Bovendien wordt omstreeks 2010
een tekort aan arbeidskrachten ver
wacht als gevolg van de huidige klei
ne geboortegeneraties. Dat is voor
een grote werkgever als Philips aan
leiding om nu al studies te laten ver
richten naar flexibele pensionering.
Overigens is er in Nederland nog een
groot arbeidspotentieel en dat zijn de
vrouwen. Nederland loopt op het
vlak van werkende vrouwen erg ach
ter bij het buitenland".
"In ons land werkt ongeveer 40 pro
cent van de vrouwen, in Scandinavië
en de Verenigde Staten liggen die
percentages boven de 60. Faciliteiten
als ouderschapsverlof, continuroos-
ter op school en kinderopvang zijn
hier nog maar weinig aanwezig. Ei
genlijk zitten we in Nederland in een
vicieuze cirkel. Er werken weinig
vrouwen omdat er weinig faciliteiten
zijn. En er worden weinig faciliteiten
gecreeërd omdat er weinig vrouwen
werken".
De ontwikkelingen aan het huwe-
lijksfront zijn door de jaren heen een
dankbaar onderwerp geweest voor al
lerlei wetenschappelijke onderzoe
ken, waarvan de uitkomsten meestal
werden opgesierd met veel cijfers en
tabellen. Frans van Poppel: "Tussen
1950 en 1970 is er een duidelijke stij
ging geweest in het aantal huwelijken
in Nederland, de gemiddelde huwe
lijksleeftijd daalde in die periode met
ongeveer 2 jaar. Sinds het begin van
de jaren zeventig is die trend weer
omgebogen. Het aantal huwelijken
liep terug en de huwelijksleeftijd
ging omhoog".
Samenwonen
Om dat te kunnen begrijpen moet
volgens Van Poppel vooral worden
gekeken naar de sociaal-economi
sche situatie. "Als je vroeger het ou-
derijjK nuis verliet dan trouwde je.
De toenemende welvaart in de jaren
vijftig en zestig maakte het financieel
mogelijk eerder uit huis te gaan, eer
der een zelfstandige positie op te bou
wen. Dat werkte de verlaging van de
huwelijksleeftijd in de hand. In de ja
ren zeventig zijn de sociaal-economi
sche ontwikkelingen gaan stagneren.
Onder invloed daarvan bleven kinde
ren weer langer thuis, werden weer
minder snel financieel zelfstandig,
trouwden weer minder snel".
Van Poppel wijst op enkele andere
factoren die hebben geleid tot een
verminderde hang naar het huwelijk.
"Veranderde denkbeelden over sek
sualiteit en de plaats die het huwelijk
in de maatschappij inneemt plus ge
wijzigde gezagsverhoudingen tussen
ouders en kinderen hebben daartoe
natuurlijk ook bijgedragen. Het sa
menwonen is sterk opgekomen in de
jaren zeventig. Eerst in kringen van
kunstenaars en studenten, later vond
een spreiding over de hele bevolking
plaats. In het midden van de jaren ze
ventig werden daarnaast huwelijk en
seksualiteit losgekoppeld, mede
dank zij de beschikbaarheid van be
trouwbare anticonceptiemiddelen".
Overigens is het instituut huwelijk
nog lang niet op z'n retour. Van Pop
pel: "Samenwonen wordt in Neder
land over het algemeen nog niet als
alternatief gezien voor het huwelijk,
maar meer als een voorbereiding
daarop. Zeker wanneer de partners
kinderen willen. Naar verwachting
zal samenwonen over zo'n 30 jaar wel
als alternatief gelden. In landen als
Zweden en Denemarken is dat al het
geval. In Zweden wordt tegenwoor
dig de helft van alle kinderen buiten
het huwelijk geboren. In Nederland
ligt dat percentage belangrijk lager,
maar er is een stijgende tendens
merkbaar".
"Aanpassingen in de wetgeving
dragen ertoe bij dat samenwonen als
een goed alternatief voor het huwe
lijk kan worden gezien. Met het af
sluiten van een samenwoningscon-
tract kunnen niet-gehuwde partners
tegenwoordig zaken als de erfenis of
het eigen huis regelen".
Echtscheiding
Meer nog dan het samenwonen
stak in de jaren zeventig het feno
meen echtscheiding met grote hevig
heid de kop op. Erik Klijzing: "Ie
mand die nu trouwt loopt een kans
van 1 op 3 om te scheiden, in de jaren
zestig was dat nog 1 op 10. Als voor
naamste oorzaken voor de enorme
stijging van het aantal echtscheidin
gen zijn te noemen de echtschei-
dingswet van 1971 die allerlei juridi
sche obstakels heeft weggenomen, de
invoering van de bijstand in de jaren
zestig waardoor een gescheiden part
ner sociaal-economisch zelfstandig
kan zijn, en de toegenomen accepta
tie van allerlei samenlevingsvor-
Volgens Klijzing betekenen de vele
echtscheidingen zeker geen verwer
ping van het instituut huwelijk. "Men
wijst de partner af, niet het huwelijk
als zodanig. Men gaat weer op zoek
naar een andere partner. Vooral veel
mannen hertrouwen. Er is een ont
wikkeling gaande naar meerdere
partners in iemands leven. Je zou
kunnen zeggen dat men op zoek is
naar meer van hetzelfde".
Echtscheiding veroorzaakt in elk
geval een toenemend aantal zoge
naamde éénoudergezinnen. Kinde
ren worden in 90 procent van de ge
vallen toegewezen aan de moeder.
Klijzing: "Tegenwoordig treedt het
verschijnsel 'wees' weer op. Valt de
ouder bij wie men woont weg, dan
staat het kind alleen, want met de an
dere ouder heeft men geen contact
meer. Kinderen maken nu meer dan
vroeger turbulentie in het gezin mee.
Vroeger had je broertjes en zusjes en
als je de deur uit ging had je je ouders
nog. Nu zijn er vaak geen of weinig
broertjes en zusjes, één van de ouders
gaat met ruzie de deur uit, er volgt
niet zelden een gedwongen verhui
zing, men moet naar een andere
school en weer nieuwe vriendjes ma
ken, op een gegeven moment komt er
regelmatig ene oom Hans over de
vloer die na een tijdje als pappa
wordt betiteld. De beleving van het
gezin is bij veel kinderen tegenwoor
dig heel anders dan vroeger".
Eindstation
Dat de maatschappelijke structuur
in Nederland drastisch aan het veran
deren is blijkt eveneens uit het stij
gende aantal alleenstaanden. Klij
zing: "Vooral voor vrouwen is een al
leenstaande huishouding vaak eind
station. Dat heeft te maken met de zo
genaamde oversterfte van mannen op
oudere leeftijd. De gemiddelde leef
tijd van de vrouw is op het ogenblik
81, van de man 74,5. De meeste vrou
wen overleven hun man. Mannen
hebben meestal wel tot het einde van
hun leven een partner, ook al omdat
oudere mannen die weduwnaar zijn
geworden weer makkelijker een part
ner vinden dan weduwen. Een wedu
we van 60 jaar heeft nog maar een ge
ringe kans op een huwelijk, voor een
weduwnaar van 60 jaar zijn er nog
goede huwelijksmogelijkheden. Dat
heeft tevens te maken met het feit dat
veel mannen trouwen met een jonge
re vrouw. Om iets te doen aan het
vrouwenoverschot op hogere leeftijd
zouden mannen eigenlijk moeten
trouwen met een gemiddeld 6 jaar ou
dere vrouw".
"Bij jongeren is de fase van alleen
staande meestal vluchtig. Op een ge
geven moment gaat men toch weer
een relatie aan, hetzij samenwonend,
hetzij via een huwelijk. In opkomst is
de zogenaamde lat-relatie, living
apart together. Men gaat wel een rela
tie aan, maar heeft geen gezamenlijke
huishouding. De lat-relatie is een
nog tamelijk nieuw verschijnsel in de
Nederlandse samenleving die belang
rijk aan het worden is".
Het stichten van een (groot) gezin is
in Nederland al lang geen vanzelf
sprekendheid meer. Volgens het drie
tal werd je in de jaren vijftig en zestig
bestempeld als een egoïst wanneer je
zei geen kinderen te willen. "De ge
zinnen in Nederland waren in die ja
ren vrij groot, zeker als je het verge
lijkt met de toenmalige situatie in de
omringende landen".
Geen kinderen
"In het midden van de jaren zestig
was de verhouding in Nederland 2,5
kind per vrouw. Dat was vergelijk
baar met percentages in overwegend
katholieke landen als Ierland, Italië
en Spanje en duidelijk hoger dan in
Duitsland, Frankrijk, België en de
Scandinavische landen. In tien jaar
tijd heeft zich in Nederland een ge
weldige ommekeer voltrokken, die
ook weer veel groter was dan in de
omringende landen. In het midden
van de jaren zeventig was het gemid
delde in Nederland nog maar ander
half kind per vrouw en daarmee zaten
we opeens lager dan de gemiddelden
in de landen om ons heen. Nederland
is nu één van de landen met gemid
deld het laagste aantal geboorten".
Niet alleen is de animo voor een
groot gezin teruggelopen, steeds
meer paren besluiten helemaal geen
kinderen te nemen. "Ten aanzien van
kinderloosheid bestaat een biolo
gisch minimum. Tussen de 5 en 8 pro
cent van de vrouwen kan eenvoudig
geen kinderen krijgen. Toch is de
kinderloosheid onder vrouwen op dit
moment al 12 procent en. ook hier is
de verwachting dat dit percentage
flink zal stijgen. Van de honderd
vrouwen die nu 15 jaar zijn zal een
kwart tot een derde nooit kinderen
krijgen".
"Vrouwen volgen in toenemende
mate een goede opleiding en willen
die opleiding ook ten nutte maken.
Ze gaan een beroep uitoefenen en
willen zich ontplooien. Het gevolg "is
dat ze óf geen kinderen nemen, óf het
nemen van kinderen uitstellen. Eén
op de zeven eerstgeborenen heeft op
het ogenblik een moeder tussen de 30
en 34 jaar, dat was in 1970 nog 1 op de
17".
"Er komt altijd een moment dat
een vrouw zich afvraagt: wat nu? Zo
rond de 35 jaar gaat men zichzelf de
vraag stellen: zal ik het nog wel doen?
Van uitstel kan niet bedoeld afstel
komen. Daarnaast is het zo dat de
kans om in verwachting te raken af
neemt bij het ouder worden". Ameri
kaanse onderzoekers schatten dat 6
procent van de vrouwen in de leef
tijdsgroep 20-24 jaar geen kinderen
kan krijgen, 9 procent van de 25 tot 29
jarigen en 15 procent van de 30 tot
34-jarigen. Vanaf 35 jaar stijgt het per
centage plotseling sterk tot 30 pro
cent voor 35-39 jarigen en tot 64 pro
cent van de vrouwen tussen 40 en 44
jaar.
Busreis
Zoals eerder opgemerkt werkt het
verminderde aantal geboorten een
getalsmatige verschuiving in de ver
houding tussen jongeren en ouderen
sterk in de hand. Nico Keilman: "Je
ziet bedrijven nu al inspelen op het
verschijnsel van de vergrijzing. Som
mige firma's richten zich zelfs expli
ciet op bqjaarden. Er is een luierfabri-
kant die nu grote celstofluiers tegen
incontinentie produceert. Daar is op
het ogenblik een markt voor. Kle-
dingfirma's richten zich meer en
meer op de middengroepen. Men
groeit mee met de ouder wordende
tieners uit de jaren zestig. Door de
vergrijzing zullen over 30 40 jaar in
de samenleving andere zaken worden
beklemtoond. Populair gezegd: in de
toekomst zal de nadruk minder lig
gen op hitparade en pop-elpees, maar
meer op de busreis naar Oostenrijk".
In het jaar 2030 zal het aantal 65-plussers het aantal jongeren tot
20 jaar met één miljoen overtreffen. (foto gpd»