'Componist van nu krijgt geen liefde, wel zakgeld' Jeugdbrieven Multatuli bij toeval opgespoord Driehak op rolluiken DONDERDAG 14 AUGUSTUS 1986 KUNST PAGINA 19 UTRECHT (GPD) - „Dirigistisch, een beetje dirigistisch, zo zou ik het muziekbeleid in ons land willen noemen. De regenten oor delen en men beoordeelt elkaar. Er zouden dan wat mij betreft ook op het ministerie zelf wel mensen mogen werken, die ver stand van muziek hebben. Nu laten ze zich adviseren en dat is wel goed, maar het vreemde is, dat bij het verstrekken van prij zen en opdrachten aan componisten altijd ook adviezen worden gevraagd aan collega-componisten. En dat, terwijl er ook hele voortreffelijke deskundigen te vinden zijn in het organisatori sche vlak, het vlak van de uitvoerenden. Denk ook aan dirigen ten, dat zouden ook prima adviseurs kunnen zijn". Aldus de musicoloog en componist Leo Samama, van wie on langs het boek Zeventig jaar Nederlandse muziek 1915-1985, Voorspel tot een nieuwe dag verscheen (Uitgave Querido f 69.-). Het boek kwam tegelijkertijd uit met Een eeuw Nederlandse mu ziek 1815-1915 van prof. dr. Eduard Reeser, het standaardwerk op dit terrein, dat voor het eerst in 1950 op de markt kwam, maar nu geheel bijgewerkt z'n tweede geheel herziene druk beleeft. Leo Samama: Herhaalde malen laat Leo Samama 'Muziek moet het merken, dat er naar zijn mening te ■midden houden weinig liefde voor eikaars werk, tussen hoofd en doen en laten is te vinden in het hart'. (foto opdi Nederlandse muziekleven. Scherp formuleert hij het ais volgt: „Hoe kun je een componist van nu in ons land karakteriseren? Als een kind van rijke ouders, die niet in staat zijn om liefde te geven en het daar om in de plaats daarvan maar veel zakgeld verstrekken". „Vergelijk het maar met de beel dende kunst. Een gemeente ver strekt een opdracht aan een beel dende kunstenaar. Tegen een hoog honorarium, daarmee kan zo'n ge meente aan de weg timmeren, dan NIJMEGEN (GPD) - „Je vindt al tijd wat anders dan je zoekt". Een toepasselijke uitspraak van de Nij- megenaar Wilfried Dieriek. Deze 48-jarige amateur-historicus stuitte bij een onderzoek naar het leven van de apostolisch prefect J. A. Scholten bij toeval op afschriften van twee brieven van de jonge Eduard Douwes Dekker, beter be kend als de schrijver Multatuli. Op een kort formeel afscheidsbriefje uit 1838 na zijn deze uit 1841 stam mende brieven de vroegst bekende geschriften van de man die ook wel de grootste uit de Nederlandse lite ratuur wordt genoemd. Om het verband tussen deze apostolisch prefect Joannes Henri- cus Scholten (1797-1842) en de later als verdediger van het atheisme be kende Multatuli te begrijpen is een stukje voorgeschiedenis noodzake lijk. Eduard Douwes Dekker (1820- 1887) was op achttienjarige leeftijd naar Batavia vertrokken en daar op de Algemene Rekenkamer te werk gesteld. Hij werd tot over zijn oren verliefd op Caroline Versteegh en wilde zich zelfs ter wille van haar tot het rooms-katholieke geloof be keren. Caroline had Dekker in con tact gebracht met prefect Scholten die hem op zijn doop zou voorbe reiden. Het huwelijk werd overi gens nooit voltrpkken omdat vader Versteegh de losbandige Dekker, ook al was hij dan katholiek gewor den, geen geschikte kandidaat voor zijn dochter vond. Iets dat' Dekker tot een haast krankzinnig liefdesverdriet dreef. Toen deze prefect Scholten in 1841 op visitatie-reis door Java was, schreef een zekere Wessels, waarover verder weinig bekend is dan dat hij rond die tijd eveneens in Batavia werkte, hem de brieven. Deze Wessels, vermoedelijk een collega van Multatuli, scheen gere geld met de prefect te correspon deren. Volgens Dieriek blijkt uit de brieven, die op 22 mei en 22 juli 1841 zijn gedateerd, dat Wessels de toen 21-jarige Douwe Dekker de gelegenheid bood ook enige woor den te schrijven. En Multatuli deed dat getuige de in totaal ongeveer twee kantjes tellende tekst, waar- - van Dieriek, overigens vorig jaar al, de afschriften in het Jezuie- tenklooster Berchmanianum in Nijmegen vohd. „De originele teksten zijn naar alle waarschijnlijkheid in 1937 uit het klooster door pater Vriends mee naar Indië genomen", recon strueert Dieriek met de grondig heid van een historicus. „De toen malige archivaris, pater Hoeck, heeft de brieven toen vermoedelijk overgeschreven omdat ze van Mul tatuli afkomstig waren. Ik ver moed dat de originelen in Indië verloren zijn gegaan. De pater had Prijs Literama AMSTERDAM (ANP) - De Anne Frank Penning 1986 is toegekend aan de radiorubriek 'Literama' van de NCRV. Het bestuur van de An ne Frank Stichting heeft besloten die rubriek te onderscheiden, om dat sinds de start van 'Literama' in 1966 de redactie op consequente wijze literatuur heeft behandeld over thema's als onderdrukking, onvrijheid en verzet, zo meldt de Anne Frank Stichting in een pers bericht. De redactie bestaat momenteel uit Wim Ramaker, Myrle Tjoeng en Maija Kass. De prijs zal 11 septem ber in de NCRV-studio in Hilver sum worden uitgereikt. ze meegenomen naar een plaats waar in de Tweede Wereldoorlog een vrouwenkamp gevestigd werd. De brieven zijn daar waarschijnlijk verbrand öf als wc-papier ge bruikt". Dieriek licht de inhoud van zijn vondst toe: „In de brieven schrijft Multatuli over zijn aanstaande overgang naar het katholieke ge loof. Ik wil het geen slijmen noe men, maar je kunt uit alles merken dat hij graag een goede indruk op Scholten wil maken. Daarnaast gaat hij in op de actualiteit in Ne derland, hij zinspeelt op de geruch- door Monique Couwenberg ten dat de oude koning Willem I zich ook ook tot het katholieke ge loof zou willen bekeren en schrijft over het concordaat dat tussen Ne derland en het Vaticaan gesloten zou worden. Hij maakt melding van zijn persoonlijke omstandighe den; het werk op de Rekenkamer dat hij stomvervelend vindt, zijn geldgebrek dat hem weerhoudt om uit deze baan te ontsnappen. Je krijgt het portret van een wat over moedige jongeman die met bra voure schrijft. Een kenner zal de stijl, de manier waarop hij vergelij kingen maakt, echter direct als die van de latere Multatuli herken- -Katholiek „Het aardige van de brieven is dat ze uit de jeugd van Multatuli stammen", zo waardeert drs. Eef Francken, redacteur van het twee jaarlijks tijdschrift 'Over Multatuli' waar de gevonden documenten volgende maand gepubliceerd worden. „De brieven komen uit de tijd dat Multatuli nog maar gewoon Eduard Douwes Dekker, een wille keurige Nederlander was". Francken voorziet dat bij publi catie van de brieven de vraag of Multatuli in die tijd een oprecht ka tholiek was of zich alleen bekeerde om zijn Caroline te kunnen trou wen, weer op zal rijzen. Een oude vraag daar Multatuli onder meer in zijn ideeën (een ver zameling aforismen, parabels, los se invallen en uitgebreidere ver handelingen die van 1862 tot 1877 van zijn hand verschenen, red.) herhaaldelijk fel tegen elke vorm van geloof van leer trekt. Hij staat dan ook als een van de eerste ver dedigers van het atheisme geboek staafd. Alhoewel het protestantse geloof er bij hem het slechts van af komt, spuit hij in bepaalde stuk ken ongenadige venijn over het ka tholicisme. In het Gebed der On wetenden bijvoorbeeld beschrijft hij hoe wezen een 19e eeuwse ka-' tholieke hersenspoeling krijgen. In Woutertje Pieterse daarentegen krijgen de katholieken van Multa tuli weer een goede pers. Francken verwacht niet dat de publicatie uit sluitsel zal geven over deze ge loofskwestie van Multatuli: „Ieder een zal er bij lezing wel het zijne van te zeggen hebben". Toeval Dieriek, leraar Nederlands en ge schiedenis aan de St. Joris-mavo in Nijmegen, is nooit bewust op zoek gegaan naar de documenten, maar spoorde ze toevallig op. Vanuit zijn interesse voor de koloniale katho lieke geschiedenis kwam hij bij Multatuli terecht. „In een boek over Multatuli, las ik op een gege ven moment dat hij als jonge man gedoopt was". Dieriek putte uit zijn geheugen en herinnerde zich dat er in de jaren '40 van de vorige eeuw een zekere monseigneur Grooff vanuit Suriname was over geplaatst naar Nederlands-Indië. Een feit dat ogenschijnlijk geen en kel verband met Multatuli heeft, maar voldoende voor een amateur- historicus als Dieriek die gewend is het met dergelijke losse draden te doen. „Uit oogpunt van mijn in teresses, de katholieke koloniale geschiedenis en de jonge Dekker, ben ik toen verder op zoek ge gaan". Een gouden ingeving zoals nu blijkt, want via een boek van Am. Van der Velde over Nederlands-In dië, kwam Dieriek de voorganger van Grooff, Scholten, op het spoor, aan wie Multatuli de opgedoken brieven schreef. De Nijmegenaar raakte steeds meer door deze Scholten geïntri geerd, vooral toen hij las dat hij de laatste jaren van zijn leven als een ziekelijk oud man in het Nijme- geegse Jezuitenklooster Berchma nianum had gewoond. Dieriek pakte de draad-Scholten op en Multatuli verdween uit beeld. „Ik dacht toen helemaal niet meer aan Multatuli. Dat is de luxe die een amateur-historicus zich kan permitteren. Je bent nooit ver plicht om iets verder uit te zoeken. Er is niemand die op jouw onthul lingen zit te wachten". Mapje Getraind om op details te letten Beekman dirigent militaire kapel DIEREN (GPD) - De jonge musi cus Tom Beekman uit Dieren wordt met ingang van 1 december benoemd tot dirigent van de Ko ninklijke Militaire Kapel in Den Haag. Beekman is slagwerker van Het Gelders Orkest, dirigent van de Arnhemse Politiekapel en do cent aan de Liemerse Muziek- school. Tom Beekman zal met zijn 29 jaar de jongste beroepsdirigent bij de krijgsmacht zijn. Omdat onderdirecteur Pierre Kuypers, wiens functie de Diere- naar nu overneemt, de plaats heeft ingenomen van KMK-directeur Jan van Ossenbruggen, is er grote haast met het vervullen van de ont stane vacature. Beekman zal een sterk verkorte officiersopleiding van vier maanden volgen. vond Dieriek in een voetnoot van hetzelfde geschiedenisboek de in formatie dat een grote hoeveelheid persoonlijke en officiële documen ten van Scholtens hand zich in het archief van de Paters Jezuieten in Den Haag moest bevinden. Dieriek maakte niet de in lekenogen meest logische gang naar Den Haag - „dat boek was in 1908 verschenen" - maar klopte aan bij de pater Bar- ten, archivaris van de Jezuieten in Nymegen, de laatste woonplaats van Scholten. „Die vertelde me dat alles van Scholten verloren was ge gaan. Ik vroeg nog of dat door de oorlog kwam, maar alles bleek ge woon opgeruimd, weggedaan. Maar hij wilde nog wel even voor me kijken wat ze hadden. Er moest ergens nog een mapje 'Scholten' liggen. Daarin zaten een paar ge drukte preken uit zijn Indische tijd en enkele velletjes beschreven pa pier waarop stond: „Uit de papie ren Apost. Vic. Scholten" en daar achter onderstreept Multatuli. Ik kan niet beschrijven wat ik toen voelde". Alvorens het Multatuli-genoot- schap van zijn vondst te verwitti gen, verzekerde Dieriek zich er van of de bewuste brieven niet al wa ren opgenomen in de Verzamelde Werken van Multatuli. Dat bleek niet het geval en de droom van ie der amateur-historiscus werd voor Dieriek werkelijkheid. Oneindig geduld en nauwkeurig speurwerk dat in de meeste gevallen tot niets meer dan plezier in een hobby leidt, werd dit keer met een ware vondst gehonoreerd. kun je rekenen op eerbetoon. Maar als dat beeld er eenmaal is, wordt het neergezet op het kleinste en meest achterbakse pleintje van de hele stad. En daamree doe je de kunstenaar in kwestie, hoeveel geld je hem ook geeft, onrecht. En dat hoge honorarium kan dat on recht, dat gebrek aan achting voor persoon en werk die eruit spreekt, niet ongedaan maken". - Je hebt je in dit boek moeten schrijven over een grote hoeveeheid muziek, die jezelf niet zo mooi vindt. Laatje dat ook blijken? Het gaat tenslotte om een wetenschap pelijk werk. Leo Samama: „Van een groot deel van de muziek die in mijn boek aan de orde komt, zal ik heus niet wakker liggen. Maar ik heb het tot mijn taak gerekend te informe ren over de stand van zaken. En dat dan ook zo objectief mogelijk. Dat is de ethische, de wetenschap pelijke kant van mijn werk. Maar anderzijds ben ik ook mens en in dividualist genoeg om toch ook mijn eigen mening te laten spre ken, dat is de estetische kant. Dat is dan altijd duidelijk merkbaar. Ik haal die twee aspecten niet door el kaar". „Ik heb geprobeerd op de stoel te gaan zitten van de geinteresseerde gemiddelde luisteraar in de zaal van het Muziekcentrum, die met interesse naar de moderne muziek luistert. En ook met de oren van die luisteraar. Voor die mensen is het boek begrijpelijk geschreven. Zeker, er staan veel notenvoorbeel den in, maar het is absoluut niet nodig die te kunnen lezen om mijn boek te kunnen begrijpen. Pas toen de tekst helemaal af was, heb ik die voorbeeldèn erbij gezocht". - Achterin je boek geef je een lijst van ruim honderdvijftig Neder landse componisten. Daarbij heb je de belangrijksten onder hen gecur siveerd. Dat zijn er precies zeven, te weten Bernard Zweers, Alphons Diepenbrock, Matthijs Vermeulen, Willem Pijper, Henk Badings, Ru- dolf Escher en Ton de Leeuw. Is dat niet wat weinig? „Nee. Met deze componisten be doel ik dan ook mensen die het kunnen opnemen tegen buiten landse componisten zoals Roussel, Hartmann, Britten en Frank Mar tin, om slechts enkelen te noemen. In een tijdvak van zeventig jaar is eigenlijk zes al veel. Zweers en Diepenbrock heb ik gecursiveerd omdat Reeser die in zijn boek ook belangrijk vond. Als overgang van Leo Samama, auteur van Zeventig jaar Nederlandse muziek door Wim Henk Bakker het ene boek naar het andere". „Nu ik toch de naam van Eduard Reeser ter sprake breng. Deze mu sicoloog, nog steeds even briljant ondanks zijn 78 jaren, is mij tot grote steun geweest bij het schrij ven van dit boek. Hij heeft alle hoofdstukken doorgelezen, me be hoed voor onzin, me geleerd me af te vragen: heb ik het wel zo opge schreven dat de lezer ook begrijpt wat ik bedoel. Ik ben hem daar voor zeer dankbaar". „Verder al die namen. Ja, die staan er in, maar men moet niet denken, dat men in dit boek van al die mensen biografieën zal vinden. Die kan men in ieder goed naslag werk vinden. Ik vertel over de ont wikkeling van het muziekleven, de organisatorische structuren, ik zorg voor het vlees tussen de bot ten". - Je hebt in dit boek ook de perio de van de Tweede Wereldoorlog moeten behandelen. Ben je niet ge schrokken toen je zoveel namen te genkwam in je bronnen van men sen die toen verkeerde paden be wandelden en met wie je nu weer in aanraking komt? „Ja. Ik kan hier dit over zeggen. Met Marius Flothuis ben ik het eens, dat niet iedereen per sé een held hoeft te zijn, je mag neutraal blijven. Er zijn ook domme men sen geweest. Maar er zijn ook men sen geweest, die welbewust het foute pad zijn opgegaan. Een sleu telfiguur in de oorlogstijd is na tuurlijk de componist Henk Ba dings. Een man, die ik een van de belangrijkse componisten van de ze eeuw vind. Je kunt hem terug vinden in het rijtje dat je net hebt opgenoemd". „Maar je kunt als mens iets fouts doen en toch goed componeren. Ik heb met hem over de oorlogsperio de, juist omdat hij een sleutelfi guur was, menigmaal contact ge had. Ik geloof dat we in goed ver trouwen hebben samengewerkt. Hij droeg zelfs feiten aan, die ik nog niet kende. Wist ook bronnen „Ik heb ook met mensen gespro ken, aan wie ik heb gevraagd: hoe ging dat nou na de oorlog, je hebt gewoon doorgewerkt en toch ben je in 1945 niet op je vingers getikt. Het antwoord was dan: ach, het was gauw vergeten, of: ik heb m'n concertpraktijk een paar jaar in het buitenland voortgezet". „Maar ik heb juist dit deel van mijn boek met de grootst mogelij ke afstandelijkheid gschreven. Ik ben zelf jood, weet wat er met de joden in het Nederlandse mu ziekleven gebeurd is, maar juist daarom onthoud ik mij van elk oor deel. Wel heb ik vastgesteld, dat de Ereraad vlak na de oorlog tot vreemde vonnissen kwam. Het is dan ook begrijpelijk, dat iemand als professor Reeser daaruit is weg gelopen". Popmuziek - Terug naar de muziek. Midden in de jaren zestig raakte de com municatie tussen componist en pu bliek volldig verstoord. Het was de tijd van achtenveertig man op het podium en negen man in de zaal, van wie drie betalend. Die commu nicatie wordt nu weer, zij het moei zaam, hersteld. Hoe? „Een moeilijke en gecompliceer de vraag. Je hebt gelijk als je stelt dat er weer componisten zijn die tonaal componeren. Maar die te ruggang naar de tonaliteit kan ook een puur wetenschappelijke, een akoestische reden hebben. Om bet moeilijk te zeggen, het is wellicht een audio-fysiologische kwestie: het kan zijn, dat de mens onder alle klanken door toch altijd weer on bewust of zelfs bewust weer grond tonen hoort. Dat is dan iets voor een componist om goed rekening mee te houden". „Een ander relevant punt hier: de plaats van de muziek in de maatschappij. Eens was het zo dat de maatschappij aan de componist om muziek vroeg. De melkboer be stelde een compositie voor het hu welijk van zijn dochter. Die tijd is voorbij. De componist biedt het publiek zijn muziek aan. Wellicht dat in die verhouding nog eens ver andering komt, hoewel ik dat voor lopig niet geloof'. „Maar dit alles maakt het juist zo belangrijk dat er een geschiedenis van de popmuziek geschreven wordt. Want dat is de muziek die de maatschappij vraagt. Dus daar naar moet een goed wetenschappe lijk onderzoek gedaan worden. Musicologen moeten zich dus voor popmuziek gaan interesseren". - Tot slot: Je bent zelf componist, je werk wordt in binnen- en buiten land regelmatig gespeeld. Maar je eigen naam komt in het boek niet voor. „Ik kan niet over mezelf schrij ven. Ik kijk tegen de achterkant van m'n muziek aan, die ik als het ware het podium opduw". - Je bent musicoloog en als zoda nig moet je in staat zijn je eigen muziek te karakteriseren. Doe dat nou eens. „Goed. Ik ben een leerling van Rudolf Escher. Ik werk met the ma's, hechte thema's. Vein belang vind ik ook duidelijk herkenbare spanningscurves, die mede voor de emotionele overdracht moeten zor gen. Heel grof kun je mijn muziek in twee genres indelen, de rituele muziek, waarin het Apollinische deel van mijn kakrakter tot uiting komt en de lyrische muziek, waar in het Dyonische deel van mijn ka rakter naar voren komt. En de bes te werken vind ikzelf die, waarin beide aspecten bijeen komen. Wat dat betreft ben ik het helemaal eens met Mozart. Die heeft gezegd: Musik muss ein Mittelding sein, het midden houden tussen hoofd en hart". AMSTERDAM (GPD) - De statige hofleverancier van sigaren in Am sterdam, de al 160 jaar befaamde firma P. G. C. Hajenius, heeft een kunstzinnige manier gevonden te gen de grafitti-plaag. De Amster damse kunstenares Margot van de Stolpe werd gevraagd een ontwerp te maken voor een drieluik waarbij de omvang en plaats van het drie luik tevoren als vaststaand moest worden beschouwd. Namelijk op de rolluiken voor de twee etalages en de entree van de monumentengevel aan het Rokin. Eén drieluik op rol luiken. Directeur B. W. Ebbinge: „Het idee om door kunst op rolluiken de grafitti tegen te gaan en een zaak ook 's avonds wat meer allure te ge ven is niet nieuw. In New York wordt zoiets al veel vaker toege past. Maar voor Amsterdam is er wel degelijk sprake van een pri meur". Het is het Amsterdamse bu- ro Promotional Design geweest dat zich georiënteerd had in Amerika en het idee voor de firma uitge werkt heeft. Twee kunstenaars in de dir- brush-techniek, Rogier Volger en Taco Keers zijn drie dagen bezig geweest het ontwerp van de kunste nares op de rolluiken aan te bren gen. De lamellen van het rolluik be moeilijkten weliswaar het gedetail leerd werken, maar daar tegenover staat dat de lamellen weer een heel eigen relief geven aan het uiteinde lijke resultaat. Voor de firma is het niet de eerste keer dat er gelcozen is voor het werken met hedendaagse kunt. Vo rig jaar nog introduceerde de fir ma kunst per sigarenkist. De Coro na dell'arte. Een kist met 25 coro na's, met op de cederhouten kist een reproductie van een litho, die in de kist als origineel terug te vinden was. Om iedere corona zat boven dien een sigarenbandje met een ontwerp van diezelfde kunstenaar. Drie kunstenaars deden aan deze actie mee, Hans Bayens, Sierk Schroder en Jean Paul Vroom. Hoe wel de prijs van 380 gulden voor een kistje die kunst nu niet direct voor iedereen toegankelijk maakte, blijkt de oplage van driemaal vijf honderd stuks nu toch uitverkocht. Anders dan de kunst per kist, is het drieluik per rolluik wel voor een groot publiek te genieten. Al zullen ze dan voor negen uur 's morgens of na zes uur 's avonds op het Rokin aanwezig zijn. Dan zijn die rolluiken naar beneden. De grafitti in de binnenstad en de vele gesloten rolluiken in de avonduren zijn de Hajenius-direc- teur al jaar en dag een doom in het oog. En ter voorkoming van even tuele grafitti over het kunstwerk, heeft hij een speciale beschermende coating aan laten brengen over het kunstwerk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 19